• No results found

SOCIALISME EN DEMOCRATIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "SOCIALISME EN DEMOCRATIE "

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bi;lage van S en D, 15e ;aargang, no. 12, december 1958

SOCIALISME EN DEMOCRATIE

MAAN DBLA D VAN DE PARTIJ .vAN DE ARBEID

Onder redactie van

J.

P. Kruijt, voorz.,

J.

M. den Uyl, secr.,

J. J.

A. Berger, E. Brongersma,

J. J.

Buskes, Ph.

J.

Idenburg,

J.

de Kadt, A. H. Kloos,

J. J.

v. d. Lee, Th.

J.

A. M. van Lier, E. A. Vermeer

INHO U D VIJFTIENDE JA ARGANG 1958

Binnenlandse politiek

Beschouwingen over de huidige stand der Nieuw-Guineakwestie: prof. mr ..

B. V. A. Röling ...•... 13 Achtergrond van het Indonesisch standpunt inzake Nederlands Nieuw- Guinea drs. Th. ]. Hogendorp ... 129 Het Westen en Overig Nederland: Ed.

van Cleeff . . . . . . 145 Na een nederlaag: drs. ]. M. den Uyl 260 De PSP: Planeet of staartster?:

Dr. B. W. Schaper . . . .. 366 Na de nederlaag: Beschouwingen over de verkiezingen van 1958: ]. de Kadt 431 Misn.oegen der middengroepen: Dr. A.

van Braam ...•...•... 510 Geen redenen om ons kiesstelsel te wijzigen: mr. M Albreoht . . . .. 557 Het vraagstuk Nieuw-Guinea: Publius 569 Wil rechts afrekenen? Kabinetscrisis en democratie: drs. J. M. den Uyl 124

*

Internationale vraagstukken

Indonesië voor de beslissing: ]. de Kadt 1 Beschouwingen over de huidige stand der Nieuw-Guineakwestie: prof. mr.

B. V. A. Röling ... . . 13 Arkansas en Amerika: dr. ]. W. Schulte Nordholt . . . .. . . 30 Algerië: S. Tas ...... ;... 38 De ontwapeningsbesprekingen: dr. C.

Patiin ... ~

Internationale socialistische politiek:

prof. dr. ]. Tinbergen . . . 102 De technisch-materiële basis 'van de internationale verhoudingen en zijn consequenties: dr .. H. A. Tolhoek .. 106 Politiek of paniek?: ]. de Kadt . . . 111 Oost-Westgesprek: Veri Miles. .. ... 118 Achtergrond van het Indonesisch stand- punt inzake Nederlands Nieuw- Guinea: drs; Th. ]. Hogendorp .. . . .. 129 Herwaardering der westelijke politiek:

G. Ruygers . . . .. . . .. . .. 174

(2)

Het falen van Eisenhower: H. A. Wig-

bold ... 274

De SEATO: drs. Th. J. Hogendorp .. 289 Beschouwingen over de Kasjmir-

kwestie: prof. mr. B. V. A. Röling 300 Indrukken uit het huidige Griekenland:

Observer ... . . . .. 309 De politieke situatie in Polen: dr. G.

Rencki . . . ... 321 Bij het begin van een nieuw Europa:

dr. S. L. Mansholt . . . .. 337 De proefexplosies met kernwapens:

mr. M. v. d. Stoel ... . . .. 343 Joegoslavisch dagboek: mr. A. C. A.

Vake ... 394 Een laatste kans voor de Franse demo- cratie?: prof. dr. H. Brugmans . . . . .. 401 Plaatsbepaling van het Europese par- lement: mr. M. v. d. Goes van Naters 408 De Europese hoofdstad; een beslissing voor later: Observer ... 415 Subsidie-economie iri TSjechoslowakije:

Milos Vanek ... 467 Frankrijk voor het referendum: S. 'Tas 481 Het Midden-Oosten: G. Ruygers .... 487 Het Bagdadpact: drs. Th.

J.

Hogen- dorp .. . . . .. . . .. 491 Het kernwapen als degeneratieve fac- tor in de socialistische politiek: dr. ].

Voogd......... 500 Vijf jaren na Stalin: dr. B. W. Schaper 609 Achtergronden en doelstellingen van de Russische buitenlandse politiek: ].

de Kadt ... 620 De situatie in de zogenaamde satelliet- landen: F. ]. Goedhart ... 626 'Dooi' in de Sowjetliteratuur?: prof. dr.

K. van het Reve . . . .. 642 Het sociale beeld van de Sowjet-Unie:

dr. H. Verwey-Jonker. . . . ... 648 De Gaulle en Algerië: mr. M. v. d. Stoel 657 De Amerikaanse verkiezingsuitslag: dr.

~gers ... 679 Socialistische buitenlandse politiek:

Paul van 't Veer. . . .. 717 Sociale en economische politiek

*

Het Westen en Overig Nederland: Ed van Cleeft ... 145 Het bestuur der N.V.: mr. P. Sanders 170 Over de prijsvorming in de farmaceuti- sche branche: dr. W. ]. v. d. W oestijne 193 Verkeerscongesties - het probleem en zijn achtergronden: dr. ]. G. Ramaker 209

Kan het stedelijk openbaar vervoer ',pl

pen de dreigende verkeerschoas te e-

strijden?:' ir. W. Ybema . . . .. 216 Meer verkeersruimte aoor treiIi en bus:

drs. C. G. van Leeuwen . . . .. 225 De keuze tussen openbaar en particu- lier vervoer psychoÎogisch beschouwd:

prof. H. W. Ouweleen ... . . .. 237 Bedrijfseconomische en financiële as- pecten van de bevordering van het openbaar vervoer: ir. S. A. Posthumus 245 Het georganiseerd bedrijfsleven en de lonen: drs. W. Hessel ... 257 Deltaplan en schadevergoeding: dr. mr.

N. H. Wiarda ... '.' . . . .. 328 De iInpopulariteit van de ambtenaar:

mr. A. Lührs ... .355 Lessen der hoogconjunctuur: ir. H. Vos 374 Gerepatrieerden' uit Indonesië: drs.

Th. J. Hogendorp ... 383 Subsidie-economie in TSjechoslowakije:

Milos Vanek ... 467 Arbeidstijdverkorting: A. Kloos . . . . .. 545 Sociale aangelegenheden in de PBO- organen: mr.

J.

A. Muilwijk . .. .. ... 572 Misvattingen over het vraagstuk van de woningbouw: mr. C. M. v. d. Hoft 578 De kritiek op Wenkend Perspectief:

drs. W. Hessel ... 585 , De PBO opnieuw beschouwd: mr. P.

Ver Loren' van Themaat . . . .. 673 Gemeenschapsorganisatie: dr. G. Hen- driks . . . .. 687 Malthus en Marx: drs. A. Pais ... 700 Amerika snakt naar ataractica: dr. J.

van Noordwijk ... 709 Levensbeschouwing

*

en maatschappij

...Het getuigenis der negen Christelijk- Historischen: mr. dr. A. A. van Rhijn 163 Christendom en socialisme: G. Ruygers 463 De kritiek op Wenkend Perspeotief:

drs. W. Hessel ..... 585 Algemeen-culturele vraagstukken

*

Een stelsel bestormd:P. van 't Veer. . 53 Banning 70 jaar: drs. ]. M. den Uyl . . 81 Herdenking Henriëtte Roland Holst:

prof. dr. W. Banning. . . 124 Hoe wordt de vrije tijd in Nederland besteed?: H. Wielek ... 180 Homerus op de klippen: drs. P. Hoo- genboom . . . .. 251

(3)

De immdulariteit van de ambtenaar:

mr. A. LÓihrs •..•....•.•...•••••• 355 Joegos1avisch dagboek: mr. A. C. A.

Dake ... 894 Feit en recht in het staatsleven: prof·

mr. J. H. A. Logemann ~........... 417 Kunstmatige inseIJlinatie bij de mens;

Een protestants-christelijke visie: dr. A.

Hifmans ...... 489 Kunstmatige inseminatie bij de mens;

Een rooms-katholieke visie: dr. L. M.

de Riik ... 451 Kunstmatige inseminatie bij de mens;

Een humanistisohe visie: mr. H. B. ].

I Waslander ... 456 'Dooi' in de Sowjetliteratuur: prof. dr.

K. van het Reve .... , 642 Het sociale beeld van de Sowjet-Unie:

dr. H. Verwey-Jonker ... 648 Een jonge socialist beziet zijn partij:

drs. A. Pais . . . .. 664 [n de ban der voorouders: H. Paulides 690

Het buitenlandse tijdschrift

*

Hoe ver kan de democratie gaan in haar strijd tegen het communisme zon- der aan zich zelf ontrouw te worden 202 Ontwapening is een verloren zaak. . .. 333 Linkse intellectuelen en communisme 586 Professoren en nozems ... 601

De pen

*

op papier

Israël en de Arabieren: mr. H. WiUem- se, mr. M. v. d. Goès van Naters en E. A. Vermeer ...... 72 De Kadt contra Tinbergen: dr.

