• No results found

HANDBOEK VOOR DEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "HANDBOEK VOOR DEN"

Copied!
506
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HANDBOEK

VOOR DEN

Korte inhoud van alle van kracht zijnde

wetten en besluiten voorkomende in het Staatsblad van Nederlandsch Indië van af 1816 tot 'en met 1875, benevens Appendix bevattende de veranderingen dié gedurende het

jaar 1875 hebben plaats gevonden op de bepalingen, vervat in de vorige deelen,

DOOR

M. A. POSNO,

O u d O o s t - I n d i s c h A m b t e n a a r .

ZEVENDE D E E L .

V,

KAMPEN,

K. V A N H U L S T . 1876.

(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0093 1061

(3)
(4)
(5)

De veelomvattende werkkring van het Departement van Bin- nenlandsch bestuur nooyt mij daaraan twee deelen te wijden.—

Het volgend deel zal bevatten, de landbouw, de veeteelt, de bosschen, de heerendiensten, de landelijke inkomsten, de statistieke opname, het kadaster, de afstand van grond in eigendom, erf- pacht of huur aan niet-inlanders, de vervanging van het erfelijk individueel grondbezit door eigendom en al wat verder tot de Agrarische aangelegenheden behoort, alsmede de ontvangst, be- waring, verkoop en verzending van 's landsprodukten, het beheer van 's lands civiele magazijnen enz.

Ik verwijs hier naar hetgeen ik in het voorwoord van het 3e deel zeide, omtrent het niet overnemen van staatjes en tarie- ven behoorende bij wetten en besluiten. — Ik heb zooveel mogelijk herhalingen vermeden, en mij bepaald, daar waar het kon, tot duidelijke verwijzing.

De groote omvang van dit deel is toe te schrijven aan de vele veranderingen, die in het laatst van 1875 door de Indische Regeering in vele takken van bestuur zijn gemaakt, hetgeen eene lijvige appendix ten gevolge heeft.

Na het volgend deel zal ik tot slot van het werk het depar- tement van Justitie behandelen.

Mei 1876.

M. A. rOSNO.

(6)
(7)

HOOFDSTUK L

BLADZ.

I

Het departement • 2

Instruktie voor den direkteur

Inspekteurs van kultures 8 Regeling voor de inspektie

Europeesch binnenlandsch bestuur 12 Instruktie voor de hoofden van gewestelijk bestuur op

Java en Madura 14 Kontroleurs binnenlandsch bestuur. Proefinstruktie . . . 23

Wijziging binnenlandsch bestuur op Java en Madura . . 35 Personeel in de residentie Preanger-Regentschappen . . . 43 Inlandsen bestuur op Java en Madura. Instruktie voor de

Regenten op Java en Madura 51 Instruktie voor de distriktshoofden op Java en Madura . 60

Traktementen, personeele toelagen en bezoldiging der In- landsche hoofden op Java en Madura met uitzondering van Batavia en de Preanger-Regentschappen:

Algemeen bestuur "9 Distriktsbestuur en Justitiewezen ' 1

Landelijke inkomsten en kultures 72

Overig personeel ' ^ Inlandsen personeel in de Preanger regentschappen, trakte-

menten en personeele toelagen ' 5 Oppassers toegevoegd aan inlandsche hoofden ' '

Herziening der verdeeling van de regentschappen en af- deelingen op Java en Madura met uitzondering der residentiën Batavia en de Preanger-Regentschappen Bantam .

Krawang . Cheribon . Tegal . . Pekalongan Samarang Japara

Rembang.

Soerabaia.

Madura .

BLADZ. 79 80 81 85 86 88 90 92 95 98

Pasaroean.

Probolingo Bezoekie . Banjoewangi Banjoemaas Bagelen . Kadoe . . Madioen . Kediri Afschaffing der pandjensdiensten

Instruktie onderdistrikshoofden

Onderstand aan inlandsche of d. g. g. beambten

79 98 101 102 104 104.

106 109 110 114 117 117 118

(8)

VI IUDEX.

BLADZ.

124

Staatsie en gevolg der assistent wedono's . . . . n « Destinktief der oppassers ' J18

Tjaraatschappen of onderdist. ikten in de' Preanger regentsch! 118 formatie van het Europ. personeel op de Buitenbezitting. 123

W e r f e s t V a n Pe r s o n e e l e n f™ t i e van Sumatra's Traktementen aan inlandsche* hoofden in net gouvernement

Sumatra's Westkust . . . .

