• No results found

Technische specificaties. In Lichtgeleidertechniek met kantelbaar display

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Technische specificaties. In Lichtgeleidertechniek met kantelbaar display"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ministerie van verkeer en waterstaat ^ g l l l S l ^ Directoraat-GeneraaJ Rijkswaterstaat

Bouwdienst Rijkswaterstaat

Tunnelsignaalgevers

Technische specificaties

In Lichtgeleidertechniek met kantelbaar display

Derde generatie

Bij deze technische specificatie behoort de TBRL versie 1.0

Auteur : Bouwdienst Rijkswaterstaat Status : definitief

Versie : 3.2 Datum : 27-09-2002 Docnr. : WR660-02.002

(2)

HISTORISCH OVERZICHT

Deze handleiding vervangt alle vorige uitgaven met dezelfde titel.

Historisch Overzicht

Versie 1.0 1.1 3.2

Datum 30-11-2000 09-09-2002 27-09-2002

Opmerkinger Definitief Voor VESTA Definitief

Samenstellers versie 1.1.

versie 1.0

WERKGROEP VESTA op initiatief van:

DIRECTIE ZUID HOLLAND EN BOUWDIENST in opdracht van:

ADVIESDIENST VERKEER EN VERVOER H. van Aller

BOUWDIENST RIJKSWATERSTAAT

beide versies in samenwerking met:

W. Verhagen

INTABO NIEUWEGEIN

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Alle rechten voor behouden.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van BD-RWS.

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3* generatie versie 3.2 WR660 -02.002

(3)

INHOUD

1 ALGEMEEN 5 1.1 Geldigheid 5 1.2 Systeembeschrijving 5 1.3 Productopbouw 5 1.4 Opbouw van de specificatie 6 1.5 Normen 6 1.6 Tekeningen 7 1.7 Aflevering 7 1.8 Bestellingen 7 1.9 Bijlagen 7 2 MONTAGEPLAAT 8 2.1 Functionele beschrijving 8 2.2 Relatie met externe systeemdelen 8 2.3 Technische uitvoering 8 2.3.1 Maatvoering montageplaat 8 2.3.2 Opbouw montageplaat 8 2.3.3 Bevestiging van de montageplaat 9 3 SYSTEEMBEHUIZING 10 3.1 Functionele beschrijving 10 3.2 Relatie met externe systeemdelen 10 3.3 Technische uitvoering 10 3.3.1 Maatvoering systeembehuizing 10 3.3.2 Opbouw van de systeembehuizing 10 3.3.3 Scharnierende deur 10 4 KANTELBAAR DISPLAY 12 4.1 Functionele beschrijving 12 4.2 Relatie met externe systeemdelen 12 4.3 Technische uitvoering 12 4.3.1 Maatvoering kantelbaar display 12 4.3.2 Opbouw van het kantelbaar display 12 5 RAMBEVEILIGING 14 5.1 Functionele beschrijving 14 5.2 Relatie met externe systeemdelen 14 5.3 Technische uitvoering 14 5.3.1 Maatvoering rambeveiliging 14 5.3.2 Bevestiging van de rambeveiliging 14 6 OPTISCHE BEPALINGEN 15 6.1 Beelden 15 6.2 Kleurcoördinaten 15 6.3 Lichtsterkten per lens 16 6.4 Gelijkmatigheid van de lichtsterkte 16 6.5 Fantoomeffect van de lenzen 17 6.6 Reflectie en glansgraad van de frontplaat zonder lenzen 17

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelstgnaalgevers 3 ' generatie versie 3.2 WR660-02.002

(4)

-vervolg- 7 ELEKTRISCHE BEPALINGEN 18 7.1 Aansluitmogelijkheden 18 7.2 Kabelwartel en klemmenstrook 18 7.3 Bedrading 19 7.4 Aardingsvoorziening 19 8 MECHANISCHE BEPALINGEN 20 8.1 Algemeen 20 8.2 Toe te passen materialen 20 8.3 Laswerk 20

8.4 Tekstplaat 21 8.5 Conservering 21 8.6 Galvanische effect 22 9 LICHTGELEIDERTECHNIEK 23 9.1 Systeembeschrijving 23 9.2 Relatie met externe systeemdelen 23 9.3 Technische uitvoering 23 9.3.1 Maatvoering componenten en hun opstelling 23 9.3.2 Optische bepalingen 23 10 ALGEMENE KWALITEITSEISEN 26 10.1 Componenten en materialen 26 10.2 Herkenbaarheid van componenten 26 10.3 Milieu en arbeidsomstandigheden 26 10.4 Veiligheid algemeen 26 10.5 Klimatologische eisen 26 10.5.1 Behuizing 26 BIJLAGEN

Tekeningen volgens paragraaf 1.6.

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3 ' generatie versie 3.2 WR660-02.002

(5)

1 ALGEMEEN

1.1 Geldigheid

Deze specificatie geeft de eisen weer, die worden gesteld aan het fabriceren en het bedrijfsvaardig afleveren van tunnelsignaalgevers volgens omschrijvingen en bepalingen zoals vermeld in het bestek en de hierna volgende artikelen. Voor de in deze specificatie omschreven - en op de bijgevoegde tekeningen aangegeven - leveringen moet de

leverancier alle werkzaamheden verrichten en al de hiervoor benodigde materialen leveren en verwerken, met medelevering van al de hiervoor benodigde arbeidskrachten en hulpmiddelen, in de ruimste zin des

woords, tenzij nadrukkelijk anders is vermeld en de uitzonderingen hierop in de betreffende hoofdstukken met name zijn genoemd.

1.2 Systeembeschrijving

Bij de toepassing van lichtgeleidertechniek worden in de systeembehui- zing aan de ene zijde van een lamphouder/zuil een halogeenlamp met reflector aangebracht en aan de andere zijde het glad geslepen uiteinde van bundels lichtgeleiders. De lichtgeleiders worden aangestraald door de halogeenlamp en transporteren het licht via de flexibele verbinding naar de lenzen/lichtpunten in de kantelbare display. Elk beeld in dit display wordt met behulp van een of meerdere lampen en bundels lichtgeleiders opgebouwd.