J. J.

Buskes . . . .. 184 Polemiek en democratische gezindheid:

J. de Kadt ... 138 Israël en de Arabieren: mr.

J.

in 't Veld 200 Om misverstand te voorkomen: dr.].].

Buskes . . . .. 201 Boekbesprekingen

*

Ph. W. Thayer: Nationalism and pro- gress in free Asia. Bespr. d. H. Wigbold, 79 Peter Wildeblood: Against the Law.

Bespr. d. dr. E. Brongersma . . . 140 W. Elliot: The political economy of American foreign policy. Bespr. d. H.

A. Wigbold .. . . .. 141

Prof. mr. dr. G. van den Bergh: Euro- klok. Bespr. d. prof. dr, H. Freuden-

thal ... . . ... ... .... ' ... . . .. 143

dr. H. Verwey-Jonker en P. O. M. Bra- ckel: The assirnilatión and integration of pre- and postwar refugees in the - Netherlands. Bespr. d. dr. H. M. in 't Veld-Langeveld ... ~-... 144 - Waarom wij c.-h. zijn en blijven.

Bespr. d.mr. dr. A. A. van Rhijn .... 163 Dr. ir. H. de Boer: De commissaris- functie. Bespr.d. mr. P. Sanders . . .. 170 Dr. A. C. J. Nouyvens: Beschouwingen over de afwenteling van belastingen.

Bespr. d. dr. A. J. v. d Tempel . . . . .. 206 Pers, propaganda en openbare mening.

Bespr. d. dr. Th: W. van Veen... 207 Dr. Th. B. C. Mulder S.

J.:

Loonvor- ming in overleg. Bespr. d. drs. W. Hes- sel ........... 257 Prof dr. J. Tinbergen: International economic integration. Bespr. d. drs.

G. M. Nederhorst. . . . .. . . .. 267 Dr. W. Brand: De eenheid der werela.

Bespr. d.

J.

de Kadt . . . .. 269 Prof. dr.

J.

H. Boeke: Oosterse econo- mie. Bespr. d. ]. de Kadt ...... 271 Millions still go hungry. Bespr. cl.

prof. dr. E. de Vries. . . .. 272 Dr., M. M. R. Kahn: The united nations . and Kashmir. Bespr. d. prof. mr.

B. V. A. Röling ... . . . .. ,800 Dr. A. van Braam: Ambtenaren en bureaucratie in Nederland. Bespr. d.

mr. A. Liihrs ... 355 De repatriëring uit Indonesië. Bespr. d.

drs. Th. ]. Hogendorp ... 388 R. Niebuhr: Wezen en bestemming van de mens. Bespr. d. prof. dr. W. Ban- ning ................ 398 Dr. H. M. In 't Veld-Langeveld: De weg naar het Westen. Bespr. d. dr.

]. A. A. van Doom. . . .. 398 Dr. H. Rijksen: Criminaliteit en bezet- ting. Bespr. d. mr. W. H. Overbeek .. 899 H. J. Baden: De mens en zijn geluk.

Bespr. d. prof. dr. W. Banning . . . . .. 400 Dr.

J.

van der Hoeven: De plaats van de grondwet in het constitutionele recht. Bespr. d. prof. mr. ]. H. A. Lo- gemann ... 417 Christentum und Demokratischer So- zialismus. Bespr. d. G. Ruygers . . . . .. 468 Dr. J. Kreiken: Objectieve winstbere-

~ening. Bespr. d. mr. E. R. Zweep.. 477

(4)

Besohouwingen en aanbevelingen ter- zake van het ontwerp van wet op de ruimtelijke ordening. Bespr.

d.

drs.

Th. ]. Westerhout ... . . . . .. . . . .. 478 Openheid of geslotenheid van de ka- tholieken in Nederland. Bespr. d. dr.

]. A. G. Tam ... " 478 Overheid en volkscredietwezen. Bespr.

d. mr. Th. A. Fruin ... 480 Dr.

J.

de Castro: De wereldkaart van de Honger. Bespr. d. prof. dr. E. de Vries ... 539 Wezen en grondslag van het Recht.

Bespr. d. prof. mr. G. Langemeiier .. 540 Subsidiëring van kerkbouw. Bespr. d.

dr. Th. W. van Veen . . . .. 542 H. Wielek: Vrije tijd - vriend of vijand?

Bespr. d. ]. Peters . . . .. . . .. . . . .. 543 Het toerisme in de provincie Zeeland en zijn economische betekenis. Bespr.

d. drs. Th. ]. Westerhout . . . .. 543 Het vraagstuk Nieuw-Guinea. Bespr.

d. Publius ... 569

J.

Lindeboom: Geschiedenis van de

Barchem-beweging. Bespr. d. dr. F.

de

J

vng Edz. ... 605

Dr.

H. ]. Prakke: De samenspraak in onze samenleving. Bespr. d. dr. Th. W.

van Veen . . . .. 606 Bevolkingsgroei' en energieverbruik.

Bespr. d. ir. L. Vos ... 607 J. Kühl: Föderationspläne im Donau- raum und in Ostrnitteleuropa. Bespr.

d. Ob~er ... 671 M. G. Ross: Gemeenscbapsorganisatie.

Bespr. d. dr. G. Hendriks ... 687 Dr. C. van den Berg: De structuur van de gemeentelijke uitgaven. Bespr. d.

A. Venverloo ... 730 Rapport inzake woningbouw en huur- beleid. Bespr. d. J. Bommer '" . . . .. 732 Prof. dr. P. Geyl: De vitaliteit van de westerse beschaving. Bespr. d.· drs. ].

M. den Uyl . . . • . . . • • 733 Jean Lacroix: Kracht en zwakheid van het gezin. Bespr. d. prof. dr. M. J.

Langevelà ... 734 Paul van 't Veer: Geen blad voor de mond. Bespr. d. drs. Th. ]. Hogendorp 735

. .

~

zic zoe 'ei~

wa

me,

zoal

te

11

met

.ofsc nig, eens listis ten 1 tot

D

de a -m:

agita vang schei Doel de ar daari wono

(5)

J.

DE KADT

Indonesië voor de beslissing

Waar ligt het Nederlands belang?

Niemand kan natuurlijk bewijzen dat de gebeurtenissen in Indonesië een heel andere koers zouden hebben genomen, als de Nederlandse regering en het Nederlandse parlement, bij de overdracht van de soevereiniteit, het besluit hadden genomen het hele gebied van het vroegere Nederlands-Indië in die overdracht te betrekken, zonder zich vasUe klampen aan de twee constructies, die toen nodig geacht werden voor het zoet houden van de politieke kinderen: de 'Nederlands-Indonesische Unie' en het 'eigen karakter van ·West-Nieuw-Guinea'.

Aangenomen, voor een ogenblik, dat de Nederlanders in die dagèn bewezen had- den dat ze de politieke kinderschoenen ontgroeid waren - maar wie kon dat ver- wachten van de jeugd die nog even tevoren 'politionele actie' gespeeld had - zou dan in die Nederlandse 'rijpheid', het bewijs liggen voor een 'volwassenheid' bij de Indonesiërs? Het feit immers dat de Indonesiërs zich verzetten, zowel tegen die Unie- gedachte, (die een gewrongen nabootsing van Commonwealth en Union Française was, met alle narigheden en tegenstrijdigheden van die zonderlinge constructies en met géén van de voordelen ervan), had een bewijs kunnen zijn van politieke rijpheid, zoals ook hun aanvaarding ervan, 'met de bedoeling om te gelegener tijd die onzin los te laten, een verstandige daad had kunnen zijn. En dat men ten slotte genoegen nam met die formulering waarbij Nieuw-Guinea voorlopig in Nederlandse handen bleef, ofschoon men in het volgende jaar moest proberen het eens te worden over dit wei- nig aanlokkelijk gebied, doch niet vertelde wat er moest gebeuren als men het niet eens werd, ook dat had een uiting kunnen zijn van een minder dogmatisch en forma- listisch behandelen der politiek dan wij hier in Nederland deden, die ons blij maak- ten met de dode mus van de Unie en de dode mug van Nieuw-Guinea opbliezen tot een olifant van het soevereiniteitsbeginsel.

Die wijsheid was ook wel in Indonesië aanwezig - ten slotte was het Hatta die hier de afsluitende besprekingen der Ronde-Tafelconferentie voor de Indonesiërs voerde - maar ze bezweek al direct na de soevereiniteitsoverdracht, toen de extremistische agitatie' erin slaagdé de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië te ver- vangen door de Republiek Indonesia, de eenheidsstaat, die niet strookte met de ver- scheidenheid van het Indonesië dat na de overdracht moest worden opgebouwd.

