• No results found

Afstudeeronderzoek Inco Giftware: Welke kansen bieden klanten en kerncompetenties in de toekomst?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Afstudeeronderzoek Inco Giftware: Welke kansen bieden klanten en kerncompetenties in de toekomst?"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Afstudeeronderzoek

Inco Giftware:

Welke kansen bieden klanten en

kerncompetenties in de toekomst?

Rijksuniversiteit Groningen  Faculteit Bedrijfskunde  Afstudeerbegeleider: Dr. R.T.A.J. Leenders  Medebeoordelaar: Dr. K. Zoethout  Locatie: DRS Gebouw, Kamer 111  Afstudeeropdracht: Inco Giftware, Dodewaard  Student: Marius Plantinga  Studentnummer: 1229435

(2)

Inhoudsopgave

Voorwoord ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ 3  Samenvatting­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ 3  Hoofdstuk 1: Onderzoeksopzet­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ 4  1.1 Inleiding ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ 4  1.2 Knelpunten ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ 4  1.3 Conceptueel model ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ 5  1.4 Probleemstelling ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ 7  1.5 Theoretisch kader ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ 7  1.6 Onderzoeksmethode ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ 8  1.7 Randvoorwaarden ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ 9  Hoofdstuk 2: Klantbehoeftes ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­10  2.1 Inleiding ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­10  2.2 Detailhandel ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­11  2.3 Drogisterijen ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­15  2.4 Supermarkten ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­18  2.5 Huishoudwinkels­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­21  2.6 Conclusie­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­23  Hoofdstuk 3: Kerncompetenties­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­24  3.1 Inleiding ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­24  3.2 Definitie kerncompetentie­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­25  3.3 Competenties, assets en kerncompetenties ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­27  3.4 Competentieboom ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­29  3.5 Conclusie­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­31  Hoofdstuk 4: Toekomstmogelijkheden ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­32  4.1 Inleiding ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­32  4.2 Nieuwe mogelijkheden bij huidige markten ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­32  4.3 Mogelijkheden bij nieuwe markten ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­33  4.4 Mogelijkheden met interne organisatie­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­34  4.5 Communicatie en marketing ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­34  Hoofdstuk 5: Aanbevelingen en conclusie­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­36  5.1 Aanbevelingen ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­36  5.2 Conclusie­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­36  Hoofdstuk 6: Discussie ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­38  Literatuur ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­40  Bijlage 1: Organogram ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­41  Bijlage 2: Korte geschiedenis van Inco ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­42

(3)

Voorwoord

Als  afsluiting  van  de  studie  Bedrijfskunde  heb  ik  van  mei  2006  tot  november  2006 stage gelopen bij Inco Giftware in Dodewaard. Nadat in september 2005  het bedrijf is overgenomen door Dhr. Groenewegen, is de vraag ontstaan hoe  de  toekomst  van  Inco  er  uit  moet  gaan  zien.  Dit  vraagstuk  over  markt­  en  organisatieontwikkeling  sluit  goed  aan  op  mijn  afstudeerrichting  Business  Development. Wat ik ook een leuk aspect vind, is dat Inco een klein bedrijf is  met  een  informele  sfeer.  Hierdoor  had  ik  makkelijk  contact  met  de  werknemers en was het een leuke stage.

Samenvatting

Het  onderzoek  behandelt  de  vraag  wat  de  toekomstmogelijkheden  van  Inco  zijn.  Inco  levert  kerstkaarten,  gifts  en  premiums.  De  toekomstmogelijkheden  zijn  onderzocht  om de  behoeftes  van  de  klanten  en  de  kerncompetenties  van  Inco in kaart te brengen met intern onderzoek. De vraagstelling luidt dan ook:  Welke  factoren  leiden  tot  duidelijkheid  over  de  toekomstvisie  van  Inco?  De  markten  die  Inco  nu  bedient  zijn  grootwinkelbedrijven  in  de  detailhandel.  De  belangrijkste  klantbehoefte  op  de  huidige  markten:  het  kunnen  leveren  van  een  trendy  product dat  klanten de  winkels  in  trekt.  De  drie  kerncompetenties  van  Inco  zijn  het  aanpassen  van  producten  aan  de  wensen  van  de  klant,  het  ontwerpen  van  trendy  producten  en  het  samenstellen  van  verschillende  producten in een product. De toekomstmogelijkheden zijn het concentreren op  de  kerncompetenties,  specialiseren  bij  de  premiums  en  uitbreiden  in  de  stationarymarkt.

(4)

Hoofdstuk 1: Onderzoeksopzet

1.1 Inleiding 

Inco Giftware bestaat sinds 1976. Het bedrijf importeert kerstkaarten, gifts en  premiums uit China. De klanten bestaan voornamelijk uit grootwinkelbedrijven  zoals  Kruidvat,  Blokker  en  Action.  De  laatste  jaren  is  de  omzet  en  het  aantal  werknemers  bij  Inco  snel  gegroeid  (zie  bijlage  1  voor  het  organogram  en  bijlage  2  voor  de  geschiedenis).  In  2005  is  het  bedrijf  overgenomen  en  de  nieuwe directeur wil verder groeien, maar het is niet duidelijk op welke markt  Inco de beste mogelijkheden heeft. Er is geen concrete lange termijn strategie  en planning. 

Het  doel  van  de  directeur  van  Inco  is  om  de  continuïteit  te  bewaken.  Deze  continuïteit kan gewaarborgd worden door winst te maken. Dit kan door meer  omzet te genereren met behoud van marge. Als  Inco meer omzet wil maken,  zal  er  uitgebreid  moeten  worden  op  nieuwe  markten  of  zal  er  iets  moeten  veranderen  op  de  huidige  markten.  De  directeur  heeft  geen  tijd  om  hier  uitgebreid onderzoek naar te doen. De managementvraag is: “Wat zou Inco de  komende jaren kunnen doen om te groeien?”. 

1.2 Knelpunten 

Om meer winst te maken wil Inco meer omzet van producten. Op dit moment  is  de  afdeling  verkoop  druk  bezig  om  zoveel  mogelijk  omzet  uit  bestaande  klanten  te  halen.  Inco  legt  minder  de  nadruk  op  het  bereiken  van  nieuwe  klanten  en  heeft  daarnaast  weinig  kijk  op  de  mogelijkheden  van  Inco  op  de  lange  termijn.  De  doelstelling  van  dit  onderzoek  is  om  duidelijkheid  over  de  toekomstvisie  voor  Inco  te  creëren.  Hiermee  kunnen  de  mogelijkheden  van  Inco optimaal benut worden. 

Om  een  toekomstvisie  te  creëren  is  het  van  belang  de  klantbehoefte  te  analyseren  van  huidige  en  nieuwe  klanten,  want  de  groeiende  omzet  zal  van  de klanten moeten komen. Dit zal als eerste aan de orde komen. Ook geldt dat  om nieuwe klanten te bereiken het het belangrijkst is om aan de vraag van de  klant te voldoen (Thull, 2005). 

Dan  wordt  het  de  vraag  in  welke  behoefte  Inco  kan  voorzien.  Inco  kan  niet  voldoen aan elke behoefte van elke klant. Als  Inco bijvoorbeeld helemaal niet  goed  is  in  het  importeren  van  dure,  kwalitatief  hoogstaande  producten  dan  is  het geen goed idee dat te gaan doen. Zelfs als hier veel behoefte aan is. Het  wordt  dan  heel  lastig  om  er  geld  aan  te  verdienen.  Een  belangrijke  factor  is  dus  of  de  klantbehoefte  bij  de  kwaliteiten  van  Inco  past.  De  kwaliteiten  van  Inco  zullen  in  kaart worden gebracht door de kerncompetenties en de sterkte  van de kerncompetenties te achterhalen (Prahalad & Hamel, 1990). 

Het mooiste resultaat zou zijn als de winstgevende kerncompetenties van Inco  in overeenstemming zijn met de klantbehoeftes op de huidige markten. Dan is  er overeenstemming tussen wat Inco goed kan en waar winst te halen is. 

De  huidige  directeur  heeft  verstand  van  de  dagelijkse  leiding  van  het  bedrijf.  Door de groei moeten er ook intern zaken veranderen. Er is bijvoorbeeld meer

(5)

communicatie  nodig  tussen  de  inkoopafdeling  en  de  verkoopafdeling  en  er  moet meer schriftelijk worden vastgelegd om het overzicht te houden. Daar zal  in dit onderzoek weinig aandacht aan worden besteed, omdat de directeur op  dit  gebied  kennis  van  zaken  heeft.  De  nadruk  zal  dus  liggen  op  de  klantbehoeftes en de kerncompetenties. 

