• No results found

Groene daken Een verkenning in Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Groene daken Een verkenning in Amsterdam"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Groene daken

Een verkenning in Amsterdam

Bachelorscriptie Sociale Geografie

Vakcode: FRWA 734301370Y Begeleider: L. De Klerk

Tweede lezer: Y.P.B. van Leynseele Inleverdatum: 12 augustus 2013

Elmar Hanewald Amsterdam

elmarhanewald@hotmail.com studentnummer 5894425

(2)

2

Inhoudsopgave

Inleiding……….3 1. Het groene dak………...5

1.1 Typen groene daken 1.1.1 Extensief dak 1.1.2 Intensief dak 1.1.3 Groentedaken 1.2 Kenmerken groene daken

2. Kader: inbedding in theorie...………10 2.1 De functies en de waarde van stedelijk groen

2.2 Een stedelijke groenstructuur 2.3 Duurzaam consumentengedrag 2.3.1 Waarden

2.3.2 Consumentenkeuzes

2.4 Stakeholders in duurzame projecten

3. Onderzoeksopzet en methoden………16 3.1 Onderzoeksopzet

3.2 Dataverzameling

4. Het dak op: bevindingen………..19 4.1 De onderzoekseenheden

4.2 Functies

4.3 Stakeholders: initiatiefnemers, gebruikers en eigenaren 4.4 Keuzes van stakeholders

4.5 Beleid gemeente Amsterdam 4.6 Tot slot

5. Conclusies en aanbevelingen………...34 5.1 Typeringen en functies groene daken

5.1.1 Typeringen 5.1.2 Sociale functies 5.1.3 Ecologische functies 5.2 Keuzeproces groene daken 5.3 Stakeholders

5.4 Beleid 5.5 Motieven

5.6 Groene daken in een stedelijke groenstructuur 5.7 Aanbevelingen

Bronnen………...39 Literatuur

Lijst van afbeeldingen

Bijlagen...43

(3)

3

Inleiding

Groene daken staan wereldwijd in de belangstelling, vooral om hun vermeende ecologische voordelen voor grote steden. Als oudste voorbeeld van daktuinen worden vaak de hangende tuinen van Babylon omstreeks 500 voor Christus genoemd (Getter &

Rowe, 2006, 1277). Andere oude voorlopers van de hedendaagse groene daken zijn bijvoorbeeld plaggenhutten zoals gebruikt in Noorwegen en Nederland. Hedendaagse groene daken worden met meer gespecialiseerde kennis aangebracht. Er is een

omvangrijke service-industrie ontstaan rond de aanleg en het onderhoud van groene daken. Daarnaast groeit ook het aantal wetenschappelijke publicaties over onderzoek naar de toepassingen van groene daken. In Europa, Azië en de Noord Amerika zijn overheidsmaatregelen om groene daken te stimuleren geen zeldzaamheid.

De gemeente Amsterdam heeft eveneens een stimulerend beleid. Zij ziet de aanleg van groene daken als noodzakelijk voor het behoud van stedelijk groen (DRO Amsterdam, 2004, 3). Hiermee wordt verwezen naar het Amsterdamse structuurplan ‘Kiezen voor stedelijkheid’ (Gemeente Amsterdam, 2003), waarin gekozen werd voor verdichting van de bebouwing, wat een vermindering van stedelijk groen tot gevolg zal hebben. Uit de subsidieverordening groene daken en muren, die van kracht was tussen 2010 en 2013, blijkt dat de gemeente vooral duurzaamheidsdoelen wil behalen met het stimuleren van de aanleg van groene daken en muren.

“Met deze subsidieverordening wil het college de aanleg van groene daken en verticaal groen stimuleren met als doel een bijdrage te leveren aan het verminderen van CO2-emissies door energiebesparing, het voorkomen van wateroverlast in het bebouwde gebied, het binden van fijn stof, het terugdringen van geluidshinder, het tegengaan van de opwarming van de stad en het verhogen van de biodiversiteit en woonkwaliteit” (Gemeente Amsterdam, 2010).

Wegens bezuinigingsmaatregelen is de subsidieverordening niet voortgezet in 2013, de prioriteit lag bij een verminderd gemeentebudget niet langer bij groene daken en muren.

De stadsdelen Centrum, West, Zuid en Nieuw-West hebben in 2013 nog wel een subsidieregeling voor particuliere woningeigenaren, Verenigingen van Eigenaren (VvE), woningcorporaties en bedrijven die groene daken aan willen leggen. De centrale stad heeft in 2013 wel een budget voor icoonprojecten, bedoeld voor groene daken en muren op gebouwen van grote instellingen die als voorbeeld moeten dienen voor de rest van Amsterdam. De subsidie voor 2013 is verdeeld over de daktuinen van de Vrije Universiteit en Science Center NEMO. De hoop van de gemeente is dat mensen zo geïnspireerd raken om ook zelf een groen dak aan te leggen. Op het titelblad is een impressie te zien van hoe het centrum van Amsterdam er uit zou kunnen zien als iedereen dit daadwerkelijk zou doen. De fotomontage komt uit een studie naar de mogelijkheden van groene daken in Amsterdam (de Boer et al., 2013).

Amsterdam zet duidelijk in op het behalen van duurzaamheidsdoelen bij het stimuleren van de aanleg van groene daken. Voor een geslaagde duurzame stad is ook een goede maatschappelijke inbedding nodig. In dit onderzoek wil ik, naast inzicht geven in de verschillende soorten groene daken, ook en vooral de motieven van mensen om ze aan te leggen onderzoeken. Zodoende is dit vooral een verkennend onderzoek naar groene daken in Amsterdam. In een sociaal geografische context zijn natuurlijk de sociale kenmerken interessanter dan de fysieke kenmerken van groene daken. Daarom is er

(4)

4

onderzoek gedaan naar de motieven achter de aanleg en het gebruik van groene daken.

Daarnaast is gekeken naar het gebruik van groene daken in een stedelijke

groenstructuur. Zodoende zijn er twee onderzoeksvragen geformuleerd als leidraad voor dit onderzoek,

“Wat zijn de voornaamste motieven om groene daken aan te leggen?” en

“Hoe zijn groene daken in passen in een stedelijke groenstructuur?”

De eerste vraag dient vooral de maatschappelijke kant van het vraagstuk te belichten, de tweede richt zich op de bredere context van een duurzame stad.

Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd,

- "Welke functies van groene daken in Amsterdam kunnen er worden onderscheiden?"

- "Welke stakeholders zijn betrokken bij de aanleg, het onderhoud en het beheer van groene daken in Amsterdam?"

- "Welke keuzes worden gemaakt bij de aanleg, het onderhoud en het beheer van groene daken in Amsterdam?"

- "Welk beleid voert de gemeente Amsterdam en waarom?"

De scriptie is als volgt opgezet, eerst volgt een inleiding in het onderwerp groene daken.

Fysieke kenmerken, typeringen en voorbeelden van groene daken worden hier behandeld. Vervolgens wordt in het theoretisch kader ingegaan op relevante wetenschappelijke literatuur. Daarna volgt de verantwoording voor de gehanteerde onderzoeksmethoden, waarna in het volgende hoofdstuk de bevindingen van het onderzoek uiteen worden gezet. Ten slotte volgt een conclusie waarin de bevindingen teruggekoppeld worden naar de theorie en enkele aanbevelingen voor beleid en verder onderzoek worden gedaan.

(5)

5

1. Het groene dak

Voor een goed begrip van het onderwerp groene daken, zal in dit hoofdstuk uitleg worden gegeven over groene daken. Welke typen er worden onderscheiden en waar ze voor worden gebruikt. Daarna volgen ecologische en economische kenmerken van groene daken.

1.1 Typen groene daken

Een groen dak is vanaf de gebruikelijke waterdichte dakbedekking opgebouwd uit een wortelwerend doek en een beschermlaag, deze dienen ter bescherming van de

onderliggende dakbedekking; een drainagelaag met daarboven een filterlaag, de

drainagelaag zorgt voor een geleidelijke afwatering en houd een deel van het water vast voor droogteperiodes, de filterlaag zorgt ervoor dat de drainagelaag niet verstopt raakt;

hierboven komt de substraatlaag en daarboven de vegetatielaag. Op afbeelding 1.1 is een doorsnede van een groen dak te zien. Bij groene daken wordt het onderscheid gemaakt tussen intensieve en extensieve daken. Het onderscheid zit in de substraatlaag en de aard van de vegetatie. De substraatlaag is de laag waar de vegetatie in wortelt, hoe dikker de substraatlaag, hoe dieper de wortels kunnen komen en hoe hoger en diverser de vegetatie kan zijn. Groene daken worden ook wel ecodaken, vegetatiedaken of levende daken genoemd om niet de indruk te geven dat alle groene daken groen van kleur zijn met weelderige begroeiing (Francis & Lorimer, 2011, 1431). Ik zou de termen hier verder door elkaar gebruiken.

Afbeelding 1.1 Doorsnede vegetatiedak.

Bron: Habitos (2012).

1.1.1 Extensief dak

Een extensief groen dak heeft een dunne substraatlaag tot 20 centimeter, met lage begroeiing, meestal droogte minnende vetplanten (sedum), gras of kruiden (Obendorfer et al, 2007, 825). Een aparte categorie is brown roofs, het woord is afgeleid van

brownfields, Engels voor braakliggend terrein. Op brown roofs wordt enkel een laag schraal substraat aangebracht, waar vervolgens spontane plantengroei plaatsvindt (Francis & Lorimer, 2011, 1431). Extensieve daken zijn vaak niet bedoeld om te betreden. Dit type dak heeft als voordeel dat het een laag gewicht heeft en dus op veel daken kan worden toegepast, zonder aanpassingen van het draagvermogen van het dak.

