• No results found

of If of

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "of If of"

Copied!
78
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op h t originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houder van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelij k aan te vragen.

This fil1n is sllpplied hy tlle KlTLV only

Oll

conditioll that neither it nor part of it i fl/riller reproduced without first ohtaining the perlnission of the KITL V which reserve the right to Inake a charge for SIlC/z reproduction. If the Inaterial fil1ned i itself in copyright, the perntission of the owners of that copyright will also he requiredfor Sl/ch reproduction.

Application for pennission to reprodllce ShOllld he

made in writing, giving details of tlle proposed

reproduction.

(2)
(3)

DOOR

PENTEKENINGEN VAN G. D. HOOGENDOORN

,. ...

<. ,

, ,. 'J

.\'

"",""""f ,.... .

HUGO KINGMANS

G. F. C.ALLENBACH N.V. - UITGEVER _ NIJKERK

VEEP"TIEN MAN

IN EEN BOOT

(4)

I. DE "VINCK" ADERT DE KAAP

\J

OU goed opletten, Jan," zegt Jeroen de Hout- man. "Als je morgenochtend aan dek komt,

" zullen we zowat aan de Kaap wezen."

Hoe weet Jeroen dat?

u ja, ze hebben het kompas. En ze kunnen de lengte en breedte bepalen, waar ze ongeveer zitten. De grote zee- vaarder Van Linschoten heeft de wetenschap ter zee heel ver vooruitgebracht. En dominee Plancius in Amsterdam wist ook verbazend veel van de zeevaart, al was-ie dominee. Hij heeft al menige kaart getekend.

Gerrit Jansz., de Schipper van de "Vinck", van deze gal joot, en de Opperstuurman Abraham Leeman, de vader van Jan, houden zich aan de officiële gegevens.

Maar wat weet J eroen de Houtman, de eenvoudige varensgezel, daar nu van?

Ziet de Houtman op het blozende gezicht van Jan Lee- man de verwondering, misschien wel het ongeloof?

,Ik zal het jou eens even vertellen, maat."

Jeroen de Houtman, een stevige bonk afkomstig uit Hoorn, de stad van den groten Coen, die de macht van de Oostindische Compagnie gevestigd heeft, zet zich in postuur. Dat is zo een gewoonte van hem. En hij zuigt smakelijk zijn toebac.

"Als je nu goed hebt uitgekeken - en dat zal wel, want je bent nogal pienter, al moet dat eigenlijk niet in je ge- zicht gezegd worden - dan heb je gister gezien, dat er v el meeuwen in de buurt van onze galjoot gekomen zijn. Dat zijn Kaapse meeuwen, maat. Vandaag zijn er nog veel meer. Heb je ze gezien?"

5

(5)

"Natuurlijk," antwoordt Jan Leeman. "Ze maken lawaai genoeg."

"Krek zo. En heb je dan ook gezien, dat er van die lange stengels in zee drijven? iet? Dacht ik wel. ou kijk d~n eens even over de verschansing. Ha! ja! Zie j~

ze? Gister waren er al heel wat. Maar vandaag zitten we er mi?denin. ~n onthoud nu vast voor het vervolg - wam Je zult hier noo wel eens meer komen, als je je vader slacht - dat dat alles betekent: we naderen de Kaap. Die vogels komen van Seigneur Riebeeck. En die stengels groeien aan de Kaap. De stormen hebben die losgeslagen. En nu kom n ze op ons af. Gesnopen? We zijn dichtbij de Kaap. Dit zijn de voorboden."

"Hoe weet je nou, dat we er morgenochtend zullen wezen?"

"Ja, lieve lijsjes, tien g kken kunnen méér vragen dan één wijze kan antwoorden. 't Is natuurlijk best moge- lijk, dat we pas morgenmiddag den Leeuwenberg en den Tafelberg zien, maar we zijn er niet ver vandaan.

Als d'r tenminste geen tegenslag komt."

Jeroen de Houtman kijkt bedenkelijk naar de lucht, die onheilspellend verduisterd is h t laatste uur. En de wind is geleid lijk ook gaan opsteken.

Opeens klinkt van de achtersteven een cherp, door- dringend fluitsignaal.

, Daar heb je het o"~smijt in de glazen al," moppert de Houtman.

Opperstuurman Le man komt aanlopen. Zijn zware laarzen dreunen over h t goed onderhouden dek van de galjoot.

"Zeilen reven!" klinkt zijn stentorstem.

6

Geen twee minuten later klauteren vier, vijf, zes varensgezellen, onder wie Jeroen de Houtman num- mer één is, in het want, om de galjoot minder zeil te geven: een voorzorgsmaatregel voor het geval de

oordwester stormkracht krijgen zou.

Zo'n vaart loopt h t venwel niet.

" .. e ontspringen d~ dans, Leeman," zegt Gerrit Jansz.

HIJ heeft een prettig, open gelaat, de Schipper van de

"Vinck", die al menig jaartje de zeeën bevaart en al heel wat avonturen heeft beleefd.

"Ik geloof het ook, Schipper. De kracht van de wind is minstens met de helft verminderd. Me dunkt w kun- nen wel zeil bijzetten." ,

"Ga je gang, man."

Een uur nadat de zeilen gereefd zijn, zitten de matrozen weer in het want: zeil bij!

De "Vinck" ruikt d Kaap. De galjoot danst en glijdt door het water.

De meeuwen krijsen. Jan Leeman nu vercyeze1d van zijn broertje Abraham, die twee j;ar jonge~is - Jan i twa~lf - yermaakt zich met het spel der grote vo- gels, die gretIg naar beneden schieten, om het voedsel uit de ooiven te pikk n, dat d beide jongens er in wer- pen. Veel i het nid. De ze lui kunnen zelf het eten te

00 d gebruiken. Maar Jan Dircksz., de kok, h eft altijd wel enig afval in de kombuis.

Als het spel de jongens verveelt, lopen zij naar achteren, waar, onder ~etho/:)e stuurdek, de verblijfplaatsen zijn van den Schlpp r en van vader, den Opperstuurman.

,Moeder, ze zeggen, dat we mor en aan de Kaap zijn,"

ertelt Jan.

7

(6)

"Morgen of overmorgen, zegt vader," antwoordt moe- der Marijke Leeman, die met enig verstelwerk bezig is.

In de hoek van de kleine scheepshut speelt de zeven- jarige Lijntje met een houten pop. Die heeft Jeroen de Houtman voor haar gemaakt. De drie kinderen zijn na- tuurlijk vaak aan dek. Ze kennen alle opvarenden van de galjoot. Maar Jeroen de Houtman is de uitver- korene.

"Ik zal blij zijn, land onder de voeten te hebben, Jan.

We moeten nodig vers vleesch en groente en water heb- ben. 't Is gelukkig, dat de Kaap er is."

Dat is een weinig wonderlijk gezegd. Want de Kaap is er altijd geweest. Maar Jan weet er alles al van. Een jaar of zes geleden is Kommandeur Van Riebeeck, op last van de Heren Zeventien, naar de Kaap gevaren, om daar een soort kolonie te stichten. Vroeger waren er geen Hollanders. Alleen Hottentotten. Maar als je er nu aankomt, dan vind je forten met de Hollandse vlag. Die forten worden bewoond door Hollanders. En er is een kantoor van de Compagnie. Eigenlijk ben je dan net

"thuis". Dat heeft vader hun allemaal verteld.

Er is nog een voordeel aan de Kaap. De zieke mensen - en er zijn op de schepen altijd veel zieken, de meeste lijden aan scheurbuik; nu op de ),Vinck" zijn er ook enkele - worden aan land gebracht. En dan knappen zij, omdat het klimaat r heerlijk is en zij vers water en verse groenten ontvangen binnen enkele dagen v:m hun ziekte op.

Van de Leemans is op de lange reis van Texel naar hier niemand ziek geworden.

Natuurlijk hebben moeder Leeman en de drie kinderen 8

last van de zeeziekte gehad, vooral toen het ná de Golf van Biscaje zó ontzettend stormde, dat de zes schepen, die te zamen de reis hebben aanvaard, uit elkaar ge- slagen zijn, maar de ziekte, waaraan een groot deel der schepelingen steeds lijdt, dáárvoor zijn ze gespaard ge- bleven. Tot nu! Want wie weet, wat nog komen kan!

Als de "Vinck" enige dagen aan de Kaap is geweest, gaat de reis verder. Om de Zuid heen naar de Indiën.

Niet alle schepen gaan via het Zuidland, maar Gerrit Jansz., de Schipper van deze galjoot, heeft daar voor- liefde voor. Zeker, omdat hij met Abel Tasman op zoek geweest is naar het onbekende Zuidland. 1) Dat wordt nog een lange reisnade Kaap!

Het kan Jan en Abraham niet veel schelen. Ze ver- maken zich best aan boord. Maar moeder en Lijntje zullen blij zijn, als ze eenmaal in de stad van Coen, in Batavia, zitten.

Moeder Leeman heeft lang geaarzeld, alvorens in te gaan op het verzoek van haar man, om in de Indiën te gaan wonen.

Zij is anders de eerste niet. Sinds Coen is opgetreden hebben er in de loop der jaren reeds verschillende Koop- lieden, Schippers Stuurlui en ook eenvoudige chepe- lingen en soldaten van de Oostindische Compagnie hun gezinnen naar Batavia en andere plaatsen gebracht.

Dikwijls blijven de lui - met Leeman is dat zeker het geval - langer in de Indiën dan in het Moederland en daarom wilde ook "Opper" Leeman zijn vrouwen kin- deren graag in Batavia hebben, waar nu al zoveel Hol- landers wonen.

1)Australië.

9

(7)

Moeder Marijke heeft tegengesputterd. Niet alleen, omdat zij liever in Holland woont dan in het warme Indië, maar ook, omdat haar oude moeder nog leefde.

Die is echter een half jaar geleden gestorven. En toen heeft Marijke Leeman toegeoeven.

