• No results found

Nieuwsconsumptie en segmentatie op psychologische typen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuwsconsumptie en segmentatie op psychologische typen"

Copied!
110
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nieuwsconsumptie en segmentatie op

psychologische typen

Augustus 2009

Auteur: Sander Smit (1152661)

Instelling: Rijksuniversiteit Groningen Bedrijfskunde, Master Marketing Begeleiders: Karel Jan Alsem

(2)

1

Voorwoord

Voor u ligt mijn afstudeeronderzoek. Deze scriptie is ter afsluiting van mijn studie Marketing. Beide studies heb ik gevolgd aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ik kan zeggen dat ik hier ook mijn tijd voor heb genomen. Een decennium klinkt lang en in dat is het ook. Ik kan over die tijd van alles zeggen, maar vind dat niet ter zake doen.

In deze scriptie zitten veel onverhoopte verlangens. Het zoeken naar waarde en niet alleen kennis. De leidraad is misschien minder van wetenschappelijk dan wel persoonlijke interesse.

Rest mij niks anders dan mijn begeleiders Karel Jan Alsem en Marcel Broersma te bedanken voor het richting geven, wanneer ik weer eens teveel de zijsporen op wilde zoeken en het helpen zoeken van een structuur in mijn totaal chaotische en soms onnavolgbare gedachten. Voor de rest wil ik iedereen bedanken die deel wilde nemen aan het onderzoek. Dit geldt ook voor iedereen die ook maar

zijdelings erbij betrokken is geweest, dan wel op vrijwillig of onvrijwillige basis. Mijn echte dankbaarheid komt echter toch mijn moeder toe, die meer onder deze scriptie heeft geleden dan ik zelf.

(3)

2

Inhoud

Voorwoord ... 1 Samenvatting ... 6 Hoofdstuk 1: Introductie ... 10 1.1. Introductie ... 10 1.2. De huidige nieuwsmarkt ... 12

1.2.1 Geschiedenis van de krant en internet ... 12

1.2.2. De Nederlandse nieuwsmarkt ... 13 1.3. Onderzoeksvraag ... 16 1.3.1. Probleemstelling ... 16 1.3.2. Deelvragen ... 16 1.4. Relevantie ... 17 1.4.1. Academische relevantie ... 17 1.4.1. Praktische relevantie ... 17 1.5. Opbouw scriptie ... 17

Hoofdstuk 2 Literatuur over nieuws ... 19

2.1. Wat is een medium? ... 19

2.2. Wat is nieuws? ... 19

2.3. Welke functies heeft nieuws voor consumenten ... 21

2.4. Welke nieuwsperspectieven zijn er? ... 23

2.4.1. Menselijk perspectief ... 23 2.4.2. Maatschappelijk perspectief ... 24 2.4.3. Praktisch perspectief ... 24 2.4.4. Institutioneel perspectief ... 24 2.4.5. Algemeen perspectief ... 24 2.5. Conclusie ... 24 2.5.1. Beantwoording deelvragen 1 en 2 ... 24

(4)

3

Hoofdstuk 3: Concurrentie tussen krant en internet ... 26

3.1. Concurrentie tussen krant en nieuwssites ... 26

3.1.1. Technische concurrentie ... 26

3.1.2. Sociale concurrentie ... 28

3.2. De Uses and Gratification theorie ... 30

3.3. Conclusie ... 33

3.3.1. Beantwoording deelvraag 3 ... 33

3.3.2. Implicaties voor het onderzoek ... 34

Hoofdstuk 4 Literatuur over marketing en segmentatie ... 36

4.1. Uses and Gratification theorie en marketing ... 36

4.2. Segmentatie... 40

4.3. Segmentatie voor de nieuwsmarkt. ... 42

4.4. Myers-Briggs type indicator en segmentatie ... 44

4.4.1. Myers-Briggs type indicator ... 44

4.4.2. MBTI en segmentatie... 47

4.5. Conclusie ... 47

4.5.1. Beantwoording deelvraag 4 ... 47

4.5.2. Implicaties voor het onderzoek ... 48

4.6. Slot theoretisch kader ... 49

4.6.1. Variabelen ... 49

4.6.2. Conceptueel model ... 50

4.6.3. Hypothesen ... 51

Hoofdstuk 5 Methode ... 54

5.1. Type van onderzoek ... 54

5.2. Methode van datacollectie ... 54

5.2.1. Onderzoeksmogelijkheden... 54

5.2.2. Invulling van de onderzoeksmethode ... 55

(5)

4 5.3. Dataverwerking... 58 5.4. Conclusie ... 58 Hoofdstuk 6 Resultaten ... 60 6.1. Beschrijvende resultaten ... 60 6.1.1. Steekproef ... 60 6.1.2. Beschrijvende resultaten ... 63 6.2. Verklarende resultaten ... 65 6.2.1. Demografische resultaten ... 65 6.2.2. Mediavoorkeur en perspectieven ... 67 6.2.3. Media en typologieën... 68 6.2.4. Typologieën en perspectieven ... 70 6.2.4. Overige bevindingen ... 72

6.3. Evaluatie van de resultaten ... 75

6.3.1. Beperking van het onderzoek ... 75

6.3.2. Interpretatie van de resultaten ... 78

6.3.3. Koppeling resultaten en theorie ... 78

6.4. Conclusie ... 80

Hoofdstuk 7 Conclusie en discussie ... 82

7.1. Conclusie ... 82

7.2. Aanbevelingen ... 84

7.3.1. Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ... 84

7.3.2. Managementaanbevelingen ... 85

Nawoord ... 86

Literatuur ... 88

Appendix ... 93

Appendix 1. Artikelen bij de perspectieven ... 93

Appendix 2. Myers-Briggs vragenlijst ... 97

(6)
(7)

6

Samenvatting

In de nieuwsmarkt zijn momenteel enkele grote ontwikkelingen. Een daarvan is dat internet steeds vaker als nieuwsmedium wordt gebruikt. Dit heeft deels gevolgen voor de traditionele media. Kranten verliezen lezers en beginnen in financiële problemen te raken. In veel onderzoeken blijkt dat met name jongeren de krant steeds meer de rug toekeren en hun publiek vergrijst. Nieuwere onderzoeken

ondersteunen deze theorieën minder en laten zien dat ook ouderen en vrouwen meer gebruik maken van internet, in het algemeen, en ook voor nieuwsconsumptie. Enkele jaren geleden waren dit vooral jonge mannen, die als de early adopters zijn van internet worden gezien. Nieuwsmedia zijn zich ook meer gaan richten op hun publiek. Marketing staat echter nog in de kinderschoenen bij veel

nieuwsorganisaties, waardoor de aansluiting met het publiek nog marginaal is.

In de marketing zelf hebben de laatste tijd ook veranderingen plaatsgevonden. Een daarvan is dat meer onderkend wordt dat consumenten hun consumptiepatroon niet altijd rationeel bepalen. Traditionele marketingliteratuur veronderstelt dat consumenten wel rationeel zijn en ook over alle informatie beschikken bij het maken van hun keuzes. Inmiddels dringt ook binnen de literatuur meer door dat consumenten hun keuzes niet rationeel maken, maar zich hierbij vooral laten leiden door onbewuste mechanismen. De probleemstelling van dit onderzoek haakt in op al deze ontwikkelingen en luidt: Welke verschillende psychologische factoren hebben invloed op de voorkeuren van nieuwsgebruikers wat betreft nieuwspresentatie en nieuwsmedium en verklaren de concurrentie tussen nieuwssites en kranten om de basis van een segmentatie te vormen.

Als eerste moest vastgesteld worden wat nieuws en een nieuwsmedium zijn. Nieuwsmedium is een vrij breed begrip. Een medium is een facilitator om informatie over te brengen. In dit onderzoek zijn de krant en het internet als medium onderzocht. In feite zijn dit geen gelijke media. Om de twee toch te kunnen vergelijken moeten ze op hetzelfde niveau bekeken worden. Daardoor wordt met internet als nieuwsmedium, de internet nieuwssites bedoeld. Bovendien moet de organisatie achter het medium een winstoogmerk hebben, en het brengen van nieuws als kernactiviteit hebben.

Nieuws is moeilijk om te zetten in marketingtermen. Nieuws heeft in onze maatschappij een

democratische functie en heeft hierdoor een maatschappelijk functie. Voor nieuwsgebruikers is nieuws ook een manier om de wereld om zich heen te bevatten. Een veel gebruikte metafoor is dat nieuws een raam op de wereld is. Omdat nieuws een hoger doel dient dan pure commercie is er zeker binnen de bedrijfstak weerstand tegen het te veel marketen van nieuws. Toch kunnen journalisten hun publiek beter dienen door hun ‘product’ aan te passen aan het publiek, zonder dat dit de maatschappelijk functie van nieuws teveel schade aan doet. Ze kunnen hun product in verschillende perspectieven plaatsten. Deze zijn oneindig, maar de meest voorkomende zijn het algemene, institutionele, praktische, maatschappelijke en menselijke perspectief.

Algemeen perspectief: Dit perspectief reikt buiten het leven van de ontvanger. Eigenlijk behelst dit perspectief bijna alle nieuwsberichten die niet binnen de andere perspectieven passen. Het heeft geen persoonlijke betekenis.

Institutioneel perspectief: Dit perspectief gaat over overheden of andere instituties zoals

(8)

7 Maatschappelijk perspectief: Dit perspectief gaat over de collectieve of sociale orde. Het focust op groepen of gemeenschappen.

Menselijk perspectief: Dit perspectief gaat over de menselijke psyche. Het gaat over de manier waarop mensen denken of handelen.

