• No results found

Milieubehoud en innovatie in de industrie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Milieubehoud en innovatie in de industrie "

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jaaroverzicht Socialisme en Democratie 1988

Artikelen Albeda, W.

Beek, Relus ter!Bob de Ruiter Berg, J. Th.J. van den Berg, J. Th.J. van den Bergh, Greetje van den Beus, Josde

Blokland, Hans Blom, Rikl Jim Schuyt Catz, Folkert!Ruud Vreeman Cramer, Nico

Dankert, Piet Derksen, Wim Douma, Kris

'Schuivende Panelen': het belang van de vakbewe- ging

Utopisme, realisme en de born In memoriam Willem Drees ·

Massamedia en sociaal-democratische beginselen van · cultuurpolitiek

Een-dimensionaal socialisme?

Zachte argumenten voor een hard liberalisme. Over Kinnegings 'Liberalisme'

Sociale cultuurspreiding: complot of ideaal?

Helpers weg: de volkshuisvesting de jaren negentig in De vakbeweging voorbij? 'Schuivende Panelen' over arbeidsverhoudingen

Drees - dertig jaar later Schuivende Panelen op de markt

Naar een pluralistisch socialisme. De PvdA en de ge- meente

Arbeidstijdverkorting, herbezetting en controle: di- lemma's in het werkgelegenheidsbeleid

Driel, Pieter van/ Joram Krozer Milieubehoud en innovatie in de industrie Driel, Simon van Weinig visie op sociale zekerheid

Dubbeld, D.IM. Hilgersom/P. ldenburgl Produktiecooperaties in Nederland: het dilemma van W.J. van Noort/C.l. de Ia Rambelje/ verzakelijking en marginalisering

G.C.A. Seiger Dijk, /neke van Emmerij, Louis Gablentz, Otto von der Gaultier de Ia Ferriere, Jacques Harmsen, Ger

Hartmans, Rob

Havermans, Jos/Michel Gijselhart Heering, Aart

Heiden, Jan van! Jan S/ijkhuis Huitzing, An

Janssen, R. T.J:D.

Junger- Tas, Josine Kalma, Paul Korevaar, Kees Kroes, Rob Kunneman, Harry Leijnse, F.

Lier, Th. van

Individual,isering en solidariteit

Over zwevende panelen in no-nonsense tijd Frankrijk, de Frans-Duitse samenwerking en de Europese veiligheid: de Duitse reactie

Frankrijk, de Frans-Duitse samenwerking en de Europese veiligheid: de Franse positie

Hollandse kneuterigheid: Kalma bewondert dena- tuur op sterk water

Het socialisme van Willem Banning. Bij de honderd- ste verjaardag van een 'vergeten' ideoloog

'De onmiskenbare tragiek van Jacques de Kadt'. Een interview met J.M. den Uyl

Boecharin, Togliatti en het stalinisme in ltalii:

De andere provincie: een evaluatie van de college- programma's 1987-1991

Opvoeden is geen kinderspel

Arbeidsvoorzieningenwet: arbeidsmarktbeleid op af- stand

Criminaliteitspreventie in de praktijk

Een 'New Deal' voor de jaren '90? De leerzame koerswijziging van Amerika's Democraten Vakbondswerk in bedrijven

De Amerikaanse Democraten na acht jaar Reagan De betekenis en de beperkingen van het postmoder- nisme als politieke filosofie

De blijvende noodzaak van een rechtvaardig inko- mensbeleid

In memoriam Joop den Uyl

67-68 218-224 171 265-270 69-71,91 335-340 349-354 182-185,188 105-109 370 31-32 118-123 39-44,49 3-7' 14 36-38

112-117 72-74 33-35 103-104, 109 95-103 332-334 8-14 129-132 235-240 45-49 214-217 301-304 355-362 308-313 172-176, 181 261-264 201-213 285-297 22

(2)

Linschoten, R. Flexibiliteit, geen vrijblijvendheid. Over de koppe- Berg,

ling van 1onen en uitkeringen 177-181 Gerri.

Meijer, Wim Het debat moet eigenlijk nog beginnen. Kanttekenin- Fortu

gen bij een WBS-rapport . 329-331 Hart1

Mulder, Bertus Naar een Europees sociaal beleid 143 Kalm

Oe/e, A.P. Schone brandstof voor de motor van het socialisme.

Verkenningen in het grensgebied van pragmatisme en Krop,

ideo Iogie 321-328 Traa,

Oversloot, J. Aleksandr Zinovjev en het wachten 165-170

Patijn, S. Regionaal beleid: een nieuw begin? 186-188 Boekt

Pels, Dick lntellectuelen-socialisme in Nederland 1894-1940 133-139, 155 Achtt Priemus, Hugo Vierde Noia over de Ruimtelijke Ordening: vee!

nota, weinig beleid 229-234, 240 Beer,

Prank, Jan Over politiek en economisch pluralisme. Kantteke-

ningen bij een studie over sociaal-democratie en BranG

mensenrechten 249-260

Ribberink, Anneke De spanning tussen gelijkheid en verschil. Twintig Hoff'

jaar feminisme in Nederland 145-155

Roethof, Hein Het primaat van de vrijheid. Over seksualiteit en Ippel,

strafrecht 63-66

Rozemond, S. 'Schuivende Panelen' en Europa 18-19

Schrijver, Nicol Joan Veri oren van De Derde Wereld tussen Schuivende Panelen Koois

Themaat 140-142

Toorn, Willem van De schrijver, een dissident? 15-17, 19

Varkevisser, J. Gespiegeld in de tijd. De ontwikkeling van de AOW 225-228

Verwey-Jonker, H. Argumenten v66r een bevolkingspolitiek 298-300, 318 Kore~

Wal/age, Jacq. Regeren in een luchtbel 110-111

Wiebrens, Casper Politiesterkte: verdeling van veiligheid of van voor- Ment;

rechten? 363-369 Noor1

Zonneve/d, Michie/ De PvdA en de mythe van de indolente jeugd 305-307

Ooste Commentaren

Beer, Paul de Loonkosten 127

Bergh, Harry van den Israel 40 jaar 93

Castricum, Frits Het beweegt 1 Perry,

Gortzak, Wouter Emotie en politiek 347

Gortzak, Wouter Vuurproef in Moskou 163

Kalma, Paul Liberalisme 29 Rosca

Kam, C.A. de Belastingen moeten omlaag 247

Molleman, Henk Op koers 283 Sicca1

Prank, Jan Links belasten, maar met mate 319

Siccama, Jan Geert Zogenaamde vrede en veiligheid 61 VerriJ

Tromp, Bart Koude douche 199

Wit, 'j Gedicbten

Altena, Ernst van De Roman van de Roos (vers 521-572), Guillaume de Woltg

Lorris; De Roman van de Roos (vers 4263-4302),

Jean de Meung 20-21

Bloem, Rein Drie betrokkenen 382

Leeflang, Ed De daktuin 241 Pen 01

Tentije, Hans Over ons 124

Timmer, Charles B. Eduard Limonov 314

Verstegen, Peter Nachtgedanken/Nachtelijke gedachten, Heinrich

Heine 75-77

Verstegen, Peter Nachtgedanken II 189-190

Vroegindeweij, Rien Familiefoto; Zomerhuis 156

Vroegindeweij, Rien In het Kralingse bos 341

Weemoedt, Levi Het natuurreservaat der rijken (Liedje) 271

Winkler, Kees Bosbaan-restaurant; 19 september 1987 50

Signalementen

Berg, J. Th.J. van den Het CDA tussen Zijlstra en Lubbers 51-53

(3)

Berg, J. Th.J. van den Gerrits, Andre Fortuin, Johanna Hartmans, Rob Kalma, Paul Krop, Marnix Traa, Maarten van Boeken

Achterhuis, Hans Beer, Paul de Brands, M. C.

Hoffman, Leen 1ppel, Pieter

Kooistra, Sander

Korevaar, Kees Mentzel, Maarten Noort, W. J. van Oosterbaan, Warna

Perry, Jos

Roscam Abbing, E. W.

Siccama, J.G.

Verrips, Ger Wit, Th. W.A. de Woltgens, Thijs

Pen op Papier

Journalistieke gemakzucht

Bondgenoten binnen zekere grenzen Cultuur in 't lijf

1988: Banning redivivus?