Doch hoe belangrijk ook de argumenten voor een federale structuur en hoe sterk ook de argumenten tegen een onmatig overwicRt van Java waren, de hoofdzaak lag niet daarin. De hoofdzaak lag in het feit van de heerschappij van de opgeschoten en opge- wonden knapen, die zich in die dagen manifesteerde. Die heerschappij, aangevuurd

(6)

en aangemoedigd door Soekamo, president van de Republiek en president met een aanzienlijke machtspositie, moest noodzakelijkerwijs van extremisme naar steeds ver- dergaand extremisme leiden, en dus, in onze periode, uitmonden in het communis- me. Want extremisme moet overal tot chaos voeren, maar zeker in die landen zonder regering, zonder bestuursapparaat, zonder economische machinerie, die de overgang van koloniale naar zelfstandige structuur moeten doormaken, zoals dat met Indonesië het geval was - en nog steeds is. En de communisten zijn in onze periode, zeker in Azië, zowel de verwekkers en de profiteurs van de chaos, als degenen die de chaos kunnen bedwingen, omdat ze bereid en in staat zijn een dictatuur uit te oerenen, die de massa tot orde, gehoorzaamheid en werken dwingt. De communisten hebben hun apparaat voor de ordehandhaving gereed, het is de communistische partij, de orga- nisatie van de opzwepers der massa, die de gemakkelijk'op te zwepen massa voldoen- de verachten, om bereid te zijn, de zweep op de massa, te laten neerkomen vanaf het momen't waarop de communisten de regering vormen.

De enige manier om in deze Aziatische 'en Afrikaanse - maar ook in een aantal

andere - landen, de commun,isten vóór te zijn, bestaat in het vormen -van een appa- ~ raat dat van de aanvang af het extremisme bestrijdt; een regering dus die orde schept,

tot werken dwingt, en de werkgèlegenheid schept door het aanlokken en vormen . van economisohe kraohten, waardoor dan tevens het algemene welvaartspeil omhoog-

gaat. En in deze landen, zelfs al behoren ze, zoals Indonesië, tot de door de natuur bevoorrechte, kan men dit alleen bereiken door hulp van het buitenland, in dit geval dus van het westen.

Dat wil niet zeggen dat Indonesië speciaal aangewezen. was op Nederlandse hulp, voor die hele langdurige periode van nationale consolidatie. Integendeel, het vervan- gen van de Nederlanders door andere, politiek en traditioneel minder belaste wes- terse hulpkrachten, behoorde tot een der vele taken

~an

een verstandige Indonesische regering. Maar het vervangen van die Nederlanders door Zweden of ZWitsers of Duitsers of Amerikanen, behoorde rustig en weloverwogen te geschieden, en niet in een atmosfeer van relletjes tegen de blanken. Map.r evenmin als men van Nederlandse kant begreep dat het overdragen van het Nederlandse bedrijfsleven aan andere wes- terse groeperingen - tegelijk met een zo groot mogelijke 'Indianisatie' '- de enige manier was om de Nederlandse belangen en het Indonesische bedrijfsleven op de verstandigste wijze te dienen, heeft men van Indonesische kant het inzicht en de

doortastendheid bezeten die voor een dergelijke vorming van de Indonesische zelf- , standigheid, met behulp van de onontbeerlijke buitenlandse steun, nodig waren. En

men krijgt waarlijk niet de juiste kijk op deze weinig fraaie medaille, als men alleen kijkt naar de Nederlandse kant ervan en weigert de Indonesische kant even kritisch

te beschouwen. '

Dat het Nederlandse beleid, vóór de soevereiniteitsoverdracht, mij niet bijster ge- slaagd voorkwam, daarvan heb ik getuigenis afgelegd toen het nog gemaakt werd door vele ministers, die nu, als ex-ministers, . de 'radicaal' uithangen; en toen het 'zakenleve.n' in Batavia nog alle heil verwachtte van de politiële acties van gene- raal Spoor en de politieke acties van de heren Welter en Gerbrandy, terwijl het nu voor andere vormen van actie pleit, waarbij geen gebied wordt veroverd, doch af- gestaan aan de Indonesi~rs. '

(7)

Maar als ik dus in het verleden pleitte voor een politiek die de zwakke groep van constructievé' Indonesiërs in alle opzichten tegemoet zou komen, dan deed

ik

dat omdat ik de angstwekkende zwakte van die groep kende en om~at ik wist dat alleen een buitengewoon gunstige samenloop van omstandigheden kon verhoeden dat de krachten van chaos en destructie de overhand zouden krijgen.

Het was dus een algemeen westers en een bijzonder Nederlands belang - en na- ' tuurlijk in nog veel grotere mate een Indonesisc~ belang - om die constructieve krachten in een zo gunstig mogelijke positie te plaatsen. En als men naar voren brengt , dat daar van Nederlandse kant weinig van terecht is gebraoht, dan herhaalt men slechts wat ik niet heb opgehouden te betogen toen het actueel was. Zonder resultaat overigens, waijt in het Nederlandse politieke leven bleven alle belangrijke plaatsen van waaruit de algemene, de buitenlandse, de Indonesische politiek geleid e~ beslist werden, in handen van de personen die in de vorige periode leiding hadden gegeven aan de politiek der politiële acties. Dat uit die kring dus ook de Unie-politiek en de NieuwcGuinea-politiek moesten voortkomen, lag voor de hand. -

Maar kon het in Nederland anders? De soevereiniteitsoverdraoht was, in die onvol- komen toestand die ik reeds beschreef, slechts met moeite en pijn aal1 de vereiste tweederde meerderheid in het parlement gekomen. En al die zonderlinge en schade- lijke toevoegsels waren nodig geweest om die meerderheid te verkrijgen. Zonder de Unie-versiering en zonder het Nieuw-Guinea aanhangsel, waren we in Nederland in een positie gekomen die een snelle oplossing der bestaande moeilijkheden belemmer- de. Gesteld eens dat de PvdA op dat moment gezegd had: als er geen integrale over- draoht komt, wensen wij het regeringsbeleid niet langer te steunen - er was geen sprake van dat de partij daartoe toen bereid was - dan zou het toch nog geruime tijd geduurd hebben eer de voldoende meerderheid voor zo'n oplossing bij de andere partijen verkregen zou zijn, doordat de repercussies van' de oorlog in Indonesië zich in al hun uitwerkingen hadden doen voelen. En waartoe was dit nodig, nu de Indo- nesiërs voorlopig genoegen namen met een oplossing die ons een jaar de tijd gaf om het Nieuw-Guineaprobleem af te doen. En als het in die richting ging, dan zou de Unie wel in de loop der jaren een natuurlijke dpod sterven. Hoe moeilijk de din- gen in Nederland ook lagen, er begon toch een kentering te komen in de inzichten ten aanzien van het Indonesische probleem. En die zeer vooraanstaande KVP-staats- man, die Hatta tijdens de onderhandelingen in het vooruitzicht stelde dat hij in de loop van dat jaar zijn partijgenoten wel tot het inzicht ·zou brengen dat N.G. aan Indonesië moest worden overgedragen, sprak over een zaak die toen tot de mogelijk- heden behoorde.

Maar die overgang van de federale Indonesische republiek (RIS) waannee wij de overeenkomsten hadden gesloten, naar een centralistische Javaanse republiek,'waarin de figuur van Soekarno op de voorgrond trad en de politieke leiding aan de handen van Hatta ontgleed, om terecht te komen bij de extremi tische knapen,lmoest in Ne- derland het gevoel.doen ontstaan dat men ons bij de 'onderhandelingen over aard, we"

zen en bedoelingen ~an de partner had misleid. Had het enige zin met die verander- de partner te gaan onderhandelen? Was er eigenlijk nog ruimte voor besprekingen, nu Soekarno naar voren was getreden en gezworen had dat 'vóór de zon over" het nieuwe jaar zou opgaan, West-Irian in Indonesische handen zou zijn?'

(8)

De verantwoordelijke politieke partijen in Nederland

·waren gegeneerd geweest,

toen de heer Westerling zijn actie in Bandoeng begon, direct na de soevereiniteits- overdracht. De Nederlandse regering had die actie veroordeeld. De Nederlandse troepen, toen nog op Java,

had~en

die actie gesmoord. Maar hier had men nu een reusachtige 'Westerling-actie' van de

Indonesische extremisten, aangemoedigd en

toegejuicht door de president, en aanvaard door een machteloze regering. En die actie had de opstand der Ambonnezen ten gevolge, een opstand die moreel volkomen gereohtvaardigd was,

al

was ze ook politiek alleen maar

~n

wanhoopsdaad en dus onverdedigbaar. Maar die opstand moest, met de actie waarvan deze het gevolg was, de ontwikkeling in Nederland naar een verstandige, zakelijke en welwillende politiek ten' aanzien van Indonesië stopzetten. De kansen op een tweederde meer- derheid voor een overdraoht van Nieuw-Guinea aan de Republiek Indonesië waren kleiner geworden.