1.3 Productopbouw

Tunnelsignaalgevers dienen ervoor om de weggebruikers in het gesloten gedeelte van verkeerstunnels door middel van signaalbeelden te informe- ren over tijdelijke verkeersmaatregelen en maximumsnelheden op de onderliggende rijstrook op het aankomend wegvak.

Een tunnelsignaalgever bestaat uit de volgende systeemdelen:

a. Montageplaat.

b. Systeembehuizing.

c. Kantelbaar display met flexibele verbinding.

d. Rambeveiliging.

Op de montageplaat worden de systeembehuizing, het kantelbaar display en de flexibele verbinding gemonteerd.

Het kantelbaar display, met de signaalbeelden, wordt met behulp van een asymmetrisch opgestelde as in lagerbussen op de montageplaat bevestigd en is van een "uit-positie" signalering voorzien.

Het systeemhuis bevat de optische componenten (lampen, lamphouders en lichtgeleider in koppelingen) en het aansluitblok voor de kabel vanuit de in het midden tunnelkanaal opgestelde stuursystemen (onderstations) die de tunnelsignaalgevers aansturen en bewaken.

De flexibele verbinding in de vorm van een slang tussen systeembehui- zing en kantelbaar display beschermt de lichtgeleiders tussen de twee systeemdelen. Het geheel wordt beschermd door de rambeveiliging die op enige afstand voor tunnelsignaalgever tegen het tunneldak wordt gemonteerd.

Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3' generatie versie 3.2 WR660-02.002

(6)

1.4 Opbouw van de specificatie

In dit eerste hoofdstuk zijn verder nog de tekeningen, normen en wijze van bestelling beschreven.

In het tweede tot en met het vijfde hoofdstuk worden de mechanische systeemdelen beschreven.

Deze hoofdstukken zijn, voorzover van toepassing, opgedeeld in de paragrafen:

a. Functionele beschrijving.

b. Relatie met externe systeemdelen.

c. Technische uitvoering.

De hoofdstukken 6, 7 en 8 bevatten respectievelijk de optische, elektri- sche en mechanische bepalingen.

In hoofdstuk 9 worden de specifieke technische eisen van lichtgeleider- techniek beschreven.

Tot slot zijn in hoofdstuk 10 de algemene kwaliteitseisen weergegeven.

1.5 Normen

Als aanvulling op de specificaties zijn de laatste uitgave van de volgende normen van toepassing. In onderstaande tabel zijn de codes, de

nummers en het toepassingsgebied, in enkele kernwoorden, van deze normen vermeld.

Tabel 1.1.

Normen Code

NEN NEN NEN/ISO NEN/ISO IEC IEC IEC NEN EN EN

Nummer 1010 3140 9000 9001

68-2- 1 t/m 43 1 4 4

3 6 4 2438 10088 7729-2

Toepassing omgevingscondities

veilig werken aan elektriciteit kwaliteitszorg

kwaliteitsborging bij ontwerpen en ontwikkelen enz.

omgevingscondities water- en stofdichtheid bedrading

omhulsel elektrisch materieel samenstelling rvs materialen kwaliteitseisen laswerk

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3* generatie versie 3.2 WR660-02.002

(7)

1.6 Tekeningen

De tekeningen die bij deze specificatie behoren zijn in onderstaande tabel vermeld.

Tabel 1.2

Tekeningen Tekeningnummer 11.1a

11.1b 11.2a 11.2b 11.3 11.4 11.5 11.6 11.9

1.7 Aflevering

Wijzigingsdatum 27-09-2002 27-09-2002 27-09-2002 27-09-2002 27-09-2002 27-09-2002 27-09-2002 27-09-2002 27-09-2002

Omschrijving c.q. naam montageplaat

promatec-plaat systeembehuizing deur-systeembehuizing displaybehuizing + deksel samenstellingstekening

rambeveiliging + promatec-plaat componentenopstelling

beelden lay-out

De tunnelsignaalgever moet met 90 graden gekanteld display worden getransporteerd voor aflevering. In de systeembehuizing moeten de reserve borgpennen op de daarvoor bestemde locaties zijn aangebracht.

1.8 Bestellingen

Bij bestellingen van complete tunnelsignaalgevers of alleen kantelbare displays moeten de volgende vragen duidelijk beantwoord worden.

a. Welke beelden moeten door het display getoond worden?

Standaard is 50, 70, 80, 90, "einde-teken" en andreas kruis.

b. Met welk type kabel moet de tunnelsignaalgever worden aangesloten? Deze gegevens bestaan uit de buitendiameter van de kabel, de aderdoorsnede en het aantal aders dat aangesloten moet worden.

c. Moet de complete tunnelsignaalgever met of zonder rambeveiliging worden geleverd (zie artikel 5.1)?

d. Moet de complete tunnelsignaalgever met of zonder promatec platen geleverd worden (zie artikel 2.2)?

e. Is het classificatiereglement wel of niet van toepassing?

f. Hoeveel signaalgevers moeten gekeurd worden indien wordt afgeweken van de "richtlijnen afnamekeuringen"?

1.9 Bijlagen

De volgende documenten zijn een integraal deel van deze specificatie:

a. Het classificatiereglement (alleen van toepassing indien dit bij opdracht expliciet is vermeld).

b. De technische beoordelingsrichtlijn.

c. De richtlijnen voor afnamekeuringen.

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignsalgevers 3' generatie versie 3.2 WR660-02.002

(8)

2 MONTAGEPLAAT

2.1 Functionele beschrijving

De montageplaat wordt enerzijds gebruikt om een eenheid tot stand te brengen tussen systeembehuizing en kantelbaar display. Anderzijds wordt de montageplaat gebruikt om de tunnelsignaalgever als geheel tegen het tunneldak te bevestigen.

Indien een tunnelbuis is uitgevoerd om het verkeer ook in tegengestelde richting door te laten (zogenaamde tegenverkeersituatie) worden twee tunnelsignaalgevers, in eikaars directe nabijheid, met de display naar een van beide rijrichtingen opgehangen. De displaybehuizingen moeten in dergelijke tunnels ieder afzonderlijk in beide richtingen kunnen kantelen.