Sociaal-democratie en de onschuld van het andersom den ken

Een Duits verlangen naar Europa Overtuiging en wetenschap

Lolle Nauta, De factor van de kleine c - Essays over culturele armoede en politieke cultuur

J. J. van Hoof, De arbeidsmarkt als arena: arbeids-

marktproblemen in sociologisch perspectief Paul Scheffer, Een tevreden natie. Nederland en het wederkerend geloof in de Europese status quo H.A. van Stiphout, Tussen loyaliteit en satisjactie in de consumptiemaatschappij

Kees Schuyt en Romke van der Veen (red.) Dever- deelde samenleving. Een in Ieiding in de ontwikkeling van de Nederlandse verzorgingsstaat

R.M.J .M. Bos en K. Groen veld, Informatisering en samenleving; Wetenschappelijk lnstituut voor het CDA, Technologie in een verantwoordelijke samen- leving

Bewogen Beweging. Sociaal-democratie als program en methode

P. de Ruijter, Voor volkshuisvesting en stedebouw Ch.A. de Ruyter-de Zeeuw, De eerste rode wethou- ders van Rotterdam

Fenna van den Burg en Jan Kassies, Kunstenaars van Nederland! Om eenheid en zeggenschap. Het ont- staan van de Federatie van Kunstenaarsverenigingen en de Raad voor de Kunst, 1942-1950

Jan Bank e.a., In dienst van het gehele volk. De Westeuropese sociaal-democratie tussen aanpassing en vernieuwing, 1945-1950

Edwin Wolffensperger, De kwaliteit van de gezond- heidszorg

Tweede-Kamerfractie PvdA, Vrede en Veiligheid in Europa

Paul Kalma, Het socialisme op sterk water. Veertien stellingen

Dick Pels, Macht of eigendom? Een kwestie van in- tellectuele rivaliteit

Jos de Beus en Flip Vuijsje (red.), Politieke econo- mie;

273-275 157-159 315-316 190-192 375 272-273 125-126

23-25 78-81 275-280 378

26-27

53-55 342 55-57 159-162

242-244

196-198 81-86 58-60 244-246 192-196

Flip de Kam, Het geheim van de schatkist 280-281 87-91,317-318

(4)

Het beweegt

(Wat voorafging: Achtereenvolgende kabinetten van CDA en VVD waren van mening dat de auto meer ruimte inoest krijgen. 'Blij dat ik rij' blij. Waarschu- wingen over de consequenties van dat beleid op tange- re termijn werden in de wind geslagen. 'Blij dat ik rij' opnieuw blij. Pa Spoo'r niet echt boos maar stilletjes bedroefd.)

Maar zie.

Het politiek denken beweegt.

Er wordt geschoven. Stilstand wordt vooruitgang.

Het denken over schijnbaar onbewogen rijen auto's in ochtend- en avondspits maakt het zwerk zwanger van integraal beleid.

Economie en milieu gaan hand in hand.

Trein en bus en auto spreken plots - verwachtings- vol - uit een mond. In koor vragen ze om meer, kan het zijn voor alledrie. Maar vooral meer asfalt. In de lengte en de breedte, in de hoogte en de diepte als dat mag. Ook meer treinen, dubbeldekkers en mooie bus- sen met kopjes koffie en 'n krant.

Het beweegt.

Het Parool (7 december 1987): 'Minister Smit-Kroes trekt ten strijde tegen de auto'. En: 'Ik lijk wei een bekeerlinge', zegt ze bijna verontschuldigend aan het einde van het gesprek.'

Het vlees stooft in de patten. Alles op wielen hapt gretig toe.

Bewogen, zeer bewogen, vraag ik me Iangzamerhand af: Welke kool wordt ons nu toch weer gestoofd?

Frits Castricum Lid van de Tweede Kamer voor de Partij van de Arbeid

socialisme en democratie nummer 1

januari 1988

(5)

socialisme en democratie

nummer 1 2

januari 1988

(6)

Milieubehoud en innovatie in de industrie

De milieuproblemen in ons land worden voor een belangrijk dee! veroorzaakt door industriele produk- tie. Deze produktie zal de komende decennia onge- twijfeld verder toenemen, ook al zal het aandeel van de industrie in het Bruto Nationaal Produkt (BNP) waarschijnlijk vee! geringer worden. Om de aantas- ting van natuur en milieu terug te dringen is het dus van het grootste belang om te komen tot een schonere industrie. In dit artikel gaan we na welke bijdrage technologische ontwikkeling daaraan kan leveren. We onderscheiden en bespreken een tweetal principieel verschillende benaderingen. In de eerste en nu domi- nante benadering gaat het vooral om zuivering en afvalverwerking. In de tweede benadering staan her- gebruik en schonere technologie centraal. Vooral een combinatie van beide benaderingen is ecologisch en economisch veelbelovend, maar vereist wei een aan- passing van overheidsbeleid en van de nu gebruikelij- ke vormen van milieubeheer in de industrie.

Technische ontwikkeling ten behoeve van milieube- houd

In de afgelopen honderd jaar maakten technische 'doorbraken' (chemie, elektriciteit, benzinemotor) een heel scala aan vaak zeer uiteenlopende toepassin- gen mogelijk (kunststoffen, kleurstoffen, pesticiden, mechanisatie landbouw, huishoudelijke apparaten, auto's). Vele decennia lang ging - mede vanwege relatief !age grondstofprijzen - bij research and deve- lopment de aandacht vooral uit naar toepassingen die een reductie van de arbeidskosten mogelijk moesten maken. Intussen konden schadelijke stoffen tot verna de Tweede W ereldoorlog vrijwel gratis in de natuur worden gedumpt in de vorm van afval, uitstoot en lozingen. Toekomstige uitputting van energie en grondstoffen en de huidige overbelasting van ecosys- temen worden vanwege de gebreken van het prijs- mechanisme niet of te laat gesignaleerd. De vergaande verwaarlozing van milieu-aspecten maakt een steeds ingrijpender milieubeleid noodzakelijk opdat bedrij- ven de afwenteling van milieuproblemen tot een maat- schappelijk meer aanvaardbaar peil terugdringen. Wil men het volume van de produktie niet drastisch redu- ceren, dan is men daarvoor aangewezen op technische oplossingen.

Er zijn twee principieel verschillende benaderingen mogelijk om met behulp van de ontwikkeling en toe- passing van technologie een schonere industriele pro- duktie te realiseren.

Ten eerste kan men streven naar het voorkomen van de schadelijke gevolgen van de stroom van afval/

emissies door deze stroom zoveel mogeiijk 'schoon te

maken'. Er zijn aparte technieken ontwikkeld om een aantal van de schadelijke stoffen in emissies en afval te isoleren en deze zo goed en zo kwaad als dat gaat onschadelijk te maken. Het gaat hierbij om zuive- ringstechnologie die aan het produktieproces wordt toegevoegd ('end-of-pipe' technologie) en afvalver- werkings-technologie.' Toepassing daarvan Ievert vooral een bijdrage aan vermindering van de vervui- ling en (in beperkte mate) van overbelasting van eco- systemen (bijvoorbeeld herstel van het zelfreinigend vermogen van stromend water).

mogelijkheden voor milieubeheer in de industrie schoon-

maak tech- nieken

hergebruik technieken

'good house- keeping' schonere technolo- gie

- toegevoegde zuiveringssystemen (end-of- pipe technologie); afvalverwerking.

- idem, maar een zo groot mogelijke afstem- ming op en integratie in het produktieproces onder meer door systematische scheiding en behandeling van afvalstromen.

- technieken waarmee gebruikte grond- en hulpstoffen - mede met behulp van schoon- maaktechnologie - herwonnen en gerecycled kunnen worden.

- o.m. beter onderhoud, tijdige vervanging van afsluiters, kleppen, etc.

- verhoging van procesbeheersing en tijdige onderkenning van milieuproblemen door middel van meet-en regelapparatuur

- proces-modificatie (en/of een ander ont- werp van produkten) gericht op vermindering van het vrijkomen van schadelijke stoffen in het produktieproces

- produktinnovatie zodat minder milieube- lasting in de fasen van consumptie en afval resulteert (bijv. geluidsarme produkten; repa- reerbaarheid e.d.)

Ten tweede kan men proberen de oorzaken aan te pakken door de omvang van de stroom van afval en emissies in te dammen en/of de samenstelling te wijzi- gen. Dan zijn een zo zorgvuldig mogelijke bedrijfs- voering ('good-house-keeping'), toepassing van her- gebruik-technieken, meer aandacht bij produkt- en procesinnovaties voor besparing op energie- en grond- stoffen en voor het gebruik 'van minder schadelijke stoffen (inputsubstitutie) van belang. 2 Zowel de ver- vuiling als de uitputting van schaarse (al dan niet hernieuwbare) hulpbronnen wordt op deze manier tegengegaan.

Pieter van Oriel/ Joram Krozer

Van Oriel is medewerker van de Wiardi Beckman Stichting; Krozer is medewerker van de Studiegroep Milieu en Economie van het Landelijk Milieu Overleg. Dit art ike/ is gebaseerd op een rapport ten behoeve van de Studiegroep dat op het punt staat te verschijnen.

socialisme en democratie nummer 1

3 januari 1988

(7)

socialisme en democratie nummer 1

De beperkingen verbonden aan schoonmaaktechnolo- gie

De milieu-aantasting wordt in de industrie tot op heden vooral aangepakt volgens de eerste benadering.

Dat lijkt een aantrekkelijke oplossing. Aan milieu- eisen kan meestal voldaan worden zonder de bestaan- de technologie te wijzigen zodat de continulteit van de produktie niet in gevaar komt. Er is inmiddels een 'milieuproduktiesector' ontstaan die de benodigde ap- paratuur en kennis !evert. Deze 'produktiesector' heeft belang bij de verdere ontwikkeling en toepas- sing-op-grotere-schaal van deze technieken. 3 In grote- re bedrijven is het milieubeheer geleidelijk aan gelnsti- tutionaliseerd: een aparte stafafdeling is ervoor ver- antwoordelijk dat bedrijven aan de milieu-eisen vol- doen. De betrokken personen hebben geen formele bevoegdheden ten aanzien van de eigenlijke bedrijfs- voering en investeringsbeslissingen. Daarmee blijft de nadruk liggen op toegevoegde zuivering.