Omdat er twee media vergeleken worden met elkaar, moet eerst vastgesteld worden hoe de huidige concurrentie tussen deze media is. De concurrentie tussen internet en krant als nieuwsmedium, is een complexe. Kranten verliezen lezers en sommige dreigen te verdwijnen, terwijl nieuwe initiatieven op internet alleen maar sterker en groter worden. Veel onderzoekers hebben geprobeerd om de invloed van internet op de traditionele media te verklaren. Een veel gebruikte theorie hiervoor is de Uses and Gratification theorie. Deze meet in hoeverre verschillende media, gratificaties vervullen voor hun gebruikers. De theorie gaat ervan uit dat media, psychologische behoeften (in de theorie, gratificaties) vervullen. De theorie is uitgebreid met de theorie van niche, die de breedte van het vervullen van gratificaties meet. Een medium is superieur als het de breedste niche heeft (de meeste gratificaties vervult) en er dus overlap is met andere media, in het vervullen van behoeftes van mediagebruikers. Daarbij moet een medium deze behoeftes ook beter vervullen. In dit geval kan een medium andere media verstoten. Als een medium geen volledige overlap heeft of een behoefte niet beter vervult, blijft er een vorm van concurrentie bestaan. De gratificaties zijn erg subjectief in te vullen, hetgeen direct het meest zwakke punt van de theorie is. Toch zijn met deze theorie verrassende resultaten gevonden, die elkaar soms wel tegenspreken.

Met betrekking tot de krant en internet, blijkt internet in principe een superieur medium te zijn. Toch lijkt de concurrentie met de krant minder te zijn dan tussen internet en andere media, zoals de televisie. De krant heeft een smalle niche. Dit duidt erop dat de krant waarschijnlijk als meer gespecialiseerd beschouwd worden. Internet is dus niet in staat om bepaalde behoeftes (beter) te vervullen dan de krant. Uit veel onderzoeken blijkt ook dat de krant nog vaak als betrouwbaarder wordt beschouwd.

Om segmentatie mogelijk te maken, moeten variabelen gevonden worden, die aan de consumenten gekoppeld worden, die een verklarende waarde hebben. De Uses and Gratification theorie geeft een aansluiting met marketing, omdat marketing zich in de kern bezighoudt met het creëren van

consumentwaarde. Bij segmentatie worden homogene groepen consumenten gezocht met eenzelfde behoefte. Hier vinden segmentatie en de Uses and Gratification theorie elkaar. Segmentatie gaat echter verder dan alleen de behoeftebevrediging van gebruikers te meten Bij segmentatie worden ook

kenmerken aan deze consumenten (of nieuwsgebruikers) gehangen.

Omdat nieuws door haar gebruikers wordt gebruikt als een raam op de wereld en dus direct te maken heeft met het opnemen van informatie is er voor gekozen om de nieuwsconsumenten op

(9)

8 voorkeur voor het opnemen van informatie, de derde met de voorkeur voor het verwerken van

informatie en de laatste met het gebruiken van informatie.

Bij het onderzoek zijn zestig respondenten gebruikt. De respondenten zijn verspreid over het land. Ook geslacht en leeftijd zijn in balans. Wat betreft de dichotomieën waren de dichotomieën Extravert – Introvert en Intuition – Sensing in balans. De dichotomieën Thinking – Feeling en Judging –

Perceiving waren minder in balans, waarbij respondenten van het type Feeling en Judging in meerdere mate aanwezig waren dan de tegenhangers.

De respondenten kregen eerst een vragenlijst, waarmee hun psychologische type werd vastgesteld. Vervolgens kregen zij internetartikelen dan wel krantenartikelen te lezen. Er zijn vijf artikelen gebruikt, die elk een perspectief vertegenwoordigde. Deze kwamen uit het Financieele Dagblad, omdat ze allemaal de financiële crisis als hoofdonderwerp hadden. Het was niet herkenbaar uit welke krant de artikelen kwamen. De artikelen werden integraal op een weblog gezet, waardoor de artikelen voor internet en krant gelijk waren. Na het lezen van de artikelen werd een vragenlijst ingevuld. De vragenlijst bevatte enkele vragen over demografische gegevens en algemeen mediagebruik. Bovendien moesten voor elk artikel de volgende vragen beantwoord worden. In hoeverre vind u dit artikel, belangrijk, geloofwaardig en interessant. Ook moest er een algemeen cijfer gegeven worden. Hiermee konden de perspectieven en mediagebruik geanalyseerd worden.

Er is onderzocht of de eerder gevonden conclusies konden worden gestaafd. Deze conclusies werden ook ondersteund door dit onderzoek. Jonge mensen gebruiken internet vaker dan ouderen, terwijl ouderen vaker de krant lezen. Ook geslacht bleek een rol te spelen. Mannen gebruiken internet vaker voor nieuws dan vrouwen. De krant bleek ook meer geloofwaardig te worden geacht dan internet, hoewel dit niet significant was voor alle perspectieven. Dit is ook eerder gevonden. Vreemd is wel dat alle perspectieven hoger werden gewaardeerd op internet dan wanneer ze in de krant staan, hoewel de krant gemiddeld meer wordt gebruikt dan internet.

De dichotomie Intuition – Sensing blijkt de grootste invloed te hebben op mediagebruik. Mensen van het type Sensing gebruiken meer de krant, terwijl mensen van het type Intuition meer gebruik maken van internet als nieuwsbron dan mensen van het type Sensing. De krant blijft de meeste gebruikte nieuwsbron. Wanneer mediagebruik wordt geanalyseerd door de dichotomie Intuition – Sensing te koppelen met geslacht, blijkt de dichotomie de verschillen tussen mannen en vrouwen te versterken. Mannen van het type Intuition gebruiken internet beduidend meer dan overige groepen. Vrouwen van het type Sensing gebruiken bijna alleen de krant. Eerder was al gevonden dat mannen meer gebruik maken van internet.

Intuition – Sensing laat ook een combinatie zien met de dichotomie Judging – Perceiving. Waarbij Mensen van het type Intuition/Perceiving meer gemeen hebben met mensen van het type

Sensing/Judging en mensen van het type Intuition/Judging meer met mensen van het type

Sensing/Perceiving. Dit kan komen omdat er overlap is tussen deze dichotomieën en sommige functies blijkbaar voor elkaar kunnen optreden. Zo kan iemand die Sensing en Perceiving is, doordat deze Sensing is, toch enkele eigenschappen hebben van mensen die Judging zijn.

(10)

9 De conclusie is dan ook verdeeld. Wanneer alleen naar de gemiddelden wordt gekeken, maken mensen toch meer gebruik van de krant dan van internet voor hun nieuwsconsumptie. De perspectieven

(11)

10

Hoofdstuk 1:

Introductie

In dit hoofdstuk zal de aanleiding tot het onderzoek worden besproken. In paragraaf 1.1 staat de aanleiding voor de onderzoeksvraag. In paragraaf 1.2 zal een algemeen beeld geschetst worden van de totstandkoming van de huidige nieuwsmarkt. De onderzoeksvraag wordt in paragraaf 1.3

geformuleerd. Als laatste zal in paragraaf 1.4 de opbouw van het onderzoek uiteengezet worden.

1.1. Introductie

Sinds het internet populair werd in de midden jaren negentig, is het onmogelijk de invloed die het heeft gehad, te ontkennen. De kracht van internet is de mogelijkheid die het biedt om functies van oude apparaten en media over te nemen en uit te breiden of te combineren. E-mail is bijvoorbeeld een modern substituut voor de brief. Het is sneller en goedkoper. Programma’s als Msn Messenger en Skype zijn in zekere zin een nieuw soort telefoon.

Internet kan ook een nieuwsmedium zijn. Op internet zijn nieuwssites ontstaan, zoals u.nl, de meest bezochte nieuwssite van Nederland (tiende plek in 2008, volgens marketingonderzoeksbureau Multiscope) Weblogs dringen het terrein van de journalist binnen en maken het mogelijk dat burgers het domein van de journalist makkelijker kunnen betreden. (Grabowicz, 2003) Internet maakt weblogs mogelijk en deze worden vaak als katalysator van de burgerjournalistiek gezien. Internet (in

combinatie met de computer) kan audio, video en tekst integreren en het geeft de mogelijkheid om direct content te verversen wanneer hier aanleiding voor is, terwijl traditionele media, zoals de krant vast zitten aan bepaalde tijden. De aanslagen op 11 september en de oorlog in Irak, zijn veel

aangehaalde voorbeelden van deze ontwikkelingen. Weblogs en nieuwssites werden na de aanslagen als eerste geraadpleegd, omdat ze in staat waren nieuwe ontwikkelingen direct te plaatsen. Tijdens de oorlog in Irak was er een blogger in Bagdad, wiens weblog veelvuldig werd gebruikt door traditionele media als nieuwsbron. (Matheson & Stuart, 2006)

Veel onderzoekers hebben bewezen dat internet invloed heeft op de traditionele media, zoals kranten, televisie en radio. Dit is merkbaar in de input als ook in de output. Internet heeft journalisten veel voordelen gegeven. Ze kunnen makkelijker communiceren met hun publiek en nieuws van de andere kant van de wereld vindt veel sneller zijn weg naar een journalist. Ook de nieuwsgebruikers hebben voordelen van internet. De meeste nieuwssites zijn gratis en nieuwe ontwikkelingen komen eerder door. De donkere kant is dat traditionele media publiek verliezen. Sommige sceptici denken dat de krant binnen twee decennia is verdwenen. Dit is echter wel een erg deterministische manier van denken. (Lockefeer, 1997)

Kranten verliezen echter ook publiek door sociale ontwikkelingen en marktontwikkelingen. Door het verdwijnen van de verzuiling in Nederland kwamen veel kranten in een identiteitscrisis en moesten ze hun waarden en publiek herwaarderen. Toch bleven veel kranten ondanks dit en de opkomst van internet veel winst maken in de jaren negentig en leek hun positie als hoeksteen van de journalistiek onaantastbaar en pasten ze zich niet aan.