Verschillende bepalingen van het 'gouv. Sumatra's Westkust! 133

Sumatra's Oostkust Î7?

Instruktie v. d. ambtenaren in de' afdeel'ingèn der assist.-rest!

Benkoelen met betrekking tot het toezicht der kultures 143

Lampongsche distrikten . , 7 ?

Palembang j * 7 Riouw en onderhoorighedèn ! . ' } S

Banka ,, „ \°j Biliton >, , ; " *

Westerafdeeling van Borneo ! ! ! ! ! ion Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. . ! . ' . ' " iZ

Celebes en onderhoorighedèn ,o Moluksche eilanden, Amboina en Ternate. . . ! ! ' 219

Menado°P ^ h u w d lJk e n v a n i l l L christenen in de Molukken 220

Timor. . ' . ' ! . ' . ' . ' ?2 9

Vreemde Oosterlingen: Instruktie voor'het hoofd der Ma-

leiers enz. te Soerabaia 238 Instr voor het hoofd der Vreemde Oosterlingen te Ternate' 241

Rijken voor vreemde Oosterlingen. . . . . . . . 247

Chineesch bestuur . tlL Chineesche tolken . . ' ' ' ' '' 97a

Burgerlijken stand

Maatregelen tegen brandgevaar (Dakbedekking) ! ! ! ' 808 BrandsDuifpn fR0„i *° , v ,. . , . bJ • • • OVÖ

Openbare orde en politie '

^afregelen tegen brandy,

3azäarsPUlten ( ß e g l e m e n t °P d e n di™t der) . . . ! ! 309 323

s . .. .. „ HOOFDSTUK II.

S M e n' R e g l e m e n t v o°r àe schutterijen op Java . . 329 S i r i . V 0 0 r f V a n C e l e b e s e n Onderhoorighedèn . U&

Schutterhjk eereteeken. ! ^ Vrijstelling van den schutterüjken dienst ! ! . ' ! ! ! 379

Djajang Sekars . . r ? o Pradjoeiits . . tj,

380

(9)

BLADZ.

Reglement voor de korpsen Pradjoerits . : 7 '.' : 3g { Maatregelen tegen zeeroof en zorg voor uit handen 'van

zeeroovers verloste personen 3 9 j Uitroeiing van tijgers on o

APPENDIX OP HET EERSTE DEEL.

Algemeene rekenkamer OOA

Komptabiliteit , Q . Onderstand aan inlandsche en daarmede gelijkgest.' beambten 395

Algemeene sekretarie. Raad van Nederlandsch Indie . . 395

Overtochten oor Weduwen en weezenfonds 30g

APPENDIX OP HET TWEEDE DEEL.

Overvaarten Palembang 3 9 6

In- en uitvoerrechten QO7

Reglement op de heffing van in- en uitvoerrechten op de' Siak-rivier en in de landschappen Panei, Kotta-Pinang Bila,_ Assahan, Pertjoet, Deli en Hamperan-Perak (resi-

dentie Oostkust van Sumatra) 3g g

Verpachting der middelen op Sumatra's Oostkust '. ' 408 Voorwaarden der verpachting van het recht tot den ver-

koop van opium in het klein voor 1876 en 1877 in

Bantam, Batavia, Krawang en Japara 43Q Idem over 1876 der z. g. kleine of gewone middelen óp Java' 431

Opium monopolie te Bali 430

APPENDIX OP HET DERDE DEEL.

Borgtochten ...r Verponding ' . ' . ' . '. ' . . . ' . 435

s Landskassen * „ , , Belasting op paarden en rijtuigen . 436

APPENDIX OP HET VIERDE DEEL.

Schoolwezen. (Europeesch en Inlandsche 437 Landsdrukkerij en 's lands plantentuin te Buitenzorg ' ' 439

Burgerlijke geneeskundige dienst. Reglement voor de dienst

der stadsgeneesheeren te Samarang 44O

Idem voor die te Soerabaia " 4 4 3

Examens voor Doktors-djawa . . . , . . ' 445 Reglement voor de school tot opleiding van Inlandsche'

geneeskundigen te Batavia 447 Veeartsenijdienst , ' 453

Programma van kundigheden, welke worden vereiséht ' om"

te worden benoemd tot gouvernements veearts in Ne-

(10)

VIII INDEX.

BLADZ

derlandsch Indie, bedoelt bij art. 1 van het Koninklijk

besluit van 13 Oktober 1875 N° 12 455

Vereenigingen 455 APPENDIX OP HET VIJFDE DEEL.