Zo langzamerhand worden de beperkingen van deze aanpak zichtbaar. We zullen dat illustreren aan de hand van toegevoegde zuivering.

(a) Zolang de produktie van schadelijke stoffen in de industrie toeneemt moet de zuiveringscapaciteit ver- hoogd worden om de jaarlijkse uitstoot op het zelfde peil te houden. Die uitstoot is echter bij de huidige kennis omtrent de milieu-effecten a! vee! te hoog. De milieu-eisen zullen dus scherper moeten worden. 4 Dat leidt onvermijdelijk tot hogere kosten.

Immers, per eenheid bestreden emissie per bedrijfstak en stof !open de kosten sterk uiteen. Bij een beperkte reductie kan men in principe volstaan met emissiebe- strijding waar dat het minste kost. Naarmate de lande- lijke uitstoot verder teruggedrongen moet worden is het onvermijdelijk om ook daar emissies te reduceren waar dat duurder is.

Een verdere emissiereductie per bedrijf vereist een specifieke afstemming van de aan te schaffen appara- tuur op het eigenlijke produktieproces. Milieuvoor- zieningen moeten dan min of meer op maat worden gemaakt, hetgeen standaardisatie - en dus kostenre- ductie door schaalvergroting - belemmert. Het resul- taat is ook dan nog lang niet altijd voldoende, zodat men gedwongen wordt om de resterende emissies met relatief dure technieken te zuiveren. Bij een gegeven stand van techniek gaan bij verdergaande milieu-eisen de milieukosten voor de industrie a! met a! sterk omhoog. Het gevaar daarvan is dat, zeker in een tijd van hoge werkloosheid, het verzet tegen een krachti- ger milieubeleid groot zal blijven.5

Toegevoegde technologie die niet wordt gecombi- neerd met hergebruik is nauwelijks relevant voor be- perking van de toenemende afvalstromen en uitput- ting van schaarse grondstoffen. Zij !evert dus geen bijdrage aan lagere produktiekosten, maar kost het bedrijf aileen maar geld. Het 'produkt' !evert het bedrijf slechts een vergunning op.

(b) Toepassing van zuivering- en afvalverwerkings- technologie heeft tot op heden maar beperkte resulta- ten opgeleverd. Door de overheid en industrie is sinds het begin van de jaren zeventig fors gelnvesteerd in zuiveringscapaciteit. Niettemin is hierdoor de vervui-

januari 1988 4

ling door stoffen als zware metalen, NOx, en koolwa- terstoffen nauwelijks teruggedrongen. De emissie van

so2

is weliswaar fors gedaald, maar hier speelden ook andere factoren een rol zoals energiebesparing, voor- bewerking van brandstoffen, gebruik van het schone- re aardgas, en efficientere technieken om energie op te wekken. De resultaten van zuivering zijn bovendien in een aantal gevallen bedriege!ijk. Na zuivering moeten de gelsoleerde en geconcentreerde stoffen gestort of verwerkt worden (vgl. de problemen met zuiverings- slib en vliegas).

(c) Zuiveringstechnieken worden vooral ontwikkeld in reactie op emissienormen. De hoogte van die normen kan eigenlijk aileen gerechtvaardigd worden op basis van inzicht in zogenaamde 'dosis-effect-relaties'. Dit type milieubeleid is daardoor vrijwel altijd reactief, en leidt vaak tot een lange strijd over de vraag of vol- doende bewezen is dat bepaalde stoffen tot ernstige milieuproblemen leiden (vgl. de ozonproblematiek).

Meer aandacht voor innovatie op het gebied van schoonmaaktechnologie wordt gelukkig steeds meer bepleit, maar in het technologiebeleid is daar nog maar weinig van te merken. Als men de ontwikkelin- gen op dit gebied in kaart brengt6 dan blijkt dat innovatie op dit gebied weliswaar een noodzakelijke maar allerminst een voldoende voorwaarde is voor milieubehoud. Het beeld voor de nabije toekomst verschilt niet wezenlijk van de ervaringen in de afgelo- pen periode. Voor een aantal stoffen kan de efficientie van zuivering zonder twijfel belangrijk verhoogd wor- den. Om de belangrijke, maar beperkte mogelijkhe- den die innovatie biedt ook te realiseren zal er dan we!

fors gelnvesteerd moeten worden.

Voor sommige stoffen bieden nieuwe uitvindingen (met name milieu-biotechnologie en membraantech- nologie) belangrijke perspectieven, maar voorzover men daar inzicht in heeft zullen de kosten van toepas- sing de komende decennia nog erg hoog zijn. Ook zijn er schadelijke stoffen waarvoor nog geen effectieve zuiveringstechnieken zijn gevonden.

De (potentiele) betekenis van hergebruik en schonere technologie

Voor de industrie vormen niet aileen de toenemende kosten van zuivering en afvalverwerking een pro- bleem. Steeds meer ondernemingen ondervinden ook langs andere ·wegen financiele gevolgen van milieu- aantasting: aantasting van gebouwen, hogere kosten van voorzuivering van water, het wegvallen van inves- teringsmogelijkheden, risico's van contaminatie van bepaalde produkten, hoger ziekteverzuim en dergelij- ke. Het wordt daarom eigenlijk ook voor bedrijven steeds relevanter om te onderzoeken of men een effi- cienter milieubeheer kan realiseren via de tweede be- nadering die we hierboven hebben geschetst. lmmers, de aard van de gebruikte grond- en hu!pstoffen, en de omvang en wijze waarop ze worden gebruikt zijn bepalend voor de uiteindelijke behoefte aan zuivering.

De stroom van stoffen die het bedrijf verlaat in de vorm van emissies, lozingen en afval maakt onderdeel uit van de materialenstroom in een industrieel bedrijf.

Emissies en afval zijn te beschouwen als het weg-

VI

b: e< a: H gl E

y,

~

I

[

"

(8)

:olwa- ie van IIlOOk voor- :hone-

~op te lien in 10eten ort of :rings- leldin )rmen

1 basis

;'. Dit ief, en If vol- lllstige iek).

j van

meer ,r nog lkelin-

•t dat :elijke . voor komst ,fgelo- cientie

;I wor- tijkhe- mwel ,ling en ntech-

~zover

oepas- lkzijn ectieve

tonere :nende

1 pro- m ook nilieu- wsten

!inves- ie van

rgelij-

·rijven n effi- de be- tmers,

; en de

;t zijn

;ering.

' in de 'erdeel

~drijf.

: weg-

gooien van 'onbruikbare' grond- en hulpstoffen waar- voor het bedrijf wei heeft moeten betalen. Een spaar- zamer gebruikt van energie- en grondstoffen leidt niet aileen tot besparing op directe produktiekosten, maar reduceert in het algemeen tevens emissies van schade- lijke stoffen en afval.

Ook komen vee! kleine ongelukken voor, mede als gevolg van onvoldoende voorzorgsmaatregelen en achterstallig onderhoud. Ongevallen zoals die van tijd tot tijd in de publiciteit doordringen (Seveso, Bophal, Sandoz), zijn spectakulair, maar in aantal niet meer dan het topje van de ijsberg. Een verhoging van veiligheid en verminderd(e) blootstelling aan en ge- bruik van schadelijke stoffen kunnen bijdragen tot een betere arbeidsproduktiviteit en lagere risico's van aansprakelijkheid bij ongevallen en milieuschade.

Het lijkt dus plausibel dat, technisch en economisch gezien, de tweede benadering van betekenis kan zijn.

Een aantal ontwikkelingen bevestigt die indruk:

- Toenemende efficientie in energie- en grondstof- verbruik.

Uit de statistieken blijkt dat in de periode 1970-80 in hoogontwikkelde Ianden het gebruik van een aantal belangrijke grondstoffen sterk achterbleef bij de toe- name van industriele produktie. Deze ontwikkeling wordt vooral veroorzaakt door een tweetal structurele veranderingen. Ten eerste: verschuivingen in de indus- trie zelf (zoals stagnatie en achteruitgang in traditione- le sectoren als de bouw, scheepsbouw en staalindus- trie; een toenemend gebruik van kunststoffen in plaats van metalen, en een groter gewicht van hoogwaardige, kennisintensieve produkten), die overigens niet altijd_

gunstig voor het milieu zijn. Ten tweede: een grotere efficientie in het gebruik van grondstoffen en energie7 die we te dank en hebben aan de altijd aanwezige drang in de industrie om kostenbesparingen te realiseren.

lndien het mogelijk is om in het milieubeleid van de overheid en in het milieubeheer in de industrie dit be- sparingsmotief te benutten, dan moet dat tot een versnelling van dit proces kunnen leiden.

- Ervaringen met preventief milieubeheer in bedrij- ven.

