• No results found

Maakt aan de ingezetenen van deze Hoofd- plaats bekend :

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Maakt aan de ingezetenen van deze Hoofd- plaats bekend : "

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

230

(2)
(3)

: 7

DK GÖÏVEfiNÏÜR VAX CELEBES M OKDEBHOORIGHEDEN.

Overwegende dat het zeer wenschelijk is eenige bepalingen vast te stellen tot bevordering van Rust, Orde, "Veiligheid, Netheid en Zindelijkheid ter Hoofdplaats Mahasuci)•;

Maakt aan de ingezetenen van deze Hoofd- plaats bekend :

dat door hem is vastgesteld de navolgende verordening :

Verordening ter bevordering van Bust, Orde, Veiligheid, Netheid en Zindelijkheid ter Hoofd- plaats Makassar.

Artikel 1.

Tot handhaving van de bestaande of nog te maken '.Regle- menten voor de stedelijke politie, worden te Makassar in iedere wijk een of meer wijkmeesters aangesteld.

Deze zijn onmiddelijk aan den Magistraat ondergeschikt.

Artikel 2.

Zij zijn verpligt den Magistraat bij te staan en voor zooveel in hun vermogen is, te zorgen, dat de ingezetenen hunner wijk opvolgen de bepalingen, welke voorkomen in dit Keglement en andere reeds bestaande en nog vast te stellen bepalingen.

Artikel 3.

Zij worden op voordragt van den Magistraat benoemd door den Gouverneur en zijn verpligt deze benoeming aan te nemen, tenzij zij daarin door wettige redenen, ter beoordeeling van den Gouverneur, mesten verhinderd worden.

(4)

Artikel 4.

Ieder wijk meester is verpligt, boven den post van zijne deur te doen ophangen een houten bord, waarop met duidelijke let- ters te lezen staat deszelfs naam, zoomede die van de wijk waarvan hij wijkmeester is.

Artikel 5.

De wijkmeesters zijn bij brand, oproer, alarm of anderzins, kenbaar aan eenen witten strik of roos, welken zij in dusdanige gevallen altijd op de borst moeten dragen.

Artikel 6.

Ieder ingezeten is verpligt, om den wijkmeester van de wijk waartoe hij behoort, des gevorderd wordende, den noodi- gen bijstand te verkenen en zijne bevelen te gehcorzamen, zul- lende de nalatigen of onwilligen, bij gebreke daarvan, op klagte van den wijkmeester door den Magistraat gestraft worden met eene geldboete de som van ƒ 25.— niet te boven gaande.

Artikel 7.

Ieder wijkmeester is verpligt om een register te houden van het getal der huizen en woningen, welke zich in zijne wijk be- vinden, van de namen der eigenaren zoowel als der bewoners en voorts de namen en het beroep van alle der in zijne wijk woonachtige Europeanen en daarmede gelijkgestelde personen.

de namen van hunne vrouwen en kinderen, het getal hunner vrije bedienden en pandelingen en van zoodanige Inlanders, als welke op de erven der Europeanen en daarmede gelijkgestelden wonen, van alle welke zij verpligt zijn, bij het einde van ieder jaar een naauwkeurig register aan den Magistraat in te dienen ; zullende tevens in zoodanig register bekend gesteld moeten worden, het verschil van het getal ingezetenen in het afgeloo- pen jaar met het vorige, zoomede de redenen der vermeerdering- of vermindering.

Artikel 8.

Ieder ingezeten is alzoo verpligt van ai hetgeen in liet voorgaand artikel vermeld is, op vordering van den wijkmees- ter, opgave aan denzelve te doen en mag niemand van de tot zijn huisgezin behoorende of op zijn erf' wonende personen ver- zwijgen op poene, wanneer na gehouden onderzoek door den Magistraat mögt blijken, dat men opzettelijk iets daaromtrent verzwegen heeft, eener boete niet te boven gaande het maximum hieronder bepaald.