(12)

11 het Sociaal en Cultureel Planbureau in hun rapport Achter de schermen (Huysmans, 2005). Dit blijkt nu niet helemaal waar meer te zijn. (persbericht Cebuco)

De kranten zijn echter nog niet verdwenen en er zijn ook geen tekenen dat dit in de nabije toekomst zal gebeuren. Ze hebben misschien minder lezers, maar zijn nog steeds een van de beste

nieuwsbronnen. Vaak wordt beweerd dat andere nieuwsmedia niet zouden bestaan zonder de krant. Juist de nieuwssites zijn afhankelijk van de krant, aangezien er veel ‘shovel ware’ op staat. Veel mensen genieten nog steeds van het lezen van een krant, ondanks dat ze de krant minder lezen en waarschijnlijk op een andere manier. De vraag is dan ook hoe mensen nieuws anders tot zich nemen, nu er meerdere opties zijn. En wat zoeken ze bij de verschillende media op het gebied van

nieuwsconsumptie.

Een andere grote ontwikkeling in de nieuwsmarkt is de invoering van ‘market driven journalism’. Nu nieuwsconsumenten meer keuzes hebben en de laatste decennia het individu belangrijker is geworden, zijn nieuwsorganisaties gaan zoeken naar andere manieren om aan deze meer complexe

consumentenbehoeften te voldoen. Voor kranten kwam dit vooral door de ontzuiling, die hen daarvoor nog van een trouwe publieksschare verzekerde. Een voorbeeld is de lancering van nrc.next, die een jonger publiek probeert aan te spreken. Deze krant was ook een van de eerste die de presentatie van nieuwsberichten veranderde. Ze wisselden meer tussen korte en lange artikelen. Veel kranten lieten (en laten) de grootte van een bericht afhangen van het nieuws. Bovendien schrijft nrc.next vlotter. Deze krant heeft in een moeilijke markt wel een stabiel marktaandeel weten te krijgen. Hieruit kan voorzichtig worden geconcludeerd dat de nieuwsconsument wat anders wil en het publiek misschien is veranderd.

In marketing is ook een nieuwe stroming ontstaan. Tot enkele jaren geleden werd in de literatuur ervan uitgegaan dat consumenten rationele keuzes maakten. De mens was een rationeel wezen en was in staat om alle benodigde informatie tot zich te nemen en af te wegen. Hoewel in de praktijk al duidelijk was dat dit niet zo is, bleef veel literatuur hier wel op gebaseerd. (Cunningham e.a., 2007) Dat meer wordt onderkend dat mensen niet al hun beslissingen rationeel nemen, maakt het nodig om meer psychologische factoren te gebruiken die trachten de onbewuste beslissingspatronen in mensen te onderzoeken.

In deze scriptie zal een onderzoek worden gedaan, waarbij wordt geprobeerd de drie ontwikkelingen te combineren. De opkomst van internet, het meer marktgericht denken in de nieuwsmarkt en de

veranderde opvattingen in de marketingliteratuur. Consumenten maken hun keuzes volgens de nieuwe inzichten niet altijd rationeel, maar grotendeels onbewust. Hoe waarderen zij nieuws en zijn er

groepen consumenten aan te wijzen, die kenmerken delen, die hun onbewuste keuzes beïnvloeden wat betreft de voorkeur voor nieuws. Wellicht zijn er psychologische kenmerken die een indicatie geven voor een voorkeur voor media. Dit zijn vragen die in dit onderzoek aan orde komen. Hiervoor zal nieuws en nieuwsmedia geanalyseerd worden. Wat voor ‘product’ is nieuws en kan het

gedifferentieerd worden? Zijn er verschillen tussen nieuwsmedia of wordt elk bericht hetzelfde gewaardeerd door nieuwsconsumenten, ongeacht via welk medium het geconsumeerd wordt. En als laatste; is er een segmentatie te maken, die het onbewuste keuzeproces van consumenten kan vatten in segmentatievariabelen, die onderscheidend genoeg zijn voor de nieuwsmarkt? Het uiteindelijke doel is om een antwoord te geven over de veranderende behoefte van nieuwsconsumenten en hier

(13)

12 De weg hier naar toe start met een overzicht van de huidige situatie op de nieuwsmarkt en de

concurrentie tussen krant en internet. Vervolgens wordt het nieuws zelf geanalyseerd. Welke functies heeft nieuws en hoe zijn deze te concretiseren in het nieuwsverhaal zelf, en hoe kunnen krant en internet hierin concurreren. Daarna zal nieuws als product gekoppeld worden aan psychologische segmentatievariabelen, die in deze scriptie á priori zijn. Er zal worden geprobeerd verder te gaan dan de normale segmentatie, die kranten hanteren en meestal op demografische factoren zijn, zoals later zal blijken. Er zal worden uitgelegd waarom deze vorm van segmentatie beter is voor de nieuwsmarkt dan demografische variabelen. Uiteindelijk zal getracht worden om psychologische kenmerken te koppelen aan nieuws- en mediavoorkeuren. Deze worden gebaseerd op de Myers-Briggs Type Indicator (MBTI). Deze theorie, gebaseerd op de ideeën van de psychiater en psycholoog Carl Jung is een veelvoudig gebruikt instrument om personen in te delen in psychologische typen. Om het product nieuws te differentiëren wordt gebruik gemaakt van de indeling van Leon de Wolff, die na uitgebreide analyses vijf verschillende veelgebruikte perspectieven heeft geformuleerd. Dit onderzoek zal beperkt blijven tot nieuwssites en kranten.

1.2. De huidige nieuwsmarkt

In deze paragraaf zal het ontstaan van de huidige nieuwsmarkt besproken worden. Omdat het

onderzoek beperkt blijft tot internet en de krant als nieuwsmedium, zal de nadruk op deze twee media worden gelegd.

1.2.1 Geschiedenis van de krant en internet

Het is niet precies duidelijk wanneer de eerste krant verscheen. De oudst bekende krant dateert van net na het jaar 1600. Dit was de Duitse krant Aviso. De eerste kranten in andere Europese landen,

verschenen tussen 1610 en 1620. De oudste Nederlandse krant dateert van 14 juni 1618 en heet Courante Uyt Italien, Duytsland etc en was van de Amsterdammer Van Hilten. Concurrentie tussen kranten kwam vervolgens erg snel. Ze hebben voorbeelden uit 1632 gevonden, waarin duidelijk werd dat Van Hilten tijdens het drukken de krant nog liet aanpassen om eerder het nieuws t brengen dan andere kranten.

Na de Franse Revolutie werd vrijheid van de pers pas officieel vastgelegd in Nederland en andere Europese landen. Op 18 maart 1798 werd artikel 16 in de constitutie van de Bataafse Republiek opgenomen, waarmee vrijheid van de pers officieel werd. Onder het regime van Napoleon werd dit snel teruggedraaid. Pas in 1848 werd vrijheid van de pers in de Grondwet opgenomen. Intussen hadden de meeste kranten zich dit recht al zelf toegeëigend en zagen zichzelf al als de hoeksteen van de democratie. De verankering in de grondwet zorgde er echter voor dat de markt voor kranten floreerde. Met de afschaffing van de dagbladzegel in 1869 en verbetering in de technologie kon de markt uitgroeien tot de hedendaagse proportie. (Kussendrager & Van der Lugt, 2005)

De geschiedenis van het internet begint op 4 oktober 1957 wanneer de USSR de Spoetnik I lanceert. The lancering hiervan moedigt de VS aan om in 1958 het Advanced Research Projects Agency te creëren, beter bekend als ARPA, om haar technisch leiderschap veilig te stellen.

In 1969 werden vier host computers aan het ARPANET verbonden. In de jaren die volgden werden dit er steeds meer. Ze waren echter alleen toegankelijk voor universiteiten en andere overheidsinstanties. In 1972 werd het netwerk ook voor anderen toegankelijk.

(14)

13 Intussen zitten we in de fase, die web 2.0 wordt genoemd. Het refereert aan de tweede ontwikkeling van het Word Wide Web (www). Dit gaat over de verandering van een horde aan websites in een volledig platform van interactieve webapplicaties voor de eindgebruiker op het www. Dit zou lokale software onnodig maken. (http://nl.wikipedia.org/wiki/Internet)

1.2.2. De ederlandse nieuwsmarkt

Nu de opkomst van de krant en het internet is beschreven, zal gekeken worden hoe de huidige Nederlandse nieuwsmarkt eruit ziet en met name hoe internet deze heeft beïnvloed. De belangrijkste media en merken, als ook de ontwikkelingen van de laatste decennia zullen worden besproken. De Nederlandse nieuwsmarkt is gebaseerd op vrije pers. Iedereen mag een nieuwsmedium beginnen. Nieuwsmedia worden beschermd door de wet en mogen zonder bemoeienis van de overheid

publiceren. Dit onderzoek richt zich op kranten en nieuwssites. In figuur 1.1. staan de kranten, die in Nederland te verkrijgen zijn.

Figuur 1.1. Kranten in Nederland. Bron: SCP (2004)

Er zijn 32 kranten in Nederland. Deze cijfers zijn van 2004 en er zijn enkele veranderingen. Zo is nrc.next er bij gekomen en een nieuw gratis dagblad De Pers. Wat betreft het aantal dagbladen is het cijfer niet veel veranderd. De oplages zijn dit wel, als ook het lezerspubliek. (zie figuur 1.2.) Het laatste decennium is er een significante daling in het aantal abonnementen van kranten (11%). Ondanks dat er gratis kranten zijn, worden kranten in het algemeen minder gelezen (daling van 4%).