Een reeks studies8laat zien dat een relatief gering maar toenemend aantal bedrijven het beter integreren van milieubeheer in de bedrijfsvoering en de ontwikkeling van schonere technologie van belang acht om tot kostenreductie te komen. In een groot aantal van die gevallen bleek dat er vergaande besparingen op het gebruik van materialen gerealiseerd konden worden die gepaard gingen met een aanzienlijke vermindering van lozingen en emissies. Het bleek ook dat de eerste stappen om preventie te realiseren vaak neerkomen op minder ingrijpende aanpassingen zoals tijdige signale- ring van milieu-problemen (meet/regelapparatuur), beter onderhoud (lekkages) en scheiding van afval- stromen (effectieve zuivering, meer hergebruik). In een flink aantal gevallen behoefden slechts bescheiden kosten gemaakt te worden om toch tot een emissie- en afvalreductie te komen in de orde van twintig tot tachtig procent binnen twee

a

drie jaar.9

Op grond van enkele honderden voorbeelden van

beperking van produktie van afval en emissies in de VS meent het Office of Technology Assessment in een rapport aan het Congres dat een daling van afval en emissies in de industrie in de orde van vijf tot tien procent per jaar in een periode van tien jaar mogelijk is.

- Ontwikkelingen op het gebied van procesinnova- tie10

Men moet zich realiseren dater pas betrekkelijk recen- telijk sprake is van een toegenomen aandacht voor preventie. Daar komt bij dat wetenschappelijk onder- zoek op dit gebied enige tijd nodig heeft om tot resultaten te komen. Niettemin blijkt nu reeds uit internationale overzichten over de periode 1979-1986 dat een dee! van de procesinnovatie een schonere produktie mogelijk zou maken indien ze de komende periode op grotere schaal toegepast zou gaan worden.

Van het totaal aantal nieuwe procestechnieken dat op de markt beschikbaar kwam werd namelijk bij acht- tien procent expliciet vermeld dat de voordelen onder meer liggen in terugdringing van emissies."

De mogelijkheden voor hergebruik blijken eveneens aanzienlijk te zijn. Hergebruik in het eigen bedrijf vindt nog slechts in beperkte mate plaats, hoewel er steeds meer technieken beschikbaar zijn om te komen tot vermindering van bijvoorbeeld het verbruik van water en uitstoot van metalen en koolwaterstoffen ( oplossmiddelen !) .

Het aantal beschikbare technieken op beide terreinen moet overigens nog omvangrijker zijn aangezien scho- nere technieken ook in de vervuilende bedrijven zelf worden ontwikkeld, zonder dat pogingen worden on- dernomen om tot commercialisatie van deze kennis over te gaan (omdat dit het starten van een 'branche- vreemde activiteit' zou betekenen).

In de officiele statistieken komen deze ontwikkelingen echter nauwelijks tot uitdrukking. Het laatste decen- nium zouden slechts vijftien tot vijfentwintig procent milieu-investeringen in Westerse bedrijven een pre- ventief, 'proces-gei"ntegreerd' karakter hebben gehad.

Hoe valt dat te verklaren?

De realiteit loopt vanzelfsprekend achter bij de moge- lijkheden. Het investeringsgedrag tot nu toe werd sterk bepaald door de gematigde kosten van milieube- heer-achteraf en door institutionele barrieres om te komen tot preventief milieubeheer (we komen daar nog op terug). Bovendien wordt in deze statistieken de feitelijke ontwikkeling ongetwijfeld onderschat. AI- leen die investeringen met een preventief effect wor- den geregistreerd die tot aanwijsbare meerkosten lei- den. Hierboven bleek echter al dat de eerste maatrege- len om preventie te realiseren in een dee! van de gevallen niet of slechts in geringe mate met investerin- gen gepaard gingen. En naarmate bij de produktie van kapitaalgoederen en de inrichting van fabrieken de integratie van milieu-aspecten een grotere rol gaat spelen, wordt het steeds moeilijker om bij investerin- gen deze 'meerkosten' ten behoeve van het milieu te specificeren. Een toenemend dee! van de investeringen met een preventief effect kan dus schuil gaan in de cijfers over investeringen in het algemeen.12

socialisme en democralie nummer 1

5 januari 1988

(9)

socialisme en democratie nummer 1

januari 1988

Naar een combinatie van beide benaderingen De tweede benadering zal zuivering en afvalverwer- king allerminst overbodig maken. Heel wat grond- en hulpstoffen zijn op dit moment een onmisbaar, en in de meeste produktieprocessen zullen restemissies en afval tot op zekere hoogte wei onvermijdelijk blijken te zijn (vgl. de combinatie van energie-besparing, wervelbedverbranding en rookgas-ontzwaveling bij de energievoorziening). Zuivering kan op haar beurt een belangrijke rol spelen bij hergebruik en de ontwik- keling van 'gesloten' kringlopen. Daardoor worden de kosten die voortvloeien uit verliezen aan grond- en hulpstoffen lager en is er minder kans dat schadelijke stoffen in het milieu terecht komen.

Omgekeerd worden de effectiviteit en efficientie van emissiebestrijding sterk belnvloed door daarop afge- stemde verbeteringen in het produktieproces. Zware metalen die in afvalwater voorkomen verstoren biolo- gische zuiveringsprocessen, en verhinderen een pro- duktieve benutting van zuiveringsslib. Filters raken verstopt met andere verontreinigingen dan die welke ze zouden moeten opvangen. Een schonere industrie zou dus vooral moeten gaan berusten op een adequate combinatie van schonere technologie, hergebruik- en zuiveringstechnologie.

Rosenberg heeft Iaten zien dat op het niveau van het bedrijf vernieuwing van het ontwerp van produkten en machines en toegenomen kennis vooral tot stand komen in een creatief proces van 'learning by doing' en 'learning by using', in interactie met leveranciers van apparatuur. Zijn redenering is ook van toepassing op de ontwikkeling van een schonere industrie.

Daarbij gaat het om een zo vroeg mogelijke maar doelmatige onderbreking van de keten van oorzaken- gevolgen. Preventie heeft niet zozeer betrekking op de gebruikte techniek als zodanig, maar op doelbewust en anticiperend gedrag. De principe-beslissing om het milieubeheer op meer preventieve leest te schoeien staat dan aan het begin van een leerproces ('learning by doing') waarbij men meer zicht probeert te krijgen op de materialenstroom in het bedrijf. Men Ieert dan hierop te !etten bij gebruik van de bestaande kapitaal- goederen, en komt knelpunten op het spoor. Vaak kunnen dan vrij simpele en weinig kostbare maatrege- Ien tot belangrijke verbeteringen leiden. Door pro- duktiemiddelen anders te gebruiken komen mogelijk- heden aan het Iicht op basis waarvan stapsgewijze wijzigingen aan installaties aangebracht kunnen wor- den. Bij nieuwe investeringen kunnen dankzij de op- gedane ervaringen nauwkeuriger aanwijzingen gefor- muleerd worden voor de leveranciers van machines en systemen. Aldus kan geleidelijk aan op basis van een leerproces schonere technologie en een schonere in- dustrie ontwikkeld worden.

Men moet dit alles natuurlijk niet mooier voorstellen dan het is. Uiteraard is er in de bedrijfsvoering en bij investeringsbeslissingen sprake van een hierarchie van doelstellingen. Hoofddoel van de ondernming is con- tinulteit en rentabiliteit, ook als het gaat om innovatie.

Innovatie kan echter een schoner produktieproces als (bijkomend) resultaat hebben. De kans daarop neemt

6

toe naarmate het milieu-aspect ook expliciet een rol gaat spelen bij de ontwikkeling en toepassing van procesinnovaties.

De ervaring met energiebesparing sinds de oliecrises bevestigt deze stelling. In eerste instantie ging het ook hier vaak om beperkte maatregelen waarbij energie- besparing het hoofddoel was. Maar uit een recente analyse van het energieverbruik in een achttal energie- intensieve bedrijfsgroepen blijkt dat de laatste tijd vooral procesinnovaties en -renovaties een grote bij- drage (dertig tot tachtig procent) leverden aan de omvangrijke energiebesparing die in deze sectoren gerealiseerd werd in een tijdsbestek van zes jaar (Ger- ritse e.a.). Energiebesparing was daarbij slechts ne- vendoel of zelfs onbedoeld neveneffect. Dergelijke cijfers duiden erop dat proces- en produktinnovaties grote mogelijkheden bieden voor een op preventie gericht milieubeheer.

Suggesties voor beleid

De ontwikkeling in de richting van een schonere indus- trie verloopt nu nog erg langzaam, met name vanwege een gebrekkige diffusie van al beschikbare technieken, en een geringe aandacht voor milieu-aspecten in in- dustrieel onderzoek. De markt genereert daarvoor ook nauwelijks prikkels (met uitzondering van de OPEC); en de milieu-eisen die de overheid stelt corri- geren dat maar zeer ten dele. Regelgeving, vergun- ningverlening en stimulering van milieutechnologie zijn toegespitst op emissiereductie, niet op het realise- reo van wijzigingen in het produktieproces zelf. De milieu-autoriteiten willen liefst snel resultaten zien en voelen weinig voor experimenten als er zuiveringstech- nieken beschikbaar zijn die zich 'bewezen' hebben. In het technologiebeleid wordt het (economisch) belang van milieubehoud vrijwel geheel verwaarloosd. De relatief geringe bedragen die uitgetrokken worden voor steun aan industrieel onderzoek zijn vooral ge- richt op schoonmaaktechnologie. Ook de industrie- politieke steunverlening (WIR en dergelijke) is in de eerste plaats gericht op aanwijsbare meerkosten van milieu-investeringen en die zijn bij toegevoegde appa- ratuur wei zo eenvoudig aan te tonen. Het traditionele milieubeleid zelf werpt dus drempels op waardoor het milieubeheer geen rol van betekenis speelt op het 'strategisch' bedrijfsniveau (R&D, investeringsbeslis- singen).