(6)

6

Extensieve daken hebben weinig onderhoud nodig, vereisen geen grote investeringen en zijn relatief gemakkelijk aan te leggen. Er zijn kant-en-klare systemen te koop, met substraat, drainagelaag en vegetatie in kleine modules die zonder veel kennis van zaken te plaatsen zijn. Er zijn ook gespecialiseerde bedrijven waar de aanleg en het onderhoud van vegetatiedaken aan uitbesteedt kan worden. Recentelijk is meer aandacht voor de combinatie van zonnecollectoren en groene daken. Het koelende effect van het groen heeft een positieve invloed op de werking van zonnecollectoren.

Afbeelding 1.2 Extensief dak met zonnecollectoren

Bron: Gemeente Amsterdam (2013).

1.1.2 Intensief dak

Een intensief groen dak heeft een diepe substraatlaag van meer dan 20 centimeter, waardoor er meer mogelijkheden zijn qua begroeiing (Obendorfer et al., 2007, 825).

Grote planten, struiken en zelfs bomen worden op zulke daken aangeplant. Voor een intensief dak is een behoorlijk draagvermogen vereist, niet elk dak is hiervoor geschikt.

Het dak vereist een behoorlijke financiële investering en heeft meer onderhoud nodig dan een extensief dak. Intensieve daken zijn bedoeld om te betreden en vaak ingericht als verblijfsruimte, met terrassen en paden. Vaak worden zulke daken ook aangebracht op daken van ondergrondse parkeergarages, op afbeelding 1.3 is hier een voorbeeld van te zien. Intensieve daken worden meestal aangelegd door gespecialiseerde bouw- en hoveniersbedrijven.

(7)

7

Afbeelding 2.3 Intensief dak boven ondergrondse parkeergarage aan de Hoogte Kadijk, Amsterdam.

Bron: DRO Amsterdam (2004, 22).

1.1.3 Groentedaken

Een aparte categorie binnen de groene daken betreffen de daken met stadslandbouw, of rooftop farming. Wereldwijd zijn er voorbeelden te vinden van stadslandbouw op daken. Er is een grote verscheidenheid in de teelt van groenten op daken. Volgens Hui (2011, 8) heeft stadslandbouw op daken veel potentie voor dichtbebouwde steden, op zowel milieugebied als op sociaal gebied. De vergroening van daken heeft

milieuvoordelen en indien de gemeenschap bij de cultivatie van daken betrokken wordt zijn er ook sociale voordelen. Hui (2011) beschrijft voorbeelden van rooftop farming in de Verenigde Staten (VS), Canada, Europa en Azië. Omdat ruimte schaars is in

dichtbebouwde steden, bieden daken een uitgelezen voordeel voor urban farming. Vaak gebeurd dit op intensieve groene daken, er zijn echter ook voorbeelden van groenteteelt op extensieve groene daken.

Hier volgt een kleine selectie van voorbeelden van rooftop farming. Een korte film van het online magazine The Perennial Plate laat twee hobbyisten uit respectievelijk Hong Kong en Peking zien die groente en fruit op hun eigen dak kweken, voor eigen gebruik (The Perennial Plate, 2013). Dit zijn kleinschalige voorbeelden van groentedaken. Veel grootschaliger zijn zogenaamde “dakakkers”, intensieve groene daken met een dikke substraatlaag die een groot oppervlak beslaan. In New York en Rotterdam zijn hier voorbeelden van te vinden. De dakakkers in Brooklyn beslaan samen bijna een hectare (Brooklyngrangefarm.com, 2013), die in Rotterdam zijn samen 1000 vierkante meter (Dakakker.nl, 2013). Het doel van deze tuinen is om vooral lokaal het voedsel te

verkopen dat geteeld wordt op het dak. Een studie uitgevoerd door onderzoekers van de Michigan State University, laat zien dat bepaalde groenten ook goed groeien op

extensieve groene daken (Whittinghill et al., 2013). Volgens de onderzoekers bieden de resultaten kansen om ook op extensieve daken groenten te verbouwen.

(8)

8 Afbeelding 1.4 Dakakker in Brooklyn, New York.

Bron: Ghassan Alawi Blog (2011).

1.2 Kenmerken groene daken

Groene daken hebben een aantal milieuvoordelen en financiële voordelen die hieronder verder beschreven worden. De meeste onderzoeken richten zich op extensieve

(voornamelijk sedum) daken, omdat deze verreweg het meest vertegenwoordigd zijn (Getter & Bradley Rowe, 2006). Obendorfer et al. (2007) geven een goed overzicht van de voordelen van groene daken.

Ten eerste is er de betere beheersing van regenwater, doordat groene daken water vasthouden door het substraat, de vegetatie en de drainagelaag (Obendorfer et al, 2007, 827-828), ook wel waterretentie genoemd. Het water wordt vertraagd afgegeven en deels verdampt door de vegetatie, hierdoor hoeft de riolering bij regenval minder water in een keer te verwerken, waardoor de kans op overstroomde putten afneemt. De hoeveelheid water die wordt opgenomen is afhankelijk van de diepte van het substraat, de soort vegetatie, de helling van het dak, het seizoen en het klimaat (Obendorfer et al., 2007, 829).

Ten tweede gaat de dakbedekking onder een groen dak langer mee dan zonder een groen dak. Door ultraviolette (UV) straling van de zon raakt dakbedekking op den duur beschadigd. Door uitzetten en krimpen door temperatuurswisselingen beschadigd dakbedekking nog verder. Een groen dak houdt UV straling tegen en zorgt voor minder grote temperatuurswisselingen (Obendorfer et al., 2007, 828). Hierdoor kan een groen dak tot drie keer langer mee dan een conventioneel dak (Wong et al., 2003, 501).

Ten derde zorgt een groen dak voor koelte in de zomer. Door verdamping, schaduw en isolatie is het in de zomer koeler onder een groen dak dan onder een normaal dak. Maar

(9)

9

ook de buitentemperatuur kan er door beïnvloedt worden. In steden is het vaak warmer dan in omringende gebieden, het zogenaamde stedelijk warmte eiland effect. Vegetatie kan dit effect door verdamping tegen gaan, groene daken kunnen hieraan een bijdrage leveren (Obendorfer et al, 2007, 829).

Ten vierde is er de invloed op de stedelijke biodiversiteit. Groene daken bieden ideale condities voor insecten- en spinnensoorten, inclusief zeldzame exemplaren (Kadas, 2006). Hetzelfde geldt voor vogels, er zijn voorbeelden bekend van nestelende vogels op extensieve groene daken (Baumann, 2006). Ook zeldzame planten doen het goed op veelal de wat oudere groene daken (Obendorfer et al., 2007, 829).

Wat betreft de opname van het broeikasgas koolstofdioxide (CO2) kunnen groene daken een bijdrage leveren aan de luchtkwaliteit. Intensieve daken met houtachtige vegetatie zal hier het meeste aan bijdragen (Obendorfer et al., 2007, 830). Maar ook extensieve daken bieden een kleine, maar significante bijdrage aan de opname van CO2 (Getter et al., 2009, 7569). Een studie naar de koolstofopname van sedumdaken van Getter et al.

laat zien dat de opnamepotentie afhankelijk is van de soort sedum dat gebruikt wordt.

Daarnaast leveren groene daken een CO2-besparing op door de betere isolatie, waardoor er minder energie wordt gebruikt voor koelen en verwarmen van onderliggende ruimtes (Getter et al., 2009, 7569).

Doordat groene daken langer meegaan dan daken met een conventionele dakbedekking, zijn er ook financiële voordelen aan groene daken verbonden. Een life cycle cost

analysis van groene daken in Singapore laat zien dat ondanks de hogere aanlegkosten extensieve daken over de gehele levensduur goedkoper zijn dan conventionele daken (Wong et al., 2003, 508). Voor intensieve daken geldt dit overigens niet, die zijn altijd duurder, in aanleg en onderhoud, dan conventionele daken.

Samenvattend kan gezegd worden dat groene daken een bijdrage kunnen leveren aan het verduurzamen van steden. De voorgaande kenmerken zijn ook terug te vinden in de subsidieverordening van de gemeente Amsterdam. In het volgende hoofdstuk wordt een theoretische basis voor het onderzoek gegeven.

(10)

10

2. Kader: inbedding in theorie

Als we groene daken onderbrengen in de categorie stedelijk groen, kan er worden getheoretiseerd hoe groene daken in een stedelijke groenvoorziening passen. Voor een begrip van stedelijk groen heb ik gebruik gemaakt van literatuur over groenfuncties en de waarde die wordt toegekend aan stedelijk groen. Vervolgens koppel ik dit aan theorieën over een stedelijke groenstructuur. Omdat de groenvoorziening van vegetatiedaken erg afhangt van de bereidheid van particulieren, bedrijven en instellingen, wordt daarna theorie over duurzame (consumenten)keuzes behandeld.

Duurzame waarden en de daaruit volgende keuzes komen hier aan bod. De realisatie van groene daken hangt niet alleen af van keuzes, maar ook van de samenwerking tussen verschillende partijen in projecten. In het laatste deel wordt literatuur over duurzame projecten en de betrokken stakeholders behandeld.

Het kader valt aldus in drie delen uiteen. Ten eerste de functies en de waarde (sociaal en economisch) van stedelijk groen in een stedelijke groenstructuur en de rol van groene daken hierin; ten tweede duurzaam consumentengedrag en tot slot de verschillende stakeholders in duurzame projecten.