Maar ook zonder enige sympathie met of vertrouwen in Indonesië, kon de stelling verdedigd worden dat Nieuw-Guinea voor Nederland alleen maar een onaanvaard- bare last betekende, omdat het ons betrok in de geschillen die

,

ergens op de grenzen van Azië en Australië aan de orde waren of konden komen, geschillen waarbij geen enkel direct Nederlands belang betrokken was. Het argument dat wij in die storm- hoek van de wereld moesten blijven vertoeven omdat we de belangen van de Papoea's moesten behartigen, kon geen indruk maken op degenen die wisten, dat

.men van

Nederlandse zijde, N.G. aanvankelijk gezien had als een woonplaats voor Indo-Euro- peanen en dat men, na de mislukking van kolonisatie-pogingen met de Indo, de Pa- poea had ontdekt. En . ten aanzien van die Papoea deed de vraag zich voor of we hem werkelijk zouden kunnen besohermen als in die uithoek van de wereld de machts- kwestie gesteld werd?

Daarna~,st.'hoorde men dan vaak het argument dat de ontwikkeling van N.G. in

econoIllisch~ zin, .

ons

t~ grote financiële lasten zou opleggen, lasten die wij te min-

der zQ\lden' kunnen drage~ en opbrengen, omdat ons verblijf op N.G. ons in zoda- nige conflicten met Indonesië moest brengen, dat de beleggingen en de economische

voorde\e~f;an onze activiteit in Ind~nesië" verloren zouden gaa~. Zodra over die be-

le~gipgen,

in, en die winsten uit Indonesië werd gesproken, kon men zeker zijn van de inS

.,

temming der Nederlandse zakenlieden in Indonesië. En

in

die kring vond men

joI:, 'O~. I ' .

st~ds,lI)-~fr

voorstanders van een snelle directe overdracht aan Indonesië.,

,Dat m{ln ~

die kring van, de zakenlieden, waar men nooit uitgemunt had

,

door po-

litiek inzicpt" werkelijk geloofde dat een ovelidracht van Nieuw-Guinea, de zegetocht van het Indonesische extremistne méér dan een paar maanden zou kunnen· stuiten, en de uitdriiving , der Nederlanders definitief zou kunnen afwenden,

is

juist. Maar het is een be~j~ te meer voor het illu~ionisme der zakenlieden, op politiek terrein. Men kan met

evenv~el

of met méér recht, de stelling verdedigen, dat, als Nederland in 1950 N.G. ~an indonesië had overgedragen, de aanvallen op het bedrijfsleven reeds in 1951 over" het hele front ,~ouden zijn begonnen. Want die overdracht zou dan een zege der Soek;uno-~xtremisten zijn geweest, waardoor het prestige en de macht van die vleugei zouden" zijn toegenomen. Alleen als het Indonesische extremisme werd bedwongen, zouden zakeÎijke factoren gaan gelden, want dan. zou men ginds een reger~g hebben~ of gaan krijgen, die ,ook .belangstelling had voor het welzijn van

! . " d ,

(9)

het eigen volk, voor economische regelingen, voor overeenkomsten niet andere lan-

den, voor orde en behoorlijk gedrag, in het kort voor al die factoren, die

in

het huidige

Indonesië geen rol spelen. De extremisten hebben ongetwijfeld het N.G.-argument gehanteerd, maar men onderschat. ze toch, als men meent dat ze daarna, in een samenleving zo armoedig chaotisch en corrupt als de- Indonesische, geen nieuwe gevonden zouden hebben.

Vandaar dat ik o.a. in dit tijdschrift direct na de overdracht wees op dat gebeurde, nog vÓÓr de Nieuw-Guinea-zaak eigenlijk aan de orde was. Toen was het reeds duidelijk dat Soekarno de Indonesische Mossadeq was, samenwerkend met de Indo- nesische Tudeh-partij, de communisten, en dat alleen het buiten actie stellen van de extremisten en hun leider, Indonesië zou kunnen redden. Het leger heeft dan ook een paar maal pogingen in die richting gedaan, maar met w weinig kracht, vast- beradenheid en talent, dat men moet twijfelen aan de ernstige

wil

om te komen tot een werkelijke regering, in plaats van de vele groeperingen die tot dusver in Indonesië optraden als zaakwaarnemers voor de staat en de president. Géén van de Indone- sische politici had een program dat paste bij de werkelijke behoeften en mogelijk- heden van dit economisch zwakke, overbevolkte en voorlopig arme land, dat vóór alles - om een oude bolsjewistische leus te herhalen, die in Rusland kort na de machtsverovering werd aangeheven - 'arbèid, discipline en orde' nodig had. Zeker, er waren politieke figuren met een economische scholing, als Hatta en Sjaffroedin Prawiranegara, die herhaaldelijk in deze richting wezen.

Zelfs gingen zij herhaaldelijk zover dat ze de actie voor 'West-Irian' als waarde- lool! voor de oplossing van de werkelijke Indonesische problemen en dus als een Soekarno tijdens zijn bezoek in

1956 aan Moskou in gezelschap van president

W OTosjilo! en premier Boelganin.

(10)

afleidingsmanoeuvre en een schadelijke energie-uitgave bestempelden, maar ze lieten dit op zijn hoogst uitlopen in een aanklacht tegen de communisten, die zich tot kampioenen van dit extremisme hadden gemaakt. Ze meenden zo verstandig te moeten zijn niet in het openbaar de belangrijkste wegbereiders voor het communisme te noemen: Soekarno en de extremistische nationalisten. Maar de weg naar het com- munisme loopt in de Aziatische en soortgelijke landen nu eenmaal over het extreme nationalisme en het antikolonialisme. En wie het communisme wil bestrijden moet dus niet alleen uitspreken dat de periode van de nationale en antikoloniale actie ten einde is en behoort afgesloten te worden - dat heeft ook Hatta meer dan eens verkondigd - maar ook dat allen die nu nog op die weg doorgaan, zow~l demagogen als vijanden van het volk zijn, en onschadelijk gemaakt behoren te worden. En een Indonesisch staatsman die de dingen scherp en zuiver wilde stellen, zou moeten . uitspreken dat het voor de toekomst van Indonesië volstrekt ·onbelangrijk is wat er met West-Irian gebeurt, maar dat het van levensbelang is dat Soekarno onttroond en dat de communisten buiten de wet orden gesteld.

En nu is het kenmerkepd voor de politieke situatie in Indonesië dat de meest constructieve groeperingen die men er nog vindt, de leus aanheffen van de 'samen-

• I werking' tussen Soekarno en Hatta. Dat komt telkens weer naar voren op die

_ bijeenkomsten waar de vertegenwoordigers van de buitengewesten en die van het leger, met anderen, beraadslagen over de toekomst. Dat gebeurt dan in een periode waarin ieder, met enig politiek verstand, inziet dat Indonesië moet kiezen tussen Soekarno en Hatta; en dat een verzoening tussen het beginsel-Soekarno (door hysterie naar chaos en communistische dictatuur) en het beginsel-Hatta (door orde, discipline en arbeid naar een sterk Indonesië, dat internationaal samenwerkt met alle landen die een onafhankelijk Indonesië aan kracht kunnen doen winnen) een volstrekte onmogelijkheid is. Het optreden van Hatta is zeker van een zodanige aard, dat alle goeqe verstaanders eruit kunnen afleiden, dat hij géén mogelijkheid ziet van een samenwerking met Soekarno. M{lar er zijn niet yeel goede verstaanders in Indonesië.

En aangezien Hatta nalaat de dingen duidelijk uit te spreken, is het resultàat van die nalatigheid, de vergroting van de verwarring.

Verwarring en halfslachtigheid, ziedaar het kenmerk vlln de situatie in het kamp van degenen die met afkeer en angst de groei van het soekarnistisch-communistisch blok gadeslaan. Of moet men reeds spreken van een communistisch-soekarnistisch blok? In ieder geval is dit op het verkiezingsterrein reeds het geval, waar de commu- nisten, naar voren gehaald door Soekarno en bij de eerste verkiezingsronde nog

~akker dan Soekarno's partij, de PNI, thans overal die partij reeds hebbe~opge­

peuzeld en in tal van Javaanse gebieden de meerderheid hebben veroverd, ook op alle andere partijen samen. Een feit dat overigens 'bewijst dat Indonesië, evenmin als de meeste andere Aziatische en soortgelijke landen, rijp is voor ,het algemeen kiesrecht. (Doch dat is een vraagstuk op zich zelf, dat ik hier nu verder onbesproken laat.) Het antwoord op de groei van het extremistische blok, zijn de halfslachtige en verWarde afscheidingsbewegingen geweest in de buitengewesten, bew.egingen die door heLgemi; aan samenwerking en door het ontbreken van een centrale politieke figuur en een politiek progr.am, de chaos alleen maar .vergrote!). en tot verdere groei van het com~unis~e op Java leiden. En op ov~reenkomstige wijze heeft het optreden

(11)

"

\

van het leger wel geleid tot het heengaan' van het kabinet-Ali Sastroamidjojo, een

extremisten- en pro-communisten club, maar zonaer vervanging van dat kabinet door

een regering van enige kracht. En ten slotte liep ook dit.uit in het optreden van de huidige re~ering, waarin het commUIJJistische element nog sterker is dan in de kabinetten-Ali. Het leger wil blijkbaar een extremistische heerschappij afwenden, doch het brengt het nooit verder dan het belemmeren van een bepaalde ontwikke- ling, zonder de kracht en het inzicht te hebben een andere ontwikkeling op gang te brengen. Dus wordt alleen de chaos' vergroot en de ontwikkeling in die richting gaat verder en verder.