In de industrie zelf belemmeren gevestigde tradities en posities een andere aanpak. Het milieubeheer heeft in de bedrijfshierarchie een ondergeschikte rol. Men is vertrouwd met toegevoegde technologie, en er is ge- specialiseerde zuiveringsapparatuur op de markt be- schikbaar. Het aanbod van meer milieuvriendelijke procestechnologie is relatief beperkt en weinig be- kend. Men heeft Of nog geen oog voor de mogelijke kostenverlaging Of men meent dat die gering is in vergelijking met de opbrengst die door andere investe- ringen gerealiseerd kan worden. Bij een meer in de bedrijfsvoering gelntegreerd milieubeheer neemt de complexiteit van de besluitvorming bovendien toe, en ook dat heeft een remmende werking.

'

a

t t c e

~

(10)

enrol :g van ::crises et ook tergie- ecente lergie-

~e tijd te bij-

!an de

<::tor en

(Ger-

!ts ne-

~elijke

ova ties :ventie

indus- hwege ieken, oin in- trvoor .an de

; corri- ergun- ologie ealise- llf. De

\ien en

;stech- len. In 1>elang d. De 1orden

~al ge- IJstrie- I in de

\n van 'appa- oionele lOT bet lp het beslis-

1

ties en

~eft in

·Jen is

• is ge-

•kt be- lelijke ig be- lelijke : is in oveste-

in de mt de oe,en

Voor de overheid is bet stimuleren van bet gewenste type innovatie zeer lastig. Op de deelmarkten van afval(verwerking), waterzuivering, en bodemsanering treedt zij zelf als marktpartij op, maar de vraag die zij hier uitoefent is per definitie overwegend gericht op technieken van sanering en zuivering. De overheid kan de industrie onmogelijk verplichten om te investeren en te innoveren en dus kan de vraag naar industriele procesinnovatie waarin milieu-aspecten gelntegreerd zijn, niet worden afgedwongen. De oliecrisis laat zien dat een plotselinge en vrij dramatische ontwikkeling van de kosten van milieubeheer sterke prikkels ople- vert om naar andere wegen dan aileen toegevoegde zuivering te zoeken. Maar aileen al de economische consequenties daarvan maken een dergelijk beleid volstrekt onhaalbaar.

Een schonere industrie is daarom een zaak van lange adem. Men heeft te maken met de erfenis van in bet verleden gelnstalleerde kapitaalgoederen en vertrouw- de technieken. De ontwikkeling en diffusie van de vereiste innovaties is een tijdrovend proces dat de opbouw van directe en geregelde contacten tussen Ieveranciers en gebruikers van kennis en apparatuur vereist. Het op gang komen van bet geschetste leerpro- ces is daarmee de voorwaarde voor een schonere industrie. Maar ook dan is toepassing van nieuwe procestechnieken economisch vooral aantrekkelijk bij vervangings- en uitbreidings-investeringen. Dat laat- ste maakt economisch herstel ook vanuit milieuge- zichtspunt aantrekkelijk.

lndien milieu-eisen planmatig en gefaseerd worden verscherpt, ontstaat bij bedrijven meer duidelijkheid over de op lange termijn te verwachten eisen en kos- ten. Hoewel er ook dan slechts sprake is van indirecte prikkels om te komen tot schonere technieken, mag men aannemen dat er vee! meer bedrijven tijdig op zoek zullen gaan naar efficientere vormen van milieu- beheer. Om dat te bevorderen zijn ook meer directe prikkels gewenst. Sinds enkele jaren ontwikkelt men bij het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gedachten om te komen tot 'verinnerlijking' van bet milieubeheer. Men overweegt terecht om bij de meest 'problematische' bedrijven periodieke rap- portage te verlangen over de inspanningen die ze zich getroosten om terugdringing van de produktie van probleemstoffen te realiseren. Het verdient aanbeve- ling om in bet verlengde hiervan bet systeem van vergunningverlening aan te passen. Emissienormen zouden vervangen kunnen worden door duidelijk (ge- faseerde) milieudoelstellingen. De vergunning zou dan gegoten kunnen worden in de vorm van een overeenkomst over systematische verbeteringen in bet milieubeheer, gebaseerd op perodieke, toetsbare en openbare rapportage. Voorts zou financiele steun bij milieu-investeringen minder eenzijdig installatie van toegevoegde apparatuur moeten stimuleren.

Indien een dergelijk beleid gepaard zou gaan met grotere inspanningen op bet terrein van informatie- voorziening, onderwijs (bijvoorbeeld in de opleidin- gen van ingenieurs en bedrijfskundigen), steunverle- ning aan industriele research en demonstratieprojec- ten, zou de ontwikkeling van preventief milieubeheer

belangrijke impulsen kunnen krijgen. Ook op bet niveau van de overheid is daartoe een grotere integra- tie van milieu-aspecten in bet wetenschaps- en techno- logiebeleid van belang. Zo zouden in het kader van innovatieprogramma's gelden beschikbaar gesteld kunnen worden voor de opbouw van expertise op het gebied van milieuaspecten.

De overheid kan dus ongetwijfeld betere voorwaarden scheppen om tot meer preventie in de industrie te komen. Wat dat betreft verdraagt milieubehoud geen terugtredende overheid, integendeel. Maar het succes van zo'n beleid is sterk afhankelijk van de vraag of bet gesteund wordt door krachten in bet bedrijfsleven zelf en of daar de barrieres van een gegroeide traditie doorbroken worden. Daarom is het gevaarlijk om aileen te vertrouwen op een 'top-down' benadering van wetgeving, normstelling en heffingen.

Een gezamenlijke inspanning is vereist, en daartoe moet men in de politiek meer zicht krijgen op water in de industrie gebeurt, welke ontwikkelingen onder- steund zouden moeten worden, en hoe dat zou kunnen gebeuren. Dat is voor sociaal-democraten misschien een pijnlijke conclusie, maar in een gemengde econo- mie is het niet anders.

Literatuur (zie voor een uitgebreid bronnenoverzicht ons rapport)

- Janicke, M., H. Monich, T. Ranneberg, Umweltentlas- tung durch Strukturwandel, eine Vorstudie uber 31 ln- dustrieliinder, JUG Berlin, 1986.

Gerritse, G., L.W. Koot, A.G. Melman, 'Energiebespa- ring in de Nederlandse lndustrie', ESB 29-7-87, p.

696-99).

Huisingh, D., L. Martin, H. Hilger, N. Seidman, Proven Profits from Pollution Prevention, Institute for Local Selfreliance, 1985.

Larson, E.D., M.H. Ross, R.M. Williams, 'Beyond the Era of materials', Scientific American, June 1986, vol.

34, nr. 6, p. 24-29.

New Technologies - Clean lndustrie? Proceedings of the European Forum; Dortmund 15-17 april 1985, Institute for European Environmental Policy.

Office of Technology Assessment, Serious Reduction of Hazardeous Wastes, Congress of the United States, 1986.

OECD, The macro-economic impact of environmental expenditure, Paris 1985.

OECD, Environmental Policy and Technical Change, Paris 1985.

Projectgroep inzake de uitwerking van de beleidsaanbe- velingen van het milieuproductieplan, Naar een sterke milieuproductiesector in het belong van de duurzame economische groei en een beter milieu, december 1986.

Rosenberg, N., Inside the black box. Technology and economics. Cambridge University Press 1982.

Noten

I. Zuivering vindt ten dele ook plaats in collectieve zuive- ringsinstallaties; afvaltransport, - stort/dumping of verwerking is een sector op zich geworden. Erfenissen uit het verleden worden opgeruimd met behulp van bodemsaneringstechnologie.

2. Produktinnovaties die vooral in de fase van consumptie en afval minder milieuaantasting opleveren, Iaten we onbesproken.

Vervolg op biz. 14

socialisme en democratie nummer I

7 januari 1988

(11)

Rob Hartmans Historicus

sSOCialisme en democratie

~nummer I jianuari 1988

Het socialisme van Willem Banning Bij de honderdste geboortedag van een

'vergeten' ideoloog

'De Partij van de Arbeid staat gereed, om aan de wil van het Nederlandse volk tot politieke vernieuwing, tot een omzetting der maatschappij in democratisch- socialistische richting, gestalte te geven en daarmee een waarlijk nieuw begin in ons politieke Ieven in te luiden.' 1 Met deze woorden begon Willem Banning op 9 februari 1946 zijn openingsrede op het stichtings- congres van de Partij van de Arbeid. Voor de sociaal- democraat uit de late jaren tachtig lijken deze woor- den te stammen uit een wei zeer grijs verleden. Wie vindt het nog vanzelfsprekend dat 'de wil van het Nederlandse volk' gelijk wordt gesteld aan het demo- cratisch-socialisme? De PvdA was nog maar enkele maanden oud, toen de verkiezingen van mei 1946 uitwezen dat dit optimisme, dat onmiddellijk na de oorlog door velen was gedeeld, geen grond vond in de werkelijke politieke verhoudingen. Wat echter deze geboortekreet van de PvdA nog gedateerder maakt, is dat hij kwam uit de mond van een man die heden ten dage door de gemiddelde PvdA'er nauwelijks meer gerekend wordt tot de grote vertegenwoordigers van de sociaal-democratische traditie, en voor wie hij vee! a! niet meer is dan een enigzins vage naam.