Zo is het ebeurd, dat het gezin Leeman zich he ft in- gescheept op de ,Vinck".

Opperstuurman Leeman heeft al verschillende jaren gevaren en flinke vorderinaen gemaakt. Het duurt geen jaren me r, of hij wordt Schipper van een Com- pagniesvaartuig. Onder de schepelingen is hij zeer ge- zien om zijn humaan optreden. Dat wil niet zeggen, dat hij vergrijpen tegen de tucht door de vingers ziet, ho even! Hij kan zeer streng optreden. Wat ook wel nodig is: Want onder de leden der bemanning zitten rare snUIters.

De reis van de , Vinck" is niet heel voorspoedig ge- weest. Weliswaar zijn er weinig zieken op deze tocht en dat is een gelukkig verschijnsel (want het gebeurt soms, dat de helft der b manning is aang tast en ook, dat ve- len terven) doch st rke teoenwind en stormen hebben vlug varen belet.

n dan st mt het feit, dat het vlootje van zes galjoten en fluiten uit elkaar geslagen is, ook niet prettig. Ge- lukkia waren z toen de m est gevaarlijke zone voor- bij:

v~n

Duinkerkcr kap rs hadd n zij toen niet meer te vrezen en 0 k ni t van oord- frikaanse ze - schuimers. Do h het i nict aangenaam moederziel al- leen te moeten var n. Bovendien weten zij an de an- d re vijf chepen nict af. Zijn die al :lan de Kaap? Of komen di achterop? Of .... zijn ze vergaan? Open

10

vraaen. Een antwoord is er niet op te geven.

Ma~ijke

Leeman is ook hierom zo blij dat de Kaap na- dert: misschien vinden ze er van de vijf andere schepen, om de tocht verder mee te maken; miss hien is er een ander schip, dat op weg is naar de Indiën. Wa~t de Compagnie he ft t ~~nwoordig zove~l schepen 111.~e aart. Bij tientallen Zijn ze onderweg, of naar de In.dlen Of naar het Moederland. Soms, heeft Leeman zitten vertellen, ligt r een loot van twintig, dertig gal- joenen, galjoten, fluiten in de baai van de Kaap. Dan is het daar een drukte van belang.

De duisternis gaat nu snel vallen. Op het stuurdek wordt een lantaarn geplaatst. Het is het enige licht. Tot tien uur heeft de ,tweede waak" dienst. Dan wordt er op de gong

geslag~n,

ten teken, dat de Jflossing komen moet. Opperstuurman Leeman heeft dan den roer- aanaer b velen te geven. Mèt den uitkijk dient hij goed

~p ~

letten: de Kaap is nabij!

,Vooruit, jongens, naar kooi," com~andeert:rader..

Jan zeurt nog wat: het is zo warm 111 de kool. D~t IS

wáár. Je voelt je wat lam op deze hoo t .va~ Afnk~:

Aan de bemannin i h t ook te merken. Die lIgt, als ZIJ niets te doen h ft, lui op het scheepsdek, onder en ae- pannen zeil. Ze i som te lui, om t ten. Ze zou all en illen drinken, drinken, altijd drinken. Er wordt dan ook gevlast op een "cxtra oorlam". De S hipper i ~~ar­

mee cvenw I ni t scheutilT. Mct Leeman behoort hiJ tot de weinige zeelui, die h t v Icdrinken an alcohol ver- afschuwen.

Hoor' s over een uur is h t in de kooi nàg warm,"

~aakt

vader een eind aan het door Jan gezonaen liedje

I I

(8)

van verlangen. "En de hele nacht. Vooruit, naar bed!

Lijn ligt al een uur te slapen:'

"Die is zeven jaar. En ik ben al twaalf," mort Jan.

,Heb je mij verstaan, Jan?"

Ho even: de toon, waarop vader nu spreekt, laat aan duidelijkheid niets te wensen over ....

"Ja, vader," zegt Jan timide.

De beide jongens knielen neer en spreken, eerbiedig, het formuliergebed uit.

Ze buitelen vervolgens in de kooi, waar moeder iets later kijken komt.

Dan - liggen beiden al in Morpheus' armen.

"Ik snap niet, Bram, dat die jongens zo gauw onder zeil zijn en de hele nacht slapen. Ik lig halve nachten wakker. Mij te warm. En dan dat slingerende schip.

'k Word er nooit aan gewend."

"De jeugd, Marijke, de jeugd. Gelukkig voor je, dat we morgen aan de Kaap zijn. Vrouwe Van Riebeeck is goedhartig. Ik zal haar vragen, of je er een paar dagen kunt IOl7eren. Dan slaap je lekker aan de wal en kunt krachten verzamelen oor de verdere reis. We zijn er nog niet."

"Maar we komen er w I als 't God belieft," merkt Marijke Leeman op.

Nu zij eenmaal beslot n heeft, in Batavia te gaan wo- nen, lamenteert zij ni t meer.

Lamenteert een go ie Hollandse zeemansvrouw w I echt?

12

Il. DE OPDRACHT VAN DE KOMMANDEUR

O

ver het water davert een kanonschot.

En tien tellen later volgt het antwoord.

Het eerste schot is van de "Vinck". Op last van den Opperstuurman heeft de konstabel het kanon op de voorplecht geladen en afgevuurd.

Het antwoord komt van een van de forten aan de Kaap.

Jan en Abraham schrikken wakker. Ze liggen te schud- den in hun kooi. Weten eerst niet, wat er aan de hand

IS.

Maar dan klinkt het doffe geluid uit de verte.

"Jo, we zijn aan de Kaap," zegt Jan, met een zeker- heid, alsof hij h t geval al vele malen heeft mee- gemaakt.

En dan zijn ze in enen klaar wakker! Ze schieten haas- tig in de weinige kleren, die zij hebben aan te trekken en staan weldra aan dek, waar de schepelingen samen- drommen.

Vader heeft nu geen tijd, verklaringen te geven. Jeroen de Houtman ontfermt zich over de jongens, die nieuws- gierig over de verschansing staren naar de grauwe verte, waaruit iets wazigs opstijgt.

Een scherp bevel: er wordt zeil geminderd. Toch heeft de "Vinck" nog een aardig vaartje.

He· land nadert meer en meer. .

Er valt het een en ander te onderscheiden.

"Kijk, Jan, links, dat is de Tafelberg," onderricht Jeroen de Houtman. "Je kunt wel zien, waarom ze dien Tafelberg hebben genoemd."

13

(9)

Ja, dat is duidelijk: er zijn wel geen poten, maar de vorm is zó, dat het bovenstuk op een tafel gelijkt.

"En daar rechts, ja, dáár," wijst Jeroen, "dat is de Leeuwenberg. Met een beetje go de wil kun je zeggen, dat die uit de vert op een leeuw gelijkt."

Daarop kan Jan niets zeggen, want de koning der die- ren heeft hij nog nooit in levenden lijve gezien.

En och, verder is er al niet veel te zien. Ze zijn nog te ver van de wal. H el flauw zijn gebouwen te onder- scheiden. Jeroen spreekt van het fort Hollant en van

h~t fort De Goede Hope, maar Jan kan ze niet goed ZIen.

Dus bepalen de jongens er zich toe, op te letten wat er aan dek geschiedt.

En dan is het moment aanaebroken, dat de galjoot niet verder gaat. Aan de wal is nu veel meer te onder- sch iden.

"Boot strijken!"

Dat is en b vel van den S hipper. Bijna t gelijkcrtijd commandeert de "Opper" dat de ankers moeten val- len. Ze ratelen, de li ren. De ankers "pakken" indelijk.

De "Vinck" ligt til. a een vaart van bijna vier maanden.

Geen kwarti r lat r ordt met krachtige riemslaben de boot naar de Kaap eroeid. De Schipper zit er in. Met en doos papieren. n h t Scheep journaal zeker. Acht mannen roeien. Recht op de wal aan.

Hoe graag zijn de jongens meegegaan! Maar vader blijft aan boord, als de Schipper weg is. Hij is de plaats- vervanger. Aan den Schipper, die blijkbaar haast heeft, h bben Jan en Bram niets durven vragen.

(10)

"De Schipper blijft niet lang weg," troost vader. "Dan ga ik naar de wal cn mogen jullie mee."

't Is maar wat je "lang wegblijven" noemt! Meer dan een uur verstrijkt. Komt de Schipper nog terug of be- valt het hem daarginds zo goed, dat hij aan de hele

"Vinek" niet denkt? Snapt-ie dan niet, dat hier een paar jongens nakken, om de Kaap eens te bekijken?

Eindelijk dan toch zien ze in de verte iets over h t wa- ter scheren. Het wordt al duidelijker.

"De boot komt terug," concludeert Jero n.

Iets later klauteren de Schipper en nog iemand, een on- bekende, tegen de ver chansing op en zetten voet aan dek.

"Zou dat Sinjeur Van Riebeeck zijn?" vraagt Bram.

"Ben je dwaas, jongen!" schaterlacht Jeroen de Hout- man, die de vraag heeft gehoord. "Dat is een penne- likker van h t kantoor aan de Kaap."

De Houtman zegt het met minachting in zijn stern.

Voor hèm is er slechts één soort mensen: zeelui.

De "pennelikker" groet vriendelijk en kijkt met on- ver~olen belangstelling naar de beide jongens. De Schipper geeft een erklaring: jonoens van den Op- per", die zijn gezin naar Batavia brengt. "

Dan verdwijnen zij in de kajuit van S hipper Gerrit Jansz., waar, Opper" Leeman iets later ook heenaaat.

Maar geen tien minuten daarna: b

"Jongens, maakt je JrJaar. We gaan naar de wal!"

Jan en Abraham vliegen weg, om het b vel te gehoor- z~men. Ze klauteren dan over de verschansing in de wIegelende boot en zitten naast den "penne1ikker", die 16

mee teruggaat en een praatje met hen begint. Hij heet Jeroen ]ansz.

Als de boot meert, verlaten de mannen het scheepje en gaan aan wal. Jeroen de Houtman is er nu bij.