1.3 Conceptueel model 

Het  doel  van  het  onderzoek  is  het  geven  van  duidelijkheid  over  de  toekomstvisie.  Bij  het  ontbreken  van  een  heldere  toekomstvisie  zal  namelijk  omzet gemist worden, omdat de werknemers niet goed weten waar de meeste  omzet te halen is. Er wordt dan niet goed ingespeeld op de behoeftes  van de  klant en niet goed gebruik gemaakt van winstgevende kerncompetenties.  In  dit  onderzoek  zal  helder  worden  welke  factoren  (en  daarbij  horende  variabelen)  leiden  tot  het  gebrek  aan  duidelijkheid  van  de  toekomstvisie.  Belangrijk  voor  Inco  is  de  behoefte  van  klant.  In  dit  onderzoek  zal  de  nadruk  gelegd worden op de huidige klanten, omdat daar het meeste over bekend is.  Inco  heeft  competenties  en  die  moeten  zo  veel  mogelijk  uitgebuit  worden.  In  dit onderzoek zal voor de competenties die Inco heeft worden onderzocht of de  competenties  een  kerncompetentie  zijn.  En  door  ook  naar  de  imiteerbaarheid  te  kijken,  wordt  duidelijk  welke  kerncompetenties  op  lange  termijn  winstgevend zullen zijn.  Figuur 1, Conceptueel model  Legenda: Een pijl betekent: heeft invloed op  Sterkte van  kerncompetentie  Mate van winstgevendheid  kerncompetentie  Imiteerbaarheid van  kerncompetentie  Duidelijkheid over de  toekomstvisie van Inco  Mate van overeenstemming  met klantbehoefte  Aansluiting op  kwaliteitsbehoefte  Aansluiting op  functiebehoefte  Aansluiting op  ontwerpbehoefte

(6)

Uitleg conceptueel model 

De  toekomstvisie  is  een  goede  toekomstvisie  als  duidelijk  is  wanneer  klanten  voor  Inco  kiezen.  Klanten  kiezen  voor  Inco  als  Inco  een  product  biedt  wat  in  overeenstemming  is  met  de  klantbehoefte.  De  klantbehoefte  komt  voort  uit  een  bepaald  “probleem”  van  de  klant.  De  klant  is  bijvoorbeeld  op  zoek  naar  een manier om consumenten zijn winkel  in te trekken.  Dit “probleem”  lost de  klant  op  met  trendy  kerstkaarten  die  dan  zijn  klantbehoefte  worden.  De  achterliggende  problemen  worden  uitgebreid  in  beeld  gebracht  in  hoofdstuk  twee  en  de  klantbehoefte  is  in  dit  onderzoek  onderzocht  met  de  volgende  variabelen: 

­ De mate van aansluiting op de functiebehoefte (groot­klein)  ­ De mate van aansluiting op de kwaliteitsbehoefte (groot­klein)  ­ De mate van aansluiting op de ontwerpbehoefte (groot­klein) 

Er  is  dus  gekeken  hoe  de  aansluiting  is  op  klantbehoeftes  op  het  gebied  van  functie  (welke  doel  dient  het  product?),  kwaliteit  (welke  duurzaamheid  moet  het  product  hebben?)  en  ontwerp  (hoe  moet  het  product  er  uitzien?)  van  de  producten.  Als  er  grote  overeenstemming  is  geeft  dit  richting  aan  de  toekomstvisie. 

De  toekomstvisie  van  Inco  is  ook  afhankelijk  van  de  winstgevendheid  (op  lange termijn) van de kerncompetenties. Als duidelijk  is wat de winstgevende  kerncompetenties zijn, zal er duidelijkheid ontstaan over de toekomstvisie. De  winstgevendheid  van  een  kerncompetentie  hangt  af  van  de  imiteerbaarheid  van  de  kerncompetentie  en  de  mate  waarin  een  competentie  een  kerncompetentie is. De imiteerbaarheid van de kerncompetenties is onderzocht  met de variabelen:  ­ De hoogte van investeringen die nodig zijn om de kerncompetentie te  imiteren (waarde: veel­weinig)  ­ Aanwezige kennis die nodig is voor elke kerncompetentie binnen de  organisatie (waarde: veel­weinig) 

De  sterkte  van  de  kerncompetenties,  is  onderzocht  met  de  volgende  variabelen:  ­ De mate van klantwaarde van de competentie (waarde: groot­klein)  ­ De mate van herkenbaarheid van de competentie (waarde: groot­klein)  ­ De mate van uitbreidbaarheid van de competentie (waarde: moeilijk­  makkelijk)  Een sterke kerncompetentie heeft een grote klantwaarde, veel herkenbaarheid  en is makkelijk uit te breiden op andere markten.  In hoofdstuk vier worden de resultaten van hoofdstuk twee (klantbehoefte) en  drie  (kerncompetenties)  gebruikt  om  concrete  adviezen  te  geven  die  duidelijkheid geven over de toekomstvisie.

(7)

1.4 Probleemstelling 

Op  basis  van  het  bovenstaande  conceptueel  model  en  de  uitleg  volgen  nu  de  vraagstelling en de deelvragen. 

Vraagstelling 

Welke factoren leiden tot duidelijkheid over de toekomstvisie van Inco? 

De  toekomstvisie  gaat  over  de  toekomst  van  Inco  in  de  komende  drie  jaren  (2007, 2008 en 2009).  Deelvragen  ­ Wat is de invloed van de mate van aansluiting op de functiebehoefte op de  toekomstvisie van Inco?  ­ Wat is de invloed van de mate van aansluiting op de kwaliteitsbehoefte op de  toekomstvisie van Inco?  ­ Wat is de invloed van mate van aansluiting op de ontwerpbehoefte op de  toekomstvisie van Inco?  ­ Wat is de invloed van de investeringen die nodig zijn om te imiteren op de  toekomstvisie van Inco?  ­ Wat is de invloed van aanwezige kennis op de toekomstvisie van Inco?  ­ Wat is de relatie tussen de mate van klantwaarde van een competentie en de  toekomstvisie?  ­ Wat is de relatie tussen de mate van herkenbaarheid van een competentie en  de toekomstvisie?  ­ Wat is de relatie tussen de mate van uitbreidbaarheid van een competentie  en de toekomstvisie? 

De  deelvragen  in  combinatie  met  het  conceptueel  model  zijn  gebruikt  om  het  onderzoek verder vorm te geven. 

1.5 Theoretisch kader 

De  eerste  drie  deelvragen  gaan  over  wat  de  behoeftes  zijn  van  huidige  en  nieuwe klanten en de mate waarin die aansluiten op wat Inco levert. Bij Inco is  bekend wat de vraag nu is van de klant. Dat zijn namelijk de aanvragen voor  producten die nu binnenkomen. Maar het is niet bekend welke behoefte (in dit  geval  welke  functie­,  kwaliteits­  en  ontwerpbehoefte)  daar  precies  achter  ligt.  Daarom is er binnen het onderzoek een theorie nodig om dieper in te kunnen  gaan  op  de  klantbehoefte.  Om  de  klantbehoefte  te  analyseren  wordt  een  techniek  van  Goldratt  (1994)  gebruikt.  Goldratt  is  namelijk  vooral  geïnteresseerd in de onderliggende oorzaken van klantbehoeftes. In hoofdstuk  twee  zal  de  toegepaste  theorie  uitgebreid worden  uitgelegd.  In  het  kort  komt  het er op neer dat de verschillende behoeftes die binnen een markt spelen met  elkaar in verbinding worden gebracht. In dit onderzoek wordt er vanuit gegaan  dat  de  behoeftes  van  de  huidige  en  nieuwe  klanten  binnen  de  markt  overeenkomen.  Door  de  behoefte  van  huidige  klanten  dieper  te  analyseren,  wordt  ook  duidelijk  wat  de  behoefte  is  van  nieuwe  klanten  op  de  markt.  De  aansluiting  op  de  functiebehoefte,  kwaliteitsbehoefte  en  de  ontwerpbehoefte  zullen  per  markt  uitgezocht  worden  en  in  combinatie  met  de  achterliggende  oorzaken geeft dit een toekomstvisie.

(8)

Naast  de  theorie  van  Goldratt  zal  er  kort  ingegaan  worden  op  de  afzet  van  Inco bij specifieke klanten om aan te geven welke klanten Inco nu bediend en  welke  nieuwe  klanten  mogelijk  zijn  op  de  markt.  Deze  cijfers  komen  uit  de  interne  administratie  van  Inco.  De  algemene  omzetcijfers  en  kenmerken  van  de  markt  komen  ook  aan  bod.  Die  cijfers  en  informatie  komen  uit  de  rapportages van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel. 

De  laatste  deelvragen  gaan  over  de  kerncompetenties.  Ten  eerste  is  onderzocht  welke  competentie  kerncompetenties  zijn.  Competentie  is  een  breed  begrip.  Om  het  kunnen  toepassen,  zal  de  theorie  van  de  kerncompetenties  van  Prahalad  en  Hamel  (1990)  gebruikt  worden.  Zij  geven  een heldere definitie van belangrijke competenties van een bedrijf. Dit worden  de kerncompetenties genoemd. Of een competentie een kerncompetentie is en  wat de sterkte is, hangt af van drie zaken: de mate van klantwaarde, de mate  van  herkenbaarheid  en  de  mate  van  uitbreidbaarheid.  Dit  is  met  name  door  interviews met werknemers onderzocht. 

Daarna  wordt  per  kerncompetentie  de  imiteerbaarheid  onderzocht.  Dit  is  geoperationaliseerd  met  de  variabelen:  hoogte  van  imitatie­investeringen  en  benodigde  kennis  om  de  kerncompetentie  te  imiteren.  Om  daarna  de  invloed  op de toekomstvisie te analyseren. 