2.2 Relatie met externe systeemdelen

In de meeste tunnels is het plafond reeds voorzien van brandwerende (promatec) platen bij sommige is het plafond echter voorzien van een brandwerende spuitlaag. Voorafgaand aan de montage van de tunnelsig- naalgever wordt deze spuitlaag ter plaatse van de tunnelsignaalgever verwijderd. Om de brandwerende beveiliging intact te houden moet dit gedeelte van een brandwerende plaat worden voorzien.

2.3 Technische uitvoering 2.3.1 Maatvoering montageplaat

Voor de juiste maatvoering van de plafond- en promatecplaat moet tekening 11.1 a en b worden aangehouden.

2.3.2 Opbouw montageplaat a. De montageplaat bestaat uit:

- een bodemplaat;

- twee opgelaste lagerbussen.

b. De onder a genoemde lagerbussen worden op de montageplaat gelast.

c. Tevens moet de montageplaat voorzien worden van

bevestigingsgaatjes voor de systeembehuizing en de flexibele verbinding.

d. Een van de twee lagerbussen moet voorzien worden van twee sleuven. Een rechte sleuf waarin de borgpen in de displaybehui- zing valt en maanvormige sleuven waarin de stift van de eind- schakelaar in de displaybehuizing past (zie pos. 2 op tekening 11.1 a).

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3* generatie versie 3.2 WR660-02.002

(9)

2.3.3 Bevestiging van de montageplaat

De slag-ankers voor bevestiging van de montageplaat worden door derden (bijvoorbeeld de installateur) geleverd.

Info voor installateur.

a. Bij voorkeur slagankers type HKD-SRM 1 2 x 1 5 toepassen. De lengte kan echter per tunnel wijzigen!

b. De gezamenlijke afschuifbelasting moet minimaal 40 KN bedragen.

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3* generatie versie 3.2 WR660 02.002

(10)

10

3 SYSTEEMBEHUIZING

3.1 Functionele beschrijving

In de systeembehuizing worden de elektrische aansluiting, lampen, lampzuilen en de losneembare inkoppeling van de lichtgeleiders naar het kantelbaar display ondergebracht.

3.2 Relatie met externe systeemdelen

De tunnelsignaalgever wordt door middel van een kabel aangesloten op het stuursysteem buiten de tunnelbuis. Ten behoeve van deze kabel moet de juiste kabelwartel op de juiste locatie in de systeembehuizing worden aangebracht. Zie ook paragraaf 7 . 1 .

3.3 Technische uitvoering

3.3.1 Maatvoering systeembehuizing

Voor de juiste maatvoering en technische details van de systeembehui- zing moet tekening 11.2 worden aangehouden.

3.3.2 Opbouw van de systeembehuizing

De systeembehuizing moet worden opgebouwd uit een rechthoekige doos met scharnierende deur. In de zijwanden van de doos moeten ventilatieroosters, een kabeldoorvoering en een invoer voor de flexibele verbinding worden aangebracht. In de systeembehuizing mogen geen bewegende delen en geen (elektro-)mechanische ventilatie of koeling worden aangebracht.

In geval de displaybehuizing door een aanrijding uit de lagerbussen wordt gereden moet de flexibele verbinding (slang met lichtgeleiders) los

kunnen komen van de systeembehuizing. Hierbij mag geen schade aan de systeembehuizing optreden. Dan kunnen de herstelwerkzaamheden beperkt blijven tot het "inleggen" van een nieuwe display met flexibele verbinding en lichtgeleiders.

3.3.3 Scharnierende deur

De deur moet worden voorzien van een scharnier over de volle breedte, minimaal vier spansluitingen van minimaal 20 mm breed en rondom afdichtingrubbers Om te voorkomen dat de deur verder dan 90 graden open gaat moet een kettinkje verliesvrij bevestigd worden tussen deur en doos. Bij geopende deur moet het kettinkje onder spanning blijven staan.

3.3.4 Condensafvoer

In de deur moeten vijf gaatjes van 4 mm doorsnede worden aangebracht om eventueel condenswater af te voeren. De gaatjes moeten worden aangebracht in de laagste secties van de deur bijvoorbeeld een gaatje in elke hoek en een gaatje in het centrum van de deur.

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3' generatie versie 3.2 WR660-02.002

(11)

11

3.4 Integratie met montageplaat

Nadat de systeembehuizing op de montageplaat is bevestigd moet, ter voorkoming van spleetcorrosie, de/ spleet tussen systeembehuizing en montageplaat worden afgedicht met kneedbaar blijvende transparante kit.

27-09 2002 Technische specificatie Tunnelstgnaalgevers 3* generatie versie 3.2 WR660-02.002

(12)

12

4 KANTELBAAR DISPLAY

4.1 Functionele beschrijving

Het display dient ervoor om al dan niet beelden te tonen ter ondersteu- ning van verkeersmaatregelen die gelden voor de onderliggende rijstrook.

In de frontzijde van het kantelbaar display zijn in de vorm van de beelden lenzen gemonteerd.

Het kantelbaar display is voorzien van een asymmetrisch opgestelde draai-as. De normale stand is de stand waarin de beelden onder een hoek van drie graden aan de weggebruiker getoond worden.

Toelichting: Bij een "lichte" aanrijding door een te hoog beladen vrachtwagen draait het display tegen het plafond. Bij een "zware" aanrijding kan het gebeu- ren dat het display uit de lagerbussen wordt gelicht. Op zo 'n moment moet ook het display bij voorkeur ontkoppeld worden van de systeembe- huizing en op de vloer van de tunnel vallen. Het display met een hoogte van ± 60 mm is dan een obstakel dat nog genomen kan worden door een personenauto.

De flexibele verbinding als onderdeel van het kantelbaar display dient ervoor om systeemafhankelijke kabels en lichtgeleiders tussen systeem- behuizing en display te bundelen en beschermen tegen opbollende dek- zeilen et cetera van vrachtwagens.