(5)

Artikel 9.

leder wijkmeester ziet toe, dat elk ingezeten het nummer van zijn huis, zoo als hetzelve bij het kohier der verponding bekend staat, op den post van zijne deur met duidelijke cijfers bekend stelle, zullende, wanneer een ingezetene daartoe onwillig mögt bevonden worden, de wijkmeester zulks op deszelfs kosten laten doen.

Artikel 10.

Ingeval van verhuizing van de eene naar de andere wijk of kampong is een ieder verpligt, daarvan kennis te geven, zoo aan den wijkmeester van de wijk of' het kampongshoofd van de kampong, die hij verlaat, als aan dien van de wijk of de kam- pong waar hij komt, en wel een Europeaan en daarmede ge- lijkstaande binnen den tijd van 3 dagen en een Inlander binnen den tijd van 24 uren.

Artikel 11.

Alle vaders of bij ziekte of afwezigheid, de vroedmeesters of vroedvrouwen en eindelijk de huisgenooten zijn gehouden, om binnen 3 maal 24 uren na de geboorte van een kind daarvan i aan den wijkmeester cf het kampongshoofd kennis te geven,

welke die opgaaf noodig hebben voor het behoorlijk bijhouden der zielsbeschrijving.

Artikel' l17.

Ieder ingezeten is verpligt, ingeval van overrijden van een Europeaan of daarmede gelijkgestelde persoon ten zijnen huize, binnen de eerste drie dagen daarvan kennis te geven ten kantore van de politie en bij den wijkmeester, ten einde daarvan aan- teekening worde gehouden op het register der Europeanen.

Van het overlijden van een Inlander of daarmede gelijk staande, wordt eene gelijke aangifte door dezelfde personen binnen denzelfden tijd aan den wijkmeester of het kampongs- hoofd vereischt.

Artikel 13.

De wijkineesters zijn verpligt om zich zoo spoedig mogelijk bekend te 'maken met de verhuizing in of uit hun wijk van elk ingezeten en daarvan aanteekening bij hun register te houden, zullende de nalatigen, zoo wel als de wijkmeesters die verzui- men mogten zulks op te merken, gestraft worden met eene geldboete de som va,; ƒ Î6.— niet te bovengaande.

t

(6)

Artikel 14.

IS iemand mag eehen vreemdeling, tot welke natie dezelve ook moge behooren, huisvesten zonder daarvan nog vóór den avond van denzelfden dag kennis te geven aan den wijkmeester, met opgave tevens van liet getal dier vreemdelingen indien er meer dan één mögt zijn, zoomede of zij gewapend zijn.

Artikel 15.

Hij die huisvesting verleent aan inlanders of daarmede ge- lijkgestelde personen van eene andere wijk of kampong dan wel buiten Makassar afkomstig, geeft daarvan onmiddelijk ken- nis aan den wijkmeester of liet kampongshoofd.

Artikel 16.

Indien de wijkmeester vermeent, dat er zich in zijne wijk verdachte of voor de openbare rust en veiligheid gevaarlijke personen bevinden, geeft hij daarvan onmiddelijk kennis aan den Magistraat ; verzuimen van deze kennisgave worden ge- straft met eene geldboete de som van ƒ 3 5.— niet te bovengaande.

Artikel 17.

De vvijkmeesters zijn verpligt te letten op de middelen van bestaan van ieder ingezetene van hunne wijk ; indien er zich onder hen mogten bevinden, die geene inkomsten hebben, , en zich evenwel niet bevlijtigen, om een eerlijk onderhoud te zoe- ken, geven zij de namen dier lediggangers bij de politie aan, ten einde daartegen de vereischte voorzorgen te nemen.

Artikel 18.

De wijkmeesters geven geene getuigschriften van onvermo- gen aan eenig ingezeten af, tenzij hun na een naauwkeurig en rijp onderzoek blijkt, dat het onvermogen waarachtig en niet voorgewend zij.

Artikel 19.

Wanneer moord of amok plaats heeft, geeft de betrokken wijkmeester daarvan terstond aan den Magistraat kennis en is, in afwachting der opkomst van dezen, bevoegd, om onmiddelijk alle pogingen aan te wenden om den moordenaar of ainokma- ker te doen vatten en in verzekerde bewaring te stellen.