2.1 De functies en de waarde van stedelijk groen

Welke verschillende functies (openbaar) groen voor de stad kan hebben, is goed af te leiden uit de functieschema’s stedelijke groenstructuren van Husslage (2001). In bijlage 1 zijn de schema’s bijgevoegd. De schema’s zijn onderverdeeld in vijf clusters. Het eerste cluster functies belicht de bijdrage van stedelijk groen aan het geestelijk en/of lichamelijk welzijn van stadsbewoners. Het tweede cluster de beperking van

verschillende soorten hinder in de stad. De educatieve functies van stedelijke groen vormen samen het derde cluster. Functieschema’s vier en vijf zijn respectievelijk de functies voor het biotische milieu en het tegengaan van lucht-, bodem- en

watervervuiling. Deze uitgebreide benadering van de functies van stedelijk groen zijn toe te passen op groene daken.

De esthetische functie van stedelijk groen is al zeer lang een belangrijke functie, net als transport, productie en bescherming en sinds eind negentiende eeuw is de sociaal- psychologische functie steeds belangrijker geworden (Husslage, 2001, 144). De laatste jaren hebben de educatieve en de ecologische functies steeds meer aandacht gekregen, als onderdeel van een duurzame stad. Husslage (2001, 145) ziet hierin een verschuiving van ‘beleven’ naar ‘laten leven’. Dat wil zeggen dat groenvoorziening niet meer primair wordt gebruikt voor recreatie, maar dat de functies voor het overleven van dieren en planten steeds belangrijker word. Daarnaast is er een toegenomen aandacht voor de functie voor het beperken van stedelijke overlast. Te denken valt dan aan

geluidsisolerende en –modificerende functies, windremmende functies,

temperatuurmatigende functies (beperking van het “stedelijke warmte eiland effect”) en waterbeherende functies (waterretentie). Ook de invloed van stedelijk groen op de luchtkwaliteit in steden (filtering van de lucht) is een belangrijke functie.

De schema’s van Husslage zijn een manier om te bepalen welke functies aan stedelijk groen kunnen worden gegeven om zo tot een stedelijke groenstructuur te komen. Een structuur waarin het omringende landschap verbonden wordt met het stedelijk groen, dat onderling ook weer met elkaar verbonden is. Ook voor dak- en gevelbegroeiing ziet

(11)

11

Husslage hierin op wijkniveau een kleine rol weggelegd (2001, 154). Voor het slagen van een stedelijke groenstructuur moeten volgens Husslage de onderlinge samenhang tussen de verschillende functies in acht worden genomen.

Een stedelijke groenstructuur kan gezien worden als onderdeel van de “duurzame stad”.

Dit omvat een groter geheel van duurzaamheid, waarin er naast de milieukant ook aandacht is voor de sociale perceptie van de stedelijke omgeving (Cheisura, 2004, 131).

Openbare parken zijn een belangrijke graadmeter van de duurzame stad. In de Atlas Stadsparken Amsterdam (DRO Amsterdam, 2013) wordt melding gemaakt van een sterke toename van parkbezoek sinds eind jaren negentig van de twintigste eeuw. Niet alleen zijn parken aantrekkelijk om te bezoeken voor (een groeiend aantal) activiteiten, het blijkt ook dat de nabijheid van parken vaak een grote rol speelt in de keuze om zich ergens te vestigen, zowel voor bewoners, als voor ondernemers (DRO Amsterdam, 2013, 6). De tevredenheid over openbaar groen is over het algemeen ook iets gestegen in de jaren 2005-2011, alleen in de stadsdelen Zuid-Oost en Noord is dit iets gedaald (O+S Amsterdam, 2012, 265). Bezoekers van het populaire Amsterdamse Vondelpark gaven echter aan ontevreden te zijn met de hoeveelheid aanwezig groen in de stad (Cheisura, 2004, 136). Cijfers geven deze bezoekers gelijk: ondanks een kleine toename van het openbaar groen, is de hoeveelheid Amsterdams groen gemeten naar het aantal woningen relatief laag (CBS, PBL, Wageningen UR, 2010).

Groen omvat nog meer dan sociale, biotische en abiotische functies, Stedelijk groen kan zich ook laten vertalen in de economische waarde ervan. In een studie naar het verband tussen stedelijk groen en huizenprijzen wordt tot de conclusie gekomen dat er een verband is tussen prijzen en openbaar groen (Morancho, 2003, 40). Hoewel

huizenprijzen worden vooral bepaald door het woonoppervlak, is er wel degelijk een verband tussen de prijs en de afstand tot stedelijk groen. De oppervlakte van het groen doet hierbij niet zo ter zake, wat tot de conclusie leidt dat meer kleinere plantsoenen als aanvulling op grotere parken een positief effect kan hebben op huizenprijzen.

2.2 Een stedelijke groenstructuur

In zeer dichtbevolkte steden behoren kleine stukken groen vaak tot de enige

mogelijkheden voor groenvoorziening. Intensieve daktuinen kunnen hierin een uitkomst zijn. Dat bracht Yuen & Nyuk Hien (2005) ertoe te onderzoeken wat de opvattingen en verwachtingen van inwoners van Singapore over intensieve daktuinen zijn. De druk op de ruimte in Singapore is groot, 90% van de inwoners woont in hoogbouw van dertig verdiepingen of meer (Yuen & Nyuk Hien, 2005, 265). Om stedelijk groen dicht bij de mensen te brengen zijn daktuinen een uitgelezen oplossing. De voornaamste redenen van mensen om daktuinen te bezoeken: zodat kinderen konden spelen en voor

lichaamsbeweging (Yuen & Nyuk Hien, 2005, 271). Redenen voor meer voorziening van daktuinen waren ontspanning en het verfraaien van de omgeving. Zaken als een betere leefomgeving of temperatuurcontrole werden veel minder vaak genoemd (Yuen

& Nyuk Hien, 2005, 272). De aanleg van daktuinen in Singapore is onderdeel van een plan van de Singaporese regering om de stad groener te maken door het verbinden van parken en tuinen. Op deze manier moet een soort naadloze vergroening van de stad plaatsvinden, een stedelijke groenstructuur ontstaan.

(12)

12

Carter & Fowler (2008) onderzochten hoe groene daken een onderdeel kunnen worden van de groene stad door middel van effectief beleid. Zij benaderen stedelijk groen vanuit de gedachte dat verstedelijking schade toebrengt aan het milieu, wat gecompenseerd moet worden. Het verdwijnen van kwetsbare ecosystemen door

stedelijke bebouwing kan deels gecompenseerd worden door het gebruik van “designer ecosystems” als groene daken (Carter & Fowler, 2008, 152). Overheden in de VS hanteren vier verschillende benaderingen om groene daken te bevorderen. De

technology standard, performance standard, directe financiële stimulering en indirecte financiële stimulering. Bij het stellen van een technology standard wordt het voor bepaalde typen gebouwen verplicht om een deel of het hele dak te vergroenen. Bij een performance standard worden bepaalde doelen gesteld, waar groene daken onderdeel van (kunnen) zijn. Een vorm van directe financiële stimulering is een subsidie voor groene daken, waarbij per vierkante meter groen dak een bepaald bedrag wordt verstrekt, vaak wordt hierbij een minimum en een maximum aan vierkante meters gehanteerd waarvoor subsidie wordt verstrekt. Bij indirecte financiële stimuleringen, het meest gebruikt in de VS, krijgen eigenaren van groene daken een belastingvoordeel (Carter & Fowler, 2008, 154-157).

Indien groene daken gebruikt worden als middel om bepaalde milieunormen te

bereiken, zoals het verbeteren van de regenverwerking, dan is het noodzakelijk rekening te houden met specifieke lokale omstandigheden. Op die manier kunnen groene daken onderdeel zijn van het opvangen van de schade die gebouwen betrekken op de

omgeving. Dichtbebouwde gebieden bijvoorbeeld zullen het meeste baat hebben bij groene daken, omdat deze weinig ruimte voor groen op het maaiveld hebben. Carter &

Fowler geven ook aan dat lokale belangengroepen en individuen belangrijk zijn voor een succes van groene daken beleid en daar ook een aanjager van kunnen zijn (2008, 158). De juiste educatie en de actieve betrokkenheid van bewoners(-groepen) is dus zeer van belang. Net als het aanbrengen van groene daken op publieke gebouwen, die als referentie kunnen dienen voor anderen.

Het gebruik van groene daken heeft volgens Francis & Lorimer (2011) voordelen bij het verenigen van menselijk en niet-menselijk ruimtegebruik. Groene daken (en gevels) en tuinen kunnen een bijdrage leveren aan de duurzaamheid van steden, zonder dat daar hoge publieke investeringen voor nodig zijn en zonder dat er veel actie vanuit

overheden nodig is. Dit in tegenstelling tot de aanleg van parken en het aanpassen van infrastructuur, wat hoge investeringen en actie van overheden vereist. De bottum-up benadering in plaats van een top-down benadering biedt in theorie veel kansen voor succes. Toch spelen er ook bij groene daken en gevels zaken die het succes kunnen temperen (Francis & Lorimer, 2011, 1433). Het aanleggen van een groen dak kost bijvoorbeeld wel geld, een eigenaar van een dak moet dus wel overtuigd zijn van de voordelen van groene daken. De aanleg van groene gevels vereist een nog grotere investering. Ook kunnen mensen teleurgesteld raken in het uiteindelijke resultaat. Een extensief dak met schraal substraat bijvoorbeeld kan voor stedelijke biodiversiteit een zeer waardevol dak opleveren. In de ogen van omwonenden kan het er echter saai en rommelig uitzien. Het vergt dus enige aanpassing van burgers in de perceptie van hoe natuur er uit hoort te zien in de stad. Daarnaast benadrukken Francis & Lorimer het belang van schaal en diversiteit, alleen als er sprake is van aaneengesloten heterogene stukken groen dak, de landscape scale, kan er een effectieve bijdrage geleverd worden

(13)

13

aan de biodiversiteit (2011, 1435). Ook Brenneiser (2006, 31) merkt op dat voor een grotere bijdrage van groene daken aan de stedelijke biodiversiteit, een gevarieerder daklandschap vereist is.

