Vraag nr. 9
van 2 oktober 1996
van de heer CARL DECALUWE
Sociale-huurprijsberekening – Begrip "inkomen" In het sociaal huurbesluit wordt een definiëring gegeven van het begrip "inkomen", maar op het veld heerst vaak enige onduidelijkheid over welke soorten van inkomens al dan niet moeten worden meegerekend voor de huurprijsberekening van een sociale woning (inkomensvervangende tegemoet-komingen, OCMW-tussenkomsten, ...)
Bestaan daarover concrete richtlijnen ?
Kan de minister mij een opsomming geven van de tegemoetkomingen of ondersteuningsvormen die moeten worden meegerekend voor de berekening van de huurprijs, en van de tegemoetkomingen of ondersteuningsvormen die niet moeten worden meegerekend ?
Antwoord
Het inkomen is de som van de aan de personenbe-lasting onderworpen inkomsten, alsook van de niet-belastbare vervangingsinkomsten van de huur-der of van de kandidaat-huurhuur-der en van alle ande-re personen die met hem in dezelfde woning s a m e n w o n e n , met uitsluiting van de ongehuwde kinderen die zonder onderbreking deel hebben uit-gemaakt van het gezin en minder dan 25 jaar oud zijn op de referentiedatum. Het inkomen van de inwonende ascendenten wordt slechts voor de helft aangerekend : het wordt niet aangerekend voor de familieleden tot de tweede graad die erkend zijn als ernstig gehandicapt of die ten minste 65 jaar oud zijn.
Bij omzendbrief V1.1/KVB/385 van 1 augustus 1996 werd door de VHM (Vlaamse Huisvestings-maatschappij) aan de lokale sociale huisvestings-maatschappijen het "Vademecum verhuring en verkoop sociale huurwoningen" toegestuurd. Dat vademecum heeft tot doel de diverse onder-richtingen (vervat in omzendbrieven, w e t t e k s t e n , d e c r e t e n , besluiten van de Vlaamse regering en ministeriële besluiten) m.b. t . de verhuring en ver-koop van sociale huurwoningen te bundelen. Daarin wordt hiernavolgende toelichting gegeven bij "inkomen", zeer specifiek wat het huren van een sociale woning betreft.
Het inkomen is het totaal van de inkomens van alle personen die in dezelfde woning samenwonen. Het inkomen van inwonende ascendenten (ouders, g r o o t o u d e r s, ...) wordt evenwel slechts voor de helft meegeteld (opmerking : voor ouders en groot-ouders van 65 jaar of ouder wordt het inkomen niet meegeteld).
De inkomens van de onderstaande personen wordt niet meegerekend :
– ongehuwde kinderen van minder dan 25 jaar die zonder onderbreking deel hebben uitgemaakt van het gezin ;
- familieleden tot de tweede graad (ouders, groot-ouders, kinderen, kleinkinderen, broers, zusters) die 65 jaar of ouder zijn ;
- familieleden tot de tweede graad (ouders, groot-o u d e r s, k l e i n k i n d e r e n , b r groot-o e r s, zusters) die erkend zijn als ernstig gehandicapt.
Handicap-tegemoetkomingen
Kostenvergoedingen die voortvloeien uit een bij-zondere toestand (bv. gehandicapt zijn) mogen niet in aanmerking worden genomen als vervangingsin-k o m s t e n . Een gehandicapte vervangingsin-kan tegelijvervangingsin-kertijd een inkomensvervangende tegemoetkoming en een integratietegemoetkoming ontvangen. Enkel de inkomensvervangende tegemoetkoming mag wor-den meegeteld bij de bepaling van het inkomen. De VHM heeft beslist dat, voor de huurprijsbere-kening van gehandicapten met een niet-belastbaar v e r v a n g i n g s i n k o m e n , het bestaansminimum als berekeningsbasis dient te worden genomen.