Naast  de  theorie  van  kerncompetenties  van  Prahald  en  Hamel  zal  ter  verduidelijking ingegaan worden op de ideeën van Afuah (2003). Hij heeft een  concreet onderscheid gemaakt tussen assets en kerncompetenties. Assets zijn  een  bezit  (het  hebben  van  een  patent),  kerncompetenties  zijn  cognitief  (het  gebruiken van een patent). Vaak worden assets en kerncompetenties verward.  Door  dit  onderscheid  te  maken,  geeft  het  onderzoek  een  breder  inzicht  in  de  kwaliteiten van Inco. 

In  hoofdstuk  vier  worden  de  resultaten  van  de  voorgaande  hoofdstukken  zo  uitgewerkt  dat  er  concrete  adviezen  uit  komen.  Bijvoorbeeld  welke  klantbehoefte goed aansluit op de mogelijkheden van Inco in de toekomst. 

1.6 Onderzoeksmethode 

Dit  onderzoek  is  een  exploratief  onderzoek.  In  de  loop  van  het  onderzoek  kunnen  er  zaken  aan  het  licht  komen  die  er  voor  zorgen  dat  er  een  andere  richting  gekozen  wordt.  [Dit  is  ook  gebeurd.  Zo  zou  in  eerste  instantie  de  kerstpakkettenmarkt  onderzocht  worden,  maar  dit  bleek  al  in  een  vroeg  stadium niet haalbaar en niet passend bij de organisatie van Inco.] 

Het is voor Inco relevant om een toekomstvisie  te ontwikkelen, omdat er dan  doelmatig en effectief gewerkt kan worden. Het is doelmatig, omdat de manier  van  onderzoeken  het  doel  dient.  Het  gaat  hier  om  een  praktijkonderzoek  waarbij sprake  is  van  een  “vaag” probleem.  Er  zijn  namelijk  veel  factoren die  invloed hebben. 

In  eerste  instantie  zijn  de  kennisgebieden,  waar  onderzoek  naar  gedaan  is,  afgebakend.  Dit  is  het  onderzoeken  van  de  grootste  markten  en  het  onderzoeken  van  eigen  organisatie  en  de  kerncompetenties.  Het  onderzoek  heeft  vooral  bestaan  uit  interviews  met  medewerkers  en  literatuuronderzoek,

(9)

omdat deze goede informatie kunnen geven voor het onderzoek. Het was niet  haalbaar om  bijvoorbeeld  klanten  of  concurrenten  te  spreken,  omdat  ze geen  concurrentiegevoelige  informatie  zouden  geven  Het  gaat  om  kwalitatieve  informatie.  De  omzetcijfers  van  Inco,  de  current  reality  tree’s  en  de  kerncompetenties  zijn  na  interviews  met  de  werknemers  opgesteld.  Via  internet  is  de  informatie  over  de  detailhandel  in  het  algemeen  en  bepaalde  markten in het bijzonder uitgezocht. 

Het  bijhouden  van  cijfers  (omzetcijfers  per  product,  winstcijfers  per  product,  omzetcijfers  per  klant,  omzetprognoses  per  maand  etc.)  wordt  pas  sinds  de  komst van de nieuwe eigenaar in 2005 beetje bij beetje opgezet. Hierdoor zijn  er  weinig  cijfers  bekend.  Dit  zal  de  komende  jaren  steeds  beter  worden.  Dit  komt ook nog in hoofdstuk 6 aan bod.  1.7 Randvoorwaarden  ­ Het onderzoek vindt plaats binnen Nederland.  ­ Het onderzoek wordt afgerond bij Inco binnen zes maanden.  ­ Inco Giftware is het te onderzoeken bedrijf.  ­ Het plan moet binnen de cultuur en de organisatie van Inco passen.  ­ Het verslag omvat niet meer dan 40 pagina’s.  ­ De implementatie van de resultaten wordt niet uitgevoerd binnen het  onderzoek. De resultaten zullen na en tijdens het onderzoek wel gebruikt  worden.  ­ De begeleider binnen het bedrijf is Dhr. Groenewegen.  ­ De afstudeerbegeleider vanuit de universiteit is Dr. Leenders.  ­ De medebeoordelaar vanuit de universiteit is Dr. Zoethout.

(10)

Hoofdstuk 2: Klantbehoeftes

2.1 Inleiding 

Na  een  algemene  analyse  van  de  detailhandel  in  Nederland,  zullen  de  belangrijkste markten geanalyseerd worden. De belangrijkste markten zijn de  markten waar Inco de meeste omzet heeft. In dit hoofdstuk is gekozen voor de  volgende  markten:  drogisterijen,  supermarkten  en  huishoudwinkels.  Voor  de  analyse van de markt zijn de volgende vragen van belang: 

­ Hoe ziet de markt eruit? 

­ Wat is het achterliggende probleem van de klant? 

Voor  deze  analyse  wordt  onder  meer  gebruik  gemaakt  van  een  theorie  van  Goldratt.  Het  gaat  Goldratt  om  het  achterliggende  probleem.  Dit  zal  geïllustreerd  worden  met  een  voorbeeld:  Campina  wil  de  verkoop  van  een  nieuwe  yoghurt  bevorderen.  Campina  bedenkt  dat  ze  een  mok  weg  gaan  geven met een spaaractie. Daarom gaan zij naar Inco om door Inco een mok  te  laten  bedrukken.  Inco  zou  de  mok  kunnen  laten  bedrukken  en  de  mok  kunnen  leveren.  Dan  is  de  mok  de  klantbehoefte.  Maar  is  dit  wel  de  beste  oplossing voor het “probleem”? Inco zou hier verder in door kunnen gaan door  naar het achterliggende probleem te kijken: de verkoop van die yoghurt moet  vooral  bevorderd  worden  bij  kinderen.  In  dat  geval  zal  Inco  wellicht  een  kinderspeeltje  aanraden.  Hierdoor  wordt  niet  de  mok  geleverd  (de  eigenlijke  benoemde  klantbehoefte),  maar  wordt  toch  veel  beter  voldaan  aan  de  behoefte van klant. 

Goldratt  gebruikt  verschillende  technieken  om  er  achter  te  komen  wat  het  probleem  is  dat  achter  de  klantbehoefte  schuil  gaat.  Goldratt  noemt  de  achterliggende  behoefte:  het  “probleem”.  Dit  is  verwarrend,  maar  er  wordt  bedoeld dat producten altijd een oplossing zijn voor een “probleem”. Een fiets  is  bijvoorbeeld  een  oplossing  voor  het  probleem  dat  men  zich  snel  en  goedkoop van A naar B wil verplaatsen. 

Voor  elke  onderzochte  markt  is  een  current  reality  tree  gemaakt  om  de  achterliggende  problemen  van  de  klantbehoeftes  in  kaart  te  brengen.  Een  current reality tree is een oorzaak­gevolg diagram die gebaseerd is op logische  verbanden  tussen  problemen.  Deze  problemen  worden  door  middel  van  blokken en pijlen aan elkaar gekoppeld om zo het kernprobleem te ontcijferen.  Goldratt gebruikt voor een probleem de term UDE. Dit staat voor UnDesirable  Effect. Er is een aantal voorwaarden aan een UDE:  ­ Het moet echt bestaan en negatief zijn op zichzelf  ­ De UDE­zin moet ongunstige woorden bevatten  ­ De UDE moet een belangrijk probleem zijn voor de beslisser  ­ De meeste mensen moeten akkoord zijn dat het een probleem is 

Bijvoorbeeld:  ‘klanten  zijn  bezorgd  over  hoge  prijzen’  of  ‘er  is  niet  genoeg  plaats in het magazijn’. Door zo’n analyse te maken van de grootste markten  van Inco kan ingespeeld worden op de problemen die daar spelen.

(11)

2.2 Detailhandel 

De  grootste  klanten  van  Inco  zijn  de  grootwinkelbedrijven.  Vrijwel  de  gehele  omzet wordt gehaald bij de grootwinkelbedrijven. Een klein deel van de omzet  zijn  de  premiums.  Een  schatting  is  dat  de  grootwinkelbedrijven  95%  van  de  omzet  betekenen.  Van  de  4  miljoen  euro  aan  omzet  in  2005  is  dit  dus  3,8  miljoen  euro.  De  grootwinkelbedrijven  vallen  onder  de  detailhandel.  Ondernemingen die zich volledig toeleggen op het verkopen van producten aan  consumenten  vallen  onder  de  detailhandel.  Als  een  detailhandelsonderneming  meer dan zes eigen winkels heeft of meer dan honderd werknemers is het een  grootwinkelbedrijf. 

Wanneer  in  dit  onderzoek  gesproken  wordt  over  klanten,  gaat  het  om  de  klanten  van  Inco.  Wanneer  gesproken  wordt  over  consumenten,  zijn  dit  de  kopers van de klant. 