Een goede informatievoorziening en educatie, waardoor het belang van groene daken in alle verschijningsvormen wordt duidelijk gemaakt is waarschijnlijk van groot belang voor de sociale acceptatie van groene daken. Meer algemeen geldt voor groene

projecten dat goede voorlichting en een actieve betrokkenheid van groot belang is. Dat moet geschieden over een lange periode en kan beschouwd worden als de zwak punten van projecten. Een project kan stranden doordat de oorspronkelijke initiatiefnemers om wat voor reden dan ook het project loslaten (Husslage, 2001, 149-150). Een duidelijke regie lijkt dan ook van groot belang voor het slagen van groenprojecten, zeker als de uitvoering in handen ligt van private partijen. Keuzes van consumenten spelen in dat geval een grote rol in de uitvoering van een groene daken beleid. Het is immers de keuze van burgers, bedrijven en instanties om een groen dak te installeren of niet.

2.3 Duurzaam consumentengedrag

2.3.1 Waarden

Groene daken kunnen we scharen onder duurzame keuzes. Voor een goed begrip van het proces achter duurzame keuzes moeten we kijken naar de redenen van mensen om deze keuzes maken. Een benadering is de values-beliefs-norms theorie (Dietz et al., 2005, 356-357). Deze theorie gaat er van uit dat bepaalde duurzame waarden indirect aanzetten tot actie. Duurzame waarden (values) kunnen voortkomen uit milieuzorgen, gericht op de biosfeer. Ze kunnen ook voortkomen uit zorgen over de maatschappij, vooral op mensen gericht. Waarden kunnen ook uit eigenbelang voortkomen. Deze waarden monden uit in een duurzaam wereldbeeld (beliefs), dat weer invloed heeft op hoe we tegen bepaalde veranderingen in het milieu aankijken en op het vermogen daar iets aan te veranderen. Dit leidt vervolgens tot bepaalde normen om duurzaamheid te vergroten (pro-environmental personal norms). Wanneer mensen het gevoel hebben dat ze maatregelen moeten nemen, dan kan zich dat uiten in vier verschillende vormen van gedrag: milieu-activisme; niet-activistisch gedrag in de publieke sfeer; gedrag in de privésfeer; gedrag in organisaties. Duurzame waarden gaan volgens deze theorie altijd vooraf aan duurzaam gedrag. Dit wordt onderschreven door een studie van Barr & Gilg (2006), die duurzaam gedrag van particulieren in en rondom het huis onderzochten.

2.3.2 Consumentenkeuzes

Een vorm van duurzaam gedrag in de privésfeer is de aanschaf van duurzame producten in plaats van reguliere producten. Young et al. (2010) hebben het koopgedrag van consumenten in het Verenigd Koninkrijk onderzocht die zelf aan hadden gegeven dat ze begaan waren met het milieu. Gekeken is naar welke keuzes er werden gemaakt bij de aanschaf van technologische producten, uiteenlopend van auto’s tot de elektriciteit die ze gebruiken. Er blijkt een kloof te zitten tussen de bereidheid duurzame producten aan te schaffen en de werkelijke aanschaf daarvan. Vaak wordt er toch voor minder

milieuvriendelijke producten gekozen. Een aantal criteria speelt mee in het keuzeproces van de consument (Young et al., 2010, 29):

- sterke ‘groene’ waarden,

- ervaring met de aanschaf van ‘groene’ producten,

(14)

14

- genoeg tijd voor onderzoek en het maken van keuzes, - een goede kennis van relevante milieuvraagstukken, - de beschikbaarheid van ‘groene’ producten,

- de consument kan en wil de kosten dragen.

Het blijkt dat het consumenten vaak aan relevante kennis ontbreekt en dat mensen vaak niet de tijd hebben om uit te zoeken wat de duurzaamste keuze is. Daarnaast is er vaak een gebrek aan motivatie of aan middelen om uit te zoeken wat de beste keuze is.

Duurzaam gedrag volgt dus niet automatisch op duurzame waarden. Young et al. (2010, 30) concluderen daarom dat overheden niet blind op consumenten moeten vertrouwen als ze een duurzamer beleid willen voeren. Een coherent duurzaam productie- en consumptiebeleid is daarom onontbeerlijk, dat verder gaat dan consumenten alleen informeren.

Een studie uitgevoerd in opdracht van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) naar duurzame consumentenkeuzes laat een kloof zien tussen de intentie om duurzame keuzes te maken en het uiteindelijke gedrag (Vringer et al., 2013, 39). Maatregelen om duurzame keuzes te bevorderen worden gewaardeerd, zolang deze niet te dwingend zijn.

Liever een subsidieregeling dan een wetswijziging, ook al zijn de kosten hoger, is de conclusie die getrokken word.

Groene daken kunnen gezien worden als de duurzame variant van daken, te vergelijken met de keuze tussen bijvoorbeeld een hybride auto of een gewone benzineauto. Het is aannemelijk dat dezelfde criteria een rol spelen in het keuzeproces van de aanschaf van een groen dak. Dezelfde soort barrières kunnen dan een rol spelen. Te verwachten is dat bij groene daken eveneens duurzame waarden een grote rol spelen. Bij vooral de grotere projecten draait het niet alleen om duurzame waarden en consumentenkeuzes, maar ook om hoe de betrokken partijen met elkaar samenwerken.

2.4 Stakeholders in duurzame projecten

Voor een effectieve bijdrage van groene daken aan de stedelijke biodiversiteit is naast een goede voorlichting, ook een verregaande vorm van samenwerking tussen

verschillende actoren vereist, een collaborative approach (Henry & Frascaria-Lacoste, 2012, 92). Door een actieve samenwerking tussen onder andere burgers, ecologen, industrie, stedenbouwkundigen en architecten zal het creëren van nieuwe stedelijke ecosystemen soepeler verlopen. Deze benadering lijkt op een meer algemene trend die gaande is in (duurzame) stedelijke projecten.

Rosol (2010) spreekt van een neoliberalisering van governance van steden, waarin het belang van lagere overheden en niet-statelijke actoren toeneemt en meer van burgers verlangd wordt. De macht wordt overgedragen, er is sprake van deconcentratie, dan wel decentralisatie van macht (Virtanen 2003, 183). Bij deconcentratie wordt macht

gedelegeerd naar lagere instanties, die nog wel verantwoording verschuldigd zijn naar een hogere bestuurslaag. Decentralisatie verwijst naar een machtsverdeling naar lagere instanties, maar in een minder hiërarchische verhouding.

Een vorm van decentralisatie van macht is beschreven door Breukers (2006). Breukers beschrijft windmolenprojecten die door middel van collaborative planning tot stand zijn

(15)

15

gekomen. Bij collaborative planning worden alle stakeholders betrokken bij een project, waarbij gestreefd wordt naar een bepaalde mate van consensus. Dit staat in contrast tot een zogenaamde decide-anounce-defend (DAD) benadering, waarin een plan wordt bedacht, aangekondigd en stakeholders kunnen reageren. Verschillende studies hebben uitgewezen dat collaborative planning projecten succesvoller zijn en op meer

maatschappelijke instemming kunnen rekenen dan projecten met een DAD benadering (Breukers, 2006, 45). Kennis van de lokale situatie, het gevoel serieus genomen te worden en opbouwen van vertrouwen in windmolenprojecten spelen een grote rol in het slagen van dergelijke projecten. In dit verband spreekt Breukers ook over het belang van institutional capacity building, instituties moeten capaciteiten opbouwen om met

nieuwe problemen om te gaan en kennis te vergaren in samenwerking met andere actoren (2006, 48).

Rosol (2010) onderzocht vier community gardens in Berlijn, opgericht in 1979, 1981, 1998 en 2002. Bij de vroegere projecten waren lokale autoriteiten tegen de ontwikkeling van de community gardens, bij de latere projecten stonden de autoriteiten positiever tegenover deze grassroot initiatieven en ondersteunden het zelfs (Rosol, 2010, 556). Zij ziet deze verandering deels als gevolg van het succes van burgeractivisme en actieve burgerparticipatie, maar ook als gevolg van een neoliberalisering van steden. Bij deze projecten komt het initiatief van onderaf, en niet vanuit overheden. Ook hier is sprake van een deconcentratie van macht, doordat de lokale overheid samenwerkt met

initiatiefnemers in een vorm van collaborative planning van community gardens, ook al betreft het hier vaak tijdelijke projecten (Rosol, 2010, 558).

In de analyse zal ik me vooral richten op de keuzeprocessen van in verschillende onderzoekseenheden en het identificeren van de verschillende stakeholders. Daarnaast kijk ik naar de functies van het aanwezige groen. Ook betrek ik de keuzes van de

gemeente Amsterdam erbij. In de conclusie beschouw ik de bevindingen in het licht van een stedelijke groenstructuur en duurzaamheid. Hierna volgt eerst de wetenschappelijke verantwoording: de onderzoeksopzet en de analysemethoden.

(16)

16

3. Onderzoeksopzet en methoden

3.1 Onderzoeksopzet

Voor deze scriptie heb ik een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Ten eerste omdat er weinig relevante data beschikbaar zijn om een kwantitatieve analyse mee uit te voeren.

Ten tweede zou het vergaren van de juiste data over groene daken een zeer tijdrovend werk zijn, waarvoor in de korte onderzoeksperiode simpelweg geen ruimte was. Ten derde zijn kille cijfers over groene daken niet heel interessant voor een dergelijk scriptieonderzoek. Als we meer willen weten over de motieven achter groene daken is een kwalitatieve aanpak meer op zijn plaats.