4.2 Relatie met externe systeemdelen Niet van toepassing.

4.3 Technische uitvoering

4.3.1 Maatvoering kantelbaar display

Voor de juiste maatvoering en technische details van het kantelbaar display moet tekening 11.3 worden aangehouden.

4.3.2 Opbouw van het kantelbaar display

Het kantelbaar display moet bestaan uit een doos met een frontzijde waarin de lenzen worden gemonteerd en een afschroefbaar deksel aan de achterzijde.

Aan het display wordt een zogenaamde asymmetrische as bevestigd.

Deze as wordt aan de ene korte zijde gevormd door de invoer van de flexibele verbinding en aan de andere korte zijde door een arrêteerinrich- ting. De bout die de veer opsluit moet met behulp van bijvoorbeeld lock- tight geborgd worden.

Aan de korte zijde wordt ook een borgpen aan de buitenzijde en een eindschakelaar aan de binnenzijde aangebracht. De borgpen houdt het display in positie.

De borgpen moet zodanig worden uitgevoerd dat de restanten na het kantelen van het display met een combinatietang of M5 moersleutel verwijderd kunnen worden. De borgpen is voorzien van inwendige schroefdraad met daarin een stelschroef. Door het uitdraaien van de stelschroef wordt de stijfheid van de borgpen verlaagd. De stelschroef moet over de volle vrije ruimte in de borgpen gedraaid zijn.

De stift van de eindschakelaar wordt in de bijna verticale stand (3 gra-

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3* generatie versie 3.2 WR660-02.002

(13)

13

den) van het display ingedrukt door de lagerbus. Zodra het display kan- telt komt de stift vrij en wordt het contact in de eindschakelaar verbro- ken.

De flexibele verbinding bestaat uit een gesloten slang die aan de ene zijde is aangesloten op het draaipunt van de kantelbare display en aan de andere zijde is aangesloten op de systeembehuizing.

Toelichtingen:

a. De borgpen dient ervoor om het display in de verticale positie te houden. Ook bij zeer "lichte " aanrijdingen bijvoorbeeld opbollende dekzeilen. Bij iets "zwaardere" aanrijdingen zal de pen breken en kan de displaybehuizing kantelen.

b. Het display moet zonder gereedschap uitgewisseld kunnen wor- den met uitzondering van een schroevendraaier voor het los- en vastmaken van eventuele inkoppeling van de lichtgeleiders.

c. De eindschakelaar dient ervoor om via de retourleiding een "uit- positie " melding naar de centra/e te geven.

Deze melding is op te maken uit het feit dat alle lampen die aangesloten zijn op deze retour als defect worden aangemeld.

Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3 ' generatie versie 3.2 WR660-02.002

(14)

14

5 RAMBEVEILIGING

5.1 Functionele beschrijving

De rambeveiling, die op minimaal 25 centimeter voor de montageplaat van de tunnelsignaalgever tegen het tunneldak wordt aangebracht, dient ervoor om bij te hoog beladen vrachtwagens de belading of uitstekende delen naar beneden te drukken. Dit om schade aan de tunnelsignaalgever en in het bijzonder de systeembehuizing en elektrische aansluitingen tot een minimum te beperken.

Toelichting: In de praktijk is gebleken dat de rambeveiliging in hogere tunnels <±

4,50 m) bij schade-rijdingen niet beschadigd was. De beheerder kan daarom overwegen de rambeveiliging in dit type tunnels weg te laten.

5.2 Relatie met externe systeemdelen

In de meeste tunnels is het plafond reeds voorzien van brandwerende (promatec) platen bij sommige is het plafond echter voorzien van een brandwerende spuitlaag. Voorafgaand aan de montage van de tunnelsig- naalgever wordt deze spuitlaag ter plaatse van de rambeveiliging verwij- derd. Om de brandwerende beveiliging intact te houden moet dit gedeel- te van een brandwerende plaat worden voorzien.

5.3 Technische uitvoering 5.3.1 Maatvoering rambeveiliging

Voor de juiste maatvoering van de rambeveiliging moet tekening 11.5 worden aangehouden.

5.3.2 Bevestiging van de rambeveiliging

De slag-ankers voor bevestiging van de rambeveiliging worden door derden (bijvoorbeeld de installateur) geleverd.

Info voor installateur.

c. Bij voorkeur slagankers type HKD-SRM 1 2 x 1 5 toepassen. De lengte kan echter per tunnel wijzigen!

d. De gezamenlijke afschuifbelasting moet minimaal 40 KN bedra- gen.

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3* generatie versie 3.2 WR660-02.002

(15)

15

6 OPTISCHE BEPALINGEN

Tabel 1.3 Beelden

6.1 Beelden

De tunnelsignaalgever moet standaard de beelden uit de volgende tabel kunnen tonen:

Beeld vijftig (50) zeventig (70) tachtig (80) negentig (90) einde teken (0) andreas kruis

Kleur wit wit wit wit wit rood

De exacte uitvoering van deze (12 cm hoge) beelden is op tekening 11.6 weergegeven.

6.2 Kleurcoördinaten

De coördinaten van de kleurpunten van de signaalbeelden bij nominale spanning 42 Volt op de lampvoet moeten vallen binnen in de hierna volgende tabel genoemde hoekpunten van de kleurgebieden in de kleuren driehoek CIE 1975.

hoekpunt 1

2

3

4

x - y as

X

y

X

y

X

y

X

y

wit 0,440 0,382 0,285 0,264 0,285 0,332 0,440 0,432

rood 0,710 0,290 0,700 0,290 0,670 0,320 0,680 0,320

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3* generatie versie 3.2 WR660-02.002

(16)

16 6.3 Lichtsterkten per lens

a. De gemiddelde lichtsterkte van de lichtbundels van een groep lenzen in dezelfde kleur en van hetzelfde signaalbeeld zijn in de hiernavolgende tabel weergegeven. De lichtbundel moet rotatiesymmetrisch zijn ten opzichte van de optische as die overeen moet komen met de nominaal vanuit het centrum van het actieve gedeelte van de lens. De optische as is de lijn die door het middelpunt van een optisch stelsel gaat. Deze lijn komt in ideale stelsels overeen met de as die loodrecht staat op de raaklijn aan het middelpunt van het lensoppervlak. Het

middelpunt van een optisch stelsel is het punt met de maximale lichtsterkte of het middelpunt tussen meerdere maxima.