Artikel 20.

Ingeval van oproer of rustverstoring blijven de wijkmeesters in hunne wijk om aldaar de 'goede orde te handhaven en hou- den zij het toezigt op de middelen, welke tot demping van het oproer worden aangewend,

(7)

Artikel 21.

De wijkmeesters houden het toezigt over het wachtvolk, hetwelk de Inlandsche bevolking verpligt is, lederen nacht te leveren ; zij dragen zorg, dat er naar gelang der omstandighe- den een genoegzaam getal weerbare mannen iederen avond bij zonsondergang op de wacht trekken tot den volgenden ochtend zes uur, dat er door dezelve in gemeenschap met de schouten en politie dienaren behoorlijk patrouilles uitgezonden en rondes gedaan worden, dat alle verdachte personen worden opgevat en bij de politie gebragt,.

Artikel 22,

De kampongshoofden moeten hierin getrouw worden bijge- staan door de sergeanten, die zich in hunne wijk bevinden, deze daarin in gebreke blijvende, worden door de wijkmeesters bij den Magistraat aangegeven, en naar omstandigheden beboet.

Artikel 23.

Degenen die onwillig bevonden worden, om wachten te doen, of op hunne wacht slapende gevonden mogten worden, worden mede naar bevind van zaken (op aangifte van den sergeant of van de politie) gestraft.

Artikel 24.

Indien in de een of andere wijk eene besmettelijke ziekte ontdekt wordt of wel wanneer er zich zinnelooze menschen be- vinden, is de betrokken wijkmeester verpligt, daarvan onmid- delijk aan den Magistraat kennis te geven, ten einde door dezen maatregelen worden beraamd, om het kwaad tegen te gaan en de door besmettelijke ziekten aangetaste personen of krankzinni- gen te doen verzorgen.

Artikel 25.

De wijkmeesters hebben te letten en overtuigen zich dat de opgave, welke door de ingezetenen van hunne paarden en wa- gens jaarlijks gedaan wordt, getrouw en naar waarheid geschiede, en geven diegenen, die daarin bedriegelijk mogten te werk gaan, bij den Magistraat aan, om hen te vervolgen overeen- komstig de wet.

Artikel 26.

De wijkmeesters zien toe dat de paden of wegen langs de huizen door de eigenaren der huizen en erven zoodanig gemaakt en gehouden worden, dat het pad of de weg vóór of langs het kuis van den eenen ingezetene niet hooger zij dan dat van den

(8)

anderen ; indien, zoodanig pad oi' weg beschadigd mögt raken is de eigenaar voor of langs wiens huis of erf zulks plaats heeft, verpligt tot herstelling op verbeurte bij nalatigheid of verzuim in dit opzigt, van eene boete van ƒ 3.— bij onwillig- heid is de wijkmeester geregtigd om het ten' koste van den onwillige te doen aanbesteden.

Artikel 27.

De wij kineesters zien in overleg met den ijkmeester toe, dat niemand zich van on geijkte gewigten bedient op verbeurte van de bij de wet vastgestelde boeten.

Artikel 28.

De wijkmeesters zijn ook verpligt toe te zien dat door nie- mand, wie het ook zij in de stad vuurwerken ontstoken worden zonder toestemming van de politie en op de plaatsen daartoe door deze aan te wijzen, op straffe eener boete van ƒ 3.—

telken reize, te verbeuren door de overtreders zoowel als dooi- den wijkmeester, die nalatig is in liet doen der aangifte.

Artikel 29.

Het is verder aan een ieder verboden binnen de grenzen der afdeeling zonder toestemming der politie vuurwapenen af- teschieten, anders dan ingeval van nood of zelf verdediging.

Artikel 30.

De wijkmeesters zien toe, dat in ieder huis of erf vier tim- baas of emmers en een brandhaak in gereedheid zijn, opdat daaraan des vereischt wordende geen gebrek zij.

Artikel 81.

De wijkmeesters en de Inlandsc'ae hoofden zien toe, dat door de Inlanders en daarmede gelijkgestelden geen buskruid wordt aangemaakt.