En toch werd Banning in de jaren veertig en vijftig beschouwd als de belangrijkste ideoloog van de PvdA.

Niet aileen opende hij het stichtingscongres van de partij, ook waren de beginselprogramma's van 1947 en 1959 voor het grootste dee! zijn werk en was hij tevens voorzitter van de redactie van Socialisme en Democratie. Toen ten tijde van het Mandement van de Nederlandse bisschoppen, in 1954, de anti-socialisti- sche sentimenten hoog opliepen, was hij het die op verzoek van het partijbestuur een officieel verweer- schrift schreef.2 Tijdens de jaren twintig en dertig begonnen als criticus van het sociaal-democratische partij-establishment en van de officiele ideologie, was Banning er in geslaagd, de denkbeelden die hij in deze periode had ontwikkeld te doen aanvaarden als de theoretische grondslag van het naoorlogse socialisme.

Niet aileen binnen de partij had Banning een groot gezag, ook daarbuiten, in het maatschappelijk en kerkelijk Ieven, werd aan zijn naam groot gewicht toegekend.

De afgelopen twintig jaar daarentegen wordt in de PvdA de naam van Banning nog maar zelden ge- noemd, en dan nog meestal in kritische zin. De meest felle aanval op de reputatie van Banning is onderno- men door Jan Rogier. Banning zou in feite een reactio- naire geest zijn geweest, die het socialisme had 'verwa- terd' en wiens denken - Rogier gebruikte hiervoor de methode van 'guilt by association' - verwant zou zijn aan het fascisme.3 Volgens iemand als Sjoerd van Faassen was Banning een twijfelachtige democraat,

8

die zich tijdens de jaren dertig, evenals nagenoeg de gehele SDAP, onvoldoende had afgezet tegen het fascisme. 4 Martin van Amerongen gaat weliswaar lang niet zo ver als bovengenoemde auteurs, in zijn als immer bloemrijke volzinnen fulmineert hij echter te- gen de onder Ieiding van Banning staande Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers, als zijnde een 'ka- derschool voor kwezelarijen'. Het socialisme van Banning was in zijn ogen 'lauwe limonade', bedoeld als ideologisch vernisje voor een 'hemeltergend inge- slapen club van zelfvoldane kwitantielopers' .5 Op een in mei vorig jaar gehouden Banning-herdenking be- kritiseerde J.M. den Uy/ zijn vroegere leermeester wegens diens vee! te sterke vooruitgangsgeloof. Ban- ning zou een 'verlate negentiende eeuwer' zijn ge- weest. En dat terwijl Den Uyl bijna dertig jaar eerder Banning had geprezen om zijn vermogen nieuwe ont- wikkelingen te volgen en te incorporeren in zijn den- ken.6 De kritiek op Banning is blijkbaar zo zeer ge- meengoed geworden, dat de voorzitter der Wood- brookers zich in een recent interview tot tweemaal toe haastte te verklaren Banning niet te willen 'oppoet- sen', zonder overigens aan te geven in welke opzichten diens socialisme dan zo dof is geworden.7

Wat heeft er toe geleid, dat een van de geestelijke vaders van de PvdA in feite is geworden tot een 'persona non grata', iemand die vele sociaal-democra- ten het liefst zouden vergeten? In dit artikel, waarin ik mij wil beperken tot de rol van Banning als ideoloog, zal ik trachten deze vraag te beantwoorden door een beeld te schetsen van het geestelijk klimaat waarin Banning's invloed achtereenvolgens kon toenemen, haar hoogtepunt kon bereiken, om uiteindelijk zo goed als te verdwijnen. Allereerst dienen we dan een blik te werpen op de inhoud van Banning's socialisme en op zijn positie binnen de Nederlandse sociaal- democratie.

Enkele biografische gegevens

Voor de, op 21 februari 1888, als zoon van een arme Makkummer haringvisser geboren Willem Banning betekende een beurs voor de Haarlemse Rijkskweek- school de enige mogelijkheid om door te leren, en zodoende te stijgen op de maatschappelijke ladder.

Op dit roemruchte instituut ontving hij tussen 1903 en 1907 niet aileen een zeer gedegen opleiding, hij was er tevens een van de leidende figuren in de toen opko- mende jeugdbeweging. Het was vooral de Kwekelin- gen Geheelonthoudersbond (KGOB), waarin het ver- zet van deze idealistische jongeren tegen de burgerlijke maatschappij tot uiting kwam.8 Gedurende enige ja- ren concentreerde Banning, die na het behalen van zijn akte werkzaam was als 'gouverneur' en onderwij-

VI

a 1: tt k 1

(12)

I

·eg de

p

het rlang jn als fer te- i:iders 11 'ka- t van

1doeld j inge- IP een 1g be- eester :Ban-

;n ge-

~erder

f! ont-

1 den-

r_r

ge- Vood- .al toe

·)poet- ichten :elijke 1t een wcra-

~rin ik )ioog, Jr een (aarin

~men,

jk zo

m een tlisme tciaal-

arme

·nning

!Week- :n, en tdder. .103 en

~as er opko-

;kelin- tt ver- trlijke

~e ja- n van :erwij-

zer, zich voornamelijk op deze 'blauwe' beweging.

Onderwijl echter rijpte het besef dat het ideaal van een hogere cultuur en van een 'nieuwe mens' slechts te verwezenlijken was door middel van ingrijpende maatschappelijke veranderingen. Banning, die in 1913 te Leiden theologie ging studeren, werd socialist en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vormde de aanleiding zich aan te sluiten bij de SDAP. Binnen de Nederlandse sociaal-democratie behoorde Banning tot de kleine kern van religieus-socialisten. Vanaf 1926 maakte hij deel uit van de redactie van hun orgaan, De B/ijde Wereld, een blad dat vanaf 1932 onder zijn hoofdredacteurschap stond en voortaan verscheen onder de naam Tijd en Taak. In 1929 was Banning bovendien directeur geworden van het te Barchem gevestigde vormingscentrum van de Woodbrookers.

Ook in de partij begon Banning een rol te spelen, aanvankelijk vooral als woordvoerder van de reli- gieus-socialisten. In 1931 werd hij in het partijbestuur gekozen. Bannings betekenis voor het proces van politieke en ideologische herorientefing, dat zich ge- durende de jaren dertig in de SDAP voltrok, kan moeilijk worden overschat. Met het Ioslaten van de eis van nationale ontwapening mocht Banning op het congres van 1937 dan weliswaar een gevoelige neder- laag lijden, het bij dezelfde gelegenheid aangenomen nieuwe beginselprogramma toont onmiskenbaar de sporen van Bannings toegenomen invloed.

De Duitse bezetting bracht Banning voor een groot dee! door als gijzelaar te Sint Michielsgestel. Samen met Schermerhorn was hij de geestelijke vader van de hier geboren Nederlandse Volksbeweging (NVB). Het was deze NVB, onder voorzitterschap van Banning.

die de stu wen de kracht vormde achter het samengaan van SDAP, Vrijzinnig Democratische Bond, Chris- ten-Democratische Unie, en een groep van politiek 'daklozen', in de Partij van de Arbeid. Zoals gezegd werd Banning binnen de nieuwe partij de meest voor- aanstaande ideoloog.

In de loop van de jaren zestig zou hij zich meer en meer terugtrekken uit de politiek en uit zijn maatschappelij- ke en kerkelijke functies.9 Hij overleed op 7 januari 1971, bijna 83 jaar oud.

lndividu en gemeenschap

Centraal in het socialisme van Banning stond de ver- houding tussen de enkeling en de gemeenschap - een thema dat met de zogenaamde crisis van de verzor- gingsstaat en de retoriek van de 'zorgzame samenle- ving'· weer volop actueel is. Reeds in 1913 constateerde Banning dat het liberalisme er niet in was geslaagd dit vraagstuk op te Iossen. De economische vrijheid, het volstrekte individualisme, was er schuldig aan dat de arbeiders leefden in omstandigheden die deden den- ken aan slavernij, en dater van sociale vrijheid geen sprake was. Het was aan het socialisme ervoor te zorgen dat individuele vrijheid en sociale gerechtig- heid de grondslagen zouden vormen van een nieuwe, hogere vorm van gemeenschap, waarin het individu zich volledig zou kunnen ontplooien.10 Dit thema vormt ook de kern van Bannings meest uitgebreide theoretische geschrift, het in gevangenschap geschre-

ven en na de bevrijding verschenen De dag van mor- gen. Hierin schreef hij dat na de Eerste Wereldoorlog bij velen de verwachting leefde, dat er, nu duidelijk was geworden waartoe het ongebreidelde individualis- me moest leiden, een synthese tot stand zou komen tussen de gemeenschapsgedachten en het individualis- me. Hier was niets van terecht gekomen. De 'Verding- lichung der Menschen', die Marx had geconstateerd bij het proletariaat, had zich utgestrekt tot de gehele mensheid. De technologische ontwikkeling had geleid tot een ongekende massaficatie van de maatschappij.