Maximum lichtsterkte in candela per lens in de optische as

Minimum lichtsterkte in candela per lens in de optische as

Minimum lichtsterkte in candela per lens onder 3 gra- den uit de optische as

wit 1,2

0,7

0,6

rood 0,3

0,2

0,15 b. Deze waarden moeten gerealiseerd worden in een meetopstelling

met een onnauwkeurigheid van ± 1,5% en bij de nominale spanning van de lamp. Voor de meetafstand wordt uitgegaan van oneindig. Voor de werkelijke afstand moet een correctiefactor worden toegepast. Voor de onnauwkeurigheid en voor de spanning op de lamp mogen geen correctiefactoren worden toegepast.

c. Bij toepassing van 65 Watt - 42 Volt lamp worden in de praktijk de onder a genoemde lichtsterkten bereikt met het plaatsen van een of meerdere neutraal- of grijsfilters bij de inkoppeling van de lichtgeleiders. Op sommige plaatsen in de tunnels zoals bij in- en uitgang kan het gewenst zijn een hogere lichtsterkte te realiseren door minder filters te plaatsen. Ook als een tunnel met afwijken- de verlichting is uitgevoerd kan het gewenst zijn dat de licht- sterkte aangepast moet worden. In de systeembehuizing moeten instructies aanwezig zijn waarin staat op welke wijze de

lichtsterkten door middel van het aanbrengen en verwijderen van filters kan worden aangepast.

Gelijkmatigheid van de lichtsterkte

a. De gemiddelde lichtsterkte per lens van twee aaneengesloten groepen, elk van vijf è zeven lenzen van eenzelfde kleur, waar- genomen onder een hoek van 3 graden, mogen niet meer dan 20% verschillen van de hoogste waarde.

b. De lichtsterkte van de zwakste lens binnen eenzelfde signaal- beeld onder dezelfde hoek en met dezelfde kleur moet minimaal 60% van de waarde van de sterkste lens (100%) binnen het betreffende signaalbeeld zijn.

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3" generatie versie 3.2 WR660 02.002

(17)

17

6.4 Fantoomeffect van de lenzen

Het fantoomeffect van de lenzen moet beperkt blijven tot maximaal 0,003 cd/m2 per lux van het ingestraalde licht zoals beschreven in de NEN 3322.

6.5 Reflectie en glansgraad van de frontplaat zonder lenzen a. Bij aanstraling van de frontplaat zonder lenzen tot de verlich-

tingssterkte van 2000 lux bedraagt mag de lichtsterkte van het gereflecteerde licht niet groter zijn dan 250 en niet kleiner dan 100 cd/m2. De hoek van instraling is willekeurig. De opnemer wordt geplaatst op de positie waarheen het meeste licht wordt gereflecteerd.

b. Bij aanstraling van de frontplaat van het display zonder lenzen onder vijf graden tot de verlichtingssterkte van 2000 lux be- draagt mag de lichtsterkte van het onder nul graden van de frontplaat gereflecteerde licht niet groter zijn dan 50 en niet kleiner dan 20 cd/m2.

De hiervoor beschreven hoeken worden ten opzicht van de nominaal loodrecht op het oppervlak van de tunnelsignaalgever en display weergegeven.

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3* generatie versie 3.2 WR660-02.002

(18)

18

7 ELEKTRISCHE BEPALINGEN

7.1 Aansluitmogelijkheden

De tunnelbeheerder kan afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden bepalen op welke van de hierna volgende alternatieve wijzen de tunnel- signaalgevers worden aangesloten op een stuursysteem. Deze informatie dient er alleen voor om de tunnelsignaalgever van de juiste kabelinvoer te voorzien. De genoemde materialen behoren derhalve niet tot de

tunnelsignaalgever.

a. De kabel van derden vanuit het stuursysteem wordt door derden rechtstreeks aangesloten op de klemmenstrook in de sys- teembehuizing.

b. De kabel van derden vanuit het stuursysteem wordt aangesloten op een klemmenstrook in een overgangskast van derden aan het tunneldak in de directe omgeving van de tunnelsignaalgever. Een andere kabel van derden zorgt voor de verbinding tussen de klemmenstroken in overgangskast en de klemmenstrook in de systeembehuizing.

c. De kabel van derden vanuit het stuursysteem wordt aangesloten op een mil-spec connectorchassis in een overgangskast van derden aan het tunneldak in de directe omgeving van de tunnel- signaalgever. Een andere kabel van derden met mil-spec kabel- connector zorgt voor de verbinding tussen de connectorchassis in de overgangskast en de klemmenstrook in de systeembehui- zing.

Toelichting:

Vooral de onder b en c beschreven methoden zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat bij een zware aanrijding, als de tunnelsignaalgever in zijn geheel van het plafond wordt geschraapt, de kabel vanuit het stuursys- teem niet beschadigd wordt. Bij de onder a beschreven methode moet ermee gerekend worden dat bij beschadiging van de kabel na bijvoor- beeld een zware aanrijding deze in zijn geheel vervangen moet worden.

Ook het type kabel waarmee de tunnelsignaalgever wordt aangesloten is afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden. Enkele voorbeelden zijn:

Signaalgeverkabel 30 x 1 mm2. Installatiekabel ± 1 0 x 1 - 4 mm2. Buigzame leidingen + 1 0 x 1 - 2,5 mm2. 7.2 Kabelwartel en klemmenstrook

In de systeembehuizing moet aan de hand van de verkregen gegevens van de opdrachtgever de juiste kabelwartel en klemmenstrook worden aangebracht.

De kabelwartel moet tevens geschikt zijn voor trekontlasting. De klem- menstrook moet worden uitgevoerd in het type "rijg op rail". In de klemmenstrook moeten altijd 2 reserve klemmen worden opgenomen.