Het is mede verboden van wettig verkregen buskruid vuur- werk te vervaardigen aniers dan in de daartoe door de politie toegestane steenen gebouwen.

Artikel 32.

Elk ingezeten is verpligt, zijn huis en hek aan de buiten zyden jaarlijks ten minste eenmaal, in de maand April of Mei, behoorlijk te doen witten en reinigen, voorts, om het gansche jaar door, de straat of den weg voor zijn huis en erf over de geheele strekking en de goten en riolen schoon en zindelijk te doen houden en zorg te dragen dat laatstgenoemde niet verstopt en daardoor voor de bevolking' hinderlijk worden.

(9)

Het vuilnis moet in daartoe geschikte Lakken of manden vóór het huis of erf gesteld worden, ten einde dagelijks door de stadskarren te worden afgehaald.

Artikel 33.

Bij aldien iemand, die wegens overtreding van het boven- staande artikel gestraft of beboet wordt nog weigerachtig of in gebreke blijft, daaraan te voldoen, wordt zulks door de politie op rekening van den nalatige aanbesteed.

Artikel 34.

Een ieder van wien bewezen wordt, dat hij vuilnis voor eens anders huis heeft nedergelegd, of dat zulks door zijne huisgenooten is geschied, is behalve de straf, hem door den Magistraat opgelegd, bovendien gehouden, zulks terstond te doen weghalen.

Artikel 35.

Ieder ingezeten is gehouden eenmaal daags des namiddags te vijf ure den weg voor, op zijde en achter zijn huis of erf, te doen begieten op eene boete voor de eerste maal van ƒ 1.—•

en daarna van ƒ 3.— telkens, wanneer zulks verzuimd is ; in- geval van volstrekte verwaarlozing van deze bepaling wordt het begieten door de politie voor rekening van den bewoner aanbesteed.

Artikel 36.

Het is aan ieder verboden, langs de wegen of straten, paar- den, karbouwen, rundvee, schapen, varkens, bokken, geiten, herten zouder geleiders te laten losloopen ; boven en behalve de schade, daardoor aan anderen toegebragt, verbeuren de eige- naren, die in overtreding van dit verbod worden bevonden, voor elk paard, buffel, stier, os of koebeest eene boete van ƒ 3.— en voor ieder schaap, varken, geit, bok of hert ƒ 1.—

Artikel 37.

Het is mede verboden om zieke paarden of ander ziek vee los te laten loopen, op straffe eener boete van ten hoogste ƒ 25.—

Los rond loopende droesige paarden of aan besmettelijke huidziekien lijdende dieren worden door de politie opgevat en onverwijld gedood.

Artikel 38.

Paarden of andere beesten, van welk soort ook, mogen niet op de publieke wegen, straten ter hoofdplaats en op het Prin»

Hendriks plein grazen, kunnende echter tot grasvelden gebezigd

(10)

worden liet plein bezuiden hel Prins Hendriks pad en dat tegen over het kerkgebouw, mits tevens gezorgd worde dat de paarden teo-en het losloopen verzekerd en andere beesten onder behoorlijk geleide zijn.

Artikel 39.

.De Inlandsche bedienden welke de paarden hunner heeren aan het zeestrand laten baden, mogen op die paarden niet zitten, maar zijn gehouden, dezelve aan de hand te leiden.

Artikel 40.

Ook op de wegen buiten de stad mogen geene paarden of herten loopen om te grazen, dan alleen wanneer elk beest door

«enen geleider aan een touw wordt vastgehouden.

Karbouwen mogen op de wegen buiten de stad slechts onder behoorlijk toezigt grazen, doch varkens en ganzen nergens dan op de omsloten erven der eigenaren aangetroffen worden.

Artikel 41.

Alle zonder herder of geleider losloopende paarden, karbou- wen, rundvee, schapen, varkens, bokken, geiten, herten, reeën en ganzen, welke worden opgevat, worden gebragt naar den stal nabij 's lands gevangenhuis en door de zorg van den cipier tegen de hieronder te bepalen remunerate verzorgd en gevoed, tot dat eigenaren het opgevatte dier zullen reclameren.