Huwelijksquotient
Het inkomen dat iemand verkrijgt door een huwe-lijksquotiënt wordt niet beschouwd als een reël i n k o m e n . Bijvoorbeeld indien een echtgescheiden persoon voor het referentiejaar enkel een inkomen had op basis van een huwelijksquotiënt, dan wordt dit gelijkgesteld met geen inkomen voor dat jaar. Gouden handdruk
Voor de bepaling van het inkomen wordt geen rekening gehouden met eenmalige belastbare inkomsten voortkomend uit een "gouden hand-druk" (opzeggingsvergoeding, ...) naar aanleiding van collectief ontslag of faillissement van het bedrijf.
Bejaarden in verzorgingsinstelling
Voor de bepaling van het inkomen bij bejaarde echtparen waarvan een van de echtgenoten niet meer in de gezinswoning verblijft (bv. door opname in een verzorgingsinstelling), waardoor zich een duurzame breuk in het gezinsleven voordoet, wordt enkel rekening gehouden met het inkomen van de persoon die in de sociale woning verblijft. Deze personen zullen trouwens voor de inkomens-belasting als feitelijk gescheiden worden beschouwd vanaf het jaar volgend op dat waarin die duurzame breuk plaatsgreep.
Pensioensparen
Voor de bepaling van het inkomen wordt ook reke-ning gehouden met de uitkering van kapitaal door p e n s i o e n s p a r e n , aangezien deze inkomsten worden opgenomen bij het belastbaar inkomen.
PWA
De inkomsten verkregen door werkzaamheden uit-geoefend in het PWA-kader (plaatselijk werkgele-genheidsagentschap) worden niet in aanmerking genomen voor de bepaling van het inkomen. Echtscheiding
In geval van echtscheiding is het regelmatig betaald onderhoudsgeld aan echtgenoot en kinde-ren voor 80 % aftrekbaar bij de bepaling van het belastbaar inkomen.
Anderzijds wordt de begunstigde belast op 80 % van het ontvangen onderhoudsgeld. De kinderen worden dus eventueel afzonderlijk belast. B i j gedeeld hoederecht kunnen de kinderen niet gelijktijdig door beide ouders fiscaal ten laste wor-den genomen. Dit houdt dus in dat het in hoofde van de gescheiden huurder of huurster ontvangen onderhoudsgeld (weliswaar slechts voor 80 %) in aanmerking wordt genomen bij de bepaling van het belastbaar inkomen.
Daarentegen zal het in hoofde van de kinderen ontvangen onderhoudsgeld bij de kinderen zelf (eventueel) worden belast.
Voor de huurprijsberekening zal met het voor de ongehuwde kinderen van minder dan 25 jaar (die onafgebroken deel hebben uitgemaakt van het gezin) ontvangen onderhoudsgeld geen rekening worden gehouden.
Het inkomen wordt als basis gebruikt voor :
- het bepalen van de toelaatbaarheid tot sociale w o n i n g e n , met uitzondering voor de personen die tot de bemanning van de Belgische vissers-vaartuigen behoren en voor de mijnwerkers in actieve dienst of de mijnwerkers die tijdens het referentiejaar een inkomen als actief mijnwer-ker genoten doch inmiddels werden gepensio-neerd of werkloos zijn ten gevolge van de gehe-le of gedeeltelijke herstructurering of sluiting van de NV Kempense Steenkoolmijnen (artikel 2 § 4 besluit van de Vlaamse regering van 29 september 1994) ;
- de berekening van de inkomenscoëfficiënt (arti-kel 11 besluit van de Vlaamse regering van 29 september 1994) ;
- de bepaling van de grens waarbij men opzeg kan krijgen (artikel 13 besluit van de V l a a m s e regering van 29 september 1994) ;
- de tussentijdse aanpassing van de huurprijs (artikel 13 besluit van de Vlaamse regering van 29 september 1994) ;
- de beperking van het maximum jaarlijkse reële huurbedrag tot 20 % van het inkomen (artikel 15 besluit van de Vlaamse regering van 29 sep-tember 1994).