DESTEP 

In  eerst  instantie  volgt  nu  een  analyse  van  de  detailhandel  in  het  algemeen.  Daarna  worden  drie  belangrijke  markten  voor  Inco  uitgelicht.  Om  zo  volledig  mogelijk te  zijn,  is de analyse  van de omgeving gedaan volgens het  DESTEP­  model (Botter, 1988). Hier is voor gekozen, omdat dit een zo volledig mogelijk  beeld geeft van de omgeving. In het DESTEP­model worden de demografische,  economische, sociaal­cultureel, technologische, ecologische en politieke trends  behandeld.  Demografisch  De detailhandel bestaat uit verschillende takken: 

Figuur  2,  Marktaandelen  van  de  diverse  detailhandelsverkoopkanalen,  Bron:  HBD Bestedingen & marktaandelen, 2005 

In 2005 was de totale omzet van de detailhandel 72 miljard euro (incl. BTW).  Het  is  daarmee  de  grootste  bedrijfstak  van  Nederland  (bron:  www.platformdetailhandel.nl).  Interessant  voor  Inco  zijn  de

(12)

omzetverhoudingen Als homogene groep zijn de supermarkten het grootst met  26,1 miljard euro. De drogisterijen hebben een omzet van 5,4 miljard euro en  de  huishoudwinkels  hebben  een  omzet  van  1,7  miljard  euro.  Inco  doet  zaken  met  de  winkelformules.  Bedrijven  zijn  zeer  verschillend  georganiseerd.  Soms  heeft  de  winkelformule  alleen  eigen  winkels,  soms  zijn  er  alleen  franchisers,  maar vaak is er sprake van een combinatie. Als er een franchiseconstructie is,  hangt  het  van  het  hoofdbedrijf  af  in  hoeverre  het  assortiment  door  de  franchiser of door het hoofdbedrijf wordt bepaald. 

Economisch 

Figuur 3, Omzetontwikkeling detailhandel, Bron: CBS, 2007 

Onderzoek  van  Eurostat  in  2005  dat  is  gepubliceerd  door  het  HBD  (Omzetontwikkeling in Europese detailhandel, 2005) laat het volgende zien:  De supermarkten hebben in Nederland een flinke omzetgroei gerealiseerd. De  speciaalzaken  daarentegen  noteerden  een  daling.  Dat  beeld  is  herkenbaar  in  de  rest  van  Europa.  Van  de  non­foodmarkten  laat  alleen  het  cluster  van  drogisterijen en parfumerieën positieve cijfers zien. In de overige markten zijn  de omzetontwikkelingen van de meeste Europese landen echter veel gunstiger.  Het  is  opvallend  dat  juist  de  twee  markten  die  binnen  Europa  wel  goed  meegroeien  de  supermarkten  en  de  drogisterijen  zijn.  Hier  kan  Inco  voordeel  uit halen doordat dit nu al klanten zijn. 

2005 

De haperende economie, malaise in verschillende markten en een sterke focus  op  kosten  zorgden  in  2005  voor  harde  concurrentie  tussen  winkels.  In  2005  was de omzet bijna gelijk aan die van 2004. Dit was namelijk 72 miljard euro  (inclusief btw) en  er was een gelijke of slechts geringe volumetoename. Door  de  harde  concurrentie  zijn  in  veel  markten  in  de  detailhandel  de  prijzen  gedaald (CBS, 2006).

(13)

2006 

Het jaar 2006 was een goed jaar voor de Nederlandse detailhandel. Over heel  2006  behaalde  de  detailhandel  een  omzetgroei  van  5,3%.  Na  drie  opeenvolgende  jaren  van  omzetdaling  (2003,  2004  en  2005)  is  het  niveau  hoger dan tijdens het topjaar 2002. 

Het  bijzondere  is  dat  de  stijging  in  2006  vooral  gekomen is  doordat  méér  producten  over  de  toonbank  zijn  gegaan.  Het  volume  steeg  met  4,5%.  De  prijsstijging van 0,8% heeft een relatief kleine invloed gehad. In eerdere jaren  waarin de detailhandel in de plus zat was dat juist andersom. Toen bepaalden  prijsstijgingen  voornamelijk  de  omzetstijging,  en  niet  omdat  consumenten  zoveel meer producten aanschaften. 

Vooral  de  winkels  in  non­food  zagen  de  omzet  toenemen  (6,2%).  Dat  is  een  gebruikelijk  beeld,  omdat  de  non­foodmarkten  conjunctuurgevoeliger  is.  Wanneer  het  economisch  goed  gaat,  profiteren  zij  sneller  en  met  hogere  pieken  in  omzet  en  volume  dan  de  foodmarkten.  Toch  boekten  ook  de  foodmarkten gezamenlijk een redelijke omzetstijging (3,7%). 

2007 

Voor  2007  verwacht  de  RND  (Raad  voor  de  Nederlandse  Detailhandel)  een  voortzetting  van  de  bovenstaande  positieve  ontwikkelingen.  De  detailhandel  sluit  zich  daarmee  aan  bij  de  rest  van  de  Nederlandse  economie.  De  gemiddelde groei in de detailhandel was in januari en februari 2007 3,9%. 

Sociaal­cultureel 

De  detailhandel  een  belangrijke  werkgever.  Het  aantal  werknemers  in  de  detailhandel is van 2001 tot 2005 flink gedaald (HBD­publicatie ‘Arbeidsmarkt  in de detailhandel’, 2004). Sinds 2006 is er weer een lichte groei te zien die in  2007 zal doorzetten. 

De achteruitgang in werkgelegenheid geldt voor alle markten, maar vooral de  levensmiddelenzaken  zoals  groentewinkels,  bakkers,  slagers  en  kaaswinkels  hebben te lijden. Winkels in persoonlijke verzorging en supermarkten laten een  minder grote daling zien. De werkgelegenheid neemt in bedrijven met minder  dan  tien  medewerkers  relatief  het  meest  af.  De  grootwinkelbedrijven  (de  klanten  van  Inco)  zijn  dus  relatief  gezien  redelijk  stabiel  in  het  werknemersaantal. 

Technologisch 

Technologische  ontwikkelingen  dienen  te  leiden  tot  veiligheid,  voordeel  en  gemak  voor  de  winkelier  en  de  consument.  De  belangrijkste  huidige  technologie is de PIN­betaling. De belangrijkste toekomstige technologie is de  RFID (Radio Frequency Identification). 

De  PIN­betaling  is  een  grote  kostenpost  voor  de  detailhandel  (1,5%  van  de  consumptieve bestedingen, ofwel 4% van de brutowinst van de detailhandel).  Daarom is het van belang voor de winkeliers om deze kosten zo laag mogelijk  te houden. Dat is natuurlijk ook in het belang van de consument, aangezien de  kosten worden doorberekend in de prijzen van de producten.

(14)

RFID  is  een  automatisch  identificatiemiddel  waarmee  producten  via  radiogolven  gevolgd  kunnen  worden.  Het  is  een  kleine  chip  die  op  afstand  te  beschrijven en te lezen is. Het is vergelijkbaar met een barcode, maar kan op  afstand en met meerdere producten tegelijkertijd uitgelezen worden. Zo hoeft  een mandje in de supermarkt niet meer te worden ingescand, maar dit kan in  een  keer  gebeuren  en  het  is  direct  duidelijk  dat  het  product  uit  de  voorraad  verdwenen is. Dit kan zorgen voor een enorme verbetering in de efficiency van  de  distributieketen.  Op  dit  moment  zijn  er  nog  problemen  met  de  veiligheid,  maar  als  dit  opgelost  is,  zal  dit  voor  grote  mogelijkheden  zorgen  om  alle  producten goed te registreren en optimaal te verplaatsen. 

Ook zal de consument steeds meer producten via internet gaan kopen. Of dit  ten koste zal gaan van de grootwinkelbedrijven of dat zij hier ook gebruik van  gaan maken, zal de toekomst uitwijzen. 

Ecologisch 

De  detailhandel  wordt  steeds  meer  gebruikt  om  consumenten  bewust  te  maken  van  het  milieu.  BCC  geeft  bijvoorbeeld  spaarlampen  weg  bij  aanschaf  van een koelkast. Maar er is ook vanuit de overheid een verwijderingsbijdrage  op  elektronische  apparaten.  En  sinds  een  paar  jaar  is  er  een  energielabel  op  koelkast, wasmachines etc om aan te geven hoe energiezuinig een apparaat is,  zodat dit mee kan wegen in de keuze voor een apparaat. In de toekomst zullen  deze  ontwikkelingen  zich  verder  uitbreiden,  omdat  steeds  meer  consumenten  willen investeren in het milieu. 

Politiek 

Uit  onderzoek  van  het  Platform  Detailhandel  Nederland  blijkt  dat  de  schade  door  winkeldiefstal,  overval,  inbraak  en  vernielingen  675  miljoen  euro  bedraagt.  Aan  preventie  geven  winkeliers  290  miljoen  euro  uit  (Nationaal  onderzoek  winkelcriminaliteit  PDN,  2005).  De  detailhandel  en  de  politiek  zijn  druk bezig om de schade te laten dalen. 

De toekomst zoals het Platform Detailhandel Nederland het ziet: 

­  Consumenten  gaan  meer  gebruik  maken  van  verschillende  kanalen  tijdens  hun koopproces 

­ Consumenten zijn steeds beter geïnformeerd. Dit zorgt voor transparantie in  prijzen, aanbod en kwaliteit van producten. 

­  Consumenten  worden  steeds  minder  eindpunt  van  de  transportketen,  maar  zij worden een actieve participant (denk aan internetbankieren). 

­  Dankzij  internet  is  het  mogelijk  om  goedkoop  een  groot  verkoopgebied  te  hebben om nicheproducten te kunnen verkopen. Hierdoor is het mogelijk voor  de consument om steeds andere producten te kopen. 