Artikel 42.

Voor de voeding en verzorging van ieder paard wordt door den eigenaar betaald 25 centen daags, voor ieder karbouw of rundvee 20 centen daags voor ieder schaap, varken, bok, geit, hert, ree of gans 10 centen daags.

Artikel 43.

Wanneer na ommekomst van tien dagen, op die wijze aange- houden beesten door de eigenaren niet zijn gereclameerd, worden zij in het openbaar aan den meestbiedende verkocht, terwijl van de opbrengst zal betaald worden :

a. de boete vastgesteld op de overtreding ten deze.

I. de voeding- en verzorgings-gelden.

c. alle andere kosten en ongelden, die het gevolg waren van de aanhouding; het overschot blijft op het politie kantoor gede- poneerd, om later wanneer zich de eigenaren mogten opdoen, aan dezelven tegen voldoend bewijs van eigendom, en kwitantie te worden afgegeven.

(11)

Artikel 44,

Bij aldien zoodanigen verkoop heeft plaats gevonden en de eigenaar van het verkochte dier niet binnen den tijd van 3 jaren de opbrengst komt reclameren, vervalt dit geld aan den lande.

Artikel 45.

Niemand vermag op straten en wegen handels goederen, of andere voorwerpen te plaatsen waardoor de door- of voorbijgang welieel of gedeeltelijk belemmerd wordt.

Artikel 46.

Het is verboden kwade honden of wilde dieren te laten losloopen.

Ingeval van herhaalde overtreding zal de politie, boven de opgelegde straffe, zich van zoodanige dieren meester maken en daarmede handelen als bevonden zal worden te behooren.

Artikel 47.

Wanneer door de politie de last is uitgevaardigd om alle honden tijdelijk vast te'leggen of van muilbanden te voorzien»

verbeuren de eigenaren, die dezen last overtreden, eene boete van ten hoogste ƒ 3.— en kunnen alle losloopende of niet gemuil- bande honden door de politie worden gedood.

Artikel 48.

Al wie ingeval van nood, brand, oproer, verdrinking, roof met geweld en dergelijke noodlottige gebeurtenissen, zulks ver- mogende, weigert of nalatig blijft, in het geven van de gevraagde hulp of dienst, zal deswege strafbaar zijn.

Artikel 49.

Bij brand, amok of oproer des nachts bij donkere maan, is een ieder verpligt, om een licht voor zijne deur te plaatsen ter voor- koming van slechte praktijken en ten gerieve der politie en brandspuit gasten.

Artikel 50.

Ter voorkoming van brand, wordt gelast, dat in bamboezen gebouwen de dapoers of kombuizen op den grond worden ge- plaatst, dan wel zoodanig, dat het dak ten minste vier en het beschot ten minste twee voet ver daarvan verwijderd is.

Boven de dapoers of kombuizen mogen geene stellingen ge- plaatst worden, om daarop brandhout of iets anders te droogen.

Artikel 51.

Het is aan elk Inlander of daarmede gelijkgestelde persoon vsrboden van des avonds 7 ure tot des morgens 5 ure zich te

(12)

hegeven Langs straten of wegen, dan. wel in vaartuigen op de reede, hetzij gewapend of ongewapend, zonder voorzien te zijn Tan licht,

Artikel 52.

Bedienden welke na 10 ure des avonds, hoezeer ook van lieht voorzien, zonder schriftelijk bewijs van hunnen meester op de straten of wegen worden gevonden, worden door de politie opgevat en in de gevangenis gezet; zij worden naar bevind van zaken gestraft.

i Bij aldien een bediende zonder voorzien te zijn van een be- wijs van zijnen meester verzekert, dat hij eenen geneesheer moet gaan roepen of geneesmiddelen halen, zal men hem niet mogen aanhouden, doch geeft men een van de wachthebbende met hem mede, om zich te verzekeren of zijne opgave al dan niet leu- genachtig is.

Artikel 53.