Thans zijn we dus gekomen bij het kabinet-Djoeanda, dat in vele opzichten kenmer- kend is voor de Indonesische chaos. Het telt vele communisten - onder communisten versta ik allen die de bevelen van de partij uitvoeren, ook al hebben ze misschien geen lidmaatschapskaart - en andere extremisten, maar het telt ook geestverwanten van de constructieve groeperingen, van de buitengewesten, de legerbevelhebbers, de

I

Hatta-aanhangers. Aanvankelijk wilde dit kabinet geenszins in de richting gaan van de verscherping van de betrekkingen met Nederland, noch wilde het de lrian- kwestie opblazen. Soebandrio, de minister van Buitenlandse Zaken, eertijds Sjahrir- aanhanger, maar al lang carrière-zoeker, doch niet geheel ontbloot van verstand (het type is overigens internationaal) stak de voelhoorns uit naar de Nederlandse regering om na te gaan hoe b~tere betrekkingen' tot stand konden komen. Maar Soekarno mobiliseerde zijn aanhangers in en om het kabinet. En besloten werd toen de zaak-

!rian. scherp te spelen, waaraan Soebandrio alle gewenste medewerking verleende.

De zaak werd dus voor de zoveelste maal in de Verenigde Naties gebracht, waar eigenlijk niets anders aan de orde was dan de vraag of de Nederlandse en de Indo- nesische regering over de toekomst van lrian zouden gaan praten. Dit verzoek van

I~donesië

maakt

ee~

onschuldige indruk. Het is bovendien een verzoek dat door een pas onafhankelijk geworden mogendheid gericht wordt ~an een van de oude koloniale landen. Het moest dus wel een meerderheid krijgen in een gezelschap dat veel sympathie heeft voor 'praten' en géén sympathie voor 'koloniale' landen. Het merk- waardige is veeleer, dat dit Indonesische verzoek ook ditmaal niet de twee derde meerderheid kon verwerven.

Een aantal niet bijster geïnteresseerde vertegenwoordigers van niet belang- hebbende of met een der partijen verbonden staten, komt blijkbaar telkens onder de indruk van het verschil tussen de Indonesische toelichting, die uitloopt op de eis dat lrian, in principe reeds Indonesisch, het ook in feite zal worden, en het zoet- sappige verzoek om te praten, met een regering wier vriendschap men zegt te zoeken, maar tegen wie men fulmineert zoals-men het alleen tegen doodsvij~nden doet.

Dat het verzoek van Indonesië een andere bedoeling heeft dan tot werkelijke bespre- kingen en onderhandelingen te komen, dat het de bedoeling heeft de sanctie van de VN te krijgen voor een overdracht van grondgebied, voor een verkapte annexatie misschien, dat brengt een aantal landen tot steun aan Nederland of tot oqthouding.

Over

de

zaak .in kwëstie is daarmee niets gezegd, maar dat is bij geen enkele bespreking van welke zaak dan ook in het milieu der VN het geval.

In Indonesië is echter de uitslag der besprekingen in de VN tot uitgangspunt voor

, /

7

,

(12)

een actie tegen de Nederlanders en de Nederlandse belangen geworden. Men kon dit verwachten. In algemene zin is het niet prettig drie maal met een kluitje

in

het riet gestuurd te worden. Voor een land als Indonesië, daJt in de kringen der Aziaten een voortdurende vermindering aan prestige heeft onqergaan - niet vanwege de NG-zaak, maar omdat Nehroe en al de andere Aziaten heel goed weten dat het een slecht bestuurd, corrupt land is, met onbekwame, doch ongelofelijk pretentieuze regeerders - was de behoefte om na de uitspraak van de VN te tonen ~at er enige ernst zat achter de vele dreigementen tijdens de behandeling geuit, werkelijk een noodzaak.

Men heeft dus in Indonesische regeringskringen wel het een en ander overwogen van wat na een ongunstig resultaat in de VN moest geschieden. Aan de ene kant een boycot-actie tegen de Nederlanders, die van beperkte duur zou zijn, met stakingen in de bedrijven met Nederlandse directies, ook van beperkte duur. Aan de andere kant het niet meer verlengen van de concessie aan de KLM - die over een maand toch afliep - en een overname van de KPM in een wal: verdere toekomst.

Zo ongeveer zag het plan er uit, waartegen van de kant der constructieve Indonesiërs reeds bedenkingen genoeg rezen, niet uit liefde voor de Nederlanders, maar uit het inzicht dat het Nederlandse bedrijfsleven in Indonesië, een S0011t kip is die gouden eieren legt, waarvan het grootste deel Indonesië ten goede komt. Het afslachten van zo'n kip is nooit voor bijzonder snugger doorgegaan. En dus moet men de Neder- landers laten werken tot men in staat is hun werk over te nemen, of het door anderen te laten overnemen. En als men ze moet en wil laten werken, dan moet men ook een beetje voorzichtig zijn met staking en boycot.

Maar het is heel duidelijk dat de actie de Indonesische regering volkomen uit de hand is gelopen. En het is ook duidelijk dat die actie in de handen van de commu- nisten is geraakt. Hun Sobsi-vakverenigingen hebben de staking laten overgaan in een 'bezetting der bedrijven,' volgens het communistische schema van actie: het begin van het ontketenen der revolutionaire situatie.

Voor een regering die van plan was met de communisten af te rekenen, zou deze situatie niet onwelkom zijn geweest. Men had, uitgaande van de communistische overschrijding van de nationale actie, de communisten uit de onwettig bezette bedrij- ven kunnen jagen, hun vakverenigingen verantwoordelijk kunnen stellen voor dit anti-nationale gedoe, en de PKI voor het optreden van de Sobsi, die volledig onder communistische leiding staat. Maar 'het leger dat nog de meest anticommunistische organisatie in Indonesië is, heeft het niet verder gebracht dan het sanctioneren van het communistische optreden, door de bezette bedrijven onder controle van het leger - en later van de regering - te plaatsen.

En dat is eigenlijk de hele Indonesische situaJtie: ~e communisten en de nationa- listische extremisten nemen het initiatief; de regering en het leger remmen een beetje en brengen de grenzen van de extremistische actie een beetje terug. Op dat punt, dat ver buiten de grenzen ligt van wat de regering en het leger oorspronkelijk bedoel- den, blijft Indonesië dan staan, in afwachting van de volgende stoot der communisten.

Dat Soekarno in deze hele zaak aan de kant der communisten stond, is duidelijk.

Hij moet een ogenblik van plan zijn geweest door te Sll:oten naar de ~geleide demo- cratie' d.w.z. naar de communistische dictatuur met de President als Leider en

(13)

constitutioneel dekmanteltje.

Op dat moment hebben

leger, federalisten en andere constructieve krachten blijk- baar ingegr.epen; en een ogenblik zoiets als een tijde- lijke verbanning van Soekar- no weten te bereiken. Hij was, zo luidden de eerste officiële berichten, ziek, en hij zou in het buitenland ge- zond gaan worden. Maar blijkbaar hebben Soekarno en zijn vrienden weer spoe- dig voldoende tegenactie weten te ontwikkelen, om de andere groep van haar eigen courage te doen schrikken.

En zo werd dus het ziekte- verlof van Soekamo, tot een propagandareis voor het In- donesische extremisme.

Intussen heeft de uitwer- king van de actie tegen het

Nederlandse bedrijfsleven en Soekarno

de Nederlanders, de Indone-

sische samenleving, zoal niet tot bl~edens, dan toch tot hongerens toe getroffen. Men heeft zo~el de verbindingen in de eigen archipel ontwricht en daardoor het eigen economische leven nog meer. bemoeilijkt dan de afscheidsbewegingen op de buiten- gewesten het reeds hadden gedaan, men heeft óók de economische verbindingen met het buitenland, die voor een belangrijk deel via Nederlanders liepen, vernield.

Zolang de communistisch-extremistische antiwesterse initiatieven de Indonesische politiek beheersen, zal geen westerse firma van enige betekenis zaken met Indonesië willen doen, tenzij dan op voorwaarden die alle risico's op de Indonesiërs leggen.

Dat wil dus ~eggen dat er géén kredieten en géén investeringen komen. Maar zonder

I langdurige kredieten en grote investeringen komt Indonesië niet tot ontwikkeling.

Alleen het Russische blok' zal bereid zijn economische en andere steun te verlenen.