­  Door  online  veilingsites  zoals  Ebay  en  Marktplaats  kunnen  consumenten  makkelijker hun gebruikte producten verkopen om weer iets nieuws te kunnen  aanschaffen. 

Conclusie 

De  omzet  in  de  detailhandel  is  in  2006  weer  uit  de  dip  gekomen  waar  het  in  2003, 2004 en 2005 in zat. De omzet stijgt en de verwachting is dat de omzet  ook  in  2007  zal  stijgen  door  toegenomen  consumentenvertrouwen.  Inco  kan  veel  voordeel  halen  uit  de  toegenomen  omzet.  De  ontwikkelingen  op

(15)

technologisch  gebied  van  de  RFID  zullen  er  voor  zorgen  dat  dit  ook  in  de  logistiek  van  Inco  ingebouwd  zal  moeten  worden.  Deze  ontwikkelingen  zullen  goed gevolgd moeten worden. De consumenten worden milieubewuster en hier  zou Inco op in kunnen spelen. Op dit moment zorgt Inco er in ieder geval wel  voor  dat  alle  producten  die  uit  China  worden  ingevoerd,  voldoen  aan  de  Europese  milieu­eisen.  De  consument  zal  meer  gebruik  gaan  maken  van  internet  om  producten  te  kopen.  Het  is  de  vraag  hoe  de  klanten  van  Inco  op  deze ontwikkeling zullen gaan reageren. Op dit moment worden de producten  van  Inco  die  de  grootwinkelbedrijven  bestellen  uitsluitend  in  echte  winkels  verkocht. 

2.3 Drogisterijen  Grootste bedrijven 

Winkelformule  Winkels  2004  2005  2006  Product 

Kruidvat  704  803.050  263.408  39.600  creaproducten  DA  459  0  85.781  32.052  kerstkaarten  Etos  428  217.420  252.713  0  creaproducten  Schlecker  244  31.270  59.065  17.338  kerstkaarten  Trekpleister  164  0  7.344  0  Uw Eigen  Drogist  132  prospect  De Tuinen  68  prospect 

Aan  het  begin  van  de  hoofdstuk  2.3,  2.4  en  2.5  zijn  de  omzetten  van  2004,  2005  en  2006  genoemd.  In  2004  en  2005  was  de  totale  omzet  ongeveer  4  miljoen euro. In 2006 is de omzet blijven steken op 2,9 miljoen euro. In 2006  heeft de overname veel moeite gekost. Klanten kregen vaak te maken met een  nieuwe  contactpersoon  en  de  relaties  moesten  worden  opgebouwd.  Dit  heeft  voor  een  daling  in  de  totale  omzet  gezorgd.  Deze  daling  is  voor  een  groot  gedeelte  toe  te  schrijven  aan  het  wegvallen  van  Kruidvat.  Begin  2007  is  er  meer  duidelijkheid  bij  de  werknemers  van  Inco  en  is  de  omzet  bij  bepaalde  klanten fors toegenomen (Action, Quantore). De verwachting is dan ook dat in  2007 de omzet weer op het peil van 2004 en 2005 komt. En wellicht komt het  zelfs daarboven. 

Hoe ziet de markt eruit? 

In  2004  is  er  aan  drogisterijartikelen  €  5,4  miljard  euro  (incl.  BTW)  besteed.  Dit  is  onder  te  verdelen  in  ruim  €  2,5  miljard  euro  aan  lichaamsverzorgende  producten  en  €  2,9  miljard  euro  aan  genees­  en  verbandmiddelen.  In  de  drogisterijmarkt is 82% van de winkels aangesloten bij een formule of bij een  inkooporganisatie (HBD, Branches in Detail, 2005). 

De  markt  kent  een  sterke  dynamiek.  Er  worden  veel  winkels  overgenomen  of  verbouwd.  A.S.  Watson  (Kruidvat  en  Trekpleister)  heeft  30%  van  alle  verkooppunten in handen. DA, dat door consumenten voor de negende keer op  rij  werd  gekozen  tot  beste  drogisterij  van  Nederland  (Bron:  GfK),  volgt  met  25%.  Eén  op  de  zeven  winkels  in  de  markt  opereert  onder  de  vlag  Etos.  Kruidvat  kiest  voor  een  brede  aanpak  met  veel  verschillende,  goedkope  producten.  Etos  richt  zich  juist meer  op de  kern  met  “health  and  beauty”.  De

(16)

omzet  stijgt  en  het  gaat  beter  dan  in  de  meeste  andere  markten  in  de  detailhandel. Het gaat dus goed met de markt. 

Van  de  €  5,4  miljard  euro  die  aan  drogisterijartikelen  wordt  besteed,  realiseerden  de  drogisterijen  in  2004  een  gezamenlijke  omzet  van  €  3,2  miljard euro (incl. BTW). Dat is 0,4% meer dan in 2003. Tegenover een daling  van  de  prijzen  met  1,5%  stond  een  toename  van  het  volume  met  1,9%.  De  afgelopen jaren is de omzet in de markt aanmerkelijk sterker gegroeid dan in  andere  non­foodmarkten  en  de  detailhandel  als  geheel.  De  marktomzet  in  2004 lag maar liefst 22% boven de omzet in 2000. 

Er worden op deze markt vooral kerstkaarten geleverd. Hierbij zijn de directe  concurrenten  kaartenleveranciers  Anchor  en  Maas.  Er  is  ook  concurrentie  van  Hallmark  en  Paperclip,  maar  die  werken  met  een  ander  concept.  Zij  hebben  schappen in de winkels en vervangen zelf de kaarten wanneer die op zijn. Ook  nemen  zij  niet  verkochte  kaarten  weer  terug.  Er  wordt  dus  niet  direct  aan  de  drogisterijen  geleverd.  Dit  concept  zorgt  er  wel  voor  dat  de  klanten  van  Hallmark  en  Paperclip  weinig  invloed  hebben  op  welke  kaarten  in  de  winkels  staan en niets meer aan de kaarten kunnen veranderen. 

Probleemanalyse 

De  analyse  begint  met  het  opmaken  van  een  lijst  van  UDE’s.  Er  wordt  aangeraden  om  er  vijf  tot  tien  te  benoemen,  omdat  het  niet  makkelijk  is  om  uit een grote lijst het kernprobleem af te leiden. Een current reality tree maakt  een oorzaak­gevolg verbinding tussen de ongewenste effecten. Hierdoor komt  er een beter overzicht van wat het kernprobleem is en hoe deze zich verhoudt  met  de  andere  problemen  (Goldratt,  1984;  Havermaet,  2005).  Door  zo’n  analyse te maken van de grootste markten van Inco kan ingespeeld worden op  de  problemen  die  daar  spelen.  De  informatie  voor  de  UDE’s  van  de  drogisterijmarkt is verkregen uit gesprekken met werknemers van Inco, uit het  rapport  van  het  Hoofdbedrijfschap  Detailhandel  en  van  internet  (zoals  www.drogistensite.nl). De UDE’s zijn altijd een subjectieve visie, maar er is op  deze manier vanuit veel invalshoeken naar de markt gekeken.  Voor de drogisterijmarkt zijn er verschillende UDE’s:  1. Er is meer behoefte aan kennis van trends.  2. De winkels moeten producten aanpassen.  3. De winkels moeten beter inspelen op de consument.  4. Winkels moeten voldoen aan kwaliteitseisen.  5. Deskundigheid en advies worden steeds belangrijker op de drogisterijmarkt.  6. Er is een te lage marge op het basisassortiment.  7. Er is meer concurrentie vanuit andere markten. 

Deze  UDE’s  worden  verwerkt  in  een  blokkenschema.  De  pijlen  duiden  op  een  oorzaak­gevolg relatie.

(17)

Figuur 4, Current Reality Tree voor drogisterijen 

Uitleg CRT 

De drogisterijen hebben steeds meer concurrentie vanuit andere markten. Het  is  voor  andere  markten  aantrekkelijk  om  ook  drogisterijartikelen  te  leveren.  Vooral  de  supermarkten  hebben  gemerkt  dat  de  consument  in  de  supermarkt  behoefte  heeft  aan  deze  artikelen  en  vormen  daardoor  een  geduchte  concurrent  voor  de  drogisterijen.  Door  deze  vergrote  concurrentie  is  er  meer  marktwerking  en  dit  zorgt  weer  voor  een  lagere  marge  op  het  basisassortiment. 

Er zijn binnen de markt twee richtingen die gekozen worden om toch de omzet  te  verhogen.  De  Etos  heeft  zich  gespecialiseerd  in  Health  and  Beauty.  Etos  zorgt  voor  een  uitgebreid  drogisterijassortiment  en  heeft  in  de  winkel  veel  kennis van zaken. Kruidvat (maar ook DA en Schlecker) gaat daarentegen juist  andersoortige  producten  verkopen.  Kruidvat  verkoopt  zelfs  verzekeringen.  Deze  producten  worden  gebruikt  om  consumenten  in  de  winkel  te  krijgen,  zodat  ze  daar  ook  drogisterijartikelen  kopen,  maar  zorgen  ook  voor  meer  omzet. De goedkope marktvreemde producten komen meestal uit China. 