Waterstaat 456 Gebouwen 456 Droogdok te Batavia 457

Reglement voor het gebruik door partikulieren van het

bassin of droogdok te Batavia 457

Tarief der dokgelden 460 Waterleidingen 460 Postwezen 461 Post- en telegraafdienst 465

APPENDIX OP HET ZESDE DEEL.

Zeemacht 465 Schepen en vaartuigen 466

Havendepartement 467 Kustverlichting 467 Prijzen en buit 469 Bepalingen omtrent de verdeelingen der prijs- of buitgelden 472

Reglement omtrent de Judicature over de prijzen en den buit, welke door Zijner Majesteits schepen van Oorlog of door schepen bij partikulieren uitgerust, en op beko- men kommissien, of Letters de Marque uitgevaren, zul- len worden genomen en gemaakt, en naar eenige der Nederlandsche bezittingen in Indie, opgebracht ; — om- trent zeerooverijen, mitsgaders over prijzen en buit, welke door 's lands of andere schepen en vaartuigen tot tegen- gang van den verboden handel in de zeeën en wateren, of op de kusten, onder het Nederlandsche gouvernement in Indie uitgerust, achterhaald, genomen en als Yoren

opgebracht zulien zijn, alsmede over zee-en strandvonden 477

APPENDIX OP HET ZEVENDE DEEL.

Binnenlandsch bestuur 484 Inlandsch bestuur 484 Reglement op de titels, rangen, de staatsie en het gevolg

der inlandsche ambtenaren op het eiland Java, aan de

regenten ondergeschikt zijnde 485

Sumatra's Oostkust 490

» Westkust 490 Celebes en onderhoorigheden. . 491

(11)

HOOFDSTUK I.

Tot den werkkring van dit departement behoort:

De inrichting en werking van het binnenlandsch bestuur, overeenkomstig de algemeene regelen en overeenkomsten;

Het personeel van het gewestelijk bestuur;

Het personeel van het inlandsch bestuur;

Aanraking met inlandsche vorsten en grooten;

De openbare orde. (Toezicht op de naleving van gewestelijke en plaatselijke verordeningen);

Kruis- en residentie-prauwen ; Schutterijen en inlandsche korpsen;

Maatregelen tegen zeeroof, alsmede zorg voor uit handen van zeeroovers verloste personen;

Uitroeiing van tijgers en krokodillen;

De landbouw :

a. De kultures op hoog gezag ingesteld;

b. De landbouw in het algemeen;

De veeteelt;

De bosschen stapelplaatsen;

De heerendiensten;

De landelijke inkomsten:

a. De ongebouwde eigendommen;

i- De belasting op het bedrijf;

Tuinen en vischvijvers;

De statistiek opnamen;

De verpachting der nipa-bosschen ;

De verkoop en uitgifte van gronden of landerijen, voor zoover dit met de kultures in aanraking komt;

De ontvangst, bewaring, verkoop en verzending van 's lands Produkten ;

Het beheer van 's lands civiele pakhuizen;

De middelen van vervoer en gemeenschap:

a. De pakketvaart;

(12)

2

i. Het transport van gouvernements reizigers, zoo in den Archipel als van Indie naar Nederland;

c. Het toezicht op landverhuizers;

d. Het transport van gouvernements goederen, voor zoover dit niet tot andere departementen behoort.

Bij Indisch Staatsblad 1871 N° 92 wordt de verkoop en uitgifte van gronden en landerijen en bij Indisch Staatsblad 1872 N° 19 het kadaster onder het beheer van dit departement ge-

bracht. Het personeel op het bureau van den direkteur bestaat uit 1 sekretaris, 3 referendarissen, 6 hoofdkommiezen, 6 eerste, 12 tweede, 5 derde kommiezen en klerken.

Bij Indisch Staatsblad 1875 N° 30 wordt krachtens machti- ging des Konings bepaald, dat aan de betrekking van sekretaris bij dit departement bezoldigd met ƒ 800 'smaands, zijn verbon- den 4 tweejaarlijksche verhoogingen elk van / 5 0 'smaands.

Aan den direkteur en aan dien van Justitie zijn toegevoegd 2 ambtenaren belast met het ontwerpen van verordeningen, voorschriften en voorstellen vereischt tot uitvoering van het Ko- ninklijk besluit in Staatsblad 1870 N° 118 (agrarische aange- legenheden).

InslruTciie voor den BireUeur van Kultures. (thans Binnen- landsch bestuur.)