En dat brengt Indonesië in een snel tempo onder communistische heerschappij. Dat wil Soekarno. Dat willen de werKelijke nationalisten en de constructieve krachten natuurlijk niet. Maar tot dusver wijst niets erop, dat zij in staat zijll het snelle en steeds snellere afglijden naar het communisme te voorkomen.

Wat moet nu in deze situatie de Nederlandse politiek zijn?

Moeten we Nieuw-Guinea aanbieden? Dat zou een enorme overwinning betekenen voor de extremisten, die dan het bewijs gel~verd hebben dat zij weten hoe men de

(14)

Nederlanders moet aanpakken. om álles uit hun handen en uit hun zakken te wringen.

En we hebben nu trouwens de uitspraak van Soebandrio eh Djoeanda en anderen,

die men niet tot de wildste extremisten rekent, dat ook na de uitlevering van NG, de actie voor het liquideren van de Nederlandse economische invloed in Indonesië doorgaat. Wat we kunnen 'winnen', is, dat we de Indonesiërs door de overgangs- moeilijkheden heenhelpen en in die tussentijd nog een paar centen verdien,en. In dat veld vinden elkaar de duitendieven van het zakenleven en de politici die menen dat we de achtergebleven gebieden in staat moeten stenen alle dwaasheden en alle extremismen te verwezenlijken.

Onderhandelen met Indonesië vóór de soekarnisten onsohadelijk zijn gemaakt, is een dolkstoot in de rug van de constructieve elementen in Indonesië. En welke zin heeft een 'gesprek' met Indonesië als men niet bereid is Nieuw-Guinea aan te bieden, en bovendien nog economische hulp voor het liquideren van de Nederlandse economie en voor de vergemakkelijking van de overgang naar het communisme? Alleen de aanhangers van het nieuwste bijgeloof in 'het gesprek om het gesprek,' kunnen menen dat ze een politieke bijdrage leveren tot de verbetering van de toestand in Indonesië en tot de verbetering van de verhoudingen tussen Indonesië en Nederland, door te vragen of Hammerskjöld .of Nehroe of een ander ons niet aan een 'gesprek' kan helpen, met een regering, waarmee we normale diplomatieke betrekkingen onder- houden en waarmee we dus voortdurend kunnen spreken en ook voo11l:durend ge- sproken hebben; voor zover die regering het de moeite waard vindt om zelfs maar normaal beleefd en fatsoenlijk tegen ons te zijn.

Er zijn tijden geweest waarin, niet 'het gespr~k', maar wel de onderhandelingen zin hadden. Toen is daar niets van gekomen, door fouten zowel van Nederlandse als van Indonesische kant. Daardoor is een situatie ontstaan die geen ruimte biedt voor onderhandelingen; en dus ook geen ruimte vOOr zinvolle gesprekken. Wij moeten dus wachte~ op een nieuwe situatie. Aan het ontstaan van die situatie kunnen wij ternauwernood iets bijdragen. De belangrijkste bijdrage moet geleverd worden door de Indonesiërs zelf. En die nieuwe situatie zal gekenmerkt zijn door de overwinning van de extremisten of door die van de constructieve krachten. In die overgangstoe- stand moeten we alles nalaten wat de extremisten kan versterken. We moeten ze niet aan successen helpen. We moeten duidelijk laten uitkomen dat we slechts in zeer beperkte mate geïnteresseerd zijn bij de ontwikkeling van Indonesië.

Gedurende een reeks van jaren is door mij en door mijn naaste politieke geestver- wanten betoogd, dat de liquidatie van de Nederlandse belangen in Indonesië en het , zoeken naar ander emp100i voor de daar aanwezige ondernemingen en personen, een nationaal belang was en dat dit door de Nederlandse regering diende te worden gestimuleerd. De situatie die thans zowel de regering als het zakenleven overvalt,

WilS duidelijk zichtbaar .in haar groei en verergering.

En als we dus, méér dan nodig, getroffen worden door de klappen die nu ons zakenleven daar en de Nederlanders daar treffen, dan is het duidelijk dat de séhuld daarvan niet alleen bij de Indonesisohe extremisten ligt",doch ook bij de Nederlandse regering en bij het zakenleven in Indonesië. Die twee waren het niet eens omtrent de NG-politiek. Maar terwijl het zakenleven de illusie had dat een toegeven inzake

\ .

(15)

\ NG het bedrijfsleven in Indonesië veilig zou 'stellen, had de regering de illusie dat

ze een starre politiek t.a.v. NG kon voeren,-zonder dat dit een uitwerking zou hebben

op de personen en zaken der Nederhmders in Indonesië. De Nederlandse politiek moest naar een crisis der betrekkingen met Indon~sië leiden. De eigen ontwikkeling van Indonesië leidde eveneens naar een crisis. Maar crisismaatregelen van Neder- landse kant ontbraken. Ze ontbreken eigenlijk ook nû nog. Want enig advies geeft de Nederlandse regering niet. En men prijst 'dat in haar als wijsheid. En dat terwijl het tot de nonnale internationale gebruiken behoort, dat een regering, die niet in' staat is haar onderdanen in enig vreemd gebied bescherming te verlenen, die onder- danen adviseert dat gebied te verlaten, als het onveilig en gevaarlijk is geworden, of zelfs maar dr~igt te worden, En men voegt er dan in zo'n geval aan toe, dat wie blijft, dat op eigen risico doet. En dat is natuurlijk nog in sterkere mate het geval als die I

onderdanen niet alleen gevaar lopen, doch ook nog als gijzelaars en als chantage- objecten gebruikt kunnen worden.

Alle Nederlanders moeten zo snel mogelijk weg uit Indonesië. Alle Nederlandse belangen daar moeten zo volledig mogelijk teruggetrokken of geÜquideerd worden.

Een dergelijk parool zou de Indonesiërs die orde en welvaart willen, doen beseffen dat de tijd dringt, willen ze nog profijt trekken uit Nederlandse arbeid en hulp bij de opbouW; van hun land.

De Nederlandse politiek ten aanzien van Indonesië diende in twee woorden samen te vatten zijn: erUIt. En verder: alleen maar 'erin', als alle waarborgen bestaan, dat allen die'meewerken aan de opbouw van het land, veilig zijn, en als de extremisl:en buiten de wet zijn geplaatst. Zelfs dan nog is het we.inig aanlokkelijk voor de uit- gedrevenen om terug te keren.

\

.

Wie dus wil voorkomen dat Indone.sië alle mogelijkheden verliest die van Neder- landse kant kunnen

ko~en,

moet nû overgaan tot adie tegen de'extremisten. Dat zou de Nederlandse boodschap aan de constructieve Indonesiërs moeten zijn en moeten geweest zijn. Maar die politiek ontbrak en ontbreekt. En dus moet men het resultaat

van 'de ontwilékeling ginds, met zeer veel pessimisme afwachten.

Bij die ontwikkeling speelt Nieuw-Guinea thans geen rol van grote betekenis. Een goede NG-politiek, in '49, in '50 of '51, had de gang van zaken gunstig kunnen beïnvloeden. Die politiek heeft ontbroken. Wie nû bepleit, wat toen zin had, vertelt zinloze verhalen en bewijst alleen zijn politiek onverstand.

We staan nu voor de vraag wie in Indonesië zullen, zegevieren, de constructieven of de extremisten.

MOèhten de constructieven zegevieren, dan dient de Nederlandse politiek et: een te zijn van toenadering en samenwerking - die dán ook mogelijk zal zijn ..:- en in die situatie dient een regeling te worden gevonden die tegemoet komt aan de Indone- sische verlangens. Wij zouden reeds nû moeten uitspreken: dat een constructieve regering van Indonesië, Nederland bereid zal vinden tot iedere oplossing der Nieuw- \ Guinea-kwestie, die de belangen van de autochtone bevolking veilig stelt.

Winnen daarentegen de extremistische elementen, dan wordt het eerst recht een Nederlands belang om de verdedigiIig van deze stormhoek tussen Azië en Australië over te laten aan de belanghebbenden, d.w.z. aan de Australiërs, die çlan maar

(16)

moeten proberen Amerikaanse hulp voor die taak I\:e verk;rijgen. Onze plichten in de strijd tegen

het

extremisme liggen

in

Europa; niet

in

die onherbergzame oorden vele duizenden mijlen van Nederland, die we slechts met grote moeite kunnen bereiken.

Nieuw-Guinea behoort tot de Australische sfeer. Niet tot de Nederlandse. En ik althans, wens niet in Aziatische avonturen te worden betrokken, ter wille van Nieuw- Guinea. Ons bestaan hier in Europa is al zwaar en moeilijk en bedreigd genoeg.

Van mij dus geen innige woorden over die nobele Aziaten, die recht hebben op alles en nog wat, en die geholpen moel\:en worden, juist door ons, omdat we ze in het verleden zoveel onrecht aandeden. Alleen die Aziaten die streven naar 'orde, discipline en arbeid' en die dus het communisme willen bestrijden en zaken willen doen met het westen, komen in aanmerking voor vriendschappelijke betrekkingen.