"Hij heet ook Jeroen," vertelt Jan trots. "Jeroen de Houtman."

,Familie van den groten de Houtman?" informeert de pennelikker".

De grote de Houtman - dat is de man, die de zeeweg naar Indië, om de Zuid, heeft gevonden.

"Hij was mijn grootvader," meesmuilt Jeroen.

De ander heeft her'1 onmiddellijk d6ór.

"Zie, dat je hem evenaart," zegt hij droog.

,Opper" Leeman schaterlacht om die zet. En Jeroen de Houtman, die voor een "pennelikker" niets dan min- achting over heeft, kijkt sip.

og enk Ie malen gaat de boot heen en weer. De wei- nige zieken worden aan wal gebracht. De chirurgijn st lt een onderzoek in. Ze zullen gauw beter zijn. Hun geval i niet rg.

"Pra htig," zegt de "Opper". "Kunnen we gauw weg.

De Schipper heeft haast."

Jan en Abraham zijn intussen m t Jeroen Jansz. mee- gegaan. Op het kantoor ontmoeten ze Boekhouder Ver- bur h. Die man he ft he 1wat in te brengen. Hij is d rechterhand van Kommandeur Van Rieb e k.

Is die opeen binnenkomt, kruipt vooral Bram in zijn chulp. Hoe h ft hij daareven kunnen denken, dat de ,pennclikker" de Kommandeur was! Dit i een hele sinjeur! Zwierig gekle d. n hij kijkt heel streng.

Maar - hij is niet zo treng, als hij lijkt. Want als hij 17

(11)

de jongens ziet, glimlacht hij en maakt een praatje met hen. Jan is vrijmoedig genoeg, om hem te woord te staan.

"Jeroen, laat de jongens het een en ander van de kolonie zien," zegt de Kommandeur tot Jeroen Jansz.

Dan lopen ze door en langs de forten, onderwijl Jeroen veel vertelt over het leven aan de Kaap.

Terwijl de jongens rondlopen en zich vel laten ver- tellen door den "pennelikker" die machtig veel schik in het tweetal heeft, zitten Schipper en Opperstuurman in het kantoor aan de Kaap te praten met Gouverneur Van Riebeeck, die beide zeelui heel goed kent. Daarom heeft het Leeman ook heel weinig moeite gekost, ge- daan te krijgen, dat moeder Marijke en Lijntje enige dagen mogen logeren in het gezin van Sinjeur Van Rie- beeck. De "Opper" zal hen straks gaan halen.

Het onderwerp van het gesprek der mannen is zeer ernstig.

"Je gaat zeker om het Zuidland?" vraagt de Gouver- neur. En op h t toestemmend knikken van Schipper Jansz. vervolgt hij: "Dat dacht ik wel, het is zo je ge- woonte. Als je het deze keer niet zoudt doen, zou ik het gelasten."

Dat is heel vreemd. Want de Gouverneur van de Kaap heft met de vaarroute van de schepen naar en van Indië niets te maken.

De verklaring komt onmiddellijk.

Ze kennen nanlUrlijk de ,Vergulde Draeek"? Vanzelf, wie zou die niet kennen? Eén van de grootst en mooi- ste jachten van de Compagnie!

"Nu," vertelt de Gouverneur, ,die is in Octob r )55 18

onder bevel van Pieter Albertsz. van Texel vertrokken.

Begin Maart heeft het jacht aan de Kaap gelegen. Er waren tweehonderd koppen aan boord. Ook verschil- lende vrouwen. En acht kisten met geld, ter waarde van bijna tachtig duizend tJulden. u, dat schip is op de kust van Zuidland, anderhalve mijl van de kust, op dertig graden zuiderbreedte - de Gouverneur kent ~e

getallen blijkbaar uit het hoofd --: met man en mu~

vergaan, tenminste. . .. de zaak ZIt zo, naar hem UIt B:uavia is bericht, dat de ,Vergulde Draeck" op een rif stootte. De schok was z6 hevig, dat het jacht door midden brak. Vijf en zeventig mensen, onder wie een paar vrouwen, hebben de ku~t weten te bereiken. De rest is verdronken."

Dat is de sombere mededeling van Gouverneur Van Riebeeck, die nog iets meer vertelt.

Bij de geredden was de Schipper, Pieter Albertsz., die de aangespo lde balken, planken en verder houtgerei in een kring z tt n liet. De Schipper en de Opper moe- ten zich dit goed in het oor prenten. En toen he ft Albertsz. daarbinnen een soort kamp ingericht. Met de boot, die een mast en een klein zeiltje voerde, is de Onderstuurman met zes man naar Java aevaren en een maand later te Batavia aangekomen. Hij deed het ver- haal van de ramp, zodat die in Batavia precies bekend is. En darvan weet Gouverneur Van Riebeeck ook alles.

Uit Indië zijn direct twee fluiten onder z il gegaat,l.

Met zwarte duikers aan boord. Stormen hebben die schepen uit elkaar gejaagd. Het blééf stormen. Eén van de fluiten is onverrichterzake naar Batavia t rugge- 19

(12)

keerd. De andere heeft de plek van de stranding be- reikt, maar ~eenoverlevenden gevonden, alleen bewijs- stukken. Bovendien verloren zij nog mannen. Drie op- varenden ~ingenaan wal voor een onderzoekingstocht, maar zij keerden niet terug. a een paar daaen zijn acht lui de vermisten gaan zoeken. Die acht kwamen ook niet terug. Toen is de Schipper met een boot naar de wal ~egaan. Hij vond de boot van de acht tuk- geslagen, maar geen mensen. Verdronken? Gedood door de inboorling n? God alleen we t het. Met elf man is d fluit naar Batavia teruagekeerd.

Dat is het obere, sombere verhaal van Sinjeur Van Riebeeck.

Hij deelt dan mede dat hij opdracht uit Batavia ont- vangen heeft, om alle schepen, zoveel mogelijk t n- millste, om het Zuidland te doen varen en daar uit te kijken naar overblijfselen van de , Vergulde Draeck".

Weliswaar is de ramp een jaar geleden voorgevallen, maar je kunt nooit weten. Dus krij t d Schipper, die h t Zuidland zo goed k nt - heeft hij h t niet med helpen ontdekken op zijn reizen met bel Tasman? - opdracht, om opzettelijk de plaat te gaan opzoeken, waar de "VerC7ulde Draeck" chipbr uk heeft geleden en daar een onderzoek in te tellen.! 1i schien I .. en er nog van de toen geredden. H t mo t toch mOCTclijk zijn, nog iets te vind n van de ladina , in elk geval van de kisten met aeld.

Schipp r G rrit Jansz. tr kt een bedenkelijk bezicht.

Het is duidelijk, dat hij weinig trek heft, de opdracht te vervullen. Dat houdt hem maar op en hij wil zo spoe- dig moa lijk in Batavia zijn. En als die s hipbreuk nu

20

enkele weken of maanden geleden voorgevallen was!

Maar ruim een jaar. . . . het is toch wel zeker, dat er niets meer te vinden zal zijn?

Evenwel - trek of aéén trek: de Kommandeur be- veelt en de Schipper als de mindere, heeft te gehoor- zamen.

Hij vraagt nog enk Ie bizonderheden; t kent precies aan, op welke hoogte de ramp heeft plaats..ge:ronden en zegt, de!.t hij zijn best zal doen, zo mogelIjk let ge- waar te worden.

De opdracht van den ~ommande~.r i oorzaak, dat Schipper Jansz. nog meer haast knJgt. Reeds d~ vol- gende dag informeert hij naar de toestand der zieken, om te vernemen, dat die niets te wensen overlaat. Over een paar dagen kunnen ze w I weer naar boord.

En zo ~ebeurthet, dat Marijke Leeman niet zo lang de gast isovan V rouwe Van Riebeeck, al zij

geda~~t

en

gewild heft. Want het bevalt haar best dat ZIJ aan wal is en dan nog wel in dit gastvrije hui.

Schipper Jansz. heeft haast. ~j wil naar Ba~avia.En als hij nu op de ku t van h t ZUldland, op del tw graden zuiderbreedte, noo een paar dagen op~ehouden word~

- je moet toch een ~ootnaar ?e wal zend~n en ~e lUl moeten allicht het btnnenland m - dan dl nt hl) met spoed van de Kaap te vertrekken.

Dus kiest de "Vinck" weer het ruime sop.

Op het Zuidland aan.

21

(13)

I,

'"

I:

I:,

L

lIl. MISLUKKI G E AA KOMST

O

f het even menens is!

Het is onO'ehoord en ongezien, zo gehaast als de leden der bemanning zijn. De bevelen rollen Schipper en "Opp r" uit de mond. "Çn zonder aarzelen, vlug en handig worden die opgevolgd.

De "Vinck" gaat dansen!

Als katten klimmen de lui in de masten, zodat het schip weldra geen enk 1z il meer heeft. Alles, wat los is, wordt met stevige kabels vastO'ebonden. En de ind gaat gieren, huilen ....

Jan en Bram zijn door vader naar de kajuit gezonden met bevel, er niet uit te komen. Ze hebben begrepen, dat er storm op til is. En van vader hebben ze vernomen, dat het in dez contreien vreselijk waaien kan. Ze zijn in de buurt van de plaats, waar de "Gulden Draeck"

vergaan is, vader heeft er hun van verteld, maar als het zo stormt zal r van een onderzoek wel niets komen.

"God beware ons, het wordt noodweer, we gaan dan- sen," heeft Jan Jeroen de Houtman nog hor n zeggen.

Maar daarna zijn ze in de kajuit geduwd, waar moeder bezig is, alles op truimen Wlt op de harde, eiken- houten tafel staat. Bevel van vader. Moeder i bleek.

En Lijntje zit zacht te huilen.

Al Jan Jeroen de Houtman napraat en zegt: ,We gaan dansen, moeder," krijgt hij een stevige vermaning, om niet zo lichtzinni te kletsen. Het wordt vreselijk, heeft vader gezead. Even komen de jongens er van on-

22

der de indruk, maar dan gaat het vooral Jan gloeiend vervelen in de benauwde ruimte.