Indisch Staatsblad 1832 N° 15 bevat de

INSTRUKTIE voor den Direkteur der kultures.

Art. 1. De direkteur der kultures staat tot den direkteur- generaal van financiën in dezelfde verhouding, als de overige direkteuren, zoo als dit is bepaald bij de besluiten van den Kom- missaris-Generaal van 11 November 1826 en van 20 Februari

18 27, hij neemt dus zitting in den Raad van financiën wanneer hij te Batavia aanwezig is.

Art. 2. Met alteratie, in zooverre, van artikel 5 en 6 der instruktie voor de generale direktie van financiën, en ingevolge het bepaalde bij de resolutie van heden, N° 23, worden onder den direkteur der kultures gebracht :

a. De landelijke inkomsten ;

b. De teelt van koffie, peper, katoen, kochenilje, fabrikatie en bereiding van suiker, indigo, zijde, thee, tabak en alle andere kultures der voor de Europeesche markt geschikte produkten, waaraan 's gouvernements belang op de eene of andere wijze

(13)

verbonden is, hetzij dat die voor eigen rekening, of op kontrak- ten met partikulieren, of op welke wijze ook, worden geteeld en veredeld, of tot welker bevordering de tusschenkomst van het gouvernement noodig zal wezen.

c. De koületeelt in de Preanger-Regentschappen.

cl. Het beheer van, en het toezicht over de houtbosschen, tot dat het hout op de stapelplaatsen zal zijn geleverd.

e. De specerij teelt.

f. De verkoop en uitgifte van gronden of landerijen, voor zoo- verre de afstand daarvan met de kultures in aanraking mocht komen.

Art. 3. De kollekteurs en kontroleurs der landelijke inkom- sten behooren, als een gevolg van het hierboven bepaalde, tot het departement der kultures. Alle rapporten of voorstellen, betreifende het personeel, zoomede alle verzoeken door hen zelve' te doen, worden echter, door tusschenkomst der residenten, ge- riefd aan den direkteur, die ze, des geraden vindende, met 'zijne konsideratié'n het gouvernement zal aanbieden. Gemelde kollek- teurs en kontroleurs blijven desniettemin ondergeschikt aan de residenten.

Art. 5. De direkteur zal bevelen kunnen geven aan alle re- sidenten en verdere ambtenaren, die met de kultures in aanra- king staan, zijnde speciaal aan hem ondergeschikt de Inspekteurs over de kultures.

De onderinspekteurs, élèves, enz. bij de kultures, zijn onmid- dellijk ondergeschikt aan de residenten; hun wordt echter vrij- heid gelaten, om in bizondere gevallen, met den direkteur te korrespondeeren, zoo als dit een en ander nader wordt bepaald bij hunne instruktiën.

Art. 5. Onder het opperbeheer van den direkteur over de kultures worden gesteld de établissementen van landbouw te Krawang, te Banjoewangie, te Blitar, en waar deze nog verder mochten worden opgericht.

Art. 6. Aan den direkteur zal van wege de regeering wor- den bekend gemaakt, welke uitbreiding zij verlangt, dat aan de kuituur van de onderscheiden artikelen, voor de markt in Europa geschikt, worde gegeven en mitsdien aan hem worden mede- gedeeld de hoeveelheden van ieder dier artikelen, die jaarlijks zullen moeten worden gekultiveerd. De kuituur zal moeten ge- schieden onder de direktie van de residenten en hunne ambte- naren, onder het opzicht van de Javasche hoofden, de opgegevene hoeveelheden zullen worden verstaan over geheel Java te moeten

(14)

4

worden gekultiveerd, hetzij rechtstreeks door het gouvernement en voor zijn eigen rekening, hetzij voor een gedeelte door de Javanen voor eigen rekening, zoo als reeds geschiedt met de koffie enz., hetzij door paitikulieren met of zonder voorschot of bemoeienis van het gouvernement.

Art. 7. Uitgaande van de door het gouvernement aangeno- men grondbeginselen, onder zoodanige wijzigingen nogtans, als wellicht plaatselijke omstandigheden vorderen, zal de direkteur over de kultures, na overleg met de residenten, bepalen de hoe- grootheid der aanplanting en bearbeiding in elke residentie, en verder regelen de kontrakten, die deswege zullen worden aange- gaan, of de aanplantingen die voor rekening van het gouver- nement zullen moeten geschieden, enz.