De enkeling leek te worden gereduceerd tot een ziel- loos radertje in een gigantische machine, de idee van gemeenschap ging ten onder in de strijd om economi- sche belangen. Hierdoor kregen collectivische bewe- gingen een kans. Door een beroep te doen op het klasse-, ras- of nationaal gevoel, kwamen deze bewe- gingen tegemoet aan de wens te behoren tot een ge- meenschap. Communisme, nationaal-socialisme en facisme trachtten van boven af, met geweld, de ge- meenschapsgedachte op te leggen. Daar deze dictato- riale bewegingen echter geen plaats inruimden voor het individu, vermoordden ze te gelijkertijd het war,e gemeenschapsgevoel. 11

Waar het de mens in de twintigste eeuw aan ontbrak, was een 'maatstafvoor het waarachtig mens-zijn'. Als gevolg van het verloren gaan van de traditionele maat- schappelijke verhoudingen en van de vanzelfspre- kendheid van het christelijke geloof, ontb.rak het vee) mensen aan het besef van de waarde en de inhoud van het mens-zijn, en daarmee van ware gemeenschap. 12 Door de mens te bevrijden uit de economische- en sociale slavernij, en hem uit te till en boven een heilloos egoi'sme, zou het socialisme ervoor kunnen zorgen dat de mens weer een volwaardig individu werd, die dee!

uitmaakte van een gemeenschap die in dienst stond van de gerechtigheid. Het socialisme was voor Ban- ning derhalve een zedelijke idee, een eis van rechtvaar- digheid, en niet het logische, noodzakelijke produkt van maatschappelijke ontwikkelingen. Hiermee zette hij zich dus af tegen het economische determinism e. In een brochure uit 1924, getiteld Socialisties levensge- voel, zag hij het socialisme in de eerste plaats als een 'element in het menselijk zieleleven'. Het was name- lijk meer dan politieke en economische machtsvor- ming, meer dan een maatschappijbeschouwing: 'Ook waar het socialisme is voortgeschreden 'van utopie tot wetenschap', blijft het, als het althans levend en be- zield zal zijn, in diepste zin toch kracht en wil en verlangen van mensenharten.' 13

Stond het idealistische socialisme van Banning dus diametraal tegenover het orthodoxe marxisme, tot een fundamentele kritiek op Marx kwam het echter nog niet. Diens verdienste was het geweest, dat hij had aangetoond dat de maatschappij geen onveranderlijke grootheid was, en dus vatbaar voor hervorming, en dat er een nauw verband bestond tussen de economi- sche verhoudingen en 'het geheel van het geestesle- ven' .14 Deze nadruk op het idealistische element in het socialisme, waarbij Banning zich dus onder andere beriep op Marx, leidde tot scherpe kritiek op de politieke praktijk van de sociaal-dempcratie. De so-

socialisme en democratie nummer I

9 januari 1988

(13)

I I

s~ocialisme en democratie

~ummer 1 ilanuari 1988

cialistische beweging was namelijk in hoge mate door- trokken van dezelfde rationalistische en materialisti- sche geest als het liberalisme, ze was zodoende in sterke mate 'verburgerlijkt' .1s Een ander gevolg van zijn niet-deterministische opvatting over het socialis- me, was dat Banning zich keerde tegen de exclusieve orientatie op de arbeidersklasse. Het socialisme was een universele idee en had ook de niet-proletarische groepen een toekomst te bieden.

Hoewel Banning zich dus nog niet waagde aan een aanval op Marx, was duidelijk dat zijn socialisme zich op zeer gespannen voet bevond met sociaal-democra- tische orthodoxie. In het legaat van Marx, zoals dat werd beheerd door Kautsky, stond immers het econo- misch determinisme centraal. De klassenstrijd vormde de 'motor' van de maatschapelijke ontwikkeling en het socialisme werd gelntificeerd met de belangen- strijd der arbeiders. 16

Kritiek op bet reformisme

Toen in 1926 Hendrik de Man zijn Zur Psychologie des Sozialismus publiceerde, kon Banning hierin de systematische uitwerking vinden van ideeen die hij al vee! eerder, zij het vee! minder expliciet en onder- bouwd, had verwoord. Hier verkondigde een socialist van internationale naam en faam dezelfde afwijkende opvattingen, als die werden uitgedragen door een onbekende, relatief gelsoleerde 'rode dominee'. Geen wonder dat Banning verklaarde: 'Met dit boek ben ik weken gelukkig geweest.' 17 Kort daarop verscheen Banning's eerste boek, Om de groei der gemeenschap, waarin hij een nog fellere aanval deed op de verburger- lijking van de sociaal-democratie. 18 Waarschijnlijk onder invloed van De Mans boek, en de discussie die dit in socialistische kring teweeg bracht, ging Banning zich verder verdiepen in de socialistische theorie. Hij schreef een dissertatie over Jaures19, en in 1933 ver- scheen zijn Marx . . . en verder. In Jaures vond Banning de briljante woordvoerder van een niet-deter- ministisch, democratisch en humanistisch socialisme, dat de mensen weer kon bezielen met een ideaal.

De invloed van De Man en de eigen studie hadden als resultaat een meer uitgesproken en diepgaande kritiek op het marxisme. Banning bleef grote waardering houden voor de maatschappij-analyse en de geschied- methode van Marx, al vond hij beide te eenzijdig, tegen diens Ievensbeschouwing en geschiedfilosofie had hij onoverkomenlijke bezwaren. Aanvaarding van het waardevolle in Marx's geschriften was volgens hem niet in tegenspraak met het verwerpen van het marxisme als politieke filosofie: ' ... het kenmerkende van het Marxisme is niet, dat het maatschappijweten- schap bracht of wil zijn; zijn kenmerk is, dat het wetenschappelijk wil bewijzen, dat zedelijke waarden en krachten restloos uit maatschappelijke oorzaken kunnen worden verklaard; zijn kenmerk is, dat het een leer van zedelijke doeleinden en waarden afleidt uit een leer van maatschappelijke oorzaken.'20 Dit marxisme had bovendien funeste gevolgen gehad voor de taktiek van de socialistische beweging. De maat- schappelijke ontwikkelingen sinds het einde der ne- gentiende eeu w, en vooral na de Eerste Wereldoorlog,

10

gingen grotendeels een andere richting dan door Marx was voorspeld. De sociaal-democratie had aan Marx de zekerheid ontleend, dat het proletariaat in omvang zou toenemen en de klassentegenstellingen steeds gro- ter zouden worden. Meer en meer werd duidelijk dat dit niet waar was. Het eigenlijke proletariaat werd juist kleiner, terwijl de belangen van de oude- en nieuwe middenklassen weliswaar steeds meer werden bedreigd door de kapitalistische ontwikkeling, maar dit geenszins leidde tot een keuze voor de met de arbeidersbelangen vereenzelfdigde, sociaal-democra- tie.21

In de jaren dertig werd steeds duidelijker dat de reformistische sociaal-democratie zich op een dood spoor bevond. De groei van de beweging stagneerde, op de economische crisis had men geen afdoende antwoord, en grote groepen zochten uit wanhoop hun heil bij het communisme of fascisme. Het was juist deze, schijnbaar onstuitbare, opmars van totalitaire bewegingen, die Banning voor een belangrijk dee!

weet aan het falen der socialisten. 'De betrekkelijke onmacht, het weinig inspirerende van de sociaal-de- mocratie tegenover het nationaal-socialisme en bolsje- wisme kan men sociaal-psychologisch zo uitdrukken, dat de eerste geen nieuwe mythen heeft weten te scheppen, nadat de mythische elementen van het Mar- xisme door de feiten zijn vernietigd. '22

Van SOAP naar PvdA

De roemloze onder gang van de altijd zeer bewonderde Duitse sociaal-democratie toonde volgens Banning op dramatische wijze aan, dat ook de SDAP zich op- nieuw moest orienteren. Het was van het grootste belang, dat erkend zou worden dat voor een socialisti- sche beweging de democratie niet slechts een middel is, doch tevens het doe!. De sociaal-democratie zou bo- vendien machteloos zijn, als zij niet in staat was de middengroepen - in de ogen van Banning overwe- gend anti-kapitalistisch - voor het socialisme te win- nen.

Het was dan ook Banning, als lid van het partijbe- stuur, die in de SDAP-top het proces van ideologische herorientatie zeer sterk stimuleerde. In de zogenaam- de 'Herzieningscommissie', ingesteld na de teleurstel- lende verkiezingen van april 1933, bepleitte hij een koerswijziging in bovengenoemde zin. 23 Bovendien was hij degene, die middels brieven aan het partijbe- stuur de stoot gaf tot instelling van de commissie die moest komen met het ontwerp van een 'politiek sys- teem' der sociaal-democratie, en van de commissie die het beginselprogramma van 1937 zou ontwerpenY Banning maakte niet aileen dee! uit van beide commis- sies, hij drukte ook een duidelijk stem pel op de uitein- delijke werkstukken.