Jaar Abonnement dagblad Leest dagelijks de krant

(15)

14

2003 57 62

2004 56 61

2005 52 .

2006 51 .

Figuur 1.2. Aantal abonnementen en gebruik van de krant. Bron: Statline CBS (2009)

Er wordt vaak beweerd dat kranten niet meer interessant zijn voor jongeren. Enkele auteurs denken dat dit komt door ‘social learning’. Nieuwe generaties groeien op met een mediapatroon van die tijd en blijven dit patroon tijdens hun leven trouw. Daarom zouden kranten nog we populair zijn bij ouderen. (Huysmans e.a., 2005) Cijfers van Cebuco ondersteunen dit, maar uit deze cijfers blijkt dat kranten een groter bereik hebben onder mensen van 13 tot 24 jaar dan mensen tussen de 25 en 34. Dit komt ook doordat mensen in deze leeftijdsgroep nog thuis wonen. Hiermee groeien ze klaarblijkelijk wel op met de krant, maar zetten ze dit niet door wanneer ze het huis uit gaan. Dit kan uiteraard ook door de kosten komen.

Het is evident dat vooral het laatste decennium de krant terrein aan het verliezen is. Helaas zijn er geen cijfers voor nieuwssites beschikbaar. Er zijn wel cijfers over het aantal internetverbindingen en het gebruik van internet. (zie figuur 1.3.1. en 1.3.2.)

(16)

15

Figuur 1.3.2. Aantal huishoudens en personen en de aanwezigheid van mediaontvangers. Bron: CBS (2008)

In de figuren is te zien dat internet en de aanverwante elektronica een standaardpositie hebben verkregen in de Nederlandse huishoudens. Bijna negentig procent van de Nederlandse huishoudens heeft een computer. Hiervan heeft ook weer bijna negentig procent een internetverbinding. Hiermee is Nederland het land met de meeste internetverbindingen. De enige ontwikkeling is dat er de laatste jaren meer gebruik wordt gemaakt van een laptop. Volgens het CBS komt dit doordat mobiele internetverbindingen zijn verbeterd.

Onlangs heeft het CBS nieuwe cijfers gepubliceerd over mediagebruik. Ook deze resultaten laten zien dat de nieuwsactiviteit op internet groeiende is. (zie figuur 1.4.)

(17)

16 In de bovenstaande figuur wordt het duidelijk dat nieuws steeds vaker via internet wordt gezocht. Bijna de helft geeft aan internet te gebruiken voor het lezen van kranten en nieuwsbladen. Er wordt geen definiëring gegeven van kranten en nieuwsbladen. Uit de omschrijving in de tabel kan

opgemaakt worden dat het hier alleen om sites of downloadbare edities van kranten gaat en nieuwssites als u.nl buiten beschouwing worden gelaten. Dit is echter niet duidelijk.

Marketingorganisatie Cebuco bracht naar buiten dat internet steeds meer nieuwsgebruikers kreeg in het begin van 2008. Tevens beweerden ze dat jongeren en ouderen, de jongvolwassenen en

volwassenen begonnen bij te halen wat betreft het gebruik van internet als nieuwsbron. (persbericht Cebuco, 30 augustus 2008)

Het lijkt er op dat internet, kranten niet kannibaliseert. Slechts enkelen beweerden de krant ingeruild te hebben voor internet. Toch is er veel discussie over het al dan niet kannibaliserende effect van internet en verschillende academici hebben hier verschillende resultaten over gevonden. In een rapport van het CBS wordt wel gesteld dat internet verantwoordelijk is voor de daling van het krantgebruik. (De digitale economie, CBS, 2008) Ze geven hier echter geen verklaring voor.

Deze ontwikkeling is de basis van de hoofdvraag van deze scriptie. Waarom lezen mensen minder de krant en gebruiken ze internet vaker als nieuwsbron. Er zijn hier ongetwijfeld vele verklaringen voor, maar in dit onderzoek zullen deze gezocht worden in de psychologische factoren. In het literaire deel zullen de belangrijkste genoemd worden. In deze scriptie zal echter de functie van het nieuws en de presentatie van nieuws worden geanalyseerd. Omdat het duidelijk is dat steeds meer mensen, jong en oud, vrouw en man, vaker internet gebruiken, zal worden gezocht naar andere factoren die van invloed kunnen zijn in plaats van alleen demografische factoren.

1.3. Onderzoeksvraag

Zoals in het voorgaande is geschetst, probeert dit onderzoek meer te weten te komen over de voorkeuren van verschillende nieuwsgebruikers. Het doel is om te achterhalen welke verschillende voorkeuren nieuwsgebruikers hebben wat betreft presentatie en medium en of dit is te herleiden naar psychologische factoren.

1.3.1. Probleemstelling

Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is om antwoord te geven op de vraag of verschillende psychologische factoren invloed hebben op de voorkeur van nieuwsgebruik, in het bijzonder in nieuwspresentatie en nieuwsmedium, ten einde vast te stellen of deze verklarend kunnen zijn voor de concurrentie tussen nieuwssites en kranten en een basis kunnen zijn voor segmentatie.

Vraagstelling

Welke verschillende psychologische factoren hebben invloed op de voorkeuren van nieuwsgebruikers wat betreft nieuwspresentatie en nieuwsmedium en verklaren de concurrentie tussen nieuwssites en kranten om de basis van een segmentatie te vormen.

1.3.2. Deelvragen

(18)

17 1. Wat is een nieuwsmedium?

- Wat is een medium? - Wat is nieuws?

2. Wat betekent nieuws voor consumenten? - Welke functies heeft nieuws?

- Welke presentaties zijn er van nieuws om nieuwsconsumenten te bereiken? 3. Op welke manier zijn internet en kranten concurrenten in vervullen van de wensen van

nieuwsconsumenten?

4. Welke segmentatiefactoren zijn van belangrijk voor de nieuwsmarkt? 5. Welke segmentatie verklaart de voorkeuren van nieuwsgebruikers?

- Welke factoren verklaren de voorkeur voor nieuwspresentatie? - Welke factoren verklaren de voorkeur voor nieuwsmedium?

- Welke variabelen kunnen als basis dienen voor segmentatie in de nieuwsmarkt?

1.4. Relevantie

In deze paragraaf zal de academische en praktisch relevantie van de vraagstelling besproken worden 1.4.1. Academische relevantie

De academische relevantie van de vraagstelling is tweeledig. Ten eerste zal uit dit onderzoek blijken of het mogelijk is of onbewuste psychologische factoren als basis kunnen dienen voor een

segmentatiemodel. Ten tweede zal blijken of er in theorie een koppeling mogelijk is tussen

journalistiek en marketing, waarbij nieuws als product wordt gedifferentieerd en de nieuwsconsument wordt gesegmenteerd.

1.4.1. Praktische relevantie

De praktische relevantie slaat terug op het tweede punt van de academische relevantie; is het mogelijk om op een adequate manier het product nieuws meer marktgericht te maken? Kunnen

nieuwsorganisaties hun publiek, de nieuwsconsumenten, op een dergelijk manier segmenteren, zodat ze hun product, nieuws, kunnen afstemmen op verschillende segmenten en zodoende hun publiek beter bedienen?

1.5. Opbouw scriptie

De scriptie is al volgt opgebouwd. De hoofdstukken 2,3 en 4 zullen het theoretisch kader vormen. In deze hoofdstukken zullen de eerste vier deelvragen aan de hand van de literatuur beantwoord worden. Hoofdstuk 2 zal ingaan op nieuws en nieuwsmedia en diens functies. Tevens wordt gekeken hoe nieuws als consumptieproduct bestempeld kan worden. Hoofdstuk 3 bespreekt de concurrentie tussen nieuwsmedia. Hoofdstuk 4 gaat over marketing en segmentatie in de nieuwsmarkt. In deze

(19)
(20)

19

Hoofdstuk 2

Literatuur over nieuws

In dit hoofdstuk zal nieuws aan de hand van de literatuur besproken worden. Waarom willen mensen nieuws lezen of zien, wat betekent het voor hen. Paragraaf 2.1. zal een definitie van het woord medium geven. In paragraaf 2.2. wordt hetzelfde voor nieuws gedaan, zodat er een sluitende definitie van het woord nieuwsmedium gemaakt kan worden die in dit onderzoek wordt gehanteerd. Paragraaf 2.3. zal nieuws als consumptieproduct behandelen. In paragraaf 2.4. wordt gekeken hoe het product gedifferentieerd kan worden. Dit hoofdstuk zal proberen om het journalistieke product te

differentiëren zonder de maatschappelijk functie te ondermijnen. Dit hoofdstuk geeft een antwoord op de eerste twee deelvragen. Deze zullen in paragraaf 2.5. beantwoord worden.

2.1.

Wat is een medium?

Om het onderzoeksgebied te verduidelijken is het nodig om te weten wat een nieuwsmedium is. Dit is belangrijk omdat het, het aggregatieniveau van dit onderzoek aangeeft. Immers, dit onderzoek

vergelijkt onder andere twee nieuwsmedia. In deze paragraaf wordt eerst bepaald wat een medium is, zodat er geen misverstand kan zijn over het gebruik van dit woord in deze scriptie.

Het woord medium wordt op verschillende manieren gebruikt. Het heeft soms verschillende

betekenissen en wordt soms gebruikt om verschillende niveaus aan te duiden. Normaal gesproken is een medium een middel om informatie te publiceren. Meestal wordt het woord gebruikt om zowel internet als een krant aan te duiden. In feite zijn ze ook beide een medium. Echter, wel op

verschillende niveaus. Internet is in feite een netwerk en een krant is papier met woorden erop, die geïnterpreteerd moeten worden. Als we over internet als een medium spreken in vergelijking met een krant, vergelijken we eigenlijk twee verschillende aggregatieniveaus. Internet en papier zijn de gelijke niveaus, want ze hebben allebei het potentieel om informatie over te brengen. Internet krijgt pas betekenis voor mensen door middel van websites of e-mailberichten enz. Papier krijgt betekenis door de woorden of beelden erop. In dit onderzoek zal met medium de krant bedoeld worden en de uitingen op internet op nieuwssites.