Het is een ieder verboden op wegen en straten in eene an- dere kleeding te verschijnen dan die, welke aan den landaard en kunne, waartoe hij behoort, eigen is; maskaraden maken hier- op eene uitzondering, doch moet daartoe vooraf verlof worden gevraagd aan en gegeven worden door den Magistraat.

Artikel 54.

Het is aan een ieder verboden, zonder voorkennis van den wijkmeester of het kampongshoofd, waaronder de plaats ressor- teert en dan nog niet, anders dan op eene sclieepslengte van den wal, praauwen, sampangs lepa-lepa's of andere vaartuigen, na zeven ure des avonds achter eens anders huis, pakhuis, stelling of erf vast te leggen en aldaar te doen vernachten, ten ware de eigenaar of bewoner daartoe verlof geeft.

Artikel 55.

Het is verboden op eenig erf te vernachten zonder voorken- nis van den eigenaar of bezitter.

Artikel 56.

Het is verboden op de bruggen te draven of harder te rijden, dan in den stap, hetzij met rijtuigen dan wel te paard.

Evenzeer is het verboden op den publieken weg te rennen en met paard of rijtuig langs de wandel paden te rijden, of bij donker weder na zonsondergang en vóór zonsopgang zonder lan- taarns of obors met rijtuigen bij den weg te zijn.

I'

(13)

Artikel 57.

Indien by de indienstnsming van huisbedienden, tusschen meester en bediende de tijd van dienst niet bepaald is, zal dezelve gehouden worden Toor ée'ne maand te zijn aangegaan en zullen beiden verpligt wezen indien zij de huur wenschen te doen ein- digen elkander róo'r de helft der maand de dienst op te zeggen.

Artikel 58.

Ingeval de meester goed mögt vinden den bediende zonder geldige redenen, ter beoordeeling van den Magistraat, vóór den bij het voorgaande artikel bepaalden termijn van opzeggen uit zijne dienst te ontslaan, zal hij, behalve de volle voldoening van het loon tot het einde der maand, nog gehouden zijn tot het geven van kostgeld, althans indien de kost tot de voorwaarde van zijne dienst behoort en zal hieromtrent de meester op zijn woord geloofd worden.

Artikel 59.

Ingeval de bediende buiten den bepaalden termijn van op- zeggen en in het algemeen buiten weten van den meester zijne dienst verlaat, zal hij daardoor het reeds verdiende loon ver- beuren en naar omstandigheden gestraft worden.

Artikel 60.

Deze bepalingen zullen echter geen effect hebben wanneer een van beiden den anderen wegens mishandeling dan wel wan- gedrag, bij de politie aangeklaagd en de klagte genoegzaam be- wezen heeft.

Artikel 61.

Een ieder is verpligt, den zijne dienst verlatende, een be- hoorlijk certificaat uittereiken, waarin naar waarheid zoo wel het gedrag als de redenen, waarom zoodanig persoon zijne dienst verlaat, zullen bekend gesteld moeten zijn.

Artikel 62.

Even zoo is het aan ieder verboden, iemand in zijne dienst te nemen, die niet van zoodanig certificaat dan wel van een bewijs van het betrokken hoofd voorzien is.

Artikel 63.

Het beschadigen van plantsoen langs de publieke wegen of van de om hetzelve geplaatste paggers ia verboden, op straff«

van eene boete van ten hoogste/10,—

(14)

Artikel 64.

Degene die openbare gebouwen, hekken, palen als anderzins beschadigd, wordt gestraft met eene der straffen bedoeld bij ar- tikel 77 ; terwijl de schade door den besehadiger of ten zijnen koste hersteld wordt.

Artikel 65.

Het is verboden om in den omtrek van de kerk, of andere aan de godsdienst gewijde gebouwen, gedurende de godsdienst oefening rumoer en geraas te maken.

Artikel 66.

Het is eveneens verboden des nachts door zingen, schreeuwen of andere wijze rumoer en geraas te maken op of langs de stra- ten en wegen.

Artikel 67.