Het onderzoekstype dat ik heb gehanteerd is een embedded single case study design (Yin, 2009, 46-53). Een selectie van verschillende onderzoekseenheden binnen de case groene daken. Hierdoor komt de diversiteit binnen de case goed in beeld. In dit geval is er sprake van een representative of exemplifying case, de geselecteerde case is een voorbeeld van een bredere categorie (Bryman, 2008, 56), in dit geval groene daken. De eenheden zijn representatief voor de gehele categorie groene daken. De context is de regio Amsterdam, zowel binnen de gemeentegrenzen, als iets daarbuiten.

Afbeelding 3.1 Onderzoeksdesign

Bron: eigen bewerking naar Yin (2008, 46)

Gezien de beperkte tijd, beperkte financiële middelen en omwille van de

overzichtelijkheid heb ik ervoor gekozen om alleen binnen de regio Amsterdam eenheden te selecteren. De selectie is gebeurd op basis van zoekacties op internet en rondvragen bij bekenden. Zodoende heb ik respondenten geselecteerd en benaderd.

Uiteindelijk heb ik een selectie gemaakt van acht onderzoekseenheden: twee intensieve daktuinen, twee extensieve daken en vier particuliere daktuinen en –terrassen. Het gebruik van tuinen op ondergrondse parkeergarages heb ik in dit onderzoek onbenut gelaten. De keuze voor alleen groen op hoger gelegen daken is bewust genomen, daken

CONTEXT: AMSTERDAM

CASE: GROENE DAKEN

Onderzoeks- eenheid

Onderzoeks- eenheid

Onderzoeks- eenheid

Onderzoeks- eenheid

Onderzoeks- eenheid

Onderzoeks- eenheid Onderzoeks-

eenheid

(17)

17

zijn plekken die snel over het hoofd worden gezien als mogelijke plek voor stedelijk groen.

3.2 Dataverzameling

De dataverzameling van de twee intensieve daktuinen en de twee extensieve daken is gedaan door middel van open interviews met betrokken respondenten. Daarnaast heb ik een interview met een medewerker van DRO Amsterdam afgenomen. Alle

respondenten hebben toestemming gegeven met hun volledige naam genoemd te worden.

- Respondent 1. Henri Krop, eigenaar particulier sedumdak met zonnecollectoren, stadsdeel Nieuw-West.

- Respondent 2. Geertje Wijten, beleidsmedewerker DRO Amsterdam.

- Respondent 3. Corine Marseille, voorzitter bewonerscommissie GWL-terrein.

- Respondent 4. Antoine Miltenburg, eigenaar bedrijf Biet&Boon, ontwerper Urban Farming dak bedrijfsverzamelpand Zuidpark.

- Respondent 5. Daan Brüggemann, een van de student-initiatiefnemers van de daktuin van de Vrije Universiteit.

Gezien de uiteenlopende aard van de onderzoekseenheden heb ik niet een zelfde manier van dataverzameling gebruikt bij elke eenheid. Ik heb geen gebruik gemaakt van

gestructureerde vragenlijsten, gezien het verkennende karakter van het onderzoek. Wel heb ik gebruik gemaakt van itemlijsten, aangepast aan de respondenten om bepaalde zaken meer uit te kunnen diepen.

De interviews van respondent 1 en respondent 2 heb ik door middel van opnameapparatuur opgenomen om later terug te kunnen luisteren ter analyse.

Respondenten 3 en 4 zijn telefonisch geïnterviewd op verzoek van de respondenten zelf.

Zodoende heb ik deze gesprekken niet op kunnen nemen, maar op basis van

aantekeningen gedocumenteerd. Respondent 5 heb ik in het hoofdgebouw van de VU geïnterviewd, waar ik ter plekke aantekeningen heb gemaakt. Naast de informatie die ik heb verkregen uit de interviews heb ik nog aanvullende informatie van relevante

internetpagina’s en uit officiële documenten gehaald. Dit ter voorbereiding, dan wel verdieping van de verzamelde gegevens.

De particuliere daktuinen en –terrassen zijn geselecteerd op basis van fotomateriaal gevonden op internet, en één zelf genomen foto, niet op basis van observaties en

interviews. Ik heb hiervoor gekozen omdat particuliere daktuinen en –terrassen moeilijk zijn te vinden. Binnen mijn persoonlijke netwerk zijn er geen mensen met daktuinen- of terrassen. Vanaf de straat zijn daktuinen- en terrassen moeilijk te spotten, temeer omdat veel daktuinen zich bevinden aan de achterzijde van panden of op hoog gelegen daken.

Er zijn echter veel foto’s te vinden van daktuinen- en terrassen in Amsterdam, via zoekacties op internet. Op deze manier heb ik een selectie gemaakt die de diversiteit van de particuliere daktuinen en –terrassen goed in beeld brengt.

Een beperking van dit onderzoek is, mede door de beperkte tijd het beperkte aantal onderzoekseenheden. Op deze manier blijven een aantal zaken onderbelicht. Groene gevels en tuinen op ondergrondse bouwdelen zijn bijvoorbeeld niet behandeld.

(18)

18 3.3 Methoden en beperkingen

Voor het beantwoorden van de deelvragen zijn verschillende methoden gebruikt. Voor de beantwoording van de eerste drie deelvragen heb ik voornamelijk gebruik gemaakt van de interviews en aanvullende informatie op internet. In het geval van de foto’s van particuliere daktuinen zijn de bevindingen volledig op mijn eigen interpretatie

gebaseerd. Dit is een beperking voor het onderzoek, aangezien deze bevindingen niet gecontroleerd kunnen worden en heel goed anders kunnen zijn. Vanwege tijdgebrek om een netwerk op te bouwen om deze onderzoekseenheden anders te onderzoeken, heb ik toch voor deze methode gekozen. De selectie onderzoekseenheden zou anders

simpelweg te klein zijn. Een andere beperking is het beperkte zicht op de volledige onderzoekseenheden, door te kiezen voor telkens een respondent per eenheid. Meer respondenten had waarschijnlijk een vollediger beeld gegeven. Tijdgebrek speelt ook weer een rol in de keuze voor telkens een respondent per dak.

Voor het beantwoorden van de deelvraag over het beleid van de gemeente Amsterdam heb ik Geertje Wijten van DRO geïnterviewd en gebruik gemaakt van officiële

documenten die beschikbaar waren op internet. Ook hier was het voor een volledig beeld waarschijnlijk beter geweest meer mensen te interviewen, of een volledige beleidsanalyse uit te voeren. Binnen dit onderzoek was er echter niet genoeg tijd om dit te doen.

(19)

19

Het dak op: bevindingen

4.1 De onderzoekseenheden

Voordat ik een uiteenzetting van de bevindingen uit het onderzoek geef, zal ik de onderzoekseenheden een voor een presenteren. Bij sommige geef ik wat meer

informatie over de context van het groene dak, indien dat van belang is. Daarna geef ik de bevindingen. Alle gegevens zijn verkregen uit de afgenomen interviews, waar dit niet het geval is, wordt de bron vermeld.

Particulier sedumdak met zonnecollectoren

Respondent 1. Henri Krop, eigenaar en bewoner van woning.

Het dak is een extensief groen dak met sedumbedekking op een plat dak, op een particuliere eigen woning in stadsdeel Nieuw-West. Toen de vorige dakbedekking aan vervanging toe was, heeft de eigenaar voor een sedumdak gekozen. Het sedum is aangebracht door een professioneel bedrijf, de Dakdokters, die ook het onderhoud twee maal per jaar verzorgen. Voor het dak (en later ook de zonnepanelen) heeft de familie subsidie ontvangen van het toenmalige stadsdeel Slotervaart.

Afbeelding 4.1 Sedumdak met zonnecollectoren respondent 1.

Bron: eigen foto respondent 1.

Sedumdak op woonblok GWL-terrein

Respondent 3. Corine Marseille, secretaris Koepelvereniging GWL-terrein.

Het GWL-terrein is een Amsterdamse woonwijk in stadsdeel West. De wijk is aangelegd op een voormalige terrein van de Amsterdamse Gemeentewaterleidingen (GWL). Het GWL-terrein is aangelegd als zogenaamde eco-wijk: de wijk is autovrij, er is veel ruimte voor groen en bij de bouw zijn er hoge eisen gesteld aan duurzaamheid.

(20)

20

De woningen zijn een mix van eigen bezit en sociale huurwoningen in bezit van verschillende woningcorporaties. Daarnaast zijn er een aantal bedrijven gevestigd, waaronder een hotel en een café-restaurant. De sedumdaken liggen op de woonblokken aan de randen van het terrein en zijn tijdens de bouw van de panden aangebracht.

Afbeelding 4.2 Het GWL-terrein, met op de voorgrond en rechtsboven de woonblokken met sedumdaken.

Bron: KCAP Architects & Planners (z.j.).

Intensieve daktuin Vrije Universiteit

Respondent nummer 5. Daan Brüggemann, voorzitter duurzaamheidscommissie studentenbond SRVU.

De daktuin van de VU ligt op het hoofdgebouw aan de Boelelaan in stadsdeel Zuid. Op 8 mei 2013 werd de daktuin officieel geopend. Het is een intensief groen dak met dakterras, de beplanting bestaat uit sedum, kleine bomen en heesters, grassen en klimplanten. Daarnaast staan er nog enkele bakken voor het verbouwen van groenten.

De daktuin is openbaar toegankelijk, als onderdeel van de open campus.

Het initiatief voor de aanleg kwam vanuit studenten van de VU. De

duurzaamheidscommissie van de Studentenraad der Vrije Universiteit (SRVU) heeft een groot deel van de voorbereiding gedaan. De SRVU behartigd de belangen van studenten binnen de VU, hiertoe bezet ze vier van de negen zetels in de universitaire studentenraad (USR), waarvan de SRVU een van de twee fracties is. De USR is het

(21)

21

medezeggenschapsorgaan van en voor studenten van de VU, er is regelmatig overleg met het College van Bestuur (VU, 2013).