Note: Indien voor de klemmenstrook wordt uitgegaan van een standaard omega profiel dienen voorzieningen te worden aangebracht om galvanische corrosie te voorkomen.

Voor aansluiting van de kabel en interne bedrading op de klemmenstrook moet minimaal de codering uit de volgende tabel worden aangehouden.

27 09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3' generatie versie 3.2 WR660-02.002

(19)

19

Tabel 1.4 Aansluitgegevens klemmenstrook

Klem vol- gorde 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Penco- de

Adernr. Beeld

M j d P F h a R g

z

2 13 4 5 8 12 25 16 26 15

vijftig zeventig tachtig negentig einde teken

andreas kruis, lamp 1 retour F, M, P, d, h en j . unit 2 van het andreaskruis retour R

aarde

7.3 Bedrading

a. De bedrading moet minimaal in 1 mm2 met edrateen isolatie wor- den uitgevoerd.

b. De bedrading moet in een kunststof of metalen bedradingskoker worden gemonteerd.

c. De bedrading moet aan de lampzijde afgewerkt worden met AMP FASTIN-FASTON connectoren. Deze kabelschoenen moeten met het voorgeschreven gereedschap van de fabrikant worden aange- bracht. De retourleiding moet op de scheiding van het

systeemhuis op dezelfde manier worden afgewerkt.

7.4 Aardingsvoorziening

De bedrading aangeduid met "aarde" moet minimaal worden verbonden met de behuizing en alle geïsoleerd opgestelde metalen onderdelen.

Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3" generatie versie 3.2 WR660-02.002

(20)

20

8 MECHANISCHE BEPALINGEN

8.1 Algemeen

a. Alle onderdelen, interne componenten en bevestigingsmiddelen moeten gedurende 15 jaar bestand zijn tegen het agressieve klimaat in tunnels. Hierbij dient minimaal uitgegaan te worden van

temperaturen tussen min 25 en plus 40 graden Celsius en de volgende luchtverontreinigingen:

- C02-gehalte 80 ppm.

- Roetgehalte tot 1,5 kg/m3 lucht.

- RV > 100%.

- Grote hoeveelheden NOX.

- (Seizoenafhankelijk) wegenzout.

b. De maatvoering met bijbehorende toleranties voor bevestigingspun- ten, elektrische aansluitingen en flexibele verbindingen moeten voor de tunnelsignaalgever als geheel en voor elk onderdeel afzonderlijk exact worden aangehouden.

c. Alle vlakken van de tunnelsignaalgever moeten vlak zijn.

d. Frontruiten of anderszins zijn niet toegestaan.

e. De tunnelsignaalgever moet bestand zijn tegen machinaal wassen en opbollende dekzeilen van rijdende vrachtwagen met ringen etcetera.

f. Alle in- en uitwendige bevestigingsmiddelen moeten verliesvrij en waterdicht worden afgemonteerd.

g. Bij aflevering mogen geen fabricagerestanten in de behuizing aanwezig zijn.

8.2 Toe te passen materialen

a. Alle systeemdelen, bevestigingsmiddelen en componenten moeten, indien niet anders is aangegeven, worden uitgevoerd in roestvast- staal met 15-20% chroom, 7-14% nikkel en 2-3% molybeen zoals in werkstofnummer 14404 is beschreven. Voor roestvaststalen veren geldt de samenstelling 15-20% chroom, 7-14% nikkel en 0,5- 3% molybeen en voor popnagels geldt de samenstelling 12-20%

chroom, 0,2-14% nikkel en 0,3-3% molybeen.

b. Lamphouders of -zuilen en lichtgeleider bundelhouders moeten van corrosievrij en -bestendig materiaal zijn.

c. De flexibele verbinding moet vervaardigd zijn van hard p.v.c.

voorzien van standaard aansluiting op display en systeembehuizing.

d. Alle rubber afdichtingen moeten vervaardigd zijn van E.P.D.M, rubber.

e. Alle kabeldoorvoeringen moeten worden uitgevoerd in roestvaststaal of kunststof, waterdicht zijn en verliesvrij zijn afgemonteerd.

f. De ventilatie-units aan de buizenzijde van de behuizing moeten worden uitgevoerd in hard pvc met labyrint en voorzien zijn van een kunststof filter/net.

8.3 Laswerk

Voor laswerk in het algemeen geldt de NEN-EN-729-2.

Toevoegmaterialen die gebruikt worden moeten in de laatste uitgave van de

"Lijst van goedgekeurde elektroden" van de Stichting Controlas voorkomen en moeten zijn afgestemd op de te verbinden materialen.

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3' generatie versie 3.2 WR660-02.002

(21)

21

Anders dan vermeld in tabel 7 van de NEN-EN-288-3 is een lasmethode- beproeving van een stompe lasnaad niet geldig voor een hoeklas.

De hechtlassers alsmede de lassers moeten gekwalificeerd zijn volgens de NEN-EN-287-1.

Einddocumentatie.

De inhoud van de in de NEN-EN-729-2 genoemde kwaliteitsrapporten vormt een onderdeel van de einddocumentatie.

De kosten voor de NDO zijn voor rekening van de opdrachtnemer.

Alle lassen 100% visueel inspecteren. 10% van de laslengte oppervlaktescheuronderzoeken, tenzij uit de visuele inspectie meer noodzakelijk is. Het onderzoek dient door een onafhankelijke keuringsinstantie te worden uitgevoerd. De keuringsinstantie behoeft de voorafgaande goedkeuring van de directie U.A.V.".

8.4 Tekstplaat

Alle systeembehuizingen en displays moeten respectievelijk aan de binnen- zijde van de deur en tegen de achterzijde van het display zijn voorzien van een tekstplaat, die moet voldoen aan de volgende eisen:

a. Materiaal: blank roestvast staal van dezelfde kwaliteit als de systeemdelen of bevestigingsmiddelen;

b. Afmetingen: minimaal 40 x 80 mm;

c. Positie: aan de binnenzijde van de deur;

d. Bevestiging: roestvast stalen gas- en waterdichte treknagels, toepassing van kit of anderszins is niet

toegestaan;

e. Opschrift: naam fabrikant, type nummer, serienummer en fabricagenummer in tekens van minimaal 6 mm;

f. Aanbrengen tekst: met slagletters en -cijfers inslaan, frezen of gelijkwaardige technieken.