J e ziet hier niets. Aan dek is het vast de moeite

"

waard," moppert hij.

Op hetzelfde oaenblik wordt Bram tegen de scheeps- wand

gesmeten~

De galjoot tolt. Hij wrijft zich het pijnlijke hoofd.

Zó word-je aan dek ook heen en weer gesmeten"

~erkt

moeder op. ,Je komt in zee terecht en je bent reddeloos verloren."

Ze huivert als zij denkt aan vader en de mannen, die zullen

mo~ten

worstelen tegen de orkaan, misschien wel dagen en nachten: . . . ., . Het is goed, dat zij mets ZIet, al IS het verblijf 111 deze kajuit ook niet alles.

Want de wind is geen wind meer. Niet eens meer een storm. Hij is een orkaan geworden.

En lanO's het inktzwarte firmament, waar de wolken jagen, jágen in rusteloze, ijlende vaart, flikkert de bliksem.

Zware donderslag n roU n door de lucht, schier zonder tussenpozen.

De galjoot is overgeleverd aan het grillige spel der woeste aolven, die torenhoog zich verheffen.

De roe;gangers, stevig vastgebonden,

~ouden.

kramp-

a hti<7 het roer vast. Ze voelen hun spleren met meer.

En z;zijn kletsnat. Want elkogenblik stroomt het wa- t r over hun hoofden, zodat zij niet zichtbaar meer

ZIJn. . . . .

Aan het want, bij de verschansing; aan de voorUit- stekende delen van kajuiten en voor- en achterdek 23

(14)

klemmen de schepelingen zich vast, onmachtig, iets te doen ....

Alles aan de galjoot kráákt ....

Het is, alsof elk moment het schip uit elkaar geslagen zal worden.

En dan. . . . dan zijn ze verloren.

Dan kunnen zij hun ziel aan God bevelen. Ze zullen Indië niet weerzien. Ze zullen de kusten, de duinen van Holland niet weer zien aanlichten ....

"Barmhartige Heere en God, wees ons genadig."

Dat bidt moeder Marijke.

De avond is nu gevallen. Geen streep licht van buiten dringt door. Of het moest zijn het helle licht van de bliksem, dat heel even flikkert, om dan te verdwijnen en gevolgd te worden door ratelende donderslagen.

Met hun drieën zitten Jan en Bram en Lijntje op de grond, in een hoek van de kajuit. Moeder heeft het b~­

volen. De beste manier, om niet heen en weer gegooid te worden. u nog rollen ze trouwens zo nu en dan naar de andere kant.

En moeder ouwt de handen ....

Wat kan zij anders en b ter doen dan bidden?

Daarboven vechten de mannen, alli ht met een geb d in het hart, tegen de natuur, die losgebroken is. H t lijkt wel een tyfoon.

Hoor dat kraken eens!

Zal r nO<7 iets van de , Vinck" overblijven?

Zullen zij allen erzwolaen worden door deze woeste zee?

,He re, wees barmhartig en genadig .... "

Een donderslag, waarbij kanon<7ebulder niets is ....

24

(15)

"Moeder!"

Angstgeschrei van Lijntje.

Want het scheepje maakt schier een buiteling. Het meisje ziet moeder aan de tafel krampachtig zich vast- houdend maar die tafel. . .. staat omhoog!

"Stil maar, kindje, de Heere i ons nabij."

Met schorre st m staan Schipper en "Opper" bevelen te geven aan de ro rO'angers, die zwoegen. Allen zijn door- nat van het zilte zeewater en van hun eigen .... an st- zw et.

"Stuurboord! Stuurboord!" brult de Schipper.

• atuurlijk: stuurboord. Want er is niets te zien. De mogelijkheid bestaat, dat zij land naderen. En dan ....

dan stoten zij op de riffen van de Zuidlandkust en dan overkomt hun, wat ,De Vergulde Draeck" een jaar ge- leden is overkomen! "De Vergulde Draeck", naar wier overblijfselen zij een onderzoek in te stellen hebben!

Dan kunnen anderen O'aan zoeken naar de "Vinck" . Vanzelf: stuurboord! Uit de kust blijven. Maar . als het roer nu niet luisteren wil!

"Stuurboord! Stuurboord!"

De roerganO'ers sturen goed. Maar de ,Vinck" schater- lacht en gaat naar bakboord!

Schipper Gen'it ]ansz. en Opperstuurman Abraham Le man zien, voorzover het mogelijk is, elkaar aan. Ze zeggen geen woord. Maar beiden denken h tz lfde: als zij land naderen, is hun schip reddeloos verloren ....

Er i een kokende zee ....

Er is een inktzwart zwerk, dat zo nu en dan - het on- weer neemt toch af - h 1 verlicht wordt door een bliksemstraal die een donderslaO' aankondigt.

26

En er is een notedopje, dat de , Vinek" heet.

God zij het genadig!

Want demenseh kan niets.

De vloekers op de O'aljoot - zezijn er - sidderen.

De onverschilligen - ze zijner - beven.

De Schipper en de Opperstuurman..- ,:~ome ma~?en

- bidden in hun harten. En tegelIjkertIjd doen ZIJ al het mogelijke.

In de kajuit is een vreemd gezicht.

D nacht heeft intrede O'edaan. Ondanks de storm tol- len Jan en Bram en Lijntje om van de slaap.

En - zij slapen,al worden ze elk half uur wakker van de geweldige slingeringen der galjoot.

Ze liggen nu eens naast elkaar, dan weer over elkaa~:

Soms ligt Jan rechts van Bra.m, ~aa.r dan w,:er rolt ~lJ over zijn broertje heen en hUllt LIJntJe, dat hl' haar pijn doet.

En moeder Marijke denkt: "Wat ben ik begonnen, met naar Indië te gaan; we komen er niet."

Maar dan hoopt zij op dezeema~skunst v,an haar man en van den vriendelijken harteltJken SchIpper.

Bovenal klemt zij zich vast aan den Heere, ha r God.

In de kajuit van de "Vinck ' bidt een vrouw ....

En haar drie kinder n liggen op de vloer, gekleed en wel.

Zij slap n en zij slapen niet...

TraaO' kruipt de nacht voorbIJ.

De

st~rm

v rmindert ni t.

H t heftig gek raak houdt aan.

En toch wordt de morgen met stil gejuich begroet. Het 27

(16)

is, of de ang t wat minder wordt, als de eerste strepen van de dageraad doorbreken.

Er klinkt gestommel. De deur gaat open. Een wind- vlaag jaagt naar binnen. Abraham Leemans forse ge- stalte staat daar. Het water druipt uit zijn kleren. De vermoeidheid is van zijn gezicht te lezen.

,Hoe is het hier?" fluistert hij.

Zijn bI' de hand ligt op de schouder, de vrij tengere schouder, van zijn vrouw. En hij kijkt naar zijn kinderen.

"Het gaat wel. Hoe is het aan dek?"

, De storm is el iets g minderd. We houden h t, dunkt me. Maar t was een oortje op zijn kant, Marijke."

, God zij gedankt, Bram," merkt moeder Marijke op.

, Ja," antwoordt hij van ~anscber harte.

Meteen kijkt hij op: in de ho k komt beweging. Jan ontwaakt en ziet verwonderd om zich heen. Maar dan - herinnert hij zich! Fluks sprinO't hij op om onmid- dellijk w I' tegen de grond ~eslagen te w;rden, omdat de ,Vinck" st igert. Zelfs vader heeft ma ite, op de been te blijven. Hij lacht e en luid, als hij zi t, welke capriolen Jan maakt. Van di lach worden ook Bram en Lijntje wakker.

,,1 de storm no~ ni t over?" klaagt Lijn, al zij b - speurt, dat de galjoot hevig stoot.

" een, meid,no~ niet· maar die wordt tO h al minder, hoor. Ik denk, dat Vie h t r ste ~ had h bbcn."

,Mooen we aan dek ader? ' Jan natuurlijk!

,Laat je daar voorlopiO' no~ ni t zien, want het is er nog lan niet plui . Ik h b, ik-weet-niet-hoe-Iang nodig 28

gehad, om hier t komen. Behoorlijk lopen kun je niet aan dek."

ader blijft n?g. wat praten. Het is net, of h t nu niet meer zo angstIg IS.

"We hebben steeds open z gehad. Dat is ons o-eluk gew st, waarvoor we God mogen danken. I we op de kust geslagen war n dan waren we verloren ge- weest. Ik denk toch, dat we vandaao de kust zullen zien. We naderen het punt, dat hebben de Schipper en ik, zo goed en kwaad het ging, berekend, waar verleden jaar "De Veroulde Draeek" is vergaan. an en onder- zoek instellen zal wel niets kunnen komen. Dat wordt een mislukkinO'."

Zo blijkt het in het verloop van de dag. De kracht an de wind neemt meer en meer af. Maar de zee blijft on- stuimig. Als dc jonoens tegen de middaO' hun neu eens buiten de deur van de kajuit mogen steken, b scHen zij pas goed hoe het cspookt moet hebben. Want hoewel het volgens Jeroen d Houtman nu niet m 'cr stormt, kunnen zij nauw lijks op d been blijven! . n de zee kookt nog steeds.

Schipper Jansz. en vader mak n uit, dat h t eenvoudig onmogelijk is, aan d opdracht van Kommandeur Van Riebeeck toldoen. Ze kunnen nu duidelijk de riffen op de ku t zien. H t schuim :m de branding spat meters hoog op. Ank ren i uitgesloten. n nog veel minder is h t moCtelijk, een boot uit te zenden. Het zou betekenen: d mannen een z kere dood injagen ....

Ze moeten zelfs oppassen met de galjoot uit de bran- ding te blijven! Dus wordt alle man in touw geroepen, 29

(17)

om dàt te voorkomen. En na uren zwoegens wordt weer volle zee bereikt.