Naast het streven naar een verandering van de SDAP, zette Banning zich ook in voor het doorbreken van de politieke en maatschappelijke scheidslijnen zoals die door de 'verzuiling' waren getrokken. Naast zijn be- langrijke rol in het vormings- en scholingswerk der Woodbrookers kwam dit vooral tot uitdrukking in Bannings optreden in een organisatie als 'Eenheid door Democratie'. In deze in 1935 opgerichte 'volks-

n

(14)

rMarx 1Marx 11vang 1s gro- ik dat

~ werd .e- en erden maar let de 1ocra- 1at de

•dood . :erde, ::>en de phun : juist litaire ' deel

•elijke al-de-

olsje- kken, en te

·Mar-

derde .ngop hop- ootste

~alisti­

tlel is, lu bo- ras de lerwe- ewin-

I

rtijbe-

~ische

laam- trstel- ij een ndien ltijbe- :ie die k sys-

;iedie oen.24 hmis- litein- )AP, 1ande 1Is die In be-

!k der ng in nheid 1olks-

beweging' werkten vooral SDAP'ers, VDB'ers en mensen van de Iinkervleugel van de CHU samen ter bestrijding van fascisme en communisme.2s De con- tacten die Banning op deze wijze had gelegd werden, zeer intensief, voortgezet in het gijzelaarskamp te Sint Michielsgestel. 26 Hier was hij een van de lei den de figuren en werkte hij, in De dag van morgen, zijn ideeen verder uit tot wat hij noemde het 'personalis- tisch socialisme'.

Hoewel de term 'personalisme' afkomstig was uit Frankrijk, en Henk Brugmans zijn medegijzelaars bekend maakte met het werk van Denis de Rougemont en Emmanuel Mounier7, en dit inderdaad verwant was aan dat van Banning, was het Nederlandse perso- nalisme zeker geen import-artikel. In zijn memoires schrijft Banning dat hij op theologisch gebied reeds in de jaren twintig werd bei'nvloed door de personalisti- sche opvattingen van Martin Buber. 28

Wie in de plaats van het failliete materialisme en rationalisme een 'nieuwe geest' wilde, waarin de chris- telijke norm en en de individuele verantwoordelijkheid centraal stonden, die zou hier uit de politieke en maatschappelijke consequenties moeten trekken. Het personalisme, dat de geestelijke vrijheid en de harmo- nie tussen individu en gemeenschap vooropstelde, vereiste een socialistische maatschappij. 29 Het socia- lisme was dus duidelijk geen levensbeschouwing, dat had Banning immers altijd in het marxisme afgewe- zen, maar een politiek-sociale beweging, metals eisen sociale gerechtigheid en individuele vrijheid. 30 Hoewel de SOAP in 1937 een noodzakelijke stap had gezet in de richting van een socialistische partij zoals die Ban- ning voor ogen stond, was zij nog te zeer verbonden met de traditie van de oude sociaal-democratie, en daardoor onaanvaardbaar voor degenen die in of na de oorlog, met name in de NVB, zich waren gaan beschouwen als socialisten. Derhalve pleitte Banning in september 1945, op de partijconferentie van de SOAP, voor een ethische fundering van het socialis- me, een sociologische verbreding en een ideologische bevrijding van de partij.31 Toen SDAP en NVB geza- menlijk een 'Politieke Studie Commissie' instelden, die de grondslag moest formuleren waarop de nieuwe socialistische partij kon worden gevestigd, werd Ban- ning hiervan de voorzitter. In de tekst die Banning in deze functie opstelde werd, als. consequentie van Ban- ning's denkbeelden, ook de befaamde 'Doorbraak' gedefinieerd: 'Zij (

=

de PvdA) erkent enerzijds het innige verband voor personen en groepen tussen Ie- vensbeschouwing en politieke overtuiging, doch ver- werpt de organisatie van het politieke partijwezen op de grondslag der confessie (antithese)'. 32 Hoewel reeds met de verkiezingen van 1946 bleek dat de Doorbraak zich voornamelijk beperkte tot een groep van intellec- tuelen, die deels al voor de oorlog in onvrede leefden met het verstikkende klimaat van de eigen zuil, waren het toch de denkbeelden die Banning gedurende zo'n dertig jaar had ontwikkeld, die nude officiele ideolo- gie van de partij beheersten.

Het tijdperk-Drees

Wie een blik werpt op de PvdA in de jaren veertig en

vijftig, moet constateren dat Banning de belangrijkste ideoloog was van een partij die zich, ondanks de Koude Oorlog, maar matig interesseerde voor ideolo- gie. Terecht is er op gewezen dat dit niet wilde zeggen dat men aile socialistische principes zo maar over- boord zette en verviel in een dogmatisch opportunis- me. Doordat men zich pragmatisch opstelde en een scherp ideologiseren vermeed, was men juist in staat principieel belangrijke hervormingen door te voe- ren. 33 Betekende dit nu dat het socialisme van Banning niet meer was dan een ideologische versiering, een loos ornament van een partij die uitsluitend gericht was op de praktijk van alledag? Ik ben van mening dat men het beter anders kan stellen, en kan concluderen dat de ideeen van Banning goed pasten in de 'Zeitgeist' van deze periode.

Om te beginnen lag bij Banning de nadruk op geeste- lijke waarden. Het socialisme was uiteindelijk slechts een middel om tot een hogere maatschappij en een hogere cultuur en zodoende tot een waarachtig mens- zijn te komen. Daar men in veranderende omstandig- heden, wil men het doe) bereiken, het middel soms moet aanpassen, was Bannings socialisme per defif!i- tie ondogmatisch en Iiet het dus genoeg ruimte voor politiek handelen.

In de tweede plaats sloot de grote waarde die Banning hechtte aan de gemeenschapsgedachte, en de daarmee verbonden neiging eerder te streven naar verzoening dan naar polarisatie, goed aan bij de politieke praktijk en het geestelijk klimaat van de 'wederopbouw'. Hoe- zeer misschien ook een mythe, het gevoel van 'samen de schouders er onder' vond men terug in het pathos van het personalistisch socialisme.

Ten derde bood dit socialisme, hoe onbestemd het in de ogen der critici ook mag zijn geweest, voldoende inspiratie aan de eerste generatie van Doorbraak- socialisten. Zij hadden de economische, politieke en geestelijke crisis van de jaren dertig zien uitlopen in de hecatomben van de Tweede Wereldoorlog, en ver- Iangden ernaar om door mid del van een maatschappe- lijke reconstructie te werken aan een geestelijke ver- nieuwing.

Tot slot kan gewezen worden op de enorme weerzin die bij deze generatie bestond tegen elke vorm van totalitarisme. Het zonder voorbehoud kiezen voor de democratie betekende dus een onverzoenlij ke houding tegenover zowel communisme als fascisme. Ook in dit opzicht kon men bij Banning volledig terecht. 34 Kritiek in jaren zestig

Vraagt men zich nu af, hoe het komt dat dit socialis- me

a

Ia Banning vanaf de jaren zestig in hoge mate uit de mode is geraakt, dan zal men het antwoord hierop in de eerste plaats moeten zoeken in het zeer sterk veranderde geestelijke klimaat in de PvdA en daarbui- ten.

Zoals we hebben gezien sloot het personalis tisch socia- lisme goed aan bij het cultuurpessimisme van de gene- ratie die de crisis en de oorlog had meegemaakt. Het was een streng, gebiedend socialisme, waarin de waar- de van en de plicht tot arbeid een grote plaats inna- men. Het was derhalve een ideologie die vooral aan-

socialisme en democratie nummer 1

11 januari 1988

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Je zou haast niet durven zeggen dat ze dood zijn in zonden en overtredingen; maar als ze Jezus Christus niet kennen, zijn ze toch dood en is het nodig dat ze levend gemaakt

General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition

2-10-2017 Aantal zelfdodingen daalt sterk, behalve in leeftijdsgroep 45-59-jarigen | Nieuws | De

Ik zie maar één mogelijke rechtvaardigingsgrond: omdat private regelgeving door de direct betrokkenen zelf tot stand wordt gebracht, is niet zonder meer verzekerd dat de

Terwijl, ten slotte, de jaren tachtig op het gebied van de opvattingen binnen de partij over de onderlinge Europese verhoudingen weinig nieuws te zien geven, zijn de

In deze optie wordt er vanuit gegaan dat het niet aileen de politiek is die 'vorm geeft aan de samenleving' maar dat voor maatschappelijke vernieuwing minstens zoveel moet

Het nieuwe State­ ment verplicht de accountant om een afkeurende verklaring te geven, indien zijn verzoek om een frauduleuze verantwoording te doen herzien, niet wordt gehonoreerd;

Aangezien de multinationale onderneming haar nieuw geneesmiddel ook in andere landen op de markt brengt kan de innovatieve inspanning bezwaarlijk door één land gedragen worden: