De keuze is aan Icare
Een onderzoek naar de behoeften aan en de huidige positie van een eigen opleidings- en trainingsinstituut
Ellen van der Haar
Een onderzoek naar de behoeften aan en de huidige positie van een eigen opleidings- en trainingsinstituut
Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Bedrijfskunde Afstudeerscriptie
Opdrachtgever: Stichting De Thuiszorg Icare
Datum: Oktober 2003
Auteur: Ellen van der Haar
Eerste begeleider: Dr. J.A. Neuijen
Tweede begeleider: Dr. M.A.G. van Offenbeek
Voorwoord
Het onderzoek dat voor u ligt, is het afstudeerverslag dat ik heb geschreven na een periode van acht maanden onderzoek voor Stichting de Thuiszorg Icare in Meppel. De specialisatie Human Resource Management is voor mij één van de redenen geweest om een vervolgstudie Bedrijfskunde te gaan doen. Op dit terrein wilde ik dan ook afstuderen, want voor mij was duidelijk dat het begin van mijn werkende leven in deze discipline zou moeten zijn.
Na het schrijven van een ‘sollicitatiebrief’ aan Icare ben ik door Anneke Bouwmeester aangenomen, die mij enthousiast maakte voor Icare. Anneke werd mijn begeleidster en vertelde over een project dat een aantal maanden terug was opgestart. Het ging over een bureau dat eigen trainingen verzorgde voor eigen medewerkers van Icare, dat er zoveel meer achter zat had ik van tevoren niet kunnen bedenken.
Naast het onderzoek wilde Anneke mij zoveel mogelijk laten zien van de gebeurtenissen binnen Icare. Dit was voor mij een leerzame periode, omdat ik naast leuke en gezellige gesprekken veel toegevoegde informatie over mijn onderzoek kreeg die ik in mijn achterhoofd mee kon nemen bij het schrijven.
De laatste loodjes van onderzoek doen wegen soms erg zwaar, vooral het echte schrijven was voor mij soms moeilijk. Impliciet weet je best veel en om de belangrijke informatie duidelijk over te brengen in mijn onderzoek moest ik soms echt afstand van het onderzoek nemen.
Ten eerste dhr. Neuijen, mijn begeleider van de Faculteit Bedrijfskunde bedankt voor de begeleiding en feedback. Ook mevrouw Van Offenbeek, mijn tweede begeleidster namens de faculteit, bedankt voor de begeleiding.
Ten tweede wil ik een aantal collega’s van Icare bedanken. Anneke die mij de opdracht gaf.
Daarnaast bedankt dat je tijd voor me vrijmaakte, meedacht en mij mee liet denken.
De mensen die ik geïnterviewd heb bedankt voor het enthousiasme en de tijdsinvestering, het waren soms erg uitgebreide gesprekken. De ervaring van het interviewen van mensen die enthousiast over hun vak praten heeft mij op die momenten ook enthousiast gemaakt. Ik heb bij Icare een interessante tijd gehad en veel gezien en geleerd. Ook dank aan de medewerkers van het BGD. Alle overige mensen die hun bijdrage hebben geleverd aan dit onderzoek ook hartelijk bedankt.
Ellen van der Haar
Managementsamenvatting
In 2001 is er een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd naar een centraal opleidings- en
trainingsinstituut binnen Icare. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek is door de Raad van Bestuur besloten tot het opstarten van een opleidings- en trainingsinstituut. Dit
opleidings- en trainingsinstituut, wat tot op heden onder de naam ‘Bureau Gezondheidservice
& Dienstverlening’ (BGD) opereert, valt onder Gezondheidservice. Gezondheidservice is één van de zeven bedrijfseenheden van Icare. Het BGD verzorgt cursussen voor de eigen
medewerkers van Icare. Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in wat de klanten (bedrijfseenheden, ondersteunende- en stafafdelingen) verwachten van het huidige BGD en het vertalen van dit inzicht naar de consequenties voor de toekomst van het BGD, gezien de positie die het BGD binnen Icare heeft.
Uit het verkrijgen van inzicht in de beelden over, behoeften aan en verwachtingen van het BGD blijkt onder andere het volgende. Wanneer het BGD aan de wensen van haar klanten wil voldoen zal er expliciete aandacht besteed moet worden aan drie zaken: marketing,
samenwerking en aanbod en ontwikkeling van producten en diensten.
De positie van het BGD wordt bepaald door de krachten die drie stakeholders uitoefenen op het BGD. Deze drie stakeholders zijn de Raad van Bestuur / het Managementteam, de bedrijfseenheid Gezondheidservice en de klanten (bedrijfseenheden, ondersteunende- en stafafdelingen). De Raad van Bestuur en het Managementteam hebben met name belang bij een goed functionerend BGD vanwege de rol die het BGD zou kunnen vervullen in het realiseren van drie van de zes strategische speerpunten. Deze drie speerpunten zijn: versterken van de klantenbinding, verhogen van de professionaliteit en het stroomlijnen van de
ondersteunende processen. Het blijkt dat de beslissingen die het hoogste managementniveau neemt op het gebied van HR-instrumenten (zoals opleiden) niet alleen vanuit een
kwaliteitsoogpunt worden genomen. Bij de beslissingen wordt ook kostenefficiëntie
betrokken. Gezondheidservice, de bedrijfseenheid waar het BGD onder valt, heeft met name belang bij het BGD om de professionalisering en service- en dienstverlening te verbeteren.
Verder is Gezondheidservice beslissingsbevoegd ten aanzien van de profilering en productontwikkeling van het BGD. De derde stakeholder, de bedrijfseenheden, heeft de meeste invloed op de positie van het BGD. Zij hebben de primaire verantwoordelijkheid voor de opleidingsplannen. De wensen van de bedrijfseenheden spitsen zich met name toe op marketing, samenwerking en aanbod & ontwikkeling van producten en diensten, zoals reeds vermeld.
Na een analyse van de verhouding tussen de beelden, behoeften en verwachtingen en de positie van het BGD ten opzichte van haar stakeholders blijkt het volgende. Er bestaat gezien de positie die het BGD ten opzichte van haar stakeholders heeft zeker ruimte voor meer aandacht aan marketing, samenwerking en aanbod en ontwikkeling van producten en diensten. Echter, de stakeholders zijn ook in de positie om het BGD in staat te stellen meer aandacht te besteden aan deze onderwerpen, bijvoorbeeld door het wel of niet beschikbaar stellen van budgetten. Met name het hoogste managementniveau zal daarom in haar beleid ten aanzien van het BGD bewuste keuzes moeten maken wil het BGD in de behoeften en
belangen van de stakeholders kunnen voorzien.
De voornaamste consequentie van de onderzoeksgegevens voor de toekomst is, dat het bureau
vanuit een kwaliteitsverbeteringsstrategie van het topmanagement het best in staat is om
activiteiten omtrent de drie genoemde onderwerpen te ontplooien.
Inhoudsopgave
I
NLEIDING...8
1. O
NDERZOEKSOPZET...9
1.1 Inleiding...9
1.2 Aanleiding onderzoek ...9
1.2.1 Een aantal ontwikkelingen...10
1.3 Probleemstelling...11
1.4 Methodologie en theoretisch kader ...12
1.4.1 Deelvraag 1 en 2: Welke beeldvorming bestaat er bij de bedrijfseenheden, ondersteunende- en stafafdelingen over het huidige Bureau Gezondheidservice & Dienstverlening? / Welke verwachtingen en behoeften hebben de bedrijfseenheden, ondersteunende- en stafafdelingen ten aanzien van het toekomstige opleidings- en trainingsinstituut?...13
1.4.2 Deelvraag 3: Welke positie heeft het huidige Bureau Gezondheidservice & Dienstverlening nu gezien de belangen en de beleidskaders van de stakeholders? ...16
1.4.3 Deelvraag 4: Passen de beelden, verwachtingen en behoeften bij de positie van het Bureau Gezondheidservice & Dienstverlening?...18
1.4.4 Deelvraag 5: Welke consequenties hebben de beelden, verwachtingen en behoeften en de huidige positie voor de toekomst van het opleidings- en trainingsinstituut? ...18
2. V
OORONDERZOEK BEELDVORMING...19
2.1 Inleiding...19
2.2 Stafafdeling Personeel & Organisatie ...19
2.3 Procesbegeleiders bedrijfseenheid Verpleging en Verzorging ...19
2.4 Manager bedrijfseenheid Gezondheidservice ...20
2.5 Medewerkers Bureau Gezondheidservice & Dienstverlening ...20
2.6 Coördinator cursusbureau ...21
2.7 Resultaten brainstormdag ...21
2.8 Conclusie aandachtspunten ...22
3. B
EELDEN,
BEHOEFTEN EN VERWACHTINGEN VAN HETB
UREAUG
EZONDHEIDSERVICE& D
IENSTVERLENING...23
3.1 Inleiding...23
3.2 De 12 P’s ...23
3.3 Aangepaste P’s ...24
3.4 Analyse interviews ...26
3.4.1 Probleemverkenning...26
3.4.2 Product, dienst, proces...26
3.4.3 Productieproces...27
3.4.4 Profilering / positionering...28
3.4.5 Samenwerking...28
3.4.6 Prijs...29
3.4.7 Presentatie...30
3.4.8 Promotie...30
3.4.9 Projectplanning ...31
3.4.10 Kwaliteit ...31
3.5 Schriftelijke vragenlijst...33
3.5.1 Analyse ...33
3.5.2 Resultaten schriftelijke vragenlijst ...33
3.5.2.1 Product of dienst ...33
3.5.2.2 Profilering / positionering...34
3.5.2.4 Promotie...34
3.5.2.5 Kwaliteit ...34
3.5.3 Verbanden...35
3.6 Conclusie interviews en enquêtes ...35
3.7 Overige bevindingen ...36
3.8 Groepering van de aandachtspunten ...37
4. D
E POSITIE VAN HETB
UREAUG
EZONDHEIDSERVICE& D
IENSTVERLENING BINNENI
CARE...38
4.1 Inleiding...38
4.2 Begripsbepaling positie...38
4.3 Raad van Bestuur / Managementteam...39
4.3.1 Formele positie met betrekking tot Icare-beleid ...39
4.3.1.1 Theoretisch intermezzo: contingentiemodel voor HR-strategieën...41
4.3.1.2 De ondernemingsstrategie van Icare ...42
4.3.2 Positie met betrekking tot HR-beleid Icare ...44
4.3.3 Behoeften en belangen ...50
4.4 Conclusie theoretisch intermezzo ...47
4.5 Gezondheidservice ...51
4.5.1 Positie Gezondheidservice...51
4.5.2 Behoeften en belangen ...52
4.6 Bedrijfseenheden...52
4.6.1 Positie bedrijfseenheden ...52
4.6.2 Behoeften en belangen ...54
4.7 Resources en bekwaamheden ...55
4.8 Schematisering van de positie van het BGD ...56
4.9 Integratie beleidsplannen...57
5. I
NTEGRATIE VAN DE BEHOEFTEN EN DE POSITIE...59
5.1 Inleiding...59
5.2 Behoeften en positie geïntegreerd...59
5.3 Integratie van de behoeften, positie, resources en huidige bekwaamheden...62
6. C
ONSEQUENTIES VOOR DE TOEKOMST...63
6.1 Inleiding...63
6.2 Twee strategieën...63
6.3 Kostenefficiëntiestrategie...64
6.4 Kwaliteitsverbeteringsstrategie ...65
6.5 Verbindingsmiddel...66
7. A
ANBEVELINGEN...63
7.1 Inleiding...68
7.2 Aanbevelingen...68
B
IBLIOGRAFIE...72
N
AWOORD...74 B
IJLAGENBijlage 1 Organigram Gezondheidservice Bijlage 2 Organigram Icare
Bijlage 3 Interview
Bijlage 4 Resultaten interviews beeldvorming
Bijlage 5 Resultaten interviews behoeften en verwachtingen Bijlage 6 Enquête
Bijlage 7 Aantal respondenten
Bijlage 8 Aantal respondenten weergegeven per regio
Bijlage 9 Grafieken statistische analyse grafiek 1 tot en met 19 Bijlage 10 Behoeften cursus top 5 per bedrijfseenheid
Bijlage 11 Correlatie en betrouwbaarheidsanalyse Bijlage 12 Correlatie en betrouwbaarheidsanalyse Bijlage 13 Artikel nieuwsbrief Icare
Bijlage 14 Artikel Meppeler Courant juli 2003
Inleiding
Stichting de Thuiszorg Icare ontstond in 2000 uit de fusie van de vier huidige
werkmaatschappijen, te weten Thuiszorg Drenthe, Thuiszorg IJssel-Zwartewater, Thuiszorg Veluwe en Thuiszorg Flevoland. Stichting de Thuiszorg Icare is met 9000 medewerkers de grootste thuiszorgorganisatie van Nederland. Icare bestaat uit de bedrijfseenheden Ouder- en Kindzorg, Kraamzorg, Gezondheidservice, Thuiszorg Huishoudelijke Dienstverlening en Thuiszorg Verpleging en Verzorging. Zij hebben ieder hun eigen bedrijfsbureaus waar vanuit beleid wordt gevoerd. Gezondheidservice is de bedrijfseenheid die informatie, cursussen en trainingen aanbiedt aan klanten op het gebied van voeding en dieet, voorlichting en preventie, jeugd en leefstijl en de vrijwillige thuis- en mantelzorg (zie bijlage 1). De cursussen en trainingen voor medewerkers worden momenteel verzorgd door het ‘Bureau
Gezondheidservice & Dienstverlening’ (BGD) binnen deze bedrijfseenheid. In Meppel is het hoofdkantoor gevestigd. In bijlage 2 is het organigram van Icare opgenomen.
Na onder andere een intern haalbaarheidsonderzoek is gebleken dat medewerkers vinden dat zij over te weinig ontwikkelingsmogelijkheden beschikken. Dit was voor de Raad van Bestuur en het management van Icare aanleiding om het BGD uit te bouwen tot een aparte organisatie die centraal moet gaan functioneren omtrent bijscholingsactiviteiten voor alle medewerkers van Icare. Onder bijscholing wordt het volgende verstaan: ‘het op peil houden van kennis en vaardigheden welke voor het vervullen van de huidige en/of toekomstige functie noodzakelijk dan wel wenselijk zijn.’ Bijscholing kan vakgericht dan wel organisatiegericht zijn zoals regelgeving, protocollen en procedures (Concept opleidingsplan 2003).
In deze scriptie wordt verslag gedaan van het onderzoek naar de beelden over, de verwachtingen van en de behoeften aan het huidige Bureau Gezondheidservice &
Dienstverlening. Vervolgens zullen de consequenties van de beelden, verwachtingen en behoeften voor het toekomstige opleidings- en trainingsinstituut beschreven worden, gegeven de huidige positie van het BGD.
De opbouw van deze scriptie is als volgt. In hoofdstuk 1 zal aandacht geschonken worden aan
de onderzoeksopzet. De onderzoeksopzet bestaat onder andere uit de doelstelling en de
vraagstelling van het onderzoek. Daarna zullen in hoofdstuk 2 de resultaten van een
vooronderzoek worden gepresenteerd. Dit vooronderzoek is een eerste verkenning van de
beeldvorming en heeft een diagnostische invalshoek. De beelden, verwachtingen en behoeften
van de medewerkers ten aanzien van het BGD worden in hoofdstuk 3 uiteengezet, gevolgd
door de huidige positie van het BGD in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt bekeken in
hoeverre de beelden, verwachtingen en behoeften passen bij de positie van het BGD. Als
afsluiting van de deelvragen worden in hoofdstuk 6 de consequenties van de beelden,
verwachtingen en behoeften en de positie voor de toekomst van het opleidings- en
trainingsinstituut uiteengezet. Tenslotte zullen er in hoofdstuk 7 aanbevelingen worden
gedaan.
1. Onderzoeksopzet
1.1 Inleiding
In deze onderzoeksopzet wordt de aanpak van het onderzoek bij Icare beschreven. De volgende onderdelen zullen in deze onderzoeksopzet behandeld worden: aanleiding tot het onderzoek, probleemstelling, theoretisch kader en methodologie.
1.2 Aanleiding onderzoek
In 1998 is men begonnen met het aanbieden van cursussen voor de eigen medewerkers. Dit werd gedaan door de afdeling voorlichting en preventie van de toenmalige stichting ‘Pantheon Zorggroep’. De cursussen die voor de eigen medewerkers werden aangeboden, waren alleen gerelateerd aan voorlichting en preventie. Cursussen op andere gebieden werden niet verzorgd.
Icare ontstond in 2000 door een fusie van vier werkmaatschappijen, waaronder Pantheon Zorggroep. Na de fusie is door middel van een inventarisatie onder de medewerkers door de Centrale Ondernemingsraad en de Ondernemingsraad en een medewerkerstevredenheids- onderzoek gebleken dat de medewerkers vonden dat zij over te weinig ontwikkelings-
mogelijkheden beschikten. Een eerste oorzaak hiervoor was dat de prioriteiten na de fusie niet op het gebied van ontwikkelingsmogelijkheden lagen. Ten tweede vonden er veel
functiewisselingen plaats en was er veel onduidelijkheid over de budgetten.
In 2001 is er op initiatief van de Raad van Bestuur een zogenaamd intern
haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek had de volgende vraagstelling: ‘Is het haalbaar om een centraal opleidings- en trainingsinstituut voor Icare te starten en is de
bedrijfseenheid Gezondheidservice de meest geëigende bedrijfseenheid om dit instituut onder te brengen?’ Uit dit onderzoek is onder andere gebleken dat:
• de medewerkers vinden dat zij te weinig ontwikkelingsmogelijkheden krijgen
• er bij de bedrijfseenheden behoefte bestaat aan een centraal opleidings- en trainingsinstituut
• de bedrijfseenheid Gezondheidservice de meest geëigende bedrijfseenheid is om het opleidings- en trainingsinstituut onder te brengen, onder andere omdat:
- er momenteel door Gezondheidservice veel cursussen voor het publiek worden georganiseerd
- de grootste afnemer van het BGD, de bedrijfseenheid Huishoudelijke Dienst, heeft goede ervaringen heeft met het BGD
- ervaring en deskundigheid van het BGD is aangetoond door het ontwikkelen van cursussen voor de eigen medewerkers
De informatie uit het haalbaarheidsonderzoek was onder andere een reden voor de Raad van
Bestuur om een Icare-breed opleidings- en trainingsinstituut op te starten. Dit opleidings- en
trainingsinstituut zou bestaan uit het professionaliseren van het huidige bureau. Om de vraag
en behoefte binnen Icare goed te kunnen bedienen zal inzicht in de behoeften en wensen
binnen Icare omtrent bijscholingsactiviteiten nodig zijn. De Raad van Bestuur en het
management (bestaande uit de managers van de bedrijfseenheden, ondersteunende- en
stafafdelingen) waren van mening dat een Icarebreed opleidings- en trainingsinstituut kon
bijdragen aan twee van de zes aspecten van het beleid. Dit beleid is verwoord in een
‘Strategisch Beleidsplan Icare 2001-2003.’ Het betreft de volgende twee aspecten:
• Het verhogen van de professionaliteit
• Het investeren in personeel gericht op de binding met Icare om de ondersteunende processen te stroomlijnen
Deze aspecten worden in paragraaf 4.3.1 toegelicht. Op basis van het bovenstaande besloten de Raad van Bestuur en het management tot het professionaliseren van het BGD. Tevens werd er besloten om per januari 2003 een manager aan te stellen die het toekomstige opleidings- en trainingsinstituut moet gaan vormen.
Door de Raad van Bestuur en het management zijn twee randvoorwaarden genoemd:
• Het opleidings- en trainingsinstituut moet financieel zelfstandig kunnen opereren op basis van inkomsten
• Er moet een beleid komen dat vraaggericht werkt, dat wil zeggen dat het beleid in het kader van de behoeften en bijscholingsvragen wordt opgesteld. Door deze vragen wordt het opleidings- en trainingsinstituut gestuurd. Het opleidings- en trainingsinstituut zal binnen Icare een ondersteunende rol vervullen.
Om voor het Bureau Gezondheidservice & Dienstverlening een beleid op te stellen gebruikt de manager van het BGD verschillende instrumenten. Eén daarvan is dit onderzoek, dat erop is gericht om inzicht te krijgen in de beelden, verwachtingen en behoeften die de klanten (de bedrijfseenheden, ondersteunende- en stafafdelingen) hebben ten aanzien van het Bureau Gezondheidservice & Dienstverlening en welke consequenties de beelden, verwachtingen en behoeften en de positie hebben voor het toekomstige opleidings- en trainingsinstituut. De beelden, verwachtingen en behoeften van de bedrijfseenheden, ondersteunende- en stafafdelingen zullen de richting voor het toekomstige beleid weergeven.
Om het huidige bureau te beschrijven wordt de naam Bureau Gezondheidservice &
Dienstverlening of BGD gebruikt. Om het toekomstige instituut te beschrijven wordt de naam opleidings- en trainingsinstituut of instituut gebruikt.
1.2.1 Een aantal ontwikkelingen
Het BGD is een bureau dat zich in de startfase bevindt (opgericht in 1998) en dat zich nog moet ontwikkelen. Het is een klein bureau met een stijgende omzet. Een voorbeeld van deze ontwikkeling is een omzetstijging van € 17.000 naar € 109.000 tussen 2000 en 2002. In 2002 zijn er 194 cursussen uitgevoerd voor de bedrijfseenheden. Ieder jaar worden er nieuwe cursussen ontwikkeld, met name cursussen die gerelateerd zijn aan voorlichting en preventie activiteiten. Er worden onder andere cursussen op het gebied van communicatie en
inhoudelijke thema’s gegeven. Het cursusaanbod varieert van een cursus onderhandelen tot het omgaan met chronisch zieken. De prijzen worden opgesteld in samenwerking met de afdeling financieel economische zaken. Het BGD wordt bestuurd op basis van opdrachten.
Het BGD heeft geen eigen middelen, daarom dient de opdrachtgever de activiteiten zelf te
bekostigen. Er wordt nog geen aandacht besteed aan het sturen en volgen van de financiële
resultaten. Sinds het bestaan van het BGD is de marketingfilosofie low-profile geweest. Het
BGD is voornamelijk administratief ondersteunend met als grootste klant de bedrijfseenheid
Huishoudelijke Dienst. Tot op heden verzorgde het BGD alleen groepscursussen (inschrijving
gebeurde per groep) waarbij de opdrachtgever de groepsgrootte moest aangeven. Sinds januari 2003 verzorgt het BGD zelf de uitnodigingen aan de cursusdeelnemers en kunnen de deelnemers zich ook individueel inschrijven. Daarnaast is het cursusaanbod breder geworden door onder andere op het gebied van managementontwikkeling en teamontwikkeling
cursussen aan te bieden.
1.3 Probleemstelling
De probleemstelling bestaat uit doelstelling, vraagstelling en randvoorwaarden (De Leeuw, 2001). De eerste twee onderdelen zullen achtereenvolgens behandeld worden.
Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van Icare, in het bijzonder voor de bedrijfseenheid Gezondheidservice.
In termen van problemen en probleemhebbers kan het volgende gezegd worden. Het probleem is dat het BGD een scherp beeld wil krijgen van de beelden, verwachtingen en behoeften van hun klanten (de bedrijfseenheden, ondersteunende- en stafafdelingen) omtrent het BGD. Dit zullen bouwstenen zijn voor het beleid van het toekomstige opleidings- en trainingsinstituut.
Icare kan als probleemhebber worden gezien. De bedrijfseenheid Gezondheidservice kan in dit onderzoek als de probleemeigenaar worden aangemerkt. Dit is de bedrijfseenheid die wordt geacht het probleem op te lossen.
Het doel van het onderzoek kan als volgt worden geformuleerd:
Inzicht verkrijgen in wat de klanten (bedrijfseenheden, ondersteunende- en stafafdelingen) verwachten van het Bureau Gezondheidservice & Dienstverlening. Aansluitend onderzoeken welke consequenties deze informatie heeft voor de toekomst van het opleidings- en
trainingsinstituut gegeven de huidige positie van het bureau. Het onderzoek is één van de bouwstenen voor het te ontwikkelen beleid voor het opleidings- en trainingsinstituut.
De vraagstelling is vertaald naar een hoofdvraag. Daarna wordt de hoofdvraag in kleinere deelvragen opgesplitst.
Hoofdvraag:
Wat zijn de beelden, behoeften en de verwachtingen van de klanten met betrekking tot het huidige Bureau Gezondheidservice & Dienstverlening?
Welke consequenties hebben de beelden, verwachtingen en behoeften voor het toekomstige opleidings- en trainingsinstituut gezien de huidige positie van het Bureau Gezondheidservice
& Dienstverlening?
Diagnostische deelvragen:
1. Welke beeldvorming bestaat er bij de bedrijfseenheden, ondersteunende- en stafafdelingen over het huidige Bureau Gezondheidservice & Dienstverlening?
2. Welke verwachtingen en behoeften hebben de bedrijfseenheden, ondersteunende- en stafafdelingen ten aanzien van het toekomstige opleidings- en trainingsinstituut?
3. Welke positie heeft het huidige Bureau Gezondheidservice & Dienstverlening nu gezien
de belangen en de beleidskaders van de stakeholders?
4. Passen de beelden, verwachtingen en behoeften bij de positie van het Bureau Gezondheidservice & Dienstverlening?
Ontwerpdeelvraag:
5. Welke consequenties hebben de beelden, verwachtingen en behoeften en de huidige positie voor de toekomst van het opleidings- en trainingsinstituut?
Van de vier diagnostische deelvragen hebben de eerste drie een beschrijvend karakter en is de laatste meer beoordelend.
Onderstaand zijn de deelvragen in een stappenplan weergegeven:
Figuur 1.1 Stappenplan
1.4 Methodologie en theoretisch kader
In dit hoofdstuk zullen de methodologie en het theoretisch kader van het onderzoek worden behandeld. Methodologie gaat over de inrichting van onderzoeksprocessen, kortom over de aanpak van onderzoek (De Leeuw, 1996). Per deelvraag zal nu de methodologie
(argumentatie voor de deelvraag en de vergaring, interpretatie en analyse van data) en de te gebruiken literatuur worden behandeld. Onder de paragraaf literatuur worden de theoretische kaders uiteengezet. De Leeuw omschrijft (1996) theorieën als een stelsel van samenhangende toetsbare algemene uitspraken. In paragraaf 1.4.1 wordt de methodologie en de literatuur behandeld van deelvraag 1 en 2 omdat deze hetzelfde is voor beide vragen.
DIAGNOSE ONTWERP
2. Welke verwachtingen en behoeften hebben de bedrijfseenheden, ondersteunende- en stafafdelingen ten aanzien van het toekomstige opleidings- en trainingsinstituut?
1. Welke beeldvorming bestaat er bij de bedrijfseenheden,ondersteunende- en de stafafdelingen over het huidige Bureau Gezondheidservice & Dienstverlening?
3. Welke positie heeft het huidige Bureau Gezondheidservice & Dienstverlening nu gezien de belangen en de beleidskaders van de stakeholders?
4. Passen de beelden, verwachtingen en behoeften bij de positie van het Bureau Gezondheidservice & Dienstverlening?
5. Welke consequenties hebben de beelden,
verwachtingen en behoeften en de huidige
positie voor de toekomst van het opleidings- en
trainingsinstituut?
1.4.1 Deelvraag 1 en 2: Welke beeldvorming bestaat er bij de bedrijfseenheden,
ondersteunende- en stafafdelingen over het huidige Bureau Gezondheidservice &
Dienstverlening? / Welke verwachtingen en behoeften hebben de bedrijfseenheden, ondersteunende- en stafafdelingen ten aanzien van het toekomstige opleidings- en trainingsinstituut?
Methodologie
Zoals vermeld in de probleemstelling zal de beantwoording van deelvraag 1 en 2 leiden tot inzicht in de beelden, behoeften en verwachtingen die de klanten hebben ten aanzien van het BGD. De beantwoording van deze deelvragen zal in twee fasen worden uitgevoerd. Er zal een vooronderzoek worden uitgevoerd om meer bekendheid te krijgen met de organisatie Icare en met de in paragraaf 1.2 omschreven problematiek. Het vooronderzoek zal bestaan uit 15 interviews met medewerkers van Icare afkomstig uit het hoger management, de stafdienst P&O en het huidige bureau. Dit vooronderzoek heeft deels een beschrijvend karakter en is deels bedoeld als probleemverkenning met een diagnostische invalshoek. Er wordt gekeken naar de problemen die er spelen omtrent de ontwikkeling van het BGD. De informatie die dit vooronderzoek oplevert zal niet nader worden geanalyseerd middels een theorie of een concept, maar de gesprekken zullen gebruikt worden voor een eerste probleemverkenning. De gesprekken zullen zoveel mogelijk een niet-gestructureerd, open karakter hebben, om zo spontane reacties en opmerkingen van de geïnterviewden te bevorderen en zicht te krijgen op de manier waarop medewerkers het BGD beleven. Na het vooronderzoek zal er een
brainstormsessie met de medewerkers van het BGD worden gehouden om inzicht te krijgen in de ideeën van de medewerkers voor de toekomst van het opleidings- en trainingsinstituut. De resultaten van de brainstormsessie zal weergeven in welke situatie het BGD zich bevindt en zal een beschrijving geven van de richting waar de medewerkers van het BGD met het bureau naartoe willen.
Vervolgens de tweede fase, die gedetailleerd inzicht in de beelden, verwachtingen en
behoeften moet verschaffen. In principe staan hiervoor twee dataverzamelingsmethodes open:
het uitvoeren van een enquête en het uitvoeren van interviews. Het grootste verschil tussen beide methodes is dat interviews meer diepgaande, levensechte informatie opleveren.
Wanneer men met actoren in gesprek gaat kunnen achterliggende motieven aan de orde komen (Doorewaard, 1995). Een enquête is een bruikbaar middel om relatief snel veel informatie te verzamelen (De Leeuw, 1996). Een ander onderscheid is dat enquêtes brede, oppervlakkige gegevens en oordelen met een lage validiteit opleveren. Aan de hand van de probleemverkenning in het vooronderzoek zal een keuze voor een dataverzamelingsmethode worden gemaakt.
Om achterliggende inzichten en meningen te achterhalen omtrent beelden, verwachtingen en behoeften is het wenselijk om in gesprek te gaan met actoren in het veld, die te maken hebben met het BGD, omdat zoals gezegd juist middels interviews diepgaande informatie (zoals achterliggende inzichten en meningen) verkregen kan worden. Om deze redenen zal er ten eerste gebruik worden gemaakt van interviews, op die manier kunnen tevens de verklaringen voor de inzichten achterhaald worden.
Naast de meningen van de managers, consulenten, deskundigheidsbevorderaars en
relatiebeheerders (die worden bevraagd tijdens de interviews) is het belangrijk om ook de
wensen van de doelgroep zelf (die gebruik zullen maken van de cursussen) te weten. Door het
grote aantal uitvoerende medewerkers is de enquête hier het meest geschikte middel om data
te verzamelen. De vragen zullen zoveel mogelijk een open karakter hebben, zodat de antwoorden van de geïnterviewden de meeste informatiewaarde hebben.
De geïnterviewden zullen afkomstig moeten zijn uit alle onderdelen van de organisatie die te maken hebben met het BGD. Dit zijn met name de mensen die binnen de bedrijfseenheden, ondersteunende- en stafafdelingen verantwoordelijk zijn voor opleiden. Binnen de
bedrijfseenheden zijn dit de staffunctionarissen op het gebied van deskundigheidsbevordering (deskundigheidsbevorderaars). Daarnaast zijn de relatiebeheerders (de leidinggevenden van de uitvoerende teams) binnen de bedrijfseenheden direct verantwoordelijk voor het bijscholen van de teams. Het is niet mogelijk om met de relatiebeheerders van de bedrijfseenheid
Huishoudelijke Dienst in gesprek te gaan. Het management van de Huishoudelijke Dienst vindt dat het opleidings- en trainingsinstituut te ver van de teams afstaat. Het management vindt dat er veel veranderingen zijn binnen de Huishoudelijke Dienst en wil de medewerkers er niet bij betrekken. Tevens zullen managers en consulenten van de ondersteunende- en stafafdelingen geïnterviewd worden, omdat zij in hun dagelijkse werkzaamheden het meest met het BGD te maken hebben. In tabel 1.1 staan de groottes van de bedrijfseenheden en het aantal geïnterviewden weergegeven.
De bijscholingsactiviteiten die het instituut zal verzorgen zijn bestemd voor de uitvoerende medewerkers zelf. De ontevredenheid van medewerkers omtrent ontwikkelingsmogelijkheden is in het haalbaarheidsonderzoek en in het vooronderzoek naar voren gekomen. De
uitvoerende medewerkers hebben geen directe relaties met het instituut, zij kunnen meer concrete behoeften aangeven voor het volgen van bijscholing. Door de behoefte van de uitvoerende medewerkers te achterhalen kan er meer informatie worden verzameld als input voor het ontwerp van praktische aspecten. Daarnaast kan er aan aspecten waar ook tijdens de interviews naar is gevraagd een concrete invulling worden gegeven door deze voor te leggen aan de uitvoerende medewerkers, die zelf de opleidingen of cursussen zullen gaan volgen. Het gebruik van verschillende bronnen van gegevensverzameling kan de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid van de resultaten van de studie in andere situaties vergroten (Marshall &
Rossman, 1989). Opvallende verschillen tussen de resultaten van de interviews en de enquêtes zullen bij de analyse van de enquêtes meegenomen worden. Onder de uitvoerende
medewerkers zullen ongeveer 250 enquêtes worden verstuurd. Kortom: de meerwaarde van het uitvoeren van een enquête naast de interviews is gelegen in de operationele en concrete informatie van de doelgroep die zelf gebruik zal maken van de activiteiten van het
toekomstige instituut. Daarnaast zal de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid van de resultaten
vergroot worden door het uitvoeren van een enquête.
Bedrijfseenheid Aantal Aantal Aantal Medewerkers geïnterviewden verstrekte enquêtes
Icare V & V Drenthe Noord (Assen) 553 3 40
Icare V & V Drenthe Zuidwest (Hoogeveen) 610 2 30
Icare V & V Drenthe Zuidoost (Emmen) 578 2 20
Icare V & V Flevoland (Lelystad) 610 1 20
Icare V & V Veluwe (Oldebroek) 1300 4 34
Icare V & V IJssel-Zwartewater (Zwolle) 1000 3 -
Icare HHD Noord 1578 1 -
Icare HHD Zuid 1873 1 -
Icare Ouder- en Kindzorg 370 1 15
Icare Kraamzorg 650 1 15
Icare Gezondheidservice 210 2 15
Icare Zorgcentrale 80 1 15
Icare totaal staf- en ondersteunende diensten 320 1 -
Icare Klanten Contact Center 35 - 15
Icare centrale ondersteunende dienst ICT 25 - 10
Icare centrale ondersteunende dienst FEZ 51 - 10
Icare stafafdeling S&O 7 - 5
Icare stafafdeling P&O 6 - 5
Icare Centrale OR 15 1 15
Tabel 1.1 Overzicht medewerkers, aantal interviews en enquêtes
De vragen in de enquête zullen deels een selectie van de interviewvragen zijn en hebben zoveel mogelijk een concrete (praktische) invalshoek. De enquêtes zullen verstrekt worden aan de uitvoerende medewerkers van Icare. De medewerkers kunnen de praktische aspecten van bijscholing beoordelen. In bovenstaande tabel is weergegeven hoeveel enquêtes er per regio/bedrijfsbureau, bedrijfseenheid, ondersteunende- of stafdienst verstrekt zijn. Onder de bedrijfseenheid Thuiszorg Huishoudelijke Dienst en bedrijfsbureau Verpleging en Verzorging Zwolle worden geen enquêtes versterkt, omdat de directeur van de bedrijfseenheid
Huishoudelijke Dienst zoals gezegd vindt dat er veel veranderingen gaande zijn en de
medewerkers er niet bij wil betrekken. Bij de staffunctionaris deskundigheidsbevordering van bedrijfsbureau Verpleging en Verzorging Zwolle bestaat de vrees om teveel verwachtingen te wekken bij de medewerkers. De vergaarde data zullen worden geanalyseerd aan de hand van een instrument wat bij de literatuur beschreven zal worden. Nadat de informatie geanalyseerd is zal er een groepering naar beleidsthema’s plaatsvinden.
Literatuur
Het te gebruiken theoretisch concept moet zodanig worden gekozen, dat alle aspecten die nodig zijn voor het verkrijgen van inzicht in de beelden, behoeften en verwachtingen van het BGD geanalyseerd kunnen worden. Het moet bovendien mogelijk zijn om aan de hand van de aspecten interviewvragen op stellen voor de beeldvorming enerzijds en de behoeften en verwachtingen anderzijds.
De Inkoopgids Bedrijfsopleidingen 2003 reikt een bruikbaar instrument aan waarin aandachtspunten worden genoemd die van belang zijn voor de selectie van een geschikt opleidings- en trainingsinstituut. Het gaat hier weliswaar om aandachtspunten voor het inkopen van opleidingen, maar (een groot gedeelte van) de aandachtspunten die worden onderscheiden zijn zeer goed bruikbaar om een compleet beeld te schetsen over de beeldvorming en de behoeften en verwachtingen. De aandachtspunten zijn gegroepeerd weergegeven onder 12 P’s. Het theoretische uitgangspunt is dat de stappen die aan een keuze van een opleiding voorafgaan de belangrijkste input leveren voor het vaststellen van criteria waaraan de te verkiezen opleiding dient te voldoen. Deze input wordt gevormd door
behoeften, doelstellingen, het soort opleiding en het beschikbare budget. De aandachtspunten
vormen een instrument met de belangrijkste criteria als de selectie zich concentreert op een geschikt opleidingsinstituut of -bureau, een geschikte aanbieder of leverancier. In paragraaf 3.2 worden de aandachtspunten nader beschreven.