Drogisterijen  die  ook  andersoortige  producten  willen  verkopen  hebben  echter  het  probleem  dat  zij  niet  precies  weten  waar  de  consument  behoefte  aan  heeft.  Er  is  wel  contact  met  Chinese  leveranciers,  maar  die  weten  niet  goed  hoe  de  Nederlandse  markt  er  uitziet.  Er  is  behoefte  aan  een  leverancier  die  weet wat trendy is en een leverancier die deze producten kan leveren. 

Los hiervan staat het feit dat drogisterijen sinds 2006 steeds meer medicijnen  mogen  leveren.  Hierdoor  moeten  zij  wel,  volgens  de  wet,  voldoen  aan 

Te lage marge op  basisassortiment  Winkels moeten  voldoen aan eisen  Meer concurrentie  vanuit andere markten  Deskundigheid wordt  belangrijker  Winkels moeten  producten aanpassen  Meer behoefte aan  kennis van trends  Winkels moeten beter  inspelen op consument

(18)

kwaliteitseisen.  Hierdoor  dient  er  gekwalificeerd  personeel  te  zijn  dat  de  consument goed kan adviseren. 

2.4 Supermarkten  Grootste bedrijven 

Winkelformule  Winkels  2004  2005  2006  Product 

Albert Heijn  673  prospect  C1000  463  43.954  51.350  16.826  premium  Aldi Nederland  409  396.637  225.992  199.554  kerstkaarten  Aldi België  400  179.117  183.135  106.432  kerstkaarten  Super de Boer  375  90.804  71.558  96.480  kerstkaarten  Golff ea  300  16.254  1.500  40.866  premium(bbq)  Spar*  298  11.345  0  0  Lidl  237  prospect  Plus*  213  prospect  Dekamarkt*  120  prospect  Coop*  94  prospect  Jumbo*  91  prospect  Vomar*  51  prospect  Hoogvliet*  51  prospect  Jan Linders*  49  prospect  Dirk vd Broek  48  0  3.780  30.750  kerstkaarten  Deen*  48  prospect  Poiesz*  43  prospect  * Onderdeel van inkooporganisatie Superunie  Hoe ziet de markt eruit?  Bij de Nederlandse supermarkten werd in 2004 € 26,5 miljard euro (incl. BTW)  besteed (HBD, Branches in Detail, 2005).  De groep voedingsmiddelen is goed  voor bijna € 15 miljard euro (incl. BTW). In 2005 was de omzet € 26,1 miljard  euro.  In  2006  is  de  omzet  weer  opgelopen  tot  27,2  miljard  euro  (de  Volkskrant, 4­1­2007). 

De lagere omzetten in 2004 en 2005 waren het gevolg van de prijzenoorlog. In  het  najaar  van  2003  begon  Albert  Heijn  namelijk  op  grote  schaal  met  prijsverlagingen.  (de  Volkskrant,  31­1­2007).  Door  de  daarop  volgende  prijzenoorlog was Laurus bijna failliet. Laurus heeft de ketens Edah en Konmar  afgestoten  om  zo  de  schulden  te  saneren.  Ook  discountsupermarkten  Aldi  en  Lidl  verloren  marktaandeel.  De  prijzenoorlog  in  de  markt  heeft  geleid  tot  een  verharding  van  de  relaties  tussen  leveranciers  en  de  supermarkten.  Albert  Heijn  had  bijvoorbeeld  problemen  met  Peijnenburg  en  voedingsmiddelenconcern Unilever. 

De  supermarkten  realiseerden  in  2004  volgens  het  CBS  een  gezamenlijke  omzet van € 26,5 miljard euro (incl. BTW). Dat is 0,1% meer dan in 2003. De  prijzen in de supermarkten daalden 2,3%, terwijl het verkochte volume 2,6%

(19)

toenam.  De  totale  omzet  is  onder  te  verdelen  in  €  15  miljard  aan  voedingsmiddelen, € 7,9 miljard aan genotsmiddelen en € 3,6 miljard aan non­  foodproducten.  De  afgelopen  jaren  is  de  omzet  in  de  markt  harder  gegroeid  dan de omzet in andere levensmiddelenzaken en de sector als geheel. 

Ruim  60%  van  alle  supermarkten  is  onderdeel  van  een  samenwerkingsverband.  Een  deel  hiervan  maakt  als  filiaal  of  franchisenemer  deel  uit  van  een  keten  (van  minimaal  zeven  vestigingen)  en  een  deel  is  aangesloten bij een inkooporganisatie. 

Concurrenten  op  het  gebied  van  tailor  made  premiums  zijn:  Jos  Premiums,  Alphaimpex,  Promaction  en  Jurjen  de  Vries.  De  standaardpremiums  (pennen,  aanstekers)  levert  Inco  soms.  Daarvoor  kunnen  klanten  beter  terecht  bij  Midocean  en  van  Helden.  Deze  bedrijven  hebben  een  groot  magazijn  waaruit  direct geleverd kan worden. De concurrentie op het gebied van kerstkaarten is  al eerder genoemd bij de drogisterijen. 

Probleemanalyse 

De  uitleg  van  de  theorie  stond  al  eerder  in  dit  hoofdstuk.  Ook  hier  geldt  dat  voornamelijk met de werknemers van Inco is overlegd over deze UDE’s. Er zal  nu  een  analyse  plaatsvinden  op  basis  van  de  UDE’s  van  de  markt  van  supermarkten.  Voor de markt van supermarkten zijn er verschillende UDE’s:  1. Er is een hevige concurrentie op de prijs van producten.  2. De marges zijn te laag om een goede winst te maken.  3. De consument wil steeds meer gemak.  4. De winkels moeten beter inspelen op de consument.  5. Er zijn nieuwe acties nodig om de afzet te verhogen.  6. Er is meer behoefte aan goedkope weggeefproducten.  7. Er is te weinig kennis van goedkope weggeefproducten.  8. Winkels moeten sneller producten veranderen.  9. De levenscyclus van producten is steeds korter.

(20)

Figuur 5, Current Reality Tree van supermarkten 

Uitleg CRT 

De  afgelopen  jaren  is  het  grootste  probleem  van  de  supermarkten  de  prijzenoorlog geweest. Door de hevige concurrentie op de prijs zijn de marges  op  het  assortiment  aan  de  lage  kant.  Als  de  prijs  voor  de  consument  een  minder  belangrijk  criterium  is  voor  de  keuze  van  een  supermakrt,  zullen  de  supermarkten op een andere manier moeten concurreren. Dit kan door acties  te  verzinnen  die  consumenten  naar  de  supermarkt  halen.  Van  de  goedkope  weggeefproducten die daarbij nodig zijn hebben de supermarkten echter geen  verstand. Ook hebben ze geen contact met Chinese leveranciers. 

De supermarkten zullen beter op de consument moeten inspelen. Bijvoorbeeld  door meer gemak te bieden (zelf afrekenen, kant­en­klaar maaltijden). Als de  producten sneller veranderen, kan men ook beter op de consument inspelen.  Het  achterliggende  probleem  van  de  supermarkten  is  dat  ze  meer  producten  willen  verkopen.  De  prijs  is  al  enorm  laag  dus  die  kan  niet  meer  verlaagd  worden.  Een  premium  werkt,  als  het  goed  is,  afzetverhogend.  De  consument  wil graag het premium hebben en koopt daardoor het product of gaat daarvoor  naar een bepaalde supermarkt. Ook kan een premium werken om het merk te  versterken.  De  naam  van  het  merk  komt  duidelijk  in  beeld.  Bijvoorbeeld  de  aandacht die Albert Heijn heeft gekregen met de Wuppie ® actie is enorm. Op  Te lage marge om  goede winst te maken  Winkels moeten sneller  producten veranderen  Consument wil steeds  meer gemak  Nieuwe acties nodig  om afzet te verhogen  Levenscyclus van  producten is korter  Hevige concurrentie op  prijs  Winkels moeten beter  inspelen op consument  Meer behoefte aan  weggeefproducten  Weinig kennis van  weggeefproducten

(21)

die manier levert een premium niet alleen meer afzet op, maar ook een sterker  merk. 

Supermarkten  hebben  behoefte  aan  goedkope  weggeefproducten  om  de  verkoop  te  stimuleren.  Als  een  supermarkt  ideeën  heeft  over  hoe  dat  er  uit  moet  zien,  kunnen  ze  die  zelf  niet  uitwerken  in  een  goedkoop  premium.  De  supermarkt heeft zelf geen kennis van het importeren van weggeefproducten.  C1000  heeft  bijvoorbeeld  geen  contacten  met  Chinese  producenten  van  premiums en is niet in staat het creatieve proces te begeleiden. 

2.5 Huishoudwinkels  Grootste bedrijven 

Winkelformule  Winkels  2004  2005  2006  Product 

Blokker  560  205.804  168.130  83.326  kerstkaarten  Marskramer  208  45.314  249.050  115.737  kerstkaarten  Action  (discounter)  153  142.206  355.780  486.560  stationary  Xenos  104  112.101  83.442  38.376  kerstkaarten  Kwantum  89  191.518  200.937  101.812  stationary  Hollands  Handelshuis  12  13.676  16.404  1.166  Hoe ziet de markt eruit? 