2.2.

Wat is nieuws?

Nieuws is een erg subjectief begrip, net als zijn functie. Volgens columnist Jan Blokker is nieuws ‘wat staat geschreven in de krant’ (Lockefeer, 1997) , maar er zijn veel meer erkende nieuwsmedia. De mening van een persoon is dus niet genoeg. Daarbij wordt nieuws anders geïnterpreteerd in

verschillende culturen en landen. In deze paragraaf zal de betekenis van nieuws worden belicht, omdat het pas mogelijk is om de behoeften van mensen ten aanzien van nieuws te begrijpen, wanneer wordt begrepen wat nieuws is en hoe mensen nieuws gebruiken. Dit zal uitlopen in de functies en

perspectieven van nieuws.

Een bekend metafoor van nieuws is van Gayle Tuchman. “ews is a window on the world.” Nieuws is volgens deze metafoor een interpretatie van de werkelijkheid. (Dijck, 1993) Nieuws is ook iets dat nog niet bekend is. Hieronder volgt een algemene beschrijving van nieuws.

(21)

20 gebeurtenis. Journalisten verwerken het nieuws in een vorm dat gepubliceerd kan worden en ze zorgen voor een regelmatige publicatie.” Er is veel te doen om het need-to-know element en de algemene significantie van nieuws. Sommige journalisten vinden shownieuws geen echt nieuws. Sommigen denken dat de nieuwsgebruikers een breed menu aan nieuws verdienen, ook al is niet altijd even belangrijk.”(http://nl.wikipedia.org/wiki/Nieuws)

Deze algemene verklaring is niet genoeg. Vooral omdat het geen dieper begrip van nieuws geeft, maar eerder al een concrete betekenis. Nieuws is niet iets dat op zich staat.

“From a traditional journalistic perspective, answers to ‘what is news?’ focus on what people need to know and what they should know about community, their country, and their world. When the nature of news is explored from a social perspective, however, the ‘need to know’ and ‘should know’ answers become a small part of the answer. The emphasis shifts to the social processes by which journalists decide what is news and social forces that influence and limit how journalists gather and assemble news from raw materials into a journalistic product. ews becomes the product of the practicalities and constraints of the process by which it’s created. It becomes the product of economic systems and political systems, and press systems that results from them. And it becomes the product of unspoken cultural values and believes by which people manage their daily lives” (Berkowitz, 1997, blz. xii.) De definitie van Berkowitz maakt duidelijk dat er veel stakeholders en processen zijn in het betekenis geven aan nieuws. Dit bakent het concept nieuws als subject of product al verder af, omdat het beweert dat nieuws een product is van professionals . De volgende definitie van nieuws zal in deze thesis gebruikt worden.

“The news is mainly shaped by the size of the news hole, news organization budgets, information available of news sources and newsmakers, and by ‘media considerations’- for example, televisions’ need for dramatic tape or film.” (Berkowitz, 1997, blz. 40)

De laatste zin insinueert dat het medium waarmee het nieuws wordt gedistribueerd ook betekenis geeft aan het nieuws. Een medium kan dus medebepalend zijn in de interpretatie van het nieuws. Veel auteurs hebben geprobeerd om nieuws te classificeren. Dit kan helpen om nieuws beter te begrijpen. Ze zullen niet gebruikt worden als variabelen, maar alleen als uitleg van de breedte van nieuws en het in feite oneindige concept ‘nieuws’. Kussendrager & Van der Lugt verdelen nieuws in hard en zacht nieuws. Hard nieuws gaat specifiek over feiten. Zacht nieuws gaat meer over de achtergronden van de feiten. (Kussendrager & Van der Lugt, 2005)

Veel onderzoekers hebben onderzocht wat de waarde van nieuws is. Dit bleek erg moeilijk omdat de meeste journalisten niet in een hokje geduwd willen worden en vrij willen zijn in de interpretatie van gebeurtenissen op hun nieuwswaardigheid. Dit is niet altijd wat het publiek vindt. (Campbell, 2004) Daarbij zijn de meeste categorieën erg breed. Stuart Allen (2005) geeft een breed scala aan

bevindingen van factoren die iets nieuwswaardig maken in zijn boek ews Culture. Het onderzoek dat hij aanhaalt is van Galtung & Ruge en kan helpen nieuws beter te begrijpen

• Conflicten: hierbij moet volgens de journalistiek beide kanten belicht worden • Relevantie: het moet belangrijk zijn voor het leven en de ervaringen van het publiek • Tijdslijnen: het moet zo recent mogelijk zijn

• Simplificatie: het moet duidelijk zijn

(22)

21 • Onverwacht: het moet ongewoon zijn. ‘Een hond die een man bijt is geen nieuws, een man die

hond bijt wel.’

• Continuiteit: het moeten ergens ‘tussen passen’

• Compositie: een mix van verschillende typen gebeurtenissen. Bijvoorbeeld, landelijk versus mondiaal.

• Referentie naar elite naties: een hiërarchie in welke landen belangrijk zijn. Zo zijn de VS belangrijkerer dan Liechtenstein voor ons.

• Culturele specificiteit: onderwerpen die meer ‘met ons soort mensen’ te maken heeft

• egativiteit: ‘slecht nieuws’ wordt meer gewaardeerd. Die hebben eerder de bovengenoemde factoren in zich dan ‘goed nieuws’. (Stuart Allan, 2004, blz. 57-58)

Het bovenstaande demonstreert dat nieuws vele gezichten heeft. Niet iedereen zal hetzelfde interessant vinden. Nieuws is erg flexibel en het hangt ervan af waar iemand leeft en wat zijn interesses en ideeën zijn. Een simpel voorbeeld is het verschil in nieuws tussen culturen. Zoals genoemd prefereren mensen nieuws over mensen die zoals hun zelf zijn en dezelfde waarden delen. Nieuws heeft een grotere diversiteit wanneer het op cultuur aankomt. In het Westen wordt nieuws gezien als de hoeksteen van de democratie. Vrije pers is belangrijk om burgers te informeren over misstanden van hun overheid. In dictatoriale landen is nieuws vaak een verlengstuk van de machthebbers. Wij vinden dit propaganda, maar voor de inwoners van een dictatuur is dit nieuws. (Cull, 2003). Dit voorbeeld laat de

subjectiviteit van het nieuws zien, hoewel het een extreem voorbeeld is. Zelfs in een eenduidige cultuur als de Nederlandse is nieuws nog steeds niet hetzelfde voor iedereen. Iemand met een christelijke achtergrond zal anders naar nieuws kijken dan een atheïst.

2.3.

Welke functies heeft nieuws voor consumenten

In deze paragraaf worden, in navolging van de vorige paragraaf, de functies van nieuws uiteen gezet. Dit geeft weer waarom mensen nieuws gebruiken; wat het voor hen kan doen. Dit zal beginnen met een breed perspectief van nieuwsfuncties in verschillende disciplines. Hierdoor wordt duidelijk wat de implicaties van nieuws zijn in onze Nederlandse maatschappij. Vanaf hier kan worden uitgelegd welke functies nieuws heeft in Nederland en hoe mensen nieuws gebruiken.

Nieuws heeft vele gezichten zoals we in de vorige paragraaf zagen. Academici vanuit verschillende disciplines, zoals sociologie, psychologie en marketing hebben de functies van nieuws onderzocht. Nieuws beïnvloed ons dagelijks. Zelfs als iemand geen krant leest of televisie kijkt. In dit onderzoek gaat het om nieuws dat afkomstig is van nieuwsorganisaties, de zogenoemde massamedia, maar zelfs dan zijn de functies en implicaties van nieuws oneindig.

Een brede manier van kijken naar nieuws is de framing theorie. Deze begon bij socioloog Erving Goffman, die gefascineerd was door het idee dat betekenis wordt geschapen en onderhandeld in de context van het dagelijkse leven. Frames zijn impliciet en zijn onderliggend aan alle typen van sociale activiteit. Om in sociale activiteiten te participeren en ze te begrijpen, moeten we de frames leren die ze structureren. Hij paste deze theorie toe op de massamedia en beargumenteerde dat de manier waarop vrouwen in, met name, de advertenties werden afgebeeld, invloed had op de manier waarop met vrouwen werd omgegaan in de dagelijkse praktijk. Gayle Tuchman bewees vervolgens dat veel nieuwsverhalen, gebeurtenissen kaderen op manieren waardoor ze voornamelijk de sociaal

(23)

22 nieuwsorganisaties. Goffman kwam erachter dat veel nieuws gaat over geweld en dan met name over hoe de ‘elite’ dit oplost. Het strijkt grote gebeurtenissen plat en geeft ons het gevoel dat de situatie onder controle is. Oftewel ‘gaat u maar rustig slapen’ aldus Colijn. James Carey beweert dat nieuws voor de gemiddelde nieuwsgebruiker niets meer is dan een geritualiseerde publicatie, die hem of haar geruststelt dat de wereld zal doordraaien. Inmiddels is de framing theory verder uitgewerkt en onderzoekt deze hoe journalisten en eind- en hoofdredactie nieuwsverhalen selecteren. (Kent, 2006) Dit is de sociologische verklaring voor nieuws. Het laat zien dat nieuws een dagelijkse en

maatschappelijke betekenis heeft voor ons. Het laat niet zien hoe dit uitgesplitst kan worden naar functies en preferentie van functies. In een onderzoek naar de functies van nieuws van Burgoon en Burgoon (1981), filteren ze de functies van nieuws in de krant. Ze vinden verschillen in de voorkeuren van nieuwsfuncties tussen journalisten en lezers. Journalisten vonden hun functie als waakhond belangrijker dan de lezers dat vonden. Beide groepen vonden de belangrijkste functie, het informeren van het publiek over grote en belangrijke gebeurtenissen. (Burgoon & Burgoon, 1981) Jensen beweert dat de belangrijkste functie van nieuws, vermaak is. (Jensen, 1979)

Burgoon en Burgoon probeerden ook te onderzoeken welke functies de krant vervulde voor lezers. Ze konden hun bevindingen categoriseren in vier functiedimensies. Deze zijn:

• Onmiddelijkheid en betrouwbaarheid: dit heeft met name te maken met de informatiefunctie van nieuws

• Lokaal besef en nut: dit heeft betrekking op de gemeenschap van een persoon. • Weelderigheid en entertainment: amusementswaarde

• Sociale uitbreiding en roddel: opvallende verhalen, schandalen etc.

Ze vonden dat lezers vooral de eerste twee dimensies belangrijk vonden. (Burgoon & Burgoon, 1981) De socioloog Bernard Berelson vond echter in 1945 al dat dit wellicht de sociaal correcte antwoorden zijn. Tijdens een staking waren New Yorkers twee weken verstoken van hun krant. Tijdens deze twee weken ondervroeg Berelson verschillende krantenlezers over het gemis van de krant. Veel mensen bleken te beweren dat ze de krant misten omdat ze nu niet de grote ontwikkelingen konden volgen. Uiteindelijk kwam Berelson erachter dat dit vooral met sociale prestige te maken had, maar dat mensen vooral de gewoonte misten en in veel gevallen de roddelverhalen. Bovendien bleek dat het lezen op zich al bevredigend was, ongeacht de inhoud. Dit laat al zien dat krantlezers zich niet bewust waren van de werkelijke motivatie om nieuws de consumeren. (zie video op

http://www.archive.org/details/17DaysTh1945)

Deze bevindingen zijn vrij oud. Leon de Wolff heeft in zijn boek De krant was koning een nieuwe indeling van functies van nieuws gemaakt. Hij beweert ook dat een journalist zich moet afvragen wat voor functie een nieuwsverhaal heeft voor de ontvanger. Dit is waar marketing zijn intrede doet in het journalistieke werk. De Wolff noemt dit publieksgericht schrijven. Vooral veel journalisten van de oude stempel vinden dat dit de ‘goede’ journalistiek ondermijnt, maar publieksgerichte journalistiek heeft niks te maken met het publiek maar geven wat het wil. Het kan een handvat zijn om

nieuwsgebruikers beter te bedienen. De Wolff heeft zeven functies. • Feiten: dit zijn de harde feiten.

(24)

23 • Oordelen: het publiek moet het oordeel van de journalist begrijpen.

• Advies: het publiek moet weten hoe het resultaat kan behalen met het nieuws. • Emotie: het publiek moet betrokken zijn bij het verhaal.

• Amusement: het publiek moet geamuseerd worden. (De Wolff, 2005)

Deze functies sluiten elkaar niet uit en in veel gevallen hoort een nieuwsverhaal meerdere functies te hebben. Zo komen feiten altijd voor in een nieuwsverhaal, omdat het anders fictie is.

Alle factoren hebben wel te maken met het weergeven van de realiteit voor nieuwsgebruikers zoals Gayle Tuchman beweert. In andere woorden, mensen willen nieuws consumeren omdat het ze helpt hun omgeving te begrijpen. (De Wolff, 2005) Niet iedereen wil echter hetzelfde en iedereen heeft zijn eigen ‘bril’ om naar de waarheid te kijken. Mensen verschillen in hun zicht op de wereld en zullen verschillende perspectieven prefereren. Sommigen zullen liever advies willen en andere liever vermaak. Net zoals iedereen een favoriet drankje heeft, zal iedereen ook bepaalde nieuwsverhalen interessanter vinden dan de ander. Het nadeel van deze indeling is dat de functies elkaar niet uitsluiten.

2.4.

Welke nieuwsperspectieven zijn er?

De genoemde functies geven weer in welke vorm nieuws gegoten kan worden om het betekenis te geven voor mensen. Het probleem is dat ze elkaar niet uitsluiten. Sommigen kranten zullen bepaalde functies eerder gebruiken dan anderen. Het probleem is ook dat deze functies erg afhankelijk zijn van het onderwerp. Buitenlands nieuws zal eerder begrijpend zijn dan binnenlands nieuws, omdat het publiek daar over het algemeen minder van af weet. De Wolff onderscheidt in navolging van de functies ook perspectieven, namelijk het menselijke, maatschappelijke, praktische, institutionele en algemene perspectief. Deze sluiten elkaar wel uit en zullen minder in het gedrang komen met de journalistiek code. Bovendien beweert De Wolff dat algemene nieuwsmedia, zoals een dagblad, het best psychologische of sociaal-culturele karakteristieken als uitgangspunt kunnen nemen om hun publiek te dienen, omdat dit publiek meestal erg breed georiënteerd is wat betreft interesse voor onderwerpen. Een specialistisch blad over bijvoorbeeld auto’s zal hier minder last van hebben. (De Wolff, 2005)

Het geeft journalisten een handvat om te bepalen vanuit welk perspectief geschreven kan worden om het best aan te sluiten bij de belevingswereld van hun publiek. Het nadeel is dat er zoals ook bij de functies of categorisatie van nieuws er een oneindig aantal perspectieven zijn. De Wolff vond echter vijf dominante perspectieven. Deze zijn het menselijke, maatschappelijke, praktische, institutionele en algemene perspectief. De perspectieven zijn bedoeld om de nieuwsgebruiker het nieuws anders te doen ervaren. De inhoud van een artikel wordt op een bepaalde manier gepresenteerd, waardoor de gebruiker het nieuws anders ervaart. (Wolff, 2005) In de bijlage zijn vijf artikelen opgenomen om de verschillen tussen de perspectieven weer te geven. (zie appendix 1)

2.4.1. Menselijk perspectief

(25)

24 2.4.2. Maatschappelijk perspectief

Dit perspectief gaat over de collectieve of sociale orde. Het focust op groepen of gemeenschappen. Mensen die geïnteresseerd zijn in dit perspectief zijn niet geïnteresseerd in de individuele of persoonlijke ervaringen. Een voorbeeld is hoe een samenleving is veranderd nadat er aanslagen zijn gepleegd. Hoe gaan bepaalde groepen mensen met elkaar om na een vertrouwensbreuk.

2.4.3. Praktisch perspectief

Dit perspectief helpt de ontvanger om te handelen. Het is op een manier gepresenteerd dat de

ontvanger kan begrijpen hoe het nieuws zijn of haar leven kan beïnvloeden. Het ziet de wereld en het nieuws uit het oogpunt van de handelende persoon. Het leidt tot vragen als ‘Wat betekent dit voor mij?’ en ‘Wat doet dit nieuws voor mij?’ Bij berichtgeving over een vliegramp zou dit perspectief kunnen inhouden dat er ook tips worden gegeven over hoe iemand een vliegramp zou kunnen overleven. De beursnoteringen zijn ook praktische informatie, die een persoon helpt bij het handelen. Een artikel over hoe een klusjesman een kast in elkaar zet is ook praktisch.

2.4.4. Institutioneel perspectief

Dit perspectief gaat over overheden of andere instituties zoals adviesorganen. In dit perspectief komen de officiële reacties van instanties of politici naar voren. Een voorbeeld is een bericht over acties die een overheid of gemeentebestuur neemt na een aanslag of vliegtuigramp.

2.4.5. Algemeen perspectief

Dit perspectief reikt buiten het leven van de ontvanger. Eigenlijk behelst dit perspectief bijna alle nieuwsberichten die niet binnen de andere perspectieven passen. Het heeft geen persoonlijke betekenis. De ontvanger zal deze berichten ter kennisneming aannemen, maar er niet naar handelen. Het puur melden van een vliegramp is hier een voorbeeld van. Het artikel gaat over de vliegramp, maar hangt daar verder niks aan. Het vergroot de kennis van de gebruiker door het voorval te vermelden, waar de andere perspectieven een voorval een meer specifiek karakter geven door het in een ander perspectief te zetten.

2.5.

Conclusie

In deze paragraaf zal een conclusie gegeven worden van dit hoofdstuk en de eerste twee deelvragen zullen beantwoord worden. Vervolgens worden de implicaties voor het onderzoek van dit hoofdstuk beschreven.

2.5.1. Beantwoording deelvragen 1 en 2

In deze subparagraaf zullen de eerste twee deelvragen beantwoord worden. Deze luiden: 1. Wat is een nieuwsmedium?

- Wat is een medium? - Wat is nieuws?

2. Wat betekent nieuws voor consumenten? - Welke functies heeft nieuws?

(26)

25 ‘The definition of news medium is restricted to agencies whose business or part of whose business consists of news activity – therefore those who are unable to demonstrate a revenue generating news activity cannot invoke this exception.’ (Gunasekara, 1997)

Om als nieuwsmedium in aanmerking te komen, moet het de organisatie achter het nieuwsmedium dus als doel hebben om winst te maken. Daarbij moet nieuwsactiviteit op zijn minst een deel van de kernactiviteit zijn van de organisatie.