Afbeelding 4.3 De daktuin van de VU, nog onvoltooid.

Bron: Karres en Brands Landschapsarchitecten (2013).

Intensieve daktuin Bedrijfsverzamelpand Zuidpark

Respondent 4. Antoine Miltenburg, eigenaar bedrijf Biet&Boon, ontwerper daktuin.

Zuidpark is gevestigd in het voormalig hoofdkantoor van warenhuisketen Vroom &

Dreesmann aan de ringweg A10. Het pand ligt in Duivendrecht, in de gemeente Ouder Amstel. De ligging kan echter beschouwd worden als binnen de regio Amsterdam.

Zuidpark verhuurt bedrijfsruimte aan 11 bedrijven. De daktuin, of urban farming dak is 3000 vierkante meter in oppervlakte, waarmee geadverteerd wordt als “grootste van Europa” (Zuidpark.nl, 2013). Het betreft hier een semiopenbare daktuin, het is in principe alleen toegankelijk voor medewerkers van de te Zuidas gevestigde bedrijven.

Het dak kan echter ook afgehuurd worden voor feesten en recepties.

De daktuin is ontworpen en aangelegd door het bedrijf Biet&Boon, dat het koken met verse ingrediënten wil bevorderen en daartoe is betrokken bij de aanleg van

zogenaamde “keukentuinen” in steden. Tuinen waar mensen zelf hun verse ingrediënten als kruiden kunnen laten groeien en plukken voor gebruik in de keuken.

(22)

22 Afbeelding 4.4 Daktuin Zuidpark.

Bron: Bouwwereld.nl (2012).

Particulier dakterras, groente kweken op een gedeeld dak

Op afbeelding 4.5 is een dak te zien waar groenten en kruiden op verbouwd worden.

Een gedeeld dak van een woongroep in Amsterdam, dat onder coördinatie staat van stadslandbouwcollectief Cityplot. Cityplot is een non-profit organisatie die het

biologisch verbouwen van voedsel in de stad wil stimuleren door middel van workshops en trainingen, informatieverstrekking en de verkoop van zaden. Ze zijn actief in

Amsterdam en Berlijn.

(23)

23

Afbeelding 4.5 Groenten, kruiden en bloemen in bakken en potten op een dakterras.

Bron: Cityplot.org (2013).

Particuliere daktuin, stadsdeel Amsterdam West

Op afbeelding 4.6 is een particuliere daktuin te zien in stadsdeel West. Er is gebruik gemaakt van grassen, kruiden en bamboe in een substraatlaag van 10 centimeter.

Daarnaast is er een dakterras aanwezig. Het dak is ontworpen door het

architectenbureau Aayu Architecten, dat zich specialiseert in duurzaam bouwen.

(24)

24

Afbeelding 4.6 Particuliere daktuin Amsterdam West.

Bron: aayu architecten (2009).

Particulier dakterras met planten in bakken en potten

Op afbeelding 4.7 is een particulier dakterras in stadsdeel Zuid te zien met langs de randen planten in bakken in potten. Het dakterras ligt in aan de achterzijde van het pand, in de binnentuin van het gesloten huizenblok. Naast de daktuin zijn nog twee andere particuliere dakterrassen te zien.

Afbeelding 4.7 Particulier dakterras.

Bron: eigen foto (2013).

(25)

25 4.2 Functies

Voor een antwoord op de deelvraag welke functies van groene daken er onderscheiden kunnen worden, wordt gebruik gemaakt van de eerder genoemde functieschema's van Husslage (2001). De functies zullen per onderzoekseenheid worden beschreven. Voor de functieschema's kan bijlage 1 worden gebruikt.

De daktuin van de VU heeft grotendeels sociale functies. De plek dient als ontmoetingsplek voor studenten en medewerkers, waar ze kunnen ontspannen.

Daarnaast moet het dak ook als “flexwerkplek” kunnen fungeren, daarom zijn er elektriciteitspunten aangebracht, zodat laptops opgeladen kunnen worden. Ook kunnen er bij mooi weer colleges worden gegeven op het dakterras, dit is inmiddels al meerdere malen gedaan. Het dak is openbaar toegankelijk, dus ook voor bijvoorbeeld

buurtbewoners en werknemers van bedrijven op de Zuidas. Deze functies vallen onder de sociaal-psychologische en recreatieve functies te scharen. Naast deze vormen van ruimtegebruik staan er bakken waarin groenten worden gekweekt door studenten en een bak met bloemen ter voorbereiding op een onderzoek naar bijen van een studente van de TU Delft. Dit zijn de meer educatieve functies van het groen op de daktuin, de bakken met groenten hebben daarnaast nog een productiefunctie, zij het op zeer kleine schaal.

De groenten zijn er vooral om te laten zien dat het kan, zelf groente kweken. Het groen op zichzelf kan volgens Daan Brüggemann ook een educatieve functie hebben, door zichtbaar te zijn vanuit andere gebouwen en vanaf de grond. Door bewustzijn te kweken over de noodzaak van groen. Aangezien op de VU toekomstige bestuurders van

Nederland worden opgeleid, ziet Brüggemann hierin een belangrijke functie. Ook heeft de daktuin waterbergende en temperatuurmatigende functies, maar de bijdrage hieraan moet niet overdreven worden. Daan Brüggemann: “Het oorspronkelijke plan ging over alle daken op het hoofdgebouw, dat is nu allemaal bitumen. Dan kan allemaal sedum worden, nu is de waterretentie verre van optimaal.”

Ook het dak op Zuidpark heeft voornamelijk sociale functies. De wens van de eigenaar was dat het dak vooral een verblijfplaats moest zijn, waar medewerkers kunnen

ontspannen en met ruimte voor evenementen met circa 200 mensen. Om dit te bereiken is een siertuin ontworpen met terrasruimte en ruimte voor het verbouwen van groente, klein fruit als bessen, bramen en aardbeien, en kruiden. Antoine Miltenbrug noemt dit een “keukentuin”, waar je zelf je voedsel vers kunt plukken om te gebruiken in je eigen keuken. De bedrijfsrestaurants gebruiken ook kruiden en groente van het dak, ’s

ochtends komen de koks van de restaurants ingrediënten plukken. Medewerkers van de bedrijven plukken zelf ook om direct op te eten bij de lunch of om thuis zelf een

maaltijd mee te bereiden. De productiefunctie is bij deze daktuin dus duidelijk aanwezig Volgens Miltenburg zijn er medewerkers die door een druk leven bijna nooit meer zelf een maaltijd bereidden, weer zelf gaan koken omdat ze een keer wat groenten plukken van de tuin en mee naar huis nemen. De educatieve waarde is volgens Miltenburg dat hij mensen de voedselketen wil laten zien en als mensen er iets van willen leren is dat mooi meegenomen. In eerste instantie is de tuin dus ter ontspanning en als

ontmoetingsplaats met het groen deels als esthetisch aspect, op de tweede plaats komen de educatieve en productiefuncties van de tuin.

De daken op het GWL-terrein dienen vooral ecologische functies, het sedum zijn aangelegd als duurzaamste oplossing voor de daken. De isolatiewaarde van het sedum

(26)

26

en de toevoeging aan de stedelijke biodiversiteit spelen hierbij een grote rol. Hoewel volgens Corine Marseille de werkelijke isolatiewaarde van de sedumdaken moeilijk te meten is. Sinds kort staan er bijenkasten op de sedumdaken, waardoor de daken een extra toevoeging aan de stedelijke biodiversiteit leveren. Vanaf de begane grond is het groen van de daken niet te zien, maar de mensen met een dakterras op de bovenste verdieping zitten “midden in het groen”. Marseille geeft ook aan dat groene daken een esthetische functie kunnen hebben, “het ziet er leuker uit dan de andere daken”. De wijk heeft ook een soort van voorbeeldfunctie, als eerste eco-wijk in Amsterdam.

Daarom kan er ook een educatieve functie aan het groen op de daken worden toegekend.

Voor de particuliere groene daken zijn de functies beperkt en vrij simpel te omschrijven.

Henri Krop gaf bijvoorbeeld aan dat de ecologische functies van sedum meespeelden in zijn keuze voor een sedumdak: “(...) het [is] dus goed voor het milieu (…) en het zou beter zijn voor de temperatuur, want (…) een plat dak is altijd warm in de zomer. En verder zou het nog duurzamer zijn gewoon, qua levensduur, dan een klassiek dak.”

Over de temperatuur zegt Krop, net als Corrine Marseille eerder, dat de isolatiewaarde van het sedum moeilijk te meten is: “het is eigenlijk ook heel moeilijk om vast te stellen.

Kijk, als je dus de ene zomerdag kunt vergelijken met de dag dat je wel een groen dak hebt en dat je dat dak niet hebt… maar ja, dat is natuurlijk niet zo.”

Bij particuliere dakterrassen blijken uit de beelden vooral sociaal-psychologische functies van belang te zijn. Het grootste deel van de terrassen is ingedeeld als terras.

Vooral op afbeelding 4.7 is een duidelijk beeld te zien van drie verschillende

dakterrassen. De eerste heeft nog redelijk veel groen aan de randen, de rest is ruimte voor ontspanning. De andere dakterrassen hebben zeer weinig groen, er kan ook weinig functies aan het aanwezige groen worden toegekend. Een ander verhaal lijkt de daktuin in stadsdeel West te zijn, op afbeelding 4.6. Hier is meer ruimte voor groen ingeruimd, in grote bakken. Volgens de site van de architect is er bij de selectie van de gewassen rekening gehouden met een bijdrage aan de biodiversiteit en filtering van de lucht (zie bijlage 2). Dus naast sociale functies, kan een particuliere daktuin ook ecologische functies hebben.