Niemand anders, dan de daartoe bevoegden, mag bij dag, of nacht eenig alarm maken met trommels, klokken, ganrangs of andere instrumenten, zoo niet daartoe periculum in mora bestaat dan wel vooraf vergunning is gevraagd en verleend geworden ter gelegenheid van feesten als anderzins.

Daarentegen zijn naastwonenden bij brand en amok verpligt, alarm seinen te geven, bij nacht vooral, aan de meest nabij zijn- de wacht en zullen de wacht hebbenden alsdan onmiddelijk op de in de wachthuizen hangende tong-tons slaan, en wel bij brand met aanhoudend snel op elkander volgende slagen, en bij amok met eenen herhaalden twee slag het woord amok nabootsende.

Op den dag als wanneer de wachthuizen niet betrokken wor- den rust deze verpligting op de zoodanigen, die het digst nabi;, de plaats van het ongeluk woonachtig zijn.

Artikel 68.

Elk erf, waarvan de woning niet vlak op den weg of straat staat, wordt langs den weg of straat van een nette afscheiding voorzien.

Die scheiding moet bestaan, wanneer het erf met een steenen woonhuis bebouwd is, met een houten of steenen hek, of wel pilaren met latwerk, verbonden, en voor alle andere erven van mindere waarde uit eene nette bamboezen pagger met houten of bamboezen stijlen, dan wel, eene levendige heg.

Artikel. 69.

De paggers worden 'geplaatst in de behoorlijke rooilijnen, eene genoegzame breedte overlatende voor den publieken weg.

(15)

Artikel 70.

Het is verboden om nabij de huizen of' op de erven, gele- gen tusschen het Prins Hendriks Pad en de Koestraat, het Prins Hendriks Plein, de burgerwacht- en de Chinesche-straten, het Kerkhofspad, de eerste Dwarsstraat, de Tuin-straat en langs het Zeestrand in Kampong Baroe nieuwe bamboezen gebouwen of opstallen te bouwen op straffen van wegruiming ten koste van den eigenaar en van eene geldboete van ƒ 25,—

Artikel 71.

De atappeu afdaken die gedurende de west mousson vóór de huizen, de vensters of deuren geplaatst worden als beschutting teo-en den insla"- der regen, worden, na ommekomst van dat j aar-getij de, afgebroken, op straffe van wegruiming ten koste van den eigenaar en van eene geldboete van ƒ 25.—

Artikel 72.

Geene brandbare stoffen mogen zonder verlof van den Ma- gistraat ten verkoop of ter bewaring opgestapeld worden, anders als op binnen plaatsen of in overdekte en omheinde gebouwen;

ook mogen geene Meeren of andere goederen op de paggers, deuren, of' poorten langs de wegen of straten ter drooging wor- den opgehangen.

Artikel 73.

Het is verboden praauwen en andere vaartuigen op andere plaatsen, dan die door den Magistraat worden aangewezen, op het strand op te halen en te laten liggen.

Artikel 74-

Wanneer eene aanzegging tot opruiming te vergeefs heeft plaats gehad worden die vaartuigen of wrakken van wege de stedelijke politie, ten koste der eigenaren, weggeruimd terwijl de vaartuigen ingeval derzelver eigenaren of onbekend of onwillig zijn om de onkosten te voldoen, daarvoor excutabel zijn en bij publieke veiling worden verkocht.

Artikel 75.

Iemands tegenwoordigheid voor de politie benoodigd zijnde, hetzij als getuige, beschuldigde (aangeklaagde) of anderzints, zal hij door den Magistraat op een enkel billet ter verschijning worden opgeroepen.

Ongewillig zijnde te verschijnen kan hij, mits van de oproeping hlijkc. veroordeeld worden tot eene boete van niet meer dan

(16)

ƒ 25. Bij herhaalde onwilligheid wordt hij veroordeeld toi eene der straffen bij art. 77 opgenoemd.

Artikel 76.