Vraag 2 gaat over de functies van nieuws en hoe deze omgezet kunnen worden in

producteigenschappen. Het is erg moeilijk om nieuws om te zetten in marketingtermen, met name, omdat is te zien dat nieuws een sterk maatschappelijk en sociaal karakter heeft. (zie paragraaf 2.2. en 2.3.) Leon de Wolff heeft echter vijf verschillende perspectieven geformuleerd waarmee journalisten publiek- en consumentgerichter nieuws kunnen presenteren, namelijk het algemene, institutionele, praktische, maatschappelijke en menselijke perspectief.

2.5.2. Implicaties voor het onderzoek

(27)

26

Hoofdstuk 3:

Concurrentie tussen krant en internet

In dit hoofdstuk wordt de concurrentie tussen de krant en internet voor nieuwsconsumptie aan de hand van de literatuur besproken. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de manier waarop krant en internet

concurreren op sociologisch en bedrijfskundig gebied. Nieuws neemt een bijzondere positie in als het aankomt op marketing, omdat het een maatschappelijke en sociale functie heeft. (zie paragraaf 2.2. en 2.3.) In paragraag 3.1. komen de verschillende vormen van concurrentie tussen krant en internet aan bod. In paragraaf 3.2. zal de belangrijkste theorie om concurrentie te meten tussen media besproken worden. In paragraaf 3.3. zal de conclusie van dit hoofdstuk uiteen gezet worden. In deze paragraaf zal ook de derde deelvraag beantwoord worden en de implicaties voor het onderzoek.

3.1.

Concurrentie tussen krant en nieuwssites

In deze paragraaf zal de concurrentie tussen krant en internet besproken worden. Deze heeft een technische en sociale kant. De feiten laten zien dat internet steeds meer als nieuwsbron wordt gezien, terwijl kranten hun lezers verliezen. Veel academici hebben onderzoek gedaan naar deze ontwikkeling en probeerden een verband te leggen tussen de opkomst van internet en de daling in lezers van

kranten. Hun bevindingen zijn echter erg tegenstrijdig. 3.1.1. Technische concurrentie

Vanuit het technisch perspectief kan internet als nieuwsmedium functies overnemen van traditionele media, zoals de krant. Het kan een krant nabootsen op een website of in een nieuwsbrief en het heeft veel applicaties om traditionele media uit te breiden. (Mul, 2001) Katz heeft een schema waarin hij media in een cirkel plaats, hetgeen aangeeft dat elke medium overlap heeft met een ander medium. (zie figuur 3.1.) (Huysmans e.a., 2005)

Figuur 3.1. Indeling van media volgens Katz. Bron: SCP (2005)

Een boek heeft dezelfde concrete attributen als een krant. Het is papier met letters, maar aan de andere kant deelt het boek zijn concept met de film. Beide media vertellen een verhaal en hebben hierbij dezelfde insteek. Helaas bestond internet nog niet toen Katz zijn schema maakte, maar Huysmans denkt dat internet midden in de cirkel zal staan. Het probleem hiermee, is dat internet op een ander niveau staat als de genoemde media en het dus moeilijk te vergelijken is. (zie paragraaf 2.1.) Een radiostation via internet blijft radio, maar dan met een ander distributiekanaal. Dit distributiekanaal is

Book

Newspaper

Radio Television

(28)

27 echter in staat om meer applicaties en mogelijkheden erbij te bieden. Internet is een flexibele

technologie en kan meerdere vormen aannemen en deze combineren. (Mul, 2001)

Veel academici dachten dat nieuwsdiensten via internet een groot publiek zouden trekken, die ook al traditionele media gebruikt. In sommige opzichten is dit waar. Eind jaren negentig begonnen veel kranten en magazines hun eigen site, om grip te krijgen op het publiek dat zich steeds meer op internet richtte. (zie figuur 3.2.) (Huysmans e.a.,2005) Dit is geen opmerkelijke gedachte en tegenwoordig is u.nl, zoals eerder genoemd, de meest bezochte nieuwssite. Opvallend is dat u.nl geen basis heeft als traditioneel medium. Alhoewel de site in het begin veel gebruik maakte van shovel ware.

Figuur 3.2. Gedrukte media in Nederland. Bron: SCP (2005)

(29)

28

Figuur 3.3. Dagbladen in Nederland. Bron: SCP (2005) 3.1.2. Sociale concurrentie

In de academische wereld is veel onderzoek gedaan naar kranten en de invloed van internet op het gebruik van kranten. Veel onderzoekers wilden weten wat voor gevolgen de technologie van internet had in maatschappelijk en bedrijfskundig opzicht. Hun bevindingen spreken elkaar vaak tegen. In deze subparagraaf zullen de belangrijkste conclusies genoemd worden.

Noack (1998) zag bewijs dat internet de functie van de krant overnam, omdat krantenorganisaties scoops eerder op hun site zetten dan in de krant. Uit eigen ervaring kunnen hier kanttekeningen bij gezet worden. De krant krijgt bij eigen gevonden scoops pertinent de voorkeur. Bij groot nieuws dat snel bekend zal zijn, zoals een vliegtuigcrash zullen sites wel de voorkeur krijgen. Dit geeft wel aan dat internet de voorkeur krijgt bij het snel verspreiden van nieuws. Singer (2001) bestudeerde kranten en hun elektronische versies en het verschil in gebruik. Zij vond dat de site meer gebruikt werd voor lokaal nieuws.

Sundar (1999) vergeleek de algemene criteria van nieuwsgebruikers om nieuwsverhalen te waarderen. Dit zijn geloofwaardigheid, amusement, kwaliteit en representativiteit. Zij vond onder andere dat de krant geloofwaardiger werd geacht dan internet. Flanagin en Metzelder (2001) vonden dat

respondenten informatie op internet net zo betrouwbaar vinden als informatie op televisie, radio en kabel, maar niet zo betrouwbaar als informatie in de krant. Daarbij vonden ze ook dat nieuwsverhalen in de krant beter werden onthouden dan nieuwsverhalen op het internet. De criteria waarop Sundar nieuws heeft getest zijn veel gebruikte criteria om dit te doen. Stempel & Click (1976) gebruikten meerdere cirteria. Zij onderzochten echter verschillende vormgevingen van kranten. De criteria die zij gebruikten om de nieuwsverhalen hierin te beoordelen lijken op die van Sundar, namelijk

(30)

29 Athaus en Tewskbury (2000) concludeerden dat in gemeenschappen waar internet dagelijks werd gebruikt, dit vooral voor vermaak was. Ook vonden ze dat mensen die internet als nieuwsbron gebruikten, meer de neiging hadden om ook de krant te lezen, maar minder televisie keken. Daarbij vonden ze indicaties dat hoewel computervaardigheden van het publiek verbeterden, het niet

waarschijnlijk was dat ze minder gebruik zou maken van traditionele media. Het rapport van het SCP ondersteunt deze bevindingen. Ook de onderzoekers van het SCP zagen dat mensen die geneigd waren internet als nieuwsbron te gebruiken, eerder andere nieuwsmedia gebruikten. Dit geeft aan dat er überhaupt mensen zijn die meer geïnteresseerd zijn in nieuws en hier meerdere bronnen voor gebruiken.

Hargrove en Berndt (2000) bevestigden een drastische vlucht in het gebruik van internet en een daling in het gebruik van traditionele media, maar konden geen bewijs vinden dat deze ontwikkelingen verband hadden met elkaar. Volgens een studie van Stempel (2001) bleek dat internet wel de functie als nieuwsbron overnam van traditionele media. De auteurs van het SCP onderstrepen paradoxaal beide bevindingen. Ze zagen dat beide trends aanwezig waren in Nederland. Nederlanders besteedden niet meer of minder tijd aan media dan eerder, ongeveer 18 à 19 uur per week. Ze zagen wel een stijging in het gebruik van internet en een daling in het gebruik van andere media, maar konden niet bewijzen dat internet echt de functies van traditionele media overnam. (figuur 3.4.) (Dimmick, 2004) (Huysmans e.a.,2005)

Figuur 3.4. Gebruik van media door Nederlandse populatie. Bron: SCP (2005)

(31)

30 De bovenstaande samenvatting van bevindingen laat zien dat het erg moeilijk is vanuit de theorie de concurrentie tussen internet en krant te omvatten. Internet heeft meer technische mogelijkheden, die ongetwijfeld een rol zullen spelen in de concurrentie. Rationeel gezien zou internet superieur moeten zijn aan oudere media. Ondanks dat internet steeds meer verankert in de Nederlandse maatschappij, blijkt de socialisatie van het internet als nieuwsbron nog niet helemaal volledig te zijn. De verschillen in bevindingen komen ook doordat de onderzoekers niet dezelfde definities en aggregatieniveaus gebruiken. In de volgende paragraaf zal de Uses and Gratification theorie besproken worden, die een handvat zal geven om internet en krant toch te vergelijken in marketingtermen.

3.2.

De Uses and Gratification theorie

Het is belangrijk om media op hetzelfde niveau te vergelijken, voordat er iets over de concurrentie gezegd kan worden. De meest gebruikte theorie over concurrentie tussen media, is de Uses and Gratification theorie. Veel onderzoekers hebben deze theorie gebruikt voor hun bevindingen. De theorie zal eerst uitgelegd worden. Hiervoor wordt de omschrijving van Dimmick gebruikt, die als expert geldt op het gebied van deze theorie.