"En nu gaat h t rechtstreeks op Java aan," zegt vader mont;r., og een dagje en deze gevaarlijke zone zijn we doór."

Inderdaad, als weer een nacht voorbijgegaan is - heel wat rustiger dan de vorige, al blijft de zee woelig - komt de , Vinck" in kalmer water.

En na nog enk Ie weken varen duikt de zuidkust van Java op met haar steile bergwand n, die niet te be- naderen zijn. Maar dat moet ook niet. Het einddoel der reis is Batavia. Zij moeten àe punt omzeilen, om de noordkust te bereiken.

Het is nog warmer dan enkele weken geleden. De man- nen dragen haast geen lIeren meer. Ze worden lui. On- verschillig ook. Het gevaar, waarin zij verkeerd heb- ben, zijn ze allang vergeten.

Moeder Marijke is hetnietvergeten. Zij loost een diepe zucht van verlichting, als vader op een avond vertelt, dat de volgende morgen, indien er oeen tegenwind komt opzetten, Batavia bereikt zal worden.

Er komt o-een tegenwind. De zwaar o-ehavende "Vinck"

- wel heeft d timmerman in de weken ná de storm veel opg kalefaterd, maar het i nog duidelijk te zien, dat de galjoot het hard te verantwoorden he ft gehad - z ilt statio de ha en binnen, waar h t krio lt van galjoten, fluiten, fregatten, jachten - alle eigendom van de schatrijke Oostindische Compagnie.

De jongens kijken hun ogen uit. Ze h bben zich B tavia heel anders voorgesteld. Maar vader heeft gelijk: het is voor een ooed deel een Hollandse stad geworden, na- 30

dat Gouverneur-Generaal Jan Pietersz. eoen het Hol- landse gezag er voorgoed heeft gevestigd.

En ze horen Hollands preken. Het lijkt net een haven in de Republiek. Alleen - ja, hoor: daar zijn Javanen!

Klein van stuk en geelachtig van kleur. Die horen ze ook praten, al zij voet aan wal zetten.

En die spr ken een koeterwaals, waar ze nu letterlijk niets van begrijpen!

Jan en Bram lachen zich bijna een halve stuip, als zij de grimassen zien, waarmede die lui hun woorden ver- gezeld doen gaan.

Sierlijk geklede kooplui en heren van de Compagnie lopen langs de haven en bezo ken de schepen. Zij spre- ken met de Maleiers, alsof zij in Holland zijn.

,Ik ga die taal ook leren," zegt Bram met volle over- tuiging.

Jan lacht er wat om.

Ze blijven nog een paar daaen op de "Vinck". Maar dan nemen zij afscheid van den vriendelijken Schipper.

Want vader heeft een woning gevonden.

Van dat ogenblik af zijn de Leemans inwoners van Batavia, de hoofdstad van het "Holland over zee".

31

(18)

IV. ALWEER "DE VERGULDE DRAECK".

A

cht maanden later.

Opperstuurman braham Leeman is enkele we- ken ocleden teru o-ekeerd van een reis naar de Kaap. iet~verder da;~de Ka3.p, Hij wacht nu op nieuwe orders.

D Leemans zijn ina-cburo-erd in Batavia. Het is er een heel ander leven d~n in Holland maar het is er best uit te houden. En, eerlijk gezegd: moeder Marijke heeft er geen pijt van, haar man te heb~~n gevol~.d. . Jan is nu al ruim dertien jaar. Hij heeft ZIJn zm ge- kregen. Dat was ook niet anders te verwachten: vader is immers zeeman, al van jongsaf? Du mag Jan ook varen. Als scheepsjono-en is hij reeds enkele malen naar de Molukken geweest~waar specerijen worden gehaald, die naar Batavia worden gebracht, om van daar naar het Moederland te worden verscheept.

Bram trekt de zee niet aan. Met voorspraak van en paar Schippers, die op de kantorenee~wit voetje heb- ben, is het gelukt, hem als j~~gste bed~~nde ~p een van de factorijen g plaatst te krIJgen. In Zijn vnJ~.uren g~­

niet hij onderwijs van den Ziekentrooster WIJlant, dIe aan de Kaap is geweest. Hij is met Yo~mandeur Van Rieb eck uito-evaren om de Kaapkolome te aan ves-

~ . I

tio-en en vervolCTens te Batavla gep aatst.

J~n heeft elachen, toen Bral!1 z~ide, dat hij Maldsch wilde leren. Doch nu lacht hl) met meer. Want Bram spreekt di taal lot, dank zij het onderwijs van Wij- lant, terwijl Jan slechts wat br~bb len kan! . De Compagnie heeft in Batavla een soort school m- p

gericht voor de kinderen van zeelui, geëmployeerden enzovoorts. Die school bezoekt Lijntje. Vader en moe- der staan er op, dat de jongens goed onderricht wor- den. ,Ik heb veel te weinig geleerd," zegt vader altijd.

Intussen heeft hij h t ver gestuurd! Hij verwacht, binnenkort tOt Schipper angesteld t worden. Het is me geen kleinigh id voor iemand, die als jongen van twaalf jaar het wijde zeegat uitging, op avonturen los!

Al je do t, als vader, kun je het, m t Gods hulp, nog

l' sturen, Jan," zegt moeder, die een echte zeemans- vrouw is: niet lamenteren; zeker, de mannen en jon- gens zijn in grote evaren, maar ze zijn ook in Gods hand .. " "den Heer voor ogen houden, Jan, en je niet afgeven met gemeen scheepsvolk, dat behoeft niet;

de Compagnie heeft ve 1 schorremorrie aan boord, maar ook flinke kerels, waar pit in zit en die ons land

root maken; neem er een voorbeeld aan."

Opp rstuurman Abraham Leeman heeft order ge- kregen, zich op het Regeringskantoor der Compagnie te vervoegen. Ietwat nieuwsgierig wacht moeder op zijn terugkomst.

Is "Opp r" Leeman thuiskomt, staat zijn gezicht niet bepaald opgewekt.

"Alles had ik kunn n denken, maar dit ni t," zegt hij.

En dan komt moeder Marijke instantelijk te weten, wat er aan de hand is. en he ft h m verteld, dat er twee schepen worden uitgeru t, om een tocht van zes maan- den te maken. aar h t Zuidland ; naar d plek, waar

"De Vergulde Draeck" vcr aan is. De Regerino- geeft de pogingen nog niet op. Als er van de mensen niets meer over is, misschien is het verdwenen geld nog terug 33

(19)

te krijgen. Ruim tachtig duizend gulden. Die laat de Compagnie niet zo gemakkelijk los, zegt Leeman iet- wat bitter. De mensen komen er niet zoveel op aan.

Twee jaar is het nu geleden bijna, dat het jaeht ver-

ging. Het i immers uitge lot n, dat er nog iets van d mensen g vonden wordt?

"Je kunt het toch niet weten, Bram," meent moed r Marijke. "Mis chien zijn er nog in leven. Wat zou h t fijn zijn, als die dan nog gered konden worden. Stel je 34

voor, dat jij op "De Vergulde Draeck" was geweest!

En ze kwamen je zoeken!"

,Och wat, vrouw, er is geen sterveling meer in leven.

Waar hebben de stakkerds van moeten bestaan?! En wie weet, welke ongure wilden daar huizen! een, neen, het wordt een tocht vol mislukkingen. Onnut gedoe."

Moeder Marijke weet niet, wat zij aan haar man heeft.

Anders is hij toch nooit zo balsturig.

Maar langzamerhand wordt het haar duidelijk. De tocht zèlf zit Leeman niet zo dwars, al verwacht hij er niets of weinig van. Als bijvoorbeeld Schipper Gerrit Jansz. de galjoot commandeerde, zou hij met genoegen als "Opper" meegaan. Moeder Marijke komt evenwel al spoedig te weten, dat de "Waeekende Boey" onder bevel van Schipper Samuel Volckersen zal komen. De andere galjoot, de "Emeloort", zal Aucke Pieter Jonek tot Schipper hebben. Dien kent Leeman niet. Hij heeft er ook niet mee te maken. Zijn Schipper zal Volcker- sen zijn. En dien kent hij maar al te goed! Een reis van Holland naar de Indiën heeft hij eens maakt met Samuel Volckerscn. En toen heeft hij gezead: "Ik hoop van nooit weer!"

Volckers n is een ruwe chipper, on er chillig in hoge mate. Hij i nog ruwer dan de ruw te schep ling. Om mensenlev n bekommert hij zich niet. De lui worden afg beuld. Van terke dr... nk is hij en liefh bber. Hij leeft al een heiden. En dat kan de in de grond vr me L cman ni t hebben.

"Het is vervelend voor je, Bram, maar als jij je plicht doet, zoals altijd, kan hij jou toch niets maken."

(20)

"Dat zou er nog bij moeten komen," moppert Leeman.

"Maar ik zit zes maanden met dien knul opgescheept.

Je moet vriendschappelijk met elkaar omgaan. Je hebt meka.ar nodig. Je moet samen overleg plegen. Met dien ventISevenwel been overleg te plegen. Hij is een eigen- wij man. Hij drijft zijn zin altijd door, zelfs al zou hij zien dat die verkeerd was. Zo'n ker 1 is Volckersen."

,Je bent wat verwend. J hebt nu een paar jaar met Jansz. gevaren. Dat is een juweel van een Schipper.

Kom, Bram hoofd op. Het zal wel loslopen. Je bent verstandig genoeg, om aeen ruzie te zoeken met Volckersen. '

Leeman mompelt on erstaanbare woorden.

Ze praten er nog even over door. een, hij hceft ge- vraagd, op de "Emeloort" te mogen, mCl:lr dat is gc- weigerd. Hij moet op de ,Wa Lekende Boey", met veerti koppen., D ,Emdoort" heeft er vijf en twin- tig. Zo gauw mogelijk varen ze uit.

Dan komt in enen het gesprek op Jan, die w 1 spoedig thuis zal komen van de Molukken. Leeman ze""t dat de jongen wel graa zal mee willen met zijn

;~der.