1.4.2 Deelvraag 3: Welke positie heeft het huidige Bureau Gezondheidservice &
Dienstverlening nu gezien de belangen en de beleidskaders van de stakeholders?
Methodologie
In deelvraag 3 zal aan de hand van beleidsplannen en gesprekken de positie van het BGD beschreven worden. Om in deelvraag vier te kunnen zeggen in hoeverre de beelden, verwachtingen en behoeften bij de positie van het BGD passen, zal in deze deelvraag
beschreven worden wat de huidige positie van het BGD is. Om deze positie te beschrijven zal de feitelijke positie van het BGD ten opzichte van de stakeholders worden bepaald. Dit zal gebeuren aan de hand van de positie vanuit de formele structuur (de formele positie) en de positie vanuit de informele structuur (de informele positie). Voor het bepalen van de formele structuur zal gebruik gemaakt worden van de volgende beleidsplannen:
• Strategisch beleid Icare (strategisch ondernemingsbeleid)
• Gezondheidservice-beleid (beleidsplan bedrijfseenheid)
• Strategisch kaderbeleid P&O (HR-beleid Icare)
• Kaderbeleid opleiden (opleidingsbeleid Icare)
Voor het bepalen van de informele positie zal er informatie uit enkele gesprekken met de manager van het BGD en de adviseur personele zaken gebruikt worden. Deze mensen hebben door hun functie te maken met opleiden. Ook zal de informatie van een interview met de secretaris van de Raad van Bestuur en de eigen ervaringen tijdens de overige interviews gebruikt worden. Tijdens gesprekken en door eigen ervaringen kan meer inzicht worden verkregen in de organisatie. De informatie zal aan de hand van theorie (zie literatuur) verwerkt worden. Naast de positie zullen vanuit de belangen ook de behoeften die de stakeholders aan het BGD hebben worden beschreven.
Aan de hand van een theorie van Vloeberghs, die bij het onderdeel literatuur toegelicht zal worden, zullen strategische basistypes en ondernemingsstrategieëen met elkaar in verband gebracht worden. Vervolgens zal worden ingegaan op het type HR-strategie (zie literatuur).
Er zal tevens uitgelegd worden hoe de strategische basistypes en het HR-beleid met elkaar geïntegreerd zijn. Na het bepalen van de positie worden de resources en competenties van het BGD beschreven.
Literatuur
Het strategisch beleid van Icare kan worden geanalyseerd aan de hand van het strategisch beleidsplan van Icare en een contingentiemodel van Vloeberghs (1989) die de strategische basistypologieën van Miles & Snow (1978) in samenhang brengt met het ontwerp van HRM- instrumenten. De typologieën beschrijven dat de strategische keuzes die een onderneming binnen haar omgeving maakt vorm geven aan de structuur en het proces. Door van deze theorie gebruik te maken zal ook de omgeving van Icare worden betrokken bij de beschrijving van het HR-beleid. Het contingentiemodel gaat ervan uit dat de structuur en het proces op hun beurt een beperkende factor voor de strategie vormen.
Naast de strategische basistypes zal de ondernemingsstrategie van Icare worden beschreven
aan de hand van de ondernemingsstrategieëen van Schuler en Jackson (1987). Deze theorie
wordt gebruikt omdat Schuler en Jackson de samenhang tussen de ondernemingsstrategie en personeelsmanagement uitwerken, waarbij ter ondersteuning en uitvoering van de strategie aan het personeelsmanagement voorwaarden moeten worden gesteld. Volgens Schuler en Jackson is strategievorming gericht op het bereiken van een competitief voordeel ten opzichte van de concurrenten. Daarbij onderscheiden zij drie basisstrategieën die tevens aangeven op welke HR-instrumenten de onderneming zich moet richten. Omdat de ondernemingsstrategie nadrukkelijk de eigen keuze ten aanzien van het ondernemingsbeleid weergeeft zullen de ondernemingsstrategieëen in het contingentiemodel van Vloeberghs worden geplaatst. De theorie veronderstelt een eenzijdige relatie tussen de ondernemingstypologie, de
ondernemingsstrategie en de HR-strategie en een kleiner eenzijdig verband tussen de omgeving, structuur en HR-strategie. In het model wordt onderscheid gemaakt tussen vier typen HR-strategieën die verband houden met de ondernemingstypologie.
Vervolgens komen de ontwikkeling en uitvoer van het HR-beleid van Icare aan de orde.
Bergenhenegouwen (1999) geeft een duidelijke omschrijving van wat onder Human Resource Management en HR-beleid wordt verstaan. HR-beleid kan volgens Kluytmans (2001)
getypeerd worden aan de hand van drie niveaus en drie criteria, die onderscheiden worden in personeelsmanagement, zie tabel 1.2. Aan de hand van de drie criteria kunnen de
ontwikkeling en uitvoer van het HR-beleid van Icare beschreven worden in paragraaf 3.3.2.
Strategisch
personeelsmanagement
Organisatorisch personeelsmanagement
Operationeel
personeelsmanagement
Focus De richting van de
organisatie
De inrichting van de organisatie
De organisatie van verrichtingen Tijdsperspectief Lange termijn Middellange termijn Korte termijn Dominant criterium Continuïteit en legitimiteit Efficiëntie en evenwicht in
belangen
Zorgvuldigheid Tabel 1.2 Personeelsmanagement naar niveau (Bron: Kluytmans, 2001)