“Uses and Gratifications theory is considered a psychological communication perspective that focuses on individual use and choice by asserting that different people can use the same mass medium for very different purposes. Specifically, audiences' psychological processes during exposure to various types of mass media have been examined by many uses and gratifications studies. The main objective of Uses and Gratification theory is to explain the psychological needs that shape why people use the media and that motivate them to engage in certain media-use behaviors for gratifications that fulfill those intrinsic needs.” According to Katz, Blumler, and Gurevitch (1974), this theory assumed that media users are goal-directed in their behavior, and are active media users. Furthermore, they are aware of their needs and select the appropriate media to gratify their needs. Uses and

Gratifications theory has been considered an axiomatic theory in that its principles are generally accepted and applicable to various situations involving mediated communications. Therefore, Uses and Gratification studies have dealt with virtually every kind of mediated communication tool in traditional media, such as newspapers , radio (Mendelsohn 1964) and television, and in

nontraditional media, such as cable television, VCR, pager , e-mail , and the World Wide Web. Indeed, audiences' motivations and decisions to use a certain type of mediated communication tool have been investigated through this theory whenever a new technology enters the stage of mass communication.” (Dimmick e.a., 2004, blz. 23)

Gratificatie is vrij vertaald, het optreden van bevrediging. Met andere woorden voldoening door middel van een medium. De gratificaties bij de Uses and Gratification theorie worden uitgelegd als een gebied van voldoening. Bijvoorbeeld, het communiceren met anderen. Met internet kan men dit bereiken door een mail te sturen. Bij een krant kan iemand brieven sturen.

De Uses and Gratification theorie zoekt dus naar de psychologische behoeften van mensen die ervoor zorgen dat ze een bepaald medium gebruiken die deze behoefte kan bevredigen. De intrinsieke behoeften worden bevredigt door gratificaties en zorgen voor een bepaald patroon in mediagebruik. Mensen gebruiken een medium dus om bepaalde behoeftes te bevredigen. Er wordt bij de de Uses and Gratification theorie ook vaak over gratificatiedimensie gesproken. Dit is een overkoepelende

behoefte. In dit onderzoek is de gratificatiedimensie, nieuwsconsumptie. Een medium kan de behoefte aan nieuws bevredigen, doordat het dit faciliteert. In dit onderzoek zijn de perspectieven de

(32)

31 Er is ook kritiek op deze theorie. Volgens sommige academici ontbeert de theorie validiteit. Hij gelooft dat interactie met de respondenten van grotere waarde is. Doordat de keuzes die onderzoekers maken in hun gratificaties soms breed te interpreteren zijn, zijn deze ook breed te interpreteren door de respondenten. Het is dus mogelijk dat respondenten vragen beantwoorden met een verschillend idee over de benoemde gratificaties. Gantz is een voorstander voor aansluitende diepte-interviews om de werkelijke motivaties voor het gebruik van bepaalde media te achterhalen. Ook al bevestigen ze de betrouwbaarheid van de Uses and Gratification theorie, ze bekritiseren de intrinsieke zwakheid van de theorie, omdat de interpretatie van de onderzoeker zelf een grote rol speelt bij de bevindingen die er uit voort komen. Met andere woorden, de gratificaties kunnen op een erg subjectieve manier ingevuld worden. Ze denken dat de theorie voorbij gaat aan hoe betekenis wordt gevormd door de gratificaties. (Schroder, 1999)

Onderzoekers hebben dus veel vrijheid bij het gebruik van deze theorie. Ze kunnen de gratificaties aan verschillende aggregatieniveaus hangen. Ze kunnen de gratificaties zelf invullen. Zo zijn er

onderzoekers, die vonden dat internet vooral voor vermaak werd gebruikt. Dit zou goed mogelijk kunnen zijn, maar dit zegt weinig over het gebruik van nieuws en de motivatie om een bepaald medium hiervoor te gebruiken. Maar ook wanneer alleen nieuws als (sub)gratificatie of als

gratificatiedimensie wordt genomen, zijn onderzoekers nog erg vrij in het invullen hiervan, waardoor de interpretatie moeilijk wordt. Toch zullen hier enkele bevindingen uiteengezet worden.

Mings (2005) gebruikte de theorie voor het vergelijken van kranten en online nieuws. Ook hij

(33)

32

Figuur 3.5. Gratificatiedimensies van Mings. Bron: Mings (2002)

Mings vond onder andere dat de reden om nieuws te zoeken niet verschilt tussen internet en krant. Wellicht is dit een open deur; mensen zoeken nieuws omdat ze nieuwsgierig zijn en omdat het helpt de wereld om hen heen te bevatten. (zie hoofdstuk 2) Verder vond hij dat de krant de dimensie van scanning meer bevredigde en internet de dimensie skimming. Het lijkt er dus op dat op internet doelgerichter naar nieuws wordt gezocht en met name belangrijk is in het zoeken en bijblijven van groot nieuws, terwijl de krant meer als basis en achtergrond wordt gebruikt. (Mings, 2002)

Zoals eerder genoemd, is Dimmick een andere vooraanstaande onderzoeker die gebruik maakt van de Uses and Gratification theorie. Hij heeft de theorie gebruikt om concurrentie tussen media op

verschillende manieren te onderzoeken. Hij heeft onder andere een onderzoek verricht naar

nieuwsactiviteit. Hierbij breidde hij de theorie uit waarin de competitie tussen media in het bevredigen van de behoeften van de gebruikers duidelijker werd. Dit noemde hij de niche en gratificatiekansen. Hiermee wordt de overlap en superioriteit van media gemeten. Hij zegt hierover:

(34)

33 same needs as the older medium: the degree of overlap must be high; second, the newer medium must be superior to the older form (Dimmick et al. 2000). According to the theory of the niche, the notation of replacement of one population by another is termed ‘exclusion’, whereas a partial replacement of one form by another is defined ‘competitive displacement’ (Dimmick & Rothenbuhler, 1984a, 1984b).’ De niche van een medium voorspelt de competitieve waarde van het medium. De niche van een medium is breed wanneer het in staat is om veel verschillende gratificaties (oftewel) behoeftes van mediagebruikers te vervullen. Als het medium de behoeftes ook beter kan vervullen kan het andere media verdringen. (Dimmick, 2004)

Dimmick beweert dat een nieuw medium alleen superieur kan zijn als het dezelfde behoeftes kan bevredigen als een ouder medium en er dus overlap is in de behoeftebevrediging van de

mediagebruikers, en dit ook nog beter kan doen. Volgens de theorie van de niche kan een nieuw medium, een oud medium uitsluiten wanneer aan de bovenstaande voorwaarden volledig wordt voldaan. Wanneer dit niet volledig is, blijft er een vorm van concurrentie bestaan tussen het oude en het nieuwe medium. Het komt er op neer dat een nieuw medium superieur is, wanneer het de breedste gratificaties heeft en dus in staat is meerdere behoeften van mediagebruikers te bevredigen en dit ook het beste kan doen.

In zijn onderzoek vond hij dat respondenten minder de televisie als nieuwsbron gebruikten sinds ze internet als nieuwsbron gebruikten (33,7%). Wat betreft de krant was dit 28,8%. Volgens de nichetheorie lijkt het erop dat internet wel de functie als nieuwsmedium overnam van traditionele media. Internet had ook de breedste niche, hetgeen betekent dat internet de breedste reikwijdte heeft wat betreft het vervullen van gratificaties. De krant had de smalste niche. Dit duidt erop dat het meer als een gespecialiseerd medium wordt beschouwd. Internet had de meeste overlap met de kabel en het minst met kranten. Dit betekent dat internet meer concurreert met de kabel dan met de krant.

Een andere belangrijke conclusie uit zijn onderzoek was dat internet superieur was aan alle andere media en het dus in potentie meer in staat is om de mediabehoeften van de nieuwsgebruikers te vervullen dan andere media. Dimmick kon ook bepalen hoe dit invloed had op de krant. Van alle mensen die internet superieur vonden met betrekking tot de krant, las ook daadwerkelijk 70% minder de krant. (Dimmick, 2002)

In het rapport van het SCP wordt dezelfde conclusie getrokken. De auteurs vonden geen heftige concurrentie tussen internet en de krant, maar wel een verschuiving in mediaconsumptie. Ze vragen zichzelf hard op af of het mogelijk is dat traditionele media, zoals de krant zich meer zouden moeten specialiseren en hun websites meer als ‘snelle’ nieuwsbron moeten gaan gebruiken. (Huysmans, 2005)

3.3.

Conclusie

In deze paragraaf zal een conclusie gegeven worden over hoofdstuk 3. Daarbij zal ook de derde deelvraag beantwoord worden. Hierna volgen de implicaties voor het onderzoek

3.3.1. Beantwoording deelvraag 3

In deze subparagraaf zal de derde deelvraag beantwoord worden. Deze luidt als volgt:

3. Op welke manier zijn internet en kranten concurrenten in vervullen van de wensen van nieuwsconsumenten?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1 waakt over de vrijheid, de rechten en de ontplooi- ingsmogelijkheden van de burgers en wil een regering die uitgaat van de visie, dat de overheid d' é burgers

Bij Kind & Samenleving zijn we er immers van overtuigd dat kinderen voluit moeten kunnen spelen, niet alleen in de achtertuin of in de natuur, maar ook in straten, langs paden

Wat mijn woordje betreft, bij ouderen be- gin ik niet over het trouwboekje, maar voorts is de liefde hetzelfde voor jong en oud.” „Bij ons was het intiem, sfeervol en

Het betekent niets anders dan een combinatie van (ouderdoms)kwalen die op zich niet dodelijk zijn. Het lijden van de  ­

Voor mijn bacheloropdracht doe ik onderzoek naar het Tv-programma 'boer zoekt vrouw'. Dit reality formaat is tegenwoordig het meest populaire Tv-programma in Nederland.

In deze studie zal de invloed van de persoonlijkheid op studiesucces en studievoorkeur getoetst worden en daarnaast zal er onderzocht worden of er een verband

Zodra de contract source van het smart contract klaar is, gebruikt de programmeur software (een compi- ler) om de contract source om te zetten (compi- leren) naar een code die door

Aangezien voor de correcte uitvoering van een smart contract geen vertrouwen meer nodig is in personen, noch in de wederpartij noch in een tussenpersoon zoals een bank, borg