Wanneer er op particuliere dakterrassen groenten worden verbouwd, wordt ook de educatieve functie belangrijk. Belangrijker dan de productiefunctie, omdat er van een dak niet veel groente gehaald kan worden. Geertje Wijten, die zelf bakken met planten en groenten op haar dakterras heeft staan, vind het belangrijk dat haar dochter opgroeit met educatie over hoe eten groeit, over zaaien en oogsten. Iets soortgelijks is te zien op afbeelding 4.5, waar de educatieve en sociaal-psychologische functies belangrijker lijken te zijn dan een eventuele productiefunctie.

Over de functies kan worden gezegd dat voor de intensieve daken de sociale functies de belangrijkste zijn. Vooral de daktuin als plaats voor ontspanning en ontmoeting lijkt belangrijkst. Ook de educatieve functie van groen heeft hier een redelijk grote rol. Bij de daken waar voedsel wordt verbouwd komt de productiefunctie in meer of mindere mate naar voren. Bij sedumdaken spelen sociale functies een veel minder grote rol. De voornaamste functies hier zijn ecologisch van aard.

(27)

27

4.3 Stakeholders: initiatiefnemers, gebruikers en eigenaren

Nu de verschillende functies van de groene daken in kaart zijn gebracht, kan er gekeken worden naar de organisatiestructuur achter de daken. Wie de belangrijkste stakeholders zijn en wat hun rol is in de aanleg en het onderhoud van de daken.

Bij de VU kwam het initiatief van de daktuin vanuit studenten aan de VU. In eerste instantie waren studenten van de masteropleiding Environment and Resource

Management (ERM) met het idee voor een daktuin gekomen. Zij hadden een eerste plan uitgewerkt over waar het groene dak moest komen en hoe het er ongeveer uit moest gaan zien. Hiervoor hadden ze ook contact gehad met het bedrijf De Dakdokters over de mogelijkheden. Ze hadden eveneens contact gehad met de facultaire campus organisatie (FCO) van de VU, de instantie die over de campusontwikkeling gaat. Desondanks was het project bijna hier gestrand. Een gebrek aan de juiste contacten binnen de VU en het feit dat de studenten bijna waren afgestudeerd waren een probleem geworden. Er waren geen studenten om het plan op te pakken. Toen ze het plan in een nieuwsbrief rond hadden gestuurd, kwam het onder ogen van leden van de SRVU. De SRVU heeft het plan vervolgens ondergebracht bij de commissie duurzaamheid. Onder deze commissie is het plan aangepast, zodat het College van Bestuur sneller overtuigd zou raken van de haalbaarheid van het project. Daartoe is er meer nadruk komen te liggen op de

technische haalbaarheid, zijn de plannen grafisch beter uitgewerkt en zijn er meerdere scenario’s geschetst, zodat er keuzes waren. Er werd intern in de VU een

“lobbymachine” opgezet, wat wil zeggen dat de juiste mensen werden aangesproken en werden voorbereid op het idee van een daktuin, aldus Daan Brüggemann. De studenten hebben een aanvraag gedaan voor subsidie bij de gemeente Amsterdam. In het kader van de subsidieregeling Icoonprojecten heeft de gemeente 130.000 euro subsidie toegewezen. De overige financiering moest worden opgebracht door de VU zelf. De totale kosten voor het aanleggen van de daktuin bedroegen 250.000 euro. Voor het onderhoud is gekozen voor een zo onderhoudsvrij mogelijke daktuin, dit scheelt in de kosten voor de VU. Het onderhoud dat wel moest gebeuren, bijvoorbeeld snoeien wordt opgenomen in het algemene onderhoudsplan voor groen op de VU terreinen.

Bij de VU kunnen dus meerdere stakeholders worden geïdentificeerd: de studenten, het college van bestuur, de FCO, de gemeente en de gebruikers. Er is een soort netwerk van verschillende stakeholders in verschillende fases van het project, ook binnen de groep betrokken studenten van het initiatief. Voor de ERM studenten is vooral het

milieuaspect van de daktuin belangrijk. Voor de studenten die de vooral in de lobbyfase en de uitvoer fase betrokken waren speelden er meer belangen, vooral de vraag hoe het project gerealiseerd kon worden lijkt in die fase van belang. Volgens Brüggemann speelde daarom het normatieve aspect van de daktuin een grotere rol dan voorheen, dit was namelijk belangrijk voor het verkrijgen van de benodigde subsidie als icoonproject.

De daktuin moest wel als een voorbeeld gelden, daarom moest het zichtbaar zijn en toegankelijk. Voor de FCO en het College van Bestuur van de VU gelden weer andere belangen. De daktuin wordt vanuit de VU gepresenteerd als onderdeel van de “open campus”, voor iedereen toegankelijk. Studenten bleven ook in de uiteindelijke

ontwerpfase actief betrokken. Ze leverden bijdragen aan brainstormsessies, overleg met architecten en konden hun eisen kenbaar maken bij het bestuur en de FCO. Eisen van de studenten waren bijvoorbeeld dat de daktuin zichtbaar moest zijn vanaf de begane grond, door bomen te planten op het dak. Nu de daktuin af is en in gebruik is genomen,

(28)

28

is er een nieuwe groep stakeholders. De gebruikers, studenten en medewerkers van de VU hebben weer andere belangen. Zo zijn er afdelingen binnen de VU waar studenten en medewerkers interesse tonen om ook groente te mogen verbouwen op het dak.

Voor de sedumdaken op de woonblokken van het GWL-terrein geldt ook een soort netwerksituatie van stakeholders. De daken zijn eigendom van de woningcorporatie De Alliantie, deze regelt ook het onderhoud. Dit wordt uitbesteedt aan een extern

hoveniersbedrijf. De bewoners hebben inspraak met wat er met de daken gebeurt. Zo zijn er op instigatie van de buurtvereniging op de sedumdaken bijenkasten geplaatst, die onderhouden worden door een imker van buiten de wijk. Dit is in overleg met de

woningcorporatie gebeurd. Toen de dakbedekking vijf jaar geleden vervangen moest worden vanwege een lekkage, is weer gekozen voor een sedumdak, omdat hiermee het uitgangspunt van de wijk wordt behouden.

Het initiatief voor de sedumdaken kwam vanuit de initiatiefnemers van de eco-wijk in 1997. Bij de bouw van de wijk is zoveel mogelijk rekening gehouden met

milieumaatregelen. De gebouwen kwamen in bezit van een woningcorporatie die tevens het onderhoud zou verzorgen.

Het groene dak van de familie Krop in stadsdeel Nieuw-West was in eerste instantie een idee van de buurtvereniging. Alle daken in de buurt zijn even oud en waren allemaal aan vervanging toe. De buurtvereniging heeft toen, in het licht van de subsidieregeling voor groene daken van toenmalig stadsdeel Slotervaart, contact gezocht met het bedrijf De Dakdokters, dat groene daken aanlegt. Er werd een voorlichtingsavond opgezet waarin De Dakdokters uitleg gaven over sedumdaken. Vervolgens konden buurtbewoners besluiten of ze een sedumdak, dan wel een normale dakbedekking lieten aanleggen. Via een kortingsregeling van De Dakdokters en de subsidieregeling waren de kosten voor een groen dak vrijwel gelijk aan de kosten voor een “klassiek” dak. Het initiatief kwam dus uit een kleine groep bewoners van de buurtvereniging, de uiteindelijke keuze was aan de huiseigenaren zelf. Een klein deel van de bewoners koos voor een sedumdak.

De stakeholders zijn in dit geval makkelijker te onderscheiden. De initiatiefnemers, tevens buurtbewoners en de rest van de buurtbewoners, de Dakdokters en het stadsdeel zijn stakeholders. De initiatiefnemers hebben als belang dat het idee van hun kant komt en het waarschijnlijk graag uitgevoerd zien. De overige buurtbewoners hebben als belang een goede dakbedekking. De Dakdokters hebben belang bij zo veel mogelijk aanvragen voor groene daken, omdat dat voor het bedrijf extra omzet betekent. Het stadsdeel heeft de subsidie in leven geroepen om de aanleg van groene daken te bevorderen. Het onderhoud van de sedumdaken is uitbesteedt aan De Dakdokters, die tweemaal per jaar onderhoud plegen.

De daktuin van Zuidpark was een initiatief van de pandeigenaar. Nadat de vorige huurder uit het pand was vertrokken, heeft de eigenaar ervoor gekozen het pand te renoveren en geschikt te maken voor meerdere huurders. Het dak op de laagbouw moest een plek worden waar het goed toeven was voor de medewerkers van de bedrijven. Het idee was om een daktuin aan te laten leggen met groente in plaats van een “groot saai zwart dak”. Voor het ontwerpen van de daktuin werd het bedrijf Biet&Boon ingehuurd.

De daktuin wordt onderhouden door een tuinclub, bestaande uit 40 medewerkers van de aanwezige bedrijven in Zuidpark. Antoine Miltenburg van Biet&Boon is actief

betrokken bij tuinclub, voor het geven van workshops en het ondersteunen van de

(29)

29

gewassenverzorging. De groenten, het fruit en de kruiden mogen medewerkers zelf meenemen naar huis of ter plekke opeten. De koks van de aanwezige bedrijfsrestaurants komen ’s ochtends ingrediënten plukken voor gebruik in de keuken. Op het dak staan ook bijenkasten die onderhouden worden door hobbyimkers, die verder niets te maken hebben met Zuidpark.