Moeder smeekt, het niet te doen. Het kan daar zo ae- weldia stormen, zoals zij m egemaakt heeft. En hij

~n

eens in handen van de wilden vallen. Leeman is het niet helemaal met zijn vrouw eens. Wat drommel! zó wor- den geen flinke kerels gekweekt! Maar al hij het angstige gezicht van moeder zi t, verandert hij van mening en beslist, dat Jan in elk aeval niet zal mee- gaan.

Als Jan werkelijk twee dagen later in Batavia arriveert, verneemt, wat er te gebeuren staat en verzoekt, ook

gemonsterd te worden op de "Waeekende Boey", dan zegt vader Leeman kort en goed, dat hij er niet aan denkt. En dan is het afgelopen.

Het enige, wat Jan van het gebeuren meemaakt is dat hij zo nu en dan een bezoek brengt aan de galjoo;, die met spoed gereedgemaakt wordt. Eenmaal gaat Zieken- trooster Wijlant met hem mee. Zij ontmoeten Schipper Volekersen, die hen ver van vriendelijk bejegent. Mis- schien heeft hij wel een "kwade dronk" op, als hij den Zickentrcoster afsnauwt.

,Hoor eens, Schipper, u kunt mij behoorlijk behande- len, anders zal ik mijn beklag doen ter plaatse, waar zulks behoort," zegt Wijlant.

Samuel Volekersen lacht hem vierkant en honend in zijn gezicht uit.

"Ik ben Schipper op mijn schip" maat," zegt hij.

"Tegenspraak duld ik niet. Nog eén woord en ik laat je van mijn schip ranselen."

Wijlant kiest d verstandigste partij. Hij kan er "wel w rk van maken", maar tenslotte heeft hij niet van doen met de ,Wa ckende Boey" en diens Schipper.

Dus zwijgt hij en verlaat even daarna, te zamen met Le man en Jan de gal joot.

"Dat is me ook een pretje, Leeman oudcr zo'n bulle- bak te varen," merkt hij op.

"Zwijg er van stil, mijnheer Wijlant. Ik ken hem door en oor. Maar wat doe je er aan? Gehoorzamen, af- gelopen."

og eerder dan v stgest ld i , is de "Wae kende Boey"

gereed voor de tocht. De "Emeloort" ligt al een paar weken te wachten.

37

(21)

Uitgeleide gedaan door betrekkingen, voorzover die in Batavia zijn, en ook door Ziekentrooster \Vijlant, ver- trekken de beide galjoten uit de haven.

Het is juist ieuwjaarsdag van het jaar 1658.

Als altijd hebben de Schippers een bepaalde instructie meegekregen. Aangezien steeds gert:kend moet worden met de mogelijkheid, dat de Schipper wegvalt door ziekte of sterf<7eval en de Opperstuurman dan zijn taak heeft over te nemen, is Leeman geheel op de hoogte van de instructie.

De twee chepen 010 ten teeds bij elkaar blijven, om elkaar, wanneer er zich ongelukken mochten voordoen, te helpen en om bij het bezo ken van de Zuidlandkust een flink aantal mannen te hebben voor het onderzoek.

In de tweede plaats hebben zij al het mogelijke te doen, de ongelukkige landgenoten van "De Vergulde Draeck", zo die nO<7 in leven zijn, op te sporen. En de derde last luidt: alles in het werk stellen, om zoveel mogelijk van de ladinb , inzonderheid van de kisten m t geld, te redden.

De eerste weken valt er niets bizonders voor. De wind is zeer gunstig. Het is en genot, om te varen. Pro iand is er voor zes maand aan boord dus er is geen krimp.

De stekelige opmerkingen van den Schipp r verdraagt Leeman zonder tegenspraak. Hij he ft zich vast voor- genomen, geen ruzie te zoeken en d noods onrecht te dulden. Wordt het àl te gek, dan kan hij zich, na terug- komst, altijd nog b klat)en. De Raad van Justitie, hij weet het v lt recht zonder aanzi n de per oons.

Elke morgen verzam lt de bemanning, voorzov r die geen dienst heeft zich op de voorplecht. Een Zieken- 38

trooster is niet aan boord. Dus moet de Schipper, dat is oorschrift, een gedeelte uit de Heilige Schrift lezen en een formuliergebed uitspreken. Maar Samuel Volcker- sen lacht om het Woord van God. Hij laat zijn taak aan den "Opper" over, die zich uitstekend van zijn op- dracht kwijt.

" erel, je hebt de verkeerde weg ingeslagen," scham- pert de Schipper. "Ziekentrooster of dominee had je moeten worden. Daarvoor ben je beter geschikt dan voor "Opper"."

Hij zegt het in het bijzijn van leden der bemanning.

Sommigen van hen lachen mee; de meesten houden hun starre gezichten. Die kunnen den Schipper niet uit- staan en houden het met den "Opper".

Abraham Leeman laat de schampere opmerking een- voudig onbeantwoord: den Schipper geen aanleiding geven, hevige ruzie t maken!

1aar als d twe galjoten die trouw in elkaars nabij- heid blijven de kust van het Zuidland naderen, dan heb j de poppen aan het dansen.

braham Leeman kàn en màg nu niet zwijgen.

Er wordt uitdrukk lijk gehand ld tegen de instructie.

En dat, terwijl het niet nodig is.

atuurlijk: als er een storm komt opzetten, die de

"Waeckende Boey" en de ,Emeloort" uit elkander jaagt - da r is niets aan te doen.

Doch van een storm is in het minst geen sprake. Er is een ste ige wind, meer niet. De Schippers evenwel zijn zorgeloos. Zonder noodzaak gelast Volckersen den roerganger van richting te veranderen. De "Emeloort"

39

(22)

reageert er niet op en geeft geen enkele waarschuwing.

"Opper" Leeman is niet bij het roer. Het is Jeroen de Houtman, die hem er opmerkzaam op maakt, dat er iets in de navigatie verkeerd loopt.

Bedaard stapt Leeman naar zijn Schipper.

,,26 blijven we niet bij elkaar, Schipper," zegt hij kalm.

"Er wordt tegen de instructie gehandeld. Morgen- ochtend is de "Emeloort" uit het gezicht."

Een stroom van vloeken is het antwoord van Samuel Volckersen.

"Wie is hier Schipper jij of ik?" bast hij, z6, dat de hele bemanning het verneemt.

"U," antwoordt Leeman. "Ik heb mijn plicht aedaan, door u te waarschuwen. Nu moet u het zelf weten. Ik constateer alleen dat we uit elkaar gaan, terwijl dit niet nodig is. Er wordt bewust gehandeld tegen de instructie."

, Als je noa één woord spreekt laat ik je kielhalen, al ben je dan honderdmaal Opperstuurman," schreeuwt Volckers n. ,Wou je mijsoms de wet stellen?!"

Leeman haalt de schouders op en verwijdert zich van het stuurdek. Hij heeft gezegd, wat er te zeggen valt.

u moet de Schipper zich maar verantwoorden. Dat zal er van komen ook. Want uit het Journaal zal den

~eren

iJ:t

~atavia wel blijken dat bewu t tegen hun mstructle IS gevaren.

Er is een onbehaaglijke stemming aan boord van de ,Waeckende Boey". Elk redelijk mensch vo lt, dat de Schipper in het ongelijk is. Men neemt het h m hoogst kwalijk, dat hij zo bruut optreedt tegen den, Opper", 4°

dien zij graag mogen lijden ni,et alleen, maar die ookin zijn volste recht is.

Tenslotte evenwel - de Schipper moet het weten.

De volgende morgen is er van de "Emeloort" niets meer te zien ....

(23)

V. "ZE MOSTE HEM KIELHALE "

K

rak .... krak ....

~,Lie e Lij jes," zegt Dirck Dircksz., de scheeps- jongen.

En met enige ontzetting kijkt hij Koenraad Visscher aan. Koenraad is varensgast. Hij is een vijf en twintig jaar en heeft al menige zeereis meegemaakt.

Met hun t eeën zitten ze in de boot, die naar de wal is gegaan. Het is niet de eerste maal. De "Waeckende Boey" heeft Zuidland bereikt. En is toen langzaam noordwaarts bevaren, vlak langs de kust, die vol riffen zit. Bijna steeds is er een vrij sterke branding. Tegen de riffen. Ook teg n de vele kleine eilandjes vóór de kust.

Het is niet mogelijk, met het schip aan lager wal te ko- men. Dus gaat bijna elke dag de boot naar het strand.

De grote boot. Die heeft een mast en kan zeilen. Meest- al zit Leeman aan het ro r.

erschillende tochten hebben zij r eds gemaakt. Tien tot veertien man gaan dan mee. Enk len blijven in de boot achter, de anderen gaan gezamenlijk op ond r- zoek uit. Ruim en we k zwalkt de "Waeekende Boey" heen en weer, maar Leeman heeft nog niet kun- nen ontdekken dat er op zou wijzen: hier zijn over- blijfselen van "D V rgulde Draeck".

Vandaag zijn ze weer uitgevar n: Leeman als aan- vo rder. En lf chepelingen. De scheepsjongen en Koenraad i scher zijn in de boot achtergebleven. Tien man zijn geland n h t binnenland ingetrokken, heel behoedzaam: je kunt nooit weten, of r wilden in de buurt huizen. Een menselijk wezen hebben ze noa niet 42

kunnen ontdekken. Alleen wat robben en boskatten, welke laatste ijlings verdwenen op de nadering van mensen.

Het is vrij ruw weer, als de boot het schip verlaat. Lee- man heeft opgemerkt, dat de omstandigheden niet gunstig zijn voor een tocht naar land. atuurlijk is dat voor Schipper Volckersen aanleiding geweest om op te merken, dat ,je geen beter weer kunt verlangen".

Dus - naar de wal!