De direkteur zal daarvan verslag doen aan de regeering en, na bekomen goedkeuring, de residenten in last geven, om de noodige aanplanting met de vereischte zorg te bewerkstelligen, tot welk einde de inspekteurs over de kultures, daar, waar dit noodig zal worden geacht, de vereischte inlichtingen zullen moe- ten geven, en te dezen aanzien wijders zoodanig handelen, als in de instruktie voor die ambtenaren is vastgesteld.

Art. 8. De direkteur zal, voor zooveel noodig, de aandacht der residenten bizonderlijk doen vestigen op dat gedeelte der be- volking, dat thans voor de publieke diensten is afgezonderd, ten einde dit aantal zooveel mogelijk te verminderen, en op de verdeeling van den arbeid goede orde te stellen, om alzoo de meest mogelijke handen voor de kultures disponibel te houden.

Art. 9. De direkteur zal de noodige zorg dragen, dat de kultures voor gouvernements rekening nauwkeurig worden ge- surveilleerd, en dat het produkt of het fabrikaat van de deugd- zaamste hoedanigheid zij ; hij zal wijders zijne bizondere aandacht doen gaan over alles, wat kan strekken tot aanwending der meest mogelijke spaarzaamheid bij de kuituur en den handen ar- beid, en het gebruik van den tijd; hij zal te dien einde de re- sidenten aanbevelen om, zoowel in het belang van den fabrikant als dààr, waar dadelijk voor 'sgouvernements rekening wordt gekultiveerd, zooveel mogelijk in de nabijheid der fabrieken te doen aanplanten de grove middelen of stoffen, die voor de op- stallen en het werk of de konfektie of emballage noodig zijn, zoo als bamboes, riet, de plant waarvan de karong of matten worden vervaardigd, de niepa voor kadjangmatten, de allang- allang, voor het oprichten en onderhouden van gebouwen enz.;

hij zal de residenten wijders aanbevelen, kanalen en goede we-

(15)

gen aan te leggen, zoowel tot vervoer van het ruwe produkt uit de velden en tuinen, als voor het gefabriceerde produkt, ten einde de transporten zooveel mogelijk gemakkelijker, sneller, en dus ook minder kostbaar te doen zijn, opdat de kosten van den arbeid tot het veredelen van het produkt enz. zeer weinig be- dragen, en de artikelen van handel daardoor goedkoop zijn, zon- der dat die op den planter drukke.

De direkteur zal zich ook moeten beijveren, om eene zoo vol- ledig mogelijke kennis van al de bizonderheden van elk artikel der kultures te bekomen, ten einde alle verbeteringen, die inde eene of andere residentie bestaan of ontdekt worden, aan ande- ren te kunnen mededeelen; die latere uitvindingen van elders zijn, met toestemming van de regeering kunnen beproeven, en voorts gedurig zijne aandacht vestigen op alles, wat zal kunnen dienen ter vereenvoudiging en bezuiniging van den arbeid, en ter verbetering van het produkt.

Art. 10. De direkteur voornoemd zal zorgen, dat de gelden, bij de begrooting voor de kultures disponiebel gesteld, tot geene andere einden, en niet dan zeer doelmatig en met de meeste spaarzaamheid worden aangewend. Te dien einde zal het gouver- nement, op zijne voordrachten, globale kredieten openen, en zul- len voorts de residenten aan hem opgeven het bedrag der fond- sen, die zij voor een bepaald tijdvak ten dienste der kultures zullen noodig hebben.

De direkteur zal nagaan, in hoeverre de door de residenten gevraagde sommen al dan niet, geheel of gedeeltelijk benoodigd zijn, en naar gelang daarvan de direkteur-generaal van financiën verzoeken, de benoodigde fondsen bij de onderscheidene residentie kassen disponibel te stellen, die daaraan, na certificeering door de Algemeene Rekenkamer, uit het krediet, hetwelk door het gouvernement geopend is, op de bij de begrooting uitgetrokken som ten dienste der kultures zal gevolg geven.

> Art. 11. De residenten zullen alle maanden aan den direkteur inzenden, in duplo, de staten van gedane uitgaven, ten behoeve der kuituur aangewend.

Na examinatie zullen deze door hem aan het gouvernement Worden aangeboden

Deze staten vervolgens geheel of gedeeltelijk goedgekeurd zijnde, worden aan de Algemeene Rekenkamer gezonden voor li- quidatie en verifikatie, door welk kollegie één aan den direkteur Wordt geretourneerd.