In  2005  is  in  Nederland  aan  huishoudelijke  artikelen  ruim  €  2  miljard  euro  (incl.  BTW)  besteed.  Huishoudelijke  artikelen  zijn  op  veel  plaatsen  beschikbaar.  De  marktaandelen  zijn  dus  versnipperd.  In  de  huishoudelijke­  artikelenzaken  waren  de  bestedingen  het  grootst.  Zij  vormden  een  marktaandeel van 22% (450 miljoen euro). De vorige twee besproken markten  leveren  ook  huishoudelijke  producten.  Supermarkten  leveren  7%  van  het  totaal  aan  huishoudelijke  producten  (152  miljoen  euro).  Drogisterijen  leveren  2%  van  het  totaal  aan  huishoudelijke  producten  (48  miljoen  euro)  (HBD,  Branches in Detail, 2005). 

De  huishoudwinkels  hebben  er  de  afgelopen  jaren  forse  concurrentie  bij  gekregen.  Veel  markten  op  de  detailhandel  nemen  een  deel  in  van  de  totale  huishoudmarkt.  Bijna  elke  markt  heeft  wel  een  winkelketen  die  een  stuk  van  het  assortiment  van  de  huishoudspeciaalzaak  verkoopt.  Bijvoorbeeld  een  supermarkt, een bouwmarkt of een tuincentrum. In deze markt bevindt zich de  grootste  klant  van  Inco,  namelijk  Action.  In  2006  was  Action  goed  voor  ongeveer 17% van de totale omzet (in 2005 was dit 7%). Dit zorgt er voor dat  Inco erg afhankelijk is van Action. Dat is ook een van de redenen waarom Inco  wil uitbreiden. Dan is het minder afhankelijk van grote klanten. 

Het  blijkt  dat  in  2005  de  uitgaven  aan  het  totaal  van  huishoudelijke  artikelen  op een ongeveer even hoog peil lagen als in 2000. Het prijsniveau is tot 2002  gestegen en lag in 2005 nog 3% hoger dan in 2000. Het volume daarentegen  was  lager;  in  2005  zijn  2%  minder  huishoudelijke  artikelen  over  de  toonbank  gegaan dan in 2000.

(22)

Op het gebied van stationary is de grootste concurrent Avec. De concurrentie  op het gebied van kerstkaarten staat uitvoerig genoemd bij de drogisterijen. 

Uitwerking Goldratt 

Zoals  al  in  de  inleiding  uitgelegd  zal  er  nu  een  analyse  plaatsvinden  op  basis  van de UDE’s van de huishoudmarkt. Voor de UDE’s van de huishoudmarkt is  gebruik  gemaakt  van  informatie  uit  de  gesprekken  met  werknemers  van  Inco  en  het  rapport  van  het  Hoofdbedrijfschap Detailhandeltie.  De  UDE’s  zijn  altijd  een  subjectieve  visie.  Er  is  geprobeerd  om  zo  veel  mogelijk  informatie  te  achterhalen om tot een waarheidsgetrouwe visie te komen.  Voor de huishoudmarkt zijn er verschillende UDE’s:  1. Er is steeds meer concurrentie vanuit andere markten.  2. De prijs van producten staat onder druk.  3. De winkels moeten beter inspelen op de consument.  4. De levenscyclus van producten is steeds korter.  5. Winkels moeten sneller producten veranderen.  6. Er is behoefte aan kennis over trends.  7. De winkels kunnen moeilijk producten bedenken.  Figuur 6, Current Reality Tree voor huishoudwinkels  Uitleg CRT 

Er  is  meer  concurrentie  vanuit  andere  markten  en  dit  is  het  grootste  problemen  voor  de  huishoudmarkt.  Hierdoor  staat  de  prijs  van  producten 

Meer concurrentie  vanuit andere markten  Winkels moeten beter  inspelen op consument  Behoefte aan kennis  over trends  Winkels moeten sneller  producten veranderen  Prijs van producten  staat onder druk  Winkel kan moeilijk  producten bedenken  Levenscyclus van  producten is korter

(23)

onder druk. Aangezien de concurrentie op prijs lastig wordt, zullen de winkels  hun toegevoegde waarde moeten tonen door beter in te spelen op de behoefte  van  de  consument.  Aangezien  de  behoefte  steeds  verandert,  kunnen  ze  dit  doen door sneller producten te veranderen. Alleen het zelf in de gaten houden  van  wat  trendy  is  en  het  aanpassen  van  producten  wordt  steeds  moeilijker  binnen de markt. 

De  huishoudmarkt  importeert  zelf  uit  China.  Toch  kunnen  zij  daar  niet  alles  vinden waar zij behoefte aan hebben. Alleen de producten waar niets meer aan  veranderd  hoeft  te  worden  kunnen  direct  uit  China  geleverd  worden.  Daarom  komen  ze  bij  Inco  voor  samengestelde  en  trendgevoelige  producten.  Het  zelf  samenstellen  van  producten  is  te  ingewikkeld.  Ook  het  contact  met  de  fabrikant  in  China  kost  teveel  moeite.  Toch  hebben  de  grootwinkelbedrijven  behoefte  aan  deze  producten.  Inco  heeft  een  goede  relatie  met  fabrikanten  van  creaproducten  in  China  en  zoekt  zelf  uit  wat  de  trends  en  nieuwe  producten zijn. 

Het  achterliggende  probleem  is  dat  er  veel  concurrentie  is  vanuit  andere  markten. Hierdoor moeten de huishoudwinkels voorop lopen wat betreft trendy  producten.  Dat  is  lastig  om  zelf  allemaal  te  doen  en  met  name  voor  samengestelde producten gaan zij naar Inco. 

2.6 Conclusie 

Er  zijn  veel  overeenkomsten  tussen  drogisterijen,  supermarkten  en  huishoudwinkels.  Huishoudwinkels  en  drogisterijen  hebben  last  van  marktvervaging.  Andere  markten  leveren  steeds  meer  hun  producten.  Daar  staat tegenover dat zij ook zelf aan marktvervaging doen. Drogisterijen mogen  steeds  meer  medicijnen  leveren  en  Kruidvat  biedt  zelfs  een  zorgverzekering  aan. 

De behoeftes hangen ook met elkaar samen. Er is behoefte aan nieuwe, trendy  producten  die  buiten  de  kernactiviteiten  van  de  markt  vallen.  Dat  is  een  resultaat  van  de  marktvervaging.  Er  is  weinig  kennis  welke  producten  trendy  zijn  buiten  de  markt.  Wel  hebben  de  klanten  ideeën  over  wat  past  bij  het  bedrijf.  Een  drogisterij  heeft  wellicht  geen  verstand  van  het  importeren  van  kerstkaarten,  maar  heeft  wel  ideeën  hoe  die  eruit  moeten  zien  en  wat  bij  de  drogisterijketen past. Daar kan een leverancier op inspelen door samen met de  klant tot de juiste beslissing te komen. 

Een  grote  overeenkomst  tussen  alle  markten  is  dat  er  creativiteit  gevraagd  wordt.  Er  is  behoefte  aan  creatieve  producten  en  er  is  weinig  behoefte  aan  standaard producten. Dat kunnen de markten zelf regelen. 

Een  verschil  is  de  kennis  van  de  Chinese  markt.  De  huishoudwinkels  hebben  daar  wel  veel  contacten  met  producenten  die  ook  aan  Inco  leveren.  Drogisterijen en supermarkten hebben dat niet.  Ook is er een verschil in tijdsdruk. Bij premiums en dus bij de supermarkten is  er vaak sprake van een actie waar een premium bij hoort. Deze actie is  meestal al gepland en als het premium een week te laat is dan is dit  desastreus. Bij producten die aan de drogisterijen en huishoudwinkels worden  geleverd, is er meer ruimte om producten met vertraging in te passen.

(24)

Hoofdstuk 3: Kerncompetenties

3.1 Inleiding 

In hoofdstuk twee is er aandacht besteed aan de omgeving van Inco. Na deze  analyse  van  de  behoefte  van  de  klanten  volgt  nu  de  analyse  van  de  kerncompetenties  van  de  organisatie  zelf.  Op  dit  moment  is  het  onduidelijk  voor  Inco  wat  de  kwaliteiten  zijn  en  hoe  deze  verder  uitgebouwd  kunnen  worden.  Als  duidelijk  is  waar  Inco  echt  goed  in  is  en  wat  dus  de  kerncompetenties  zijn,  kan  daar  in  de  toekomst  rekening  mee  worden  gehouden.  Bij  de  strategie  moeten  de  kernactiviteiten  gehandhaafd  blijven,  aangezien daar de meeste winst te behalen is. 

Prahalad  en  Hamel  (1990)  hebben  over  de  krachten  van  een  bedrijf  een  theorie  geschreven.  Het  gaat  om  de  gedachte  dat  bedrijven  zich  het  best  kunnen focussen op kernactiviteiten. Dit is ook van veel waarde voor Inco. Op  de korte termijn wordt het concurrentievoordeel van een bedrijf bepaald door  de prijs en de kwaliteit van het product. Op de lange termijn is dit echter niet  voldoende.  Om  op  de  lange  termijn  concurrentievoordeel  te  houden,  zal  een  bedrijf  snel  moeten  reageren  op  onverwachte  ontwikkelingen.  De  echte  toegevoegde  waarde  van  een  bedrijf  is  te  vinden  in  de  kerncompetenties  die  gebruikt  en  ontwikkeld  worden.  Het  maken  van  zuinige  auto’s  is  bijvoorbeeld  een  kerncompetentie  van  Toyota.  Door dit  te  blijven  ontwikkelen,  kan  Toyota  ook op de lange termijn concurrentievoordeel halen. 