Maar vriendschappelijk of vijandig, een land van de omvang en van de kracht van Nederland, kan wel zaken doen met Aziatische landen, doch kan nie!\: een positie handhaven waardoor het een groeiende kans loopt betrokken te worden in conflicten, die zich in Azië of op de grens van Azië en Australië afspelen.

Wat een theoretisch gevaar w.as, nog niet zo lang geleden, wordt nu een zeer reëel gevaar. Wal\: toen in de ijskast kon blijven, of als onuitgesproken tegenstelling kon blijven bestaan, wordt nu belangrijker' dan vele aspebten van de nationale politiek. Wat toen geen rol speelde bij het bepalen van de kabinetspolitiek, wordt nu een van de beslissende factoren.

Voor regeringen die Nederland in een Aziatisch avontuur zouden willen storten ter wille van Nieuw-Guinea, wens ik althans geen verantwoordelijkheid te dragen.

Dat heeft de jongste onïwlkkeling in Indonesië mij, zoal niet geleerd, dan toch verduidelijkt. De Partij van de Arbeid zal er goed aan doen, de be!\:ekenis van dit alles in zich op te neme.n; en tot een duidelijke uitspraak te komen over de zaken die ik hier heb aangesneden.

t

(17)

I .

B. V. A. RöLING

Beschouwingen over de huidige stand

der Nieuw-Guinea-kwestie

1)

De tijd is .een belangrijke factor in een internationale situatie. Wat eens een een- voudig geschil was, met een beetje goede wil uit de wereld te helpen, kan door tijdsverloop worden tot een onoplosbare kwestie. Zo was dat met de Kasjmir- kwestie, en zo dreigt de Nieuw-Guineakwestie te worden. Bestaande posities worden gedogmatiseerd, verbonden aan onaantastbare beginselen. Verandering in de situatie wordt dan onmogelijk, doordat volksgroepen of politieke partijen zich gecommitteerd hebben, en zonder verlies aan prestige of 'gezicht' niet meer het eens ingenomen standpunt verlaten kunnen. Daarbij komt, dat gemeenlijk een van beide partijen bepaalde maatregelen neemt om de ander tot toegeven· te brengen, wat het des te moeilijker maakt voor die ander, het eens ingenomen standpunt prijs te geven.

Destijds zo~ zonder enige internationale of nationale moeilijkheid Nieuw-Guinea kunnen zijn opgenomen in de nieuw gevormde staat van Indonesië. Australië, des- tijds nog kampioen voor Indonesische onafhankelijkheid, zou geen haarbreed in de weg gelegd hebben, als wat vroeger de kolonie Nederlands-Oost-Indië was, in zijn geheel zou geworden zijn tot onafhankelijke staat, inclusief Nieuw-Guinea.

Er rust een zware' verantwoordelijkheid op degenen die in die tijd hun wil heb- ben doorgezet om bijzondere voorzieningen te bedingen voor Nieuw-Guinea. Des- tijds was de overwegende gedachte om een veilige haven te garanderen voor Indo- Europeanen. Maar het is duidelijk, dat ook andere irrationele motieven daarbij een rol speelden, motieven die niet gemakkelijk onder woorden konden worden gebracht.

Maar die sterk genoeg waren om steun te vinden in brede volkslagen. Er bestond een zucht tot .behoud van' Nieuw-Guinea, hevig genoeg om voedsel te geven aan allerlei rechtvaardigende theorieën. Men heeft wel, niet ten onrechte, Nederlands houding vergeleken met die van de verarmde grondbezitter, die, nadat hij zijn vrucht- bare akkers van de hand heeft moeten doen, ten koste van grote offers zich vast- klampt aan het bezit van een stukje barre heide, om zodoende nog iets .te kunnen behouden; en nog steeds te behoren tot. degenen die spreken kunnen van .hun 'terres' buiten de stad.

De theorie van de veilige haven is spoedig verlaten, nadat de pr~tijk.getoond had, dat Nieuw-Guinea totaal ongeschikt was om voor de Indo-Europeaanse groep een tehuis te. bieden. Toen werd gezocht naar redenen die het uit anderen hoofde ·ge-

1) In 'Nieuw-Guinea als wereldprobleem' dat binnenkort bij Van Görcum &-Comp. te Assen verschijnf; zijn uitvoerig de gronden uiteengezét, waarop de hier gegeven conclusies berusten.' .

13

(18)

I

kozen standpunt konden rechtvaardigen. Tijdsverloop en propaganda deden toen hun invloed voelen. Zij hadden de uitwerking de bestrande internationale verhouding te dogmatiseren en te verabsoluteren. Wat eens een positie geweest was van relatieve waarde, raakte versteend tot principieel stàndpunt, waarin afwijking nauwelijks duldbaar was.

Zowel in Indonesië als In Nederland!

Voor Indonesië werd Nieuw-Guinea in handen van Nederland een ondraaglijk af- front van het nationaal bewustzijn. Voor Nederland werd de positie getrokken in de sfeer van de morele verplichting, van de 'white man's burden', om de Papoea's op te voeden en hun zelfbeschikkingsrecht te verzekeren. Sindsdien verhinderden de inge- nomen posities iedere verandering, daar het zelfrespect ermede gemoeid, raakte.

Menigeen in Nederland heeft de laatste jaren gezegd, zij het zelden in het openbaar, dat wij moesten traohten de Nieuw-Guinea-kwestie 'met ere' tot oplossing te brengen.

Er komt een moment, dat oplossing van een internationale kwestie 'met "ere' niet meer tot de te verwerkelijken mogelijkheden behoort. Dat doet echter niet af aan de nood- zaak tot een oplossing te komen. De eer is een moment in een volkenverhouding, dat niet beslissend is. De tijd is voorbij waarin men een politiek kon volgen en toejuichen, die moest eindigen in een 'Tout est perdu, fors l'honneur'.

Het ware de moeite waard, de binnenlands-politieke situatie, in Nederland zowel als in Indonesië, in haar verhouding tot het Nieuw-Guinea-probleem te analyseren. Hier moge met een enkele algemene opmerking worden volstaan.

In Nederland zijn de politieke partijen vooral gevormd op grond van opvattingen over intern-Nederlandse problemen. Vandaar dat in menige buitenlands-politieke kwestie binnen de politieke partijen de meningen zeer uiteenlopen. Zo is het t.a.v.

de Nieuw-Guinea-kwestie. Dwars door elke politieke partij loopt de scheidslijn, die voorstanders van een vasthouden aan de Nederlandse soevereiniteit en voorstanders

va~ een vreedzame regeling met Indonesië verdeelt. Geen enkele politieke partij durft het daarom aan, met een uitgesproken standpunt voor de dag te komen.

Zo kwam men tot de zgn. ijs-kast-politiek, de politiek die zonder meer de status quo handhaaft. I!Dmers elk partij voorstel tot verandering zou stuiten op groepen binnen de partij, die het met zo'n voorstel niet eens zouden zijn. Er zou een kans bestaan, dat de partijeenheid op grond van de houding t.a.~. het buitenlands-politieke probleem zou worden verbroken. De unanimiteit die in het parlement bleek bij de, laatste regeringsverklaring van 23 december jl., was een quasi unanimiteit, in daden- loosheid gebaseerd op politieke angst.

Maar ook ijskastpolitiek is politiek, al behoeft niemand daartoe een initiatief te nemen, en al exposeert zich daarbij geen enkele partij. En het kan een politiek zijn met désastreuze consequenties. Want ijskastpolitiek moge wel een stilzitten bete- kenen aan onze kant, het betekent niet het gelijk blijven van de situatie bij de tegen- partij.

Ook in Indonesië is de binnenlands-politieke situatie van betekenis. Er is evenmin eenheid van opvatting als in Nederland. De redelijke elementen realiseren zich, dat de kwestie-Nieuw-Guinea geen vitale kwestie behoefte te zijn, maar, dat zij tot een brandende kwestie kon gemall;kt worden, tot een brandende kwestie gemaakt is,

14

(19)

,

I

door welbewust overheidsoptreden. De moeilijkheden waarmede een jonge staat, ontstaan na Jaren Japanse bezetting en na jaren strijd voor onafhankelijkheid, te kampen heeft, zijn vele. En het is begrijpelijk, dat men welbewust nationale gevoe- lens aanwakkerde, die de aandacht konden afleiden van de dagelijkse tegenslagen en fouten, en daarbij het saamhorigheidsgevoel konden versterken. Een volk wordt evenzeer gevormd door gezamenlijke haat en angst, als door onderlinge liefde. Daar-

,

bij kwam de welbewuste politiek van communistische elementen, die erop aan-- stuurden de Nieuw-Guinea-kwestie te maken tot spil waarombeen Indonesië gelei- delijk gestuwd kon worden naar bet Sowjetblok. De kwestie-Nieuw-Guinea werd en wordt welbewust misbruikt om de tegenstelling Nederland-Indonesië, Europa-Azië te markeren. Het nationalistisch besef wordt door de communisten welbewust aan- gewakkerd, en in extremis bespelen zij gevoelens die in geheel Indonesië leven, of ten minste gemakkelijk gewekt worden. De gematigde partijen staan daartegenover- machteloos. Want als een volk emotioneel partij kiest, dan vindt bet extreme stand- punt de meeste bijval, en niet de gulden middenweg. Zo moet men wel huilen met de wolven, om niet elke zeggenschap en invloed te verlfezen. Het leek mij, dat zo nu en dan in de Indonesische verklaringen ter XIIde Algemene Vergadering der Verenigde Naties de angst te beluisteren viel, dat een falen van de vreedzame op- lossing van de Nieuw-Guinea-k",:,estie Indonesië definitief zou brengen in de Sowjet- invloedssfeer. Er moge vooral dreiging zitten in de woorden van minister Soebrandio:.