De wind steekt meer en meer op, als Leeman met de mannen aan land i . De boot wiegelt heftia heen en weer en op en neer. Dirck Dircksz. en Visscher zijn plat op de bodem gaan liggen: heb je nog het minst last an de wind. Ze h bben het ook uitzinnig warm. Het i hier op de kust een hitte, waar je van omver valt.

Gister is Jan Steyn, een schepeling, een onmacht nabij, naar de boot teruggebracht.

Het zeil van de boot is gereefd. Het klappert tegen de mast, die neiging vertoont, omver te ke elen. Stel je oor! Riemen hebben ze ditmaal niet aan boord. Hoe ter wereld moeten ze dan op de galjoot komen?!

Krak .... krak ....

"Lieve lijsje " zegt Dirk.

,,'k Heb het gedacht. Dat ding had allana nagekeken moeten worden. ou zitt n we met de gebakken p r n. 'k Wou, dat de Opp r" t ruakwam."

"Zou je h t anker niet uitgooien? We drijven af,"

merkt de pient re scheepsjongen op.

"Kon je wel ns g lijk aan hebben," ment Visscher.

Loom staat hij op. Er komt een golf, die de boot op- neemt. Visscher wordt tegen de bodem gesmeten.

43

(24)

"Dat wordt een pretje, maat," moppert hij.

Met hun beiden brengen zij de dreg uit. De boot zit nu tenminste vast, al tolt ze heen en weer.

Al heviger komt de storm opzetten. Vrij grote golven, die stuk slaan tegen de riffen, jagen over de boot. Vis- scher en de jongen zijn weldra druipnat.

"Gelukkig, dat h t niet riest," zegt Visscher met droge humor. "Van dit water zul je geen longontsteking krij- gen. Maar ik wou, dat de "Opper" terugkwam!"

"En ik wou, dat we daarginds zaten!" zegt Dirck.

Met weemoed kijkt hij naar de "Waeckende Boey" die iets verder zeewaarts in, niet eens zo heel ver - er is een touw uitgebracht naar de wal - wacht op de terugkomst van de boot.

Voor de derde maal een heftig gekraak ....

De mast van de boot b geeft het nu.

De wind gaat gi ren. De grote galjoot krijgt er nu ook last van. Het schip danst op de golven.

"Hallo, hallo!"

Stemmen van het land. Tegen h t geloei van de storm in. De mannen keren terug. Met grote stappen loopt Leeman vooraan.

,Wat is er met de mast?"

Stukgesla en, pper' roept isscher.

"In de boot, mannen. Vlug!" commandeert de , Opper".

Door d warmt zijn d mannen wat loom. Maar nu b grijpen ze dat r he I wat op htspel staat; hun leven misschien wel. En nu is alle loomheid verdwenen.

In een oogwenk i het bevel opgevolgd.

,Proberen bij de lijn te komen. Stom dat we geen 44

riemen hebben meegenomen! Haal op die dreg!"

Maar dan is de boot overgeleverd aan het spel van wind en golven. Het gaat niet. Ze drijven van de kabel af.

"Ankeren!"

Leeman schr euwt het boven het geloei van de wind.

G ankerd weer. De boot draait als een tol. De golven slaan er met kracht over.

Alle humor is verdwenen. Kwinkslagen woràen niet meer vernomen. Angstig kijken de mannen naar de zee die begint te kok n. Er is weer zo'n verraderlijke sto:m komen opzetten. Enkele uren geleden was 't het mooiste weer ter wereld.

"Opper!" gilt Dirck ineens.

En met van angst vertrokken aezicht wijst hij naar de galjoot.

"Is die kerel nou doU" roept Jan Holman.

Dol of niet dol - ze zien allen, dat het touw, dat de

"Waeckende Boey" met de wal verbindt, eenvoudig wordt gekapt ....

, Ze laten ons verdrinken" huilt Direk.

De mannen zijn eheel in de war: het lijkt er veel op.

Misschien hebben ze niet in de gaten dat we in gevaar

" f .

verkeren" meent Leeman. "Gee t semen."

Ze zwaaien met de armen. Ze schreeuwen, hoewel het bijna zeker is, dat hun geroep vlak teo-en de wind in niet zal worden gehoord.

De galjoot draait bij.

"Hoera!" schreeuwt Jan Stins. "Ze komen!"

Een grote golf slaat over de boot, die haast onderst- boven kantelt. Jan Jorisse, een kerel als een boom, ver- 45

(25)

liest het evenwicht en tuimelt in zee. Hij behoudt ech- ter zijn tegenwoordigheid van geest en aangezien hij

e~n eerst klas zwemmer is - lang niet allen verstaan dIe ~unst Leeman zelf ook niet - weet hij de boot te ber~Iken. HulpvaardIge handen trekken h m op. Hij drUIpt.

Intussen h ft Le man met argusoO'en de bewe inlrenti ti ö van de , Waeckende Boey" o-evolgd.

De vrolijke opluchtende uitroep van Jan Stins he ft geen zin. De galjoot is niet opz ttelijk bijgedraaid. Al- leen een windvlaag heeft het schip o-ewend. Het is nu weer in zijn vorige stand. 0

Zien ze nu hun sinen, ja of neen? Staan er lui over de verschansino- te kijken of is dat verbeelding?

Er wordt aan boord niet in het minst aanstalten ge- maakt hen ter hulp te snellen!

,Konden w de lijn maar te pakken krijgen" zeot Leeman.

Hij b. s ft: ~at i onze enige hoop. Helpen do t men ons met. WIJ vero-aan, als wc om niet ?elf aan boord kunnen hij en.

In zijn ziel klimt een gebed op: alleen God kan helpen!

Het wonder O'eschi dt.

Als zij alle mo d hebb n opgeg ven, zegt de "Opper"

tenslot~e:, Haal de dreO' op! ogelijk drijven we naar het schIp. n anders, als de hipper ons hulpeloos ziet varen, zal hij hipen."

Lee~ank.-m no niet~eloven,dat Schipper Volckersen hen 10 de t k zal laten. Dat zou toch wel zo on- menselijk zijn! Vermoed lijk beo-rijpt men aan boord niet, dat er hulp nodig is. 0

46

De boot is nu overgeleverd aan de gol ven. Wel han- te rtLeeman het roer maar dat luistert slecht.

Gelukkig drijven ze niet ver af. Want dan komt er weer een golf, die hen vrijwel terugbrengt naar de plaats, van waar zij gekomen zijn.

Intussen wordt de positie van de mannen kritieker. De boot schept me r en m er water. Ze hozen uit alle macht, maar het schijnt wel, of de ze met hen de spot drijft, want het hozen baat niet.

Is de nood op het hoogst is, is de redding nabij!

Dirck Dircksz. slaakt een kreet en wijst naar iets op het onstuimige water.

, Wat is dat?"

"De lijn van het schip is naar hier gedreven," schreeuwt Jan Holman.

47

(26)

Algemene vreugde: als zij die te pakken kunnen krij- gen, zijn ze gered! Jan Jorissen is bereid, naar de lijn te zwemmen.~jmaakt zich reeds gereed, in het kokende water te sprmgen.

"Wacht nog even, Jorissen," zegt Leeman. "Het touw komt al nader."

Het is wáár. Geen twee minuten later kan Holman het vatten. Onder gejuich der mannen - de schelle stem van Dirck klinkt het luidst - gaan zij tr kken.

Geleidelijk halen zij het schip naar zich toe. Het kost grote moeite, maar zij houden vol. En na enige tijd kunnen ze de lui op d "Waeckende Boey" beroepen en schreeuwt er een: "Waarom kwamen jullie ons niet helpen?"

Het antwoord is een schouderophalen.

Eén voor één klauteren zij dan aan boord. Dat gaat niet zo eenvoudig, want de boot danst en steigert, als een wild stier.

Maar eind lijk dan toch kan Leeman, als de laatste, over de verschansina klimmen, terwijl leden van de achtergebleven bemanning de handen uitsteken en de boot binnen halen, op het achterdek.

Wijdbeens komt dan Schipper Volckersen aanstappen.

Hij hoonlacht - hoe is het mogelijk! - en zegt: "Het was je geluk, dat het touw naar je toedreef ; ik had je niet geholpen."

Hij schatert het uit en herhaalt zijn verzekerin nog enkele malen, zodat alle leden der bemanning die ver- nemen.

Le man staat stomverbaasd. Meteen is hij bedroefd.

De scheepsjongen heeft het goed gezien, toen hij huilde, 4 8

d::tt men hen zou laten verdrinken! Aan boord heeft men geweten, dat zij in nood verkeerden! De Schipper evenwel gaf geen gevel, om te helpen! Zonder enig be- zwaar zou hij twaalf man desnoods hebben laten ver- drinken! Wat i dit voor een onmens? ...

,Ze masten hem kielhalen," zegt Jeroen de Houtman.

Hij vertolkt hiermee veler mening.

"Stil, de Houtman," merkt Leeman op. "Je mag nooit kwaad met kwaad verl:)elden, man."

"De "Opper" is veel te goed," vindt Jeroen iets later met een schepelino- pratend. "Een geval als dit, moet hij bij de Raad van Justitie brengen. Die gekke Schip- p r moet afgezet worden. Hij is het niet waard, dat hij Schipper is."

og lang denkt Leeman over het geval na. Ook, als hij ter kooi ligt.

Een bang voorgevoel gaat hem bezighouden ....

Is "Opper" is hij aangewezen, om telkens met de boot aan land te gaan. Wie weet, hoe vaak nog. En dat in ontr ien, waar telken stormen heersen. Wat vandaag i voorgevallen, kan zich herhalen.

En dan is daar een Schipper, die weigert, hulp te bie- den, als zijn mannen in gevaar verkeren ....

Op deze manier is het moaelijk, dat hij niet te Batavia t ruakeert en vrouwen kinderen niet weer zal zien.

braham Leeman is een dappere, onverschrokken kerel en een bekwaam zeeman. Voor een klein e- ruchtje i hij nooit vervaard geweest.

aar nu b kruipt de angst hem ....