Met eene der straften hij art. 7 7 opgenoemd worden geboet : a. Alle beleedigingen door scheldwoorden, gebaren, honen- de uitdrukkingen, mondeling dan wel schriftelijk, waarbij iemand in zijn goeden naam en faam, op eene verachtende en in het oog zijner medeburgers vernederende wijze wordt aangerand.

b. Alle publieke en de goede orde en rust storende vechterijen en kijverijen, voorts alle ligte mishandelingen, als het geven van een klap, schop, slag of stoot, die geene kentee- kenen van belang achter laten.

c. het werpen van steenen of andere harde ligchamen, dan wel vuilnis tegen personen of tegen huizen, muren, of andere publieke of particuliere eigendommen of langs de straten, wegen of grachten, en in de kanalen, goten of andere afwateringen.

d. het verkoopen of ten verkoop stellen van met de gods- dienst of goede zeden strijdende geschriften of platen.

e. het verkoopen of ten verkoop stellen van vervalschte of bedorvene en voor de gezondheid schadelijke dranken of pro- vision, ter beoordeeling van den stadsgeneesheer.

ƒ. het dooden of wonden validieren of beesten aan anderen toebehoorende.

g. Alle geringe dieverijen van eetwaren of goederen, mits dezelve niet gepaard gaan met verzwarende omstandigheden en niet bij herhaling zijn gepleegd.

Ji. Voorts al diergelijke en andere met de goede zeden, orde of de rust strijdende ongeregeldheden en overtredingen welke vatbaar zijn voor eene straf van enkele politie.

Art. 77.

Alle overtredingen van deze verordeningen waarop geene bijzondere straf is gesteld, worden gestraft:

I. Voor zoo veel betreft Europeanen en daarmede gelijk gestelden met :

a. Gevangenis, den tijd van 8 dagen niet te bovengaande, of b. eene geldboete van ten hoogste ƒ 50.—

II. Voor zoo veel betreft inlanders en daarmede gelijk ge- stelden, met eene boete de som van ƒ 25.— niet te bovengaande of met eene der straften, bedoeld bij artikel 28 der bepalingen

(17)

ter regeling van eenige onderwerpen van straf wetgeving, welke eene dadelijke voorziening vereischten»

Artikel 78.

De opbrengst der geldboeten en verbeurd verklaringen komen ten voordeele van den Lande.

Zullende deze bepalingen in werking treden van en met den eersten October achttien honderd drie en zestig.

En op dat niemand, wien zulks aangaat, hier- van onwetendheid voorwende, zal deze in het officieel nieuwsblad worden geplaatst en voor zooveel noodig in de Iniandsche en Chinesche talen worden aangeplakt.

Gedaan te Makassar, den een en twintigsten Jtilij achttien honderd drie en zestig.

De Gouverneur voornoemd, W. E. KROESEN.

Ter Ordonnantie : De Secretaris, J. DE MUNCK MORTIER.

Gedrukt bij K. Sutherland, Makassar.

(18)
(19)
(20)

r

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In be­ paalde extreme gevallen kan de verantwoordelijkheid voor het bekend maken van deze feiten mede tot de taak van de accountant gaan behoren, niet zo zeer

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Aan het slot van artikel 16, onderdeel b, wordt toegevoegd “, met uitzondering van de artikelen 28a, eerste tot en met vierde lid, 28b, vijfde tot en met zevende lid, en artikel

Daar- om heeft OPTA in de voorbereiding van het openstellen van de nieuwe nummerreeks bedrijfsnummers bij de Minister van Economische Zaken aangegeven dat bij dubbele aanvragen

Zou u meer of minder contact willen hebben met de tandarts gedurende de behandeling, zodat deze richting kan geven aan de behandeling. In welke

De rijksoverheid (en dus ook het ministe- rie van Veiligheid en Justitie dat de pilot financierde) hanteert het zgn. Hierin worden uitgaven en ontvangsten toegerekend aan

Met name ten aanzien van de mantelzorgers die- nen voldoende voorzieningen (dagverzorgingscen- tra, centra voor kortverblijf en diensten voor op- pashulp) beschikbaar te zijn, die

Naar aanleiding van de brand in de Londense Grenfell Tower heb ik het College van Burgemeester en wethouders (hierna B&W) van alle gemeenten op 30 november 2018 verzocht de