Het opschrift moet in overleg met de Directie U.A.V.T.I. leiden tot een uniek nummer.

8.5 Conservering

a. De frontzijde van het display moet milieuvriendelijk worden voorbe- handeld en daarna worden afgewerkt met een zwarte polyester poedercoating in de kleur RAL 9005. De conservering moet worden aangebracht volgens instructies van de fabrikant.

Note: De goedgekeurde instructies van de fabrikant moeten in het documentatie- pakket zijn opgenomen.

b. De conservering mag gedurende 15 jaar niet verkleuren en moet dus na 15 jaar nog voldoen aan RAL 9005.

c. De conservering moet een krasvastheid bezitten dat bij beproeving volgens NEN-ISO 01518 een belasting van 2000 gram kan worden aangebracht voordat de kraspen door de laklaag dringt.

d. De conservering moet een slagvastheid bezitten dat deze bij beproe- ving volgens ASTMD 2794 een kogelvalbestandheid van ten minste 30 kg/cm kan doorstaan.

e. Alle in blank roestvast staal uitgevoerde delen die zich bij gesloten deuren in het zicht bevinden moeten worden ontvet, gebeitst en ge- wassen.

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3 ' generatie versie 3.2 WR660-02.002

(22)

22 8.6 Galvanische effect

Het galvanische effect moet voor de signaalgever als geheel tot 0,04 Volt beperkt blijven.

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3* generatie versie 3.2 WR660-02.002

(23)

23

9 LICHTGELEIDERTECHNIEK

9.1 Systeembeschrijving

Voor de systeembeschrijving zie paragraaf 1.2.

9.2 Relatie met externe systeemdelen

De halogeenlamp wordt met behulp van een tweedraadsverbinding aange- sloten op de (lamp)schakelkaart in het stuursysteem (onderstation) in het midden tunnelkanaal of tunnelgebouw.

9.3 Technische uitvoering

9.3.1 Maatvoering componenten en hun opstelling

Voor de juiste maatvoering en technische details van maatgebonden en kantelbaar display moet tekening 11.6 worden aangehouden.

9.3.2 Optische bepalingen a. Lampen

Als lichtbronnen moeten halogeenlampen worden toegepast volgens productbeschrijving PQS0064 d.d. 21-08-2001 van Philips. De "Product Quality Specifications" bestaat uit een voorblad met drie bladen.

Productnaam Nominaal vermogen Nominale spanning Typenummer Productiedatum Aansluiting

"Halogeen Matrix Signalling Lamp".

65 Watt.

42 V 13757

later dan 01-01-2002

Anders dan vermeld in PQS0064 moeten de aansluitdraden van voldoende lengte zijn.

- De lamp moet zodanig in de systeembehuizing worden gepositioneerd dat de gloeidraad zich in horizontale positie en de aansluitdraden zich in verticale positie naar beneden vinden.

- Als waarschuwing voor de monteurs die remplace uitvoeren moet de fabrikant van de tunnelsignaalgever aan de binnenzijde van het deksel een sticker plakken. Deze sticker moet van de volgende tekst zijn voorzien:

- "MONTAGELAMP: GLOEIDRAAD HORIZONTAAL EN AANSLUITDRADEN NAAR BENEDEN. ZIE OOK VERPAKKING".

b. Lampzuilen

ledere lampunit moet zodanig zijn afgeschermd dat niet meer dan 1 % van het licht in de lichtgeleiders van de andere lampunits kan doordringen.

Het verwisselen van de lampen in de lampzuil moet zonder gereedschap en op eenvoudige wijze kunnen plaatsvinden. Hiervoor moet rondom de lamp- voet (de keramische kap van de lamp) richting deur een vrije ruimte van vijf centimeter gereserveerd blijven. De lamp, de drukveer en elektrische aan- sluitdraden zijn in deze vrije ruimte begrepen.

In de directe nabijheid van de lampzuil moet door middel van ingeslagen of gelijkwaardige techniek symbolen worden aangegeven met welk signaal-

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3* generatie versie 3.2 WR660 02.002

(24)

24

beeld de lampen corresponderen. De symbolen moeten minimaal 2 cm hoog zijn en bij verlichte tunnel op 20 cm afstand leesbaar zijn. Indien de signaal- beelden met meerdere lampen worden opgebouwd, moet achter de symbo- len het volgnummer van de lamp worden aangebracht.

c. Filters

De kleur- en neutraal filters moeten van glas zijn. De kleurstoffen moeten tijdens het fabricageproces van de filters met de grondstoffen voor het glas worden gemengd. De filters moeten binnen en na de opgegeven inbrandtijd de juiste kleurcoördinaten en lichtniveau opleveren.

Bij de filters mogen ten gevolge van het verouderingsproces geen wijzi- gingen in de kleurcoördinaten optreden.

De glazen filters en filterklembussen moeten geschikt zijn voor temperatuur variaties van -20 tot 200 °C.

d. Lichtgeleiders

De lichtgeleiders moeten uit een reeds in de praktijk beproefde en goedbe- vonden glasvezel worden geproduceerd.

Kunststoflichtgeleiders zijn voor toepassing in tunnelomgeving nog niet toegestaan.

Alle lichtdragers die behoren tot één en hetzelfde beeld moeten dezelfde lengte bezitten. De aantallen, zonder reserve, per signaalbeeld zijn op tekening aangegeven.

De lichtgeleiders moeten zodanig mechanisch ondersteund worden dat deze bij het openen van de deur van de systeembehuizing in hun oorspronkelijke positie blijven.

Deze bevestiging moet meerdere malen losgenomen en opnieuw gemon- teerd kunnen worden.

e. Lenzen

Een lens kan bestaan uit een actief gedeelte en/of een passief gedeelte. Het actieve gedeelte vormt de lensopening waar het licht uitkomt. Het passieve gedeelte wordt gevormd door de randafwerking. De toepassing van een lensvatting is fabrikaatafhankelijk.