49

(27)

VI. "EE VUUR! EE VUUR!"

O

ngeveer drie weken later ontdekt Leeman inder- daad overblijf den van, De Vergulde Draeck".

Er is oeen twijfel mogelijk. De planken en bal- ken en palen staan in een kring, wals Gouverneur Van Riebeeck het heft me g d eld. Als hij tot zijn ontdek- king komt, i h t nOb roeg in d morgen, maar de hitte i reeds onverdraa lijk. Drie chepclin~enheft hij in de boot gelaten. Met de anderen zal hij lang het strand wandelen de boot moet dan naar het noorden varen en tegrn de avond hen opnemen. Tijdens hun lopen zijn ze gestuit op hun vondst. Met de zekerheid: hier heeft zich twee jaar o-e1eden het drama afgespeeld!

Nu moet getracht, mensen te inden. Er is geen spoor te ontdekken. Bcho dzaam lopen ze verder. Met het

000" op ventuele inboorlingen. Langer dan een uur ku~nenzij niet gaan. Ze worden bevancYen van de hitte.

Dus telk n rust n zij, om vervol ensy rder te gaan en tecren de middag wc r planken, deksels van botcr- ki~ten, duiocn van leggers t vinden. Iwc'1': over- blijf elen an D Vergulde Dra ck".

Leeman begrijpt: ik moet rapport, aan uitbrenoen en dan he ft de Scheepsraad te be liss n, t r v rder neb uren moet; we zull n het binnenland wel moeten indringen.

Hij wil en I nog meer zien te vinden.

T gencl avond komen zij bij de boot. Jan Holman Ii t in onmacht. De ond rstuurman w t zich geen raad.

L man evenal de anderen, zelf in d war door de vreselijke warmte, ontbloot het bovenlijf van Holman.

En ze smijten water over hem heen. Dat helpt. Hij komt bij.

Dan eten en drinken ze en leggen zich ter ruste, om de morgen af te wachten.

"Het spookt daarginds" zegt Jeroen de Houtman.

Hij wijst zee in in de richting waar de \Vaeckende Boey" zich moet bevind n.

,Tja, er is weer een verraderlijke wind komen op- zetten. Maar hier ligo-en we veilig," meent Leeman.

Ze ligaen inderdaad veilig. ,Buiten" is de zee heiïg.

Z6, dat, naar zij later vernemen, de schuit- men heeft een boot en een chuit - door een stortzee is weg- g slagen.

De nacht verstrijkt zonder gebeuren. Om beurten houdt er een de wacht.

Als de morgenstond aanbreekt heeft Leeman geen rust:

hij he ft immers zijn opdracht? Dus gaan zij weer op stap en vinden steeds meer overblijfselen van het ver- gane chip. Wanneer zij in de loop van de morgen bij de boot terugkeren, is het weer helemaal mis met Hol- man.

"We brengen hem aan boord" beslist L eman. ,Hier kunnen we h m niet verzorgen. En dan breng ik m t- c n rapport uit."

S"'hipp r Volckcrsen i tevreden. Een zeldzaamheid.

"Goed. Ga strak I.:r naar de wal en blijf er van- nacht. Verwacht je morgen te en de avond terug en b leggen dan Scheepsraad."

Er is bij de mannen, die de boot gaan bemannen meer interesse gekomen. Het doelloze heen en weer varen - tengevolae stormen hebben zij de laatste drie weken

51

(28)

ver in zee gezwalkt, om niet op de kust geslagen te worden - verveelt. Nu is er althans iets <7evonden.

Wie

~eet,

misschien bereiken zij hun doel. bAls ze in Batavla terugkomen met de kisten met <7eld zal er wel. h ~ , een extraatje voor en op overschieten.

~~ zeilen naar..de wal, iets verder d<1n de plaats, waar

z~J :randaan Zijn gekomen. Veel kunnen zij ni t meer Uitrichten want de avond valt vrij snel. Ze ontdekken evenw.el steed meer palen en planken en scheeps- benodigdheden. I t er van wordt al bewijsstukken in de boot gebracht. Een ander deiwordt tot een

hoo~

gemaakt, welk door Leeman met zijn vuursla<7 in brand wordt gestok n, opdat men op de ,

Waeck~nde

Boey" zou weten, waar zij zijn. - De nacht werkt v rfrissend. ' Mor<7ens is het mooi weer, een zuidelijk windje, een licht briesje.

De ma?nen gaan weer op onderzo k uit, om tegen chafttlJd terug tc kercn. Beden elijk staart Leeman in zee. Een sterk zuidzuidwesten wind is geleidelijk ko- men opz ttcn. De zee gaat ycrvaarlijk rollcn.

,Mannen, w gaan naar boord" zegt Le man. ,Ik vrees v,0or onweer. Er ko.mt een orkaan opzetten. Wat ons dnc weken geleden IS overkomen, mo t zich niet herhalen. Zondcr on <Yaat de Schipper niet weg. Dat mo ten we voorkomcn."

,Dreg halen. fokk mast op. Lijzijde houden," com- mandeert de Opper".

Een uurtje latcr schuurt de boot langs de verschansing van de ,Waeckende Boey", die danst op de steeds woester wordende golven.

auwelijks zijn de lui aan boord terwijl anderen de 52

boot ontladen, of met opgestreken zeilen komt Schip- per Vo1ckersen aanstevenen.

"Wat mankeert je?' vraagt hIj Leeman. "Je zou van- avond terugkomen, is de afspraak."

,Ik

y

rtrouw het weer niet, Schipper. De wind is ge- draald. Dat wordt torm. Onweer, vrees ik."

,Je bent toch <7een joffershondje, wel?" hoont de Schipper. "Het w er is best. Het heeft geen nood. Je gaat naar de wal terug. Laat de boot weer inladen."

"Het is niet verantwoord, Schipper. Er komt nood- weer. En wc kunnen ons daar niet bergen. Er is <7een baai en er zijn ook geen eilanden. Tegen de wal zijn we z6 om hals. Het loopt ook tegen de avond. Er is geen uitzicht."

In een grote groep staan de mannen om den Schipper en den "Opper", benieuwd naar de afloop van het ge- schil.

.,Gekheid," bast Volckersen. ,Er is O'een nood. Wat zeg jij er van, boekhouder?"

Boekhoud r Cartensz.. die in de buurt <Yekomen i wenst den Schipper niet af te vallen en

o"~ft

ten

ant~

woord: "Het lijkt me goed weer."

, Wel natuurlijk. Le m n i een bange kerel. Maar nu geen gemar meer. Je gaat naar land. Onmiddellijk. Ik beveel het. Ik, Schipper Samuel Vo1cker en."

Le man bijt zijn ta~den bijn~ tuk. Maar hij zwijgt. Hij staatonder den SchIpper. Die geeft een bevel. Hij he ft te gehoorzamen.

Du klinken, met schorre stem, zijn ord rs: de boot be- mannen; alles weer inlad n; levensmiddelen en water meenemen.

53

(29)

Een klein half uurtje later vat Leeman het roer van de ranke boot, die bijna onder water verdwijnt, z6 slaan de golven tegen de "Waeckende Boey" en wordt de tocht aanvaard.

Over de verschansing kijkt de Schipper hen na.

, Ik zal ze léren," schampert hij. "Bang voor een beetje wind. Wat is die L eman voor een k r I?!"

Hoonlachend o-aat hij naar de kaju.it om in zijn jour- naal op te tekenen dat de boot overblijfselen van "De Vergulde Draeck" heeft aangebracht en weer naar land is vertrokken.

D Schipper is niet de enige, die journaal houdt. Lee- man doet het ook. Hij heeft de papieren in de boot.

Hij v rtrouwt den Schipper niet geheel. Misschien kan zijn journaal ook te pas komen. Bovendien: hij is soms dagen weg met de boot, dus moet hij wel opschrijven.

De achterblijvenden zien, hoe de boot zich dansend verwijdert.

"Ik ben blij, dat ik hier ben," zegt er een. "Dat wordt muizen, man."

"Ze lopen kans, te v rzuipen," antwoordt de aange- sprokene.

, an je werk!" commandeert de Onderstuurman, die nu niet mee is egaan. Maar hij mompelt: "De kerels h bben gelijk. 't Is g kkenwerk."

Tegen de avond klinken scherp fluitsignal n. Een complete storm i komen opzetten. Pr cies, zoals Lee- man het voorsp ld h ft. Alle hens wordt aan dek ge- roepen, opdat men voorbereid i op alle mogelijk ge- b uren.

Zowel v66r als achter ligt de "Waeckende Boey" stevig 55

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

&#34;Maar hoe kwam u in deze ongelegenheid?&#34; vroeg CHRISTEN verder en de man gaf ten antwoord: &#34;Ik liet na te waken en nuchter te zijn; ik legde de teugels op de nek van mijn

&#34;Als patiënten tijdig zo'n wilsverklaring opstellen, kan de zorg bij het levenseinde nog veel meer à la carte gebeuren&#34;, verduidelijkt Arsène Mullie, voorzitter van de

&#34;Patiënten mogen niet wakker liggen van de prijs, ouderen mogen niet bang zijn geen medicatie meer te krijgen. Als een medicijn geen zin meer heeft, moet je het gewoon niet

De betrokkenheid van gemeenten bij de uitvoering van de Destructiewet beperkt zich tot de destructie van dode honden, dode katten en ander door de Minister van

     Is mede ondertekend door zijn echtgenote en zoon. Kerssies heet Erik van zijn voornaam en niet Johan..  4) Piet Smits is van de HBD en niet van de

9) Heeft u problemen met andere regelgeving op het gebied van verkeer en vervoer?. O

Men kan niet beweren dat die honderden huizen in aanbouw in Beuningen en Ewijk nodig zijn om aan de behoefte van deze twee kernen te voldoen.. In die twee kernen is er geen

Deze mening van de jongeren over de krant, in combinatie met de resultaten uit de vragenlijst over het mediagebruik, heeft geleid tot aanbevelingen met betrekking tot de