Afuah  (2003)  heeft  de  theorie  van  Prahalad  en  Hamel  verder  uitgewerkt  om  toe  te  passen  in  innovatiemanagement.  Hij  maakt  een  onderscheid  tussen  assets  (hier  is  niet  echt  een  goede  vertaling  voor:  verworvenheden)  en  competenties. Een asset is een collectieve kwaliteit en een kerncompetentie is  de mogelijkheid om een collectieve kwaliteit te gebruiken. 

Bedrijven  maken  winst  door  hun  producten  goedkoper  dan  de  rest  of  met  unieke  eigenschappen  te  verkopen.  Bedrijven  maken  daarbij  gebruik  van  assets (zoals een goede relatie met leveranciers of patenten) en competenties  (zoals het gebruiken van een patent om concurrentievoordeel uit te halen). De  winstgevendheid  van  een  bedrijf  is  afhankelijk  van  de  mate  waarin  de  assets  en  competenties  makkelijk  te  imiteren  zijn  en  of  de  competenties  kerncompetenties  zijn.  De  competentie  is  een  kerncompetentie  als  het  uitbreidbaar is, klantwaarde heeft en herkenbaar is. 

Assets 

Assets  zijn  de  collectieve  kwaliteiten  in  de  organisatie  die  van  toegevoegde  waarde  zijn  voor  de  klant,  op  meerdere  markten  ingezet  kunnen  worden  en  herkenbaar zijn. 

Competenties 

Competenties  zijn  kwaliteiten  die  Inco  heeft,  maar  die  geen  kerncompetentie  zijn, omdat ze niet voldoen aan de drie eisen (uitbreidbaar, voegt waarde toe,  herkenbaar). De imiteerbaarheid is ook belangrijk, aangezien dit invloed heeft  op de winst.

(25)

Kerncompetenties 

Kerncompetenties  zijn  de  mogelijkheden  om  de  collectieve  kwaliteiten  in  de  organisatie  die  van  toegevoegde  waarde  zijn  voor  de  klant,  op  meerdere  markten ingezet kunnen worden en herkenbaar zijn, te gebruiken. 

3.2 Definitie kerncompetentie 

Prahalad  en  Hamel  zijn  de bedenker  van  de  term  kerncompetentie.  Daarna  is  dit door veel auteurs op een eigen wijze vertaald. In dit onderzoek zal gebruik  gemaakt  worden  van  de  originele  definitie  uit  1990.  Wel  volgt  daarbij  de  nuancering  van  Afuah  (2003).  Hij  geeft  aan  dat  een  bedrijf  niet  een  kerncompetentie  kan  hebben,  maar  dat  een  kerncompetentie  alleen  waarde  heeft als het wordt gebruikt. Een patent is dus geen kerncompetentie, hoewel  het  op  het  eerste  gezicht  voldoet  aan  de  definitie  van  Prahalad  en  Hamel.  Anders  zou  een  kerncompetentie  ook  te  verkopen  zijn  aan  een  ander  bedrijf.  Het  is  pas  een  kerncompetentie  als  het  gebruikt  wordt  om  er  concurrentievoordeel uit te halen. 

De  originele  definitie  van  Prahalad  en  Hamel:  “Een  kerncompetentie  geeft  de  mogelijkheid  om  op  meerdere  markten  ingezet  te  worden,  voegt  waarde  toe  voor de klant en is herkenbaar voor de klant” (Prahalad en Hamel, 1990).  Voor  de  volledigheid  de  uitgebreidere  definitie  van  Afuah:  “Een  kerncompetentie  is  de  mogelijkheid  om  de  collectieve  kwaliteiten  in  de  organisatie  die  van  toegevoegde  waarde  voor  de  klant  zijn,  op  meerdere  markten  ingezet  kunnen  worden  en  herkenbaar  zijn,  te  gebruiken”  (Afuah,  2003). 

Prahalad  en  Hamel  geven  in  hun  artikel  van  1990  drie  testen  om  de  drie  eigenschappen van een kerncompetentie te identificeren: 

1.  Een  kerncompetentie  geeft  de  mogelijkheid  om  op  meerdere  markten  ingezet  te  worden.  Bijvoorbeeld:  een  competentie  in  het  maken  van  beeldschermen  biedt  mogelijkheden  bij  calculators,  tv’s,  laptopmonitors,  dashboards etc. 

2. Een kerncompetentie moet waarde toevoegen voor de klant. 

Bijvoorbeeld:  een  klant  kiest  een  auto  van  Toyota,  omdat  de  minimale  afschrijving ervan veel waarde heeft voor de klant. 

3. Een kerncompetentie is herkenbaar voor de klant. 

Bijvoorbeeld: een klant kiest voor een Apple computer, omdat hij weet dat die  voor  grafische  toepassingen  superieur  is.  Als  de  klant  dat  niet  weet,  maar  Apple  maakt  wel  hele  goede  grafische  computers  dan  is  het  geen  kerncompetentie. 

Naast  deze  drie  eigenschappen  is  het  wenselijk  dat  de  kerncompetentie  moeilijk te  imiteren is om er geld aan te verdienen. Anders is er binnen korte  termijn  een  ander  bedrijf  dat  hetzelfde  gaat  doen  en  zal  er  geen  winst  uit  te  halen  zijn.  Ook  is  een  kerncompetentie  duurzaam.  Kerncompetenties  worden  niet  slechter  als  ze  worden  gebruikt.  Ze  worden  juist  beter.  Een  kerncompetentie wordt steeds beter als er meer aandacht aan wordt besteed.

(26)

Hoe  moeilijker  de  kerncompetentie  te  imiteren  is  én  hoe  groter  de  uitbreidbaarheid,  klantwaarde  en  herkenbaarheid,  hoe  meer  een  bedrijf  kan  verdienen. Dit is te verduidelijken met het volgende figuur: 

Figuur 7, Kerncompetenties, imiteerbaarheid en winsten, Bron: Afuah, 2003  Uit  het  figuur  blijkt  dat  een  bedrijf  weinig  te  zoeken  heeft  in  activiteiten  die  geen  kerncompetentie  zijn,  aangezien  daar  de  winsten  nooit  heel  hoog  zullen  zijn.  Daarom  is  het  ook  zo  belangrijk  om  te  weten  wat  de  kerncompetenties  zijn.  Daarnaast  is  er  alleen  op  korte  termijn  winst  te  halen  op  een  kerncompetentie die makkelijk te imiteren is. Dit is natuurlijk logisch, omdat er  op  korte  termijn  andere  bedrijven  een  bepaalde  kerncompetentie  gaan  imiteren  als  dit  makkelijk  te  doen  is.  Dat  gebeurt  bij  Inco  nu  met  de  goede  relatie  met  Chinese  producenten  om  goedkoop  producten  te  leveren.  Dit  was  vijf  jaar  geleden  een  kerncompetentie,  maar  doordat  Chinese  producenten  steeds  meer  contact  zoeken  met  Europa  en  dus  toegankelijker  worden,  is  dit  makkelijk te imiteren. Hierdoor is daar steeds minder winst uit te halen. In het  vervolg  van  dit  hoofdstuk  zal  Inco  verder  geanalyseerd  worden,  zodat  per  kerncompetentie met de imiteerbaarheid rekening gehouden wordt.  Verwaarloosbare  winsten  Geen winsten  Lange­termijn  winsten  Korte­termijn  winsten  Geen Kerncompetentie  Wel Kerncompetentie  Lage  imiteerbaarheid  Hoge  imiteerbaarheid

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit zorgt er voor dat het proces efficiënt en robuust kan worden uitgevoerd, maar heeft er ook voor gezorgd dat de risicoselectie steeds meer op routine wordt uitgevoerd, keuzes

De gezamenlijke maatschappelijke opgave van de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: de DJI), de gemeenten en de reclassering is om samen te werken aan een succesvolle re-

Het zijn beroepen waar weliswaar vaak opleidingen voor bestaan, maar waar in de praktijk ook mensen zonder de betreffende opleiding aan de slag kunnen (bijvoorbeeld.. Welke

Dit hogere broeikaseffect van biologische melk- veebedrijven wordt voornamelijk veroorzaakt door een hogere methaanemissie per koe en doordat per kilogram geproduceerde biologische

• The data of RA, MS and Crohn’s disease were analysed according to three treatment phases (in section 4.4 of this study) between 2005 and 2008: Phase one

Aandeel ouderen neemt toe, verwachting voor Bergen in 2040: 45% inwoners is 65 jaar en ouder. Toenemende zorgvraag, zorg dicht bij

With a larger magnitude, the results from the second PSM framework verify that the mean total compensation of CEOs in the compensation peer group decreases one year after

Uit het voorgaande blijkt dat functies worden beschouwd als kernfuncties wanneer ze zowel een strategische waarde bevatten en tegelijkertijd uniek zijn. Lopez-Cabrales et