Aan de lens worden de hiernavolgende eisen gesteld:

diameter actiefgedeelte:

4-6 mm;

vormgeving voorzijde van de lens:

bij voorkeur vlak aan de lichtuitstralingszijde. Een bolling mag niet meer bedragen dan een vierde van de diameter van de actieve en passieve

gedeelten tezamen (dus exclusief lensvatting) en moet gelijkmatig over deze twee gedeelten verdeeld zijn;

materiaal van de lens:

bestendig tegen UV-instraling en tegen agressieve stoffen afkomstig uit motorvoertuigenuitlaten;

materiaal van de lensvatting:

idem;

openingshoek:

rotatiesymmetrisch; voor de grootte van de openingshoek zie hoofdstukken vijf en zes van de specificatie;

totale diameter van lens met of zonder randafwerking of lensvatting:

maximaal 8 mm.

27-09 2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3' generatie versie 3.2 WR660-02.002

(25)

25

Toelichting: Ten gevolge van roet en stofafzetting moet de frontplaat regelmatig (± 1 è 2 maal per maand) schoongemaakt worden. In de praktijk gebeurt dit niet altijd op de ideale manier waarbij een zachte borstel en ruim voldoende water wordt gebruikt. Het reinigen gebeurt ook wel met een droge doek waarvan het materiaal niet bekend is. Dus moet de lens hier tegen bestand zijn.

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3* generatie versie 3.2 WR660-02.002

(26)

26

10 ALGEMENE KWALITEITSEISEN

10.1 Componenten en materialen

Voor componenten en materialen die in tunnelsignaalgever worden toege- past geldt in principe dat moet worden uitgegaan van (de facto)

standaards en dat deze van diverse leveranciers binnen de EU (second sourcing) betrokken moeten kunnen worden.

10.2 Herkenbaarheid van componenten

Componenten en onderdelen die in het veld uitgewisseld moeten kunnen worden moeten zijn voorzien van een opschrift of codering met minimale hoogte van 3 mm.

Componenten die niet in het veld uitwisselbaar zijn, moeten zodanig gecodeerd zijn dat er adequaat productbeheer mogelijk is.

Ter aanvulling van opschriften en coderingen is het toegestaan om gebruik te maken van pictogrammen.

Opschriften ten behoeve van de herkenbaarheid van kabels moeten aange- bracht zijn op deugdelijk bevestigde labels.

Opschriften moeten goed zichtbaar en duidelijk leesbaar zijn. De kwaliteit van de opschriften moet zodanig zijn dat de leesbaarheid ervan niet gemak- kelijk vermindert als gevolg van externe invloeden. Deze eis geldt voor alle opschriften, aangebracht op welke ondergrond dan ook.

De coderingen moeten bij het losnemen van de bedrading intact blijven.

10.3 Milieu en arbeidsomstandigheden

Bij de materiaalkeuze en productiemethoden moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden met huidige voorschriften op het gebied van milieu en van arbeidsomstandigheden opdat een minimale belasting van omgeving en personeel is gegarandeerd. Hierbij is met name van belang

het vermijden van de toepassing van giftige stoffen in materialen.

10.4 Veiligheid algemeen

De veiligheid van personen die de apparatuur installeren, repareren of er anderszins onderhoud aan plegen moet gewaarborgd moet conform EN60950en NEN1010.

Ook moet de veiligheid van de tunnelsignaalgever zelf zijn gewaarborgd zodat een defect niet leidt tot geheel of gedeeltelijk verloren gaan van de apparatuur.

10.5 Klimatologische eisen 10.5.1 Behuizing

Voor de tunnelsignaalgever gelden de volgende eisen:

Temperatuur

Voor wat betreft temperatuur (in combinatie met vochtigheid) moet de tunnelsignaalgever voldoen aan IEC68-2-1, IEC68-2-2, IEC68-2-3, IEC68-2- 14, IEC68-2-30 en IEC68-2-38.

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3' generatie versie 3.2 WRG60 02.002

(27)

27 Vocht en stof

Voor wat betreft vocht en stof moet de beschermingscode minstens voldoen aan IP54 volgens IEC529.

Wind

De systeemdelen van de tunnelsignaalgever moeten bestand zijn tegen een windbelasting van 1000N/m2 conform NEN2608.

Ongewenst binnendringen van insecten

De constructie van de systeembehuizing, elektrische aansluiting en kantel- baar display moet zodanig zijn dat deze het binnendringen van insecten zo goed als uitsluit. Hiertoe moeten alle kieren tussen de onderdelen die in verbinding staan met buiten, kleiner zijn dan 2 mm.

BIJLAGEN

Tekeningen volgens paragraaf 1.6.

27-09-2002 Technische specificatie Tunnelsignaalgevers 3' generatie versie 3.2 WR660-02.002

(28)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op het moment dat de 6iets 5 minuten niet meer gebruikt wordt, schakelt het systeem over in de slaapstand: De indicatie op het display gaat nu uit.. U kunt het systeem weer

De modulerende ruimtethermostaat zal afhankelijk van het verschil tussen de werkelijke temperatuur in een ruimte en een ingestelde waarde, een signaal naar de besturingsunit

Uitgangssignaal schakelsignaal; analoog signaal; IO-Link; (configureerbaar). Meetbereik 0...250 bar 0...3625 psi

Modellen met een kantelbaar onderstel bieden vooral voordelen voor de verwijde- ring van vloeistoffen en grof vuil in de industrie1. 1 2

Vlakfilter PES 1 6.907-277.0 1 stuk(s) Polyestervlies, rotvrij, gekeurd voor stofklasse

 Snel en eenvoudig: het reservoir wordt voor het leegmaken heel een- voudig naar achter gekanteld.. Ergonomisch

De bovenvermelde belastingen voldoen aan de norm ISO 10567:2007 betreffende de eisen voor hydraulische graafmachines.. Deze belastingen zijn niet hoger dan 87% van het

Vlakfilter papier 22 6.907-276.0 1 stuk(s) Plat gevouwen filter stofklasse M, papier met nano-coating. Geschikt voor fijn stof en het opzuigen van