Bij de daktuin van Zuidpark is een overzichtelijke situatie van stakeholders. Het

initiatief kwam in dit geval van de eigenaar van het dak, dus daar was geen afstemming nodig. Biet&Boon heeft een belang in de zin dat ze een opdracht uitvoeren, maar ook hun filosofie uitdragen. Ze willen mensen graag laten zien waar voedsel vandaan komt, de ketens laten zien. De gebruikers ten slotte, de medewerkers van de bedrijven en bedrijfsrestaurants waren niet betrokken bij de aanlegfase, maar zijn natuurlijk wel betrokken bij het beheer van het dak. Het belang van de gebruikers is om een zo aangenaam mogelijke verblijfplaats te hebben op het dak en om voedsel te verbouwen omdat ze dat leuk vinden. Voor de medewerkers van de bedrijfsrestaurants zijn goede producten natuurlijk ook van belang. De betrokken hobbyimkers ten slotte hebben een goede plek gevonden om hun hobby, bijen houden uit te kunnen voeren. Zij hebben verder echter geen belang bij de daktuin.

Bij particuliere dakterrassen is meestal geen sprake van meerdere stakeholders. De initiatiefnemers zijn doorgaans de eigenaren en gebruikers. Dit is natuurlijk een ander verhaal als het een gedeeld dak is, zoals het dak op de woongroep. Hier worden

groenten en kruiden verbouwd door meerdere bewoners. Een dergelijke situatie vereist wel enige coördinatie en afspraken. Hier worden ze in ondersteund door

stadslandbouwcollectief Cityplot. Ook in dit geval is er dus sprake van meerdere stakeholders, echter op een zeer kleine schaal. Onderlinge afstemming zou hier niet tot grote problemen leiden. Bovendien zijn de belangen voor de verschillende stakeholders min of meer hetzelfde.

Er kan over de situatie van stakeholders bij groene daken worden geconcludeerd dat er verschillende samenstellingen van stakeholders zijn. Hoe groter het project, hoe meer stakeholders er zijn en hoe complexer de situatie. Hoewel dit niet overal opgaat in elke fase. Bij Zuidpark bijvoorbeeld kwam het initiatief van de eigenaar, maar het onderhoud wordt verzorgd door de gebruikers. In het geval van het particuliere sedumdak van de familie Krop wordt het onderhoud uitbesteedt, waardoor zij er geen omkijken meer naar hebben, net als bij het GWL-terrein. Dit maakt het aantal stakeholders toch weer groter, ondanks de beperkte complexiteit van de projecten.

4.4 Keuzes van stakeholders

Als we er van uitgaan dat groene daken onder duurzame keuzes vallen, is het van belang uit te zoeken hoe mensen tot hun keuzes zijn gekomen. Om een antwoord te geven op de vraag welke keuzes gemaakt zijn bij de aanleg, het onderhoud en het beheer van de daken zijn hieronder de keuzes in kaart gebracht.

In het rapport van de duurzaamheidscommissie van de SRVU waren drie verschillende keuzes voorgelegd aan het College van Bestuur (zie bijlage 3). Deze “ambitieniveaus”

waren bedoeld om te laten zien wat er mogelijk was op de daken van het hoofdgebouw aan de Boelenlaan. Binnen ambitieniveau 1 is in het rapport de daktuin op de D-vleugel

(30)

30

uitgewerkt, dit is ook waar de uiteindelijke daktuin is gekomen. Op afbeelding 4.8 is de D-vleugel rood omlijnd aangegeven. In de plannen uit het rapport was een duidelijk groenere daktuin voorgesteld dan er uiteindelijk gerealiseerd is. Daan Brüggemann gaf aan dat de sociale functie later is toegevoegd, dat de daktuin een plek moest worden waar mensen af kunnen spreken, kunnen werken, waar colleges gegeven kunnen worden. Hiervoor was er wel meer terrasruimte nodig, waardoor het minder groene karakter te verklaren valt.

Afbeelding 4.8 Het hoofdgebouw van de VU aan de Boelelaan.

Bron: Google (2013), eigen bewerking.

Bij Zuidpark was de keuze voor een daktuin onderdeel van de filosofie achter Zuidpark.

Het kantoorgebouw moest een duurzame en verbindende factor hebben. De daktuin moest naast het groene karakter ook en vooral een sociaal karakter krijgen. Een dakakker zoals in Rotterdam was hier geen optie. Ten eerste vanwege de draagkracht van het dak; ten tweede omdat het dak ook een verblijfplaats moest worden. Daarom is gekozen voor teeltbedden in grote bakken langs de randen, waar het dak meer kan dragen. Tegelijk zijn de bakken een valbescherming, ze dienen als buffer langs de randen. In bijlage 4 is een plattegrond bijgevoegd van de daktuin. De tuinclub is opgericht om de tuin te onderhouden en als verbindende factor zodat de medewerkers van de verschillende bedrijven interactie met elkaar hebben door samen iets te

ondernemen. Volgens Miltenburg is erdoor de tuin ook daadwerkelijk interactie tussen de bedrijven, ook op zakelijk niveau. Doordat medewerkers van verschillende bedrijven contact met elkaar hebben op een informele manier, is er op zakelijk gebied ook

gemakkelijker contact.

Voor de daken van het GWL-terrein is gekozen voor sedumdaken, omdat dit de duurzaamste keuze was. Op de laagbouw in de wijk is destijds gekozen voor

hemelwatersystemen, waarbij regenwater wordt verzameld vanaf het dak voor gebruik binnenshuis. Op de hoge woonblokken was dit systeem niet rendabel, vanwege de

(31)

31

verhouding van het dak tot het aantal woningen. Daarom is voor deze blokken gekozen voor sedumdaken, om toch te kiezen voor een milieuvriendelijke optie. Dit is ook de reden dat de woningcorporatie bij vervanging weer gekozen heeft voor sedum in plaats van een kale dakbedekking.

Henri Krop heeft zijn keuzes deels van milieuoverwegingen laten afhangen. Ook het vooruitzicht dat een dak met sedumbedekking langer meegaat speelde een rol. Dat het minder warm onder een sedumdak zou zijn, speelde ook mee. Krop gaf aan dat hij alleen voor een groen dak heeft gekozen omdat het dak vervangen moest worden, anders had hij het niet gedaan, vanwege de extra kosten die een sedumbedekking met zich mee brengt. De subsidieregeling was daarom ook een van de redenen om voor de sedumbedekking te kiezen, er was daardoor geen prijsverschil. Het grootste deel van de bewoners in zijn buurt koos echter niet voor een dak met sedumbedekking. Voor deze mensen hebben andere overwegingen een doorslaggevender rol gespeeld. Gezien de opzet van het onderzoek, waarin er gezocht is naar een variatie aan groene daken, zijn deze buurtbewoners niet geïnterviewd.

Bij de particuliere daktuinen hangt de keuze voor de inrichting in sterke mate af van de draagkracht van de daken en het budget van de bewoners. De daktuin in stadsdeel West is ontworpen door een architectenbureau en is een vrij ambitieus project. De meeste particulieren zullen hier niet het toereikende budget voor hebben. Vandaar dat de meeste particuliere dakterrassen er uitzien zoals op afbeelding 4.7. Voor een dergelijk dakterras, met planten in potten en bakken langs de randen is geen grote investering vereist. De mate van groen verschilt wel, zoals op dezelfde afbeelding te zien is. De keuze hiervoor zal te maken hebben met de bereidheid de planten te onderhouden en het wel of niet hechten van waarde aan groen.

De keuzes voor de verschillende groene daken lopen dus redelijk uiteen. Bij het GWL- terrein is het duidelijk dat duurzaamheid de keuze bepaald heeft, de sedumdaken zijn immers een onderdeel van de eco-wijk. Bij de VU en Zuidpark lijken sociale en commerciële overwegingen van groter belang bij de keuze voor een daktuin. In het geval van het sedum van de familie Krop speelde duurzaamheid een rol bij de keuze voor sedum, maar de kosten net zo goed. Ook dit is te zien bij de daktuin van de VU, de bescheidener kosten voor een laag ambitieniveau bepaalde de keuze. Bij de particuliere daken lijken ook kosten en daarnaast gemak van invloed op de keuzes.

4.5 Beleid gemeente Amsterdam

Voor een volledig begrip van de case groene daken in Amsterdam is het ook van belang het beleid en de keuzes van de gemeente te betrekken in het onderzoek. Voor een antwoord op de vraag wat voor beleid de gemeente Amsterdam maakt en waarom dient de volgende paragraaf.

DRO heeft ter promotie van groene daken in 2011 een facebookpagina opgericht die moest dienen als platform voor kennisuitwisseling tussen burgers en professionals.

Binnen DRO was op dat moment echter weinig kennis aanwezig over sociale media, dus het werkt nog niet zoals het in eerste instantie was bedacht. Op dit moment plaatsen vooral professionals en een enkele milieuactiviste berichten op de pagina.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vanwege het grote aantal aanvragen was dit jaar het plafond al voor de zomer bereikt, waarna het aanvraagloket werd gesloten.. Bij de behandeling van de rekening 2020 hebben wij

The threshold voltage of the devices was found to have a linear relationship with the SAM doping concentration, allowing tuning the electrical characteristics of PbS

Based on the above illustration of the magnitudes of the discrepancies between the results obtained by the two simulation models for mean vehicle waiting times in the system and

het nog geen tijd vond voor een renovatie van de aanliggende wegen, maar het ziekenhuis renova- tie wel nodig vond voor het optimaal houden van zijn efficiëntie door bijvoorbeeld

Een hoger percentage groene daken in de wijk zorgt voor meer verdamping (van 23 naar 38%) en minder afvoer naar de RWZI (van 72 naar 60%).. Het overloopvolume laat een relatief

Om ervoor te zorgen dat ook particulieren steeds meer hemelwater gaan vasthouden, wil het college van B&W nadere regels opstellen op basis van de “Algemene subsidieverordening

[r]

De bouw- en onderhoudskosten van groene daken en gevels zijn volgens de Gemeente Utrecht gelijk aan de kosten van regulier groen, zoals stadsparken.. Vooral bij extensieve daken