'this dispute is likely to become an object of tbe overall struggle. in international power politics,' het is 'a vital problem for Indonesia., which might affect the basic course and development of our national life and pólitics' (A - PV 724, p. 61) - het .

, .

element angst kan er oQk uit verstaan wOJ;den.

De stappen door Nederland zo demonstratief gedaan bij de NATO _kunnen dergelijk gedreven worden naar het andere kamp slechts bevorderen. Immers daar- mede wordt ook door ons de kwestie behandeld als een koude-oorlog-confliot, wat het niet was, en nog niet is, maar wat het heel spoedig kan worden. Hier ligt de wezenlijke wereldpolitieke betekenis van het Nieuw-Guinea-conflict. Het kan een volk van 82 miljoen nopen zich te scharen onder de protectie van Sowjet-Rusland.

Het is mijn stellige overtuiging, dat dit door velen in Indonesië evenzeer wordt gezien, en gevreesd, als in Nederland.

De juridische aspecten van de Nieuw-Guinea-kwestie zijn ván-bijionder groot belang.

Als het waar zou zijn, dat onomstotelijk voor ieder, hier en in Azië, zou vaststaan dat Nieuw-Guinea deel vormde van het territoir van h~ Koninkrijk der Nederlanden, dan zou de appreciatie van activiteit in het zuiver politieke conflict, hier en in Azië, verschillen van Wat zij nu is.

Het lijkt mij, dat Nederlands soevereiniteitspositie aanvechtbaar is. Indien men de stukken en documenten nagaat 2), waarop Nederland~ijn aanspraak baseert, dan

2) Een kort maar duidelijk overzicht daarvan kan men vinden in 'Nieuw-Guinea als pro- bleem van het Nederlandse volk. Rapport van de\Co~missie voor internationale zaken van de Oecumenische Raad van Kerken in Nederland', Amsterdam 1956, blz. 3 v.v. Uitvoeriger daarover in mijn bovengenoemde studie.

15

(20)

blijkt dat die basis, op zijn minst genomen, disputabel

is.

Veel hangt af van de inter- pretatie van de Linggadjati-over,eenkomst. Immers de herhaalde toezeggingen in de Veiligheidsraad, dat het vroegere Nederlands-Oost-Indië zou worden tot

een onaf-

hankelijke staat Indonesië, de

onafhankelijkheid toegezegd aan 'de

volkeren

van

Indonesië' (Renville-beginsel),

zouden alleen

uitzondering kunnen lijden door het recht, toegekend in. art. 3 van de overeenkomst van Linggadjati, waarnaar in het 6e "Additionele Beginsel van Renville wordt verwezen.

Art.

3

van Linggadjati

erkent

het recht van de bevolking van enig gebiedsdeel

langs democratische weg te kennen te geven niet of nog niet tot de Verenigde Staten

van Indonesië te willen toetreden. Men dacht daarbij aan de deelstaten zoals

Oost-

Indonesië, wellicht aan kleinere eenheden zoals Ambon of de

Zuid-Molukken.

Men kon hier nauwelijks denken aan de in het stenen

.

tijdperk levende Papoea's van Nieuw-Guinea, verkerend in volstrekte stamvijandschap onder

elkaar en in volstrekte onkunde

omtrent de naburige wereld. Als hoofdregel

aanvaardt

art. 3

van

Linggadjati: De VS van Indonesië zullen omvatten het gehele grondgebied van Nederlands-Indië. Uitzondering daarop is de op democratische wijze

daarop

ge- nomen exc. eptie. De eenzijdige interpretatie in het Nederlandse parlement,

zodat

ook Nieuw-Guinea onder de in art.

3

bedoelde bevolkingen zou kunnen vallen,

werd

geneutraliseerd door Van Mooks verklaringen op de daarop

volgende

conferentie van Den Pasar.

Men kan dus aannemen, dat van de Linggadjati-overeenkomst af Nieuw-Guinea zou vallen onder de te vormen onafhankelijke en soevereine staat. De vraag rijst dan, welke invloed - gezien de overeenkomsten van Linggadjati, Renville,

Van

Royen- Roem, en de daarmede overeenstemmende verklaringen va,n dr. Van' Royen

in de

Veiligheidsraad - dient te worden toegekend

aan

het voorbehoud gemaakt in art. 2 van het Charter van Soevereiniteitsoverdracht.

Het is bekend, dat ter Ronde-Tafelconferentie de partijen het niet eens konden worden over de soevereiniteit van Nieuw-Guinea. Vandaar dat

in de, op suggestie

van de VNCI aanvaarde tekst van art.

2, het woord soevereiniteit werd vermeden en

een formulering werd aanvaard, die alle partijen gelegenheid gaf, hun interpretatie in het overeengekomene

te lezen,

welke mogelijkheid niet werd aangetast door de ter verduidelijking van art. 2 gewisselde brieven. Daaruit blijkt,

dat met de hand-

having van de status quo wordt bedoeld

'met voortzetting

van het gezag

van

de regering van het Koninkrijk der Nederlanden.' Op

zijn

minst genomen

was

dus het voorbehoud dat t.a.v. Nieuw-Guinea in art.

2 werd gemaa}Qt, een

zeer omstreden en dubieus voorbehoud.

Het is een open vraag of een internationale rechter dit twijfel-

achtige voorbehoud zou doen prevaleren boven de duidelijke teksten en verklaringen van de daaraan voorafgaande jaren;

3)

Het sterkste argument voor het Nederlandse standpunt

is,

dat Indonesië direct na de RTC aandrong op overdracht van de soevereiniteit, en er dus blijkbaar van uitging, dat die soevereiniteit bij het Charter was voorbehouden.

Maar ook die houding sloot

de verplichting tot die overdracht geenszins uit. Ook de

weigering

de interpretatie

.J

3)

Verg. mijn

annotatie

bij het arrest van het Hof van Justitie van Nieuw-Guinea

van 21

maart

1956,

N.J.

1956

no.

512.

(21)

.Demonstratie in Indonesië ...

van de gesloten overeenkomst aan het, Internationale Hof toe te verh'ouwen, toont w'einig vertrouwen_ in de later aanvaarde opvatting, dat de soevereiniteitsoverdracht (soevereiniteitserkennin

9)

ook betrof Nieuw-Guinea, Maar de houding van een partij, zeker wanneer het gaat om partijen-staten, is niet beslissend voor de inhouds- bepaling van een contract.

Voor ons is van belang, dat onze opvatting zeker niet de enig mogelijke interpretatie is, dat er zelfs veel pleit voor de uitleg' die Indonesië geeft aan de loop der gebeID'-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat betekende dat dit keer ook de CHU mee zou doen. Een tweede kabinet-Den Uyl zou minder progressief ogen dan het eerste, ondanks de tien zetels winst. Dat schepje er

Tot slot twee korte opmerkingen. Begrijpelijk genoeg bepleit Nieuwenhuijsen telkens decentralisatie. Ik heb sterk de indruk dat dit voortvloeit uit appreciatie van deze waarde

- De economische en sociale kosten van militaire wedijver vormen belangrijke redenen om ontwape- ning te zoeken. - Hoewel de vooruitzichten op wapenbeperking en

Naast de trendkoppeling en de koppeling van het bruto-minimumloon bestaat er nog een derde koppe- ling en dat is de koppeling van netto minimum uitke- ring aan het

Is zij door deze wijze van doen niet in staat, zichzelf of haar leden met een aureool van heiligheid te omgeven - door zichzelf aldus volledig te stellen onder

Het gaat er om, zegt Marx, in zijn reeds eerder aangehaalde Kritik des Gothaer Programms (1875): 'de staat te veranderen van een orgaan dat boven de maatschappij

klagen dat de V.S. daar nu eindelijk ernst mee maakt. Dat neemt niet weg dat de moeilijkheden voor de Europese Gemeenschap op een ongelegen moment komen. Nog maar net gestart met

Van dc tweede jaargang van dit maandblad waren nog slechts enkele afleveringen verschenen, toen de oorlog ons land binnenstormde. Tijdens de vijandelijke bezetting