Art. 12. De direkteur voornoemd zal goed toezicht houden

(16)

6

over de geregelde aflevering der produkten, die of aan het gou- vernement ter restitutie van voorschotten moeten worden gedaan, of uit zijn fabrieken voortspruiten, of wel voor landrenten aan hetzelve aankomen; na de aflevering in de magazijnen zal hij daarmede geene verdere bemoeienis hebben, dan alleen in zoodanige gevallen, waar het noodig is de kwaliteit te kennen.

Art. 13. Om dit een en ander des te beter te kunnen na- gaan en surveilleeren, zullen de residenten gehouden zijn, aan den direktem- over de kultures in te zenden zoodanige opgaven en in zoodanigen vorm, als hij direkteur van hen zal verlangen. Ten kantore van den direkteur zullen daarvan generale registers wor- den aangehouden. De residenten zullen almede aan den direkteur over de kultures inzenden al zoodanige verdere opgaven, als noo- dig zijn en vereischt worden om de geheele werking en uitbrei- ding der kultures behoorlijk te kennen, ten einde volledig in staat te zijn op te maken het algemeene verslag over de kultu- res, hetwelk hij direkteur verplicht is, alle zes maanden den Gouverneur-Generaal aan te bieden.

Art 14. Aan den Direkteur over de kultures wordt al ver- der opgedragen, registers aan te houden van het personeel bij de kultures, als: inspekteurs, onderinspekteurs, kollekteurs en kon- troleurs der landelijke inkomsten, enz., ten einde alzoo nauwkeu- rig te kennen het gedrag en de verdiensten van een ieder hun- ner, en tevens het gouvernement in de gelegenheid te stellen, om aan bekwame en ijverige ambtenaren de verdiende bevorde- ring te doen ondervinden.

Art. 15. De direkteur der kultures zal, even als de an- dere direkteuren bij de generale direktie, een jaarlijks verslag opmaken, hetwelk door den raad van financiën, even als de verslagen der andere direkteuren, bij een algemeen rapport van den staat der financiën zal worden gevoegd, in gelijker voege, als bij artikel 37 van de instruktie voor de generale direktie van financiën is bepaald.

Art. 16. De direkteur der kultures zal in handen van den Gouverneur-Generaal den eed afleggen, voor den direkteur- generaal en direkteuren bij bovengemelde instruktie bepaald.

Bij Indisch Staatsblad 1833 N° 49 wordt bepaald:

1°. Goed te keuren het model voor de aan te leggen regis- ters bij de direktie der kultures voor iedere residentie en voor elke kuituur afzonderlijk, zooals het aan deze resolutie is gean- nexeerd.

(17)

2°. Te bepalen:

a. Dat, behalve de in art. 1 bedoelde registers, nog bij de direktie der kultures zal worden aangehouden een register van diverse debiteuren en krediteuren, waarin zullen worden geboekt alle voorschotten, welke op het gewas, of ter nadere verrekening niet produkten, worden verleend, benevens de wijze, waarop de verrekening heeft plaats gehad en zulks overeenkomstig, den bij de algerneene boekhouding aangenomen vorm.

b. Dat de boekhouding der kultures zoodanig zal moeten wor- den ingelicht, dat daaruit dadelijk blijke hoeveel een ieder debet is, wegens voorschotten, ter zake van kultures gedaan, wat er op voldaan is, en wanneer het overige moet voldaan worden.

c. Dat de direkteur der kultures van de voorschotten eene controle zal houden, opdat de verevening dezer op den be- paalden tijd plaats hebbe, en dat hij bij verzuim, het noodige daartoe zal moeten verrichten; terwijl alverder door hem zal moeten worden gewaakt, dat aan de voorwaarden, waarop de voorschotten zijn gegeven, en welke tevens de wijze en termij- men der restitutie bepalen, naar behooren worde voldaan; en eindelijk dat de reëele en personeele borgtochten, welke daarvoor zijn gesteld, behoorlijk worden hersteld of vernieuwd, wanneer zulks bij verval der hypotheken, of bij overlijden der borgen vereischt mochten worden.

d. Dat de boeken, voor zooveel betreft de jaren 1830, 1831

®n 1832, zullen worden samengesteld uit de voorhanden zijnde opgaven bij de direktie der kultures, uit de bij de algerneene rekenkamer berustende kasverantwoordingen en uit de algerneene boeken; met bevoegdheid evenwel op den direkteur der kultures om, zoo noodig, aan de respektieve residenten en kashouders daaromtrent nadere ophelderingen te vragen.

e. Dat de bij de direktie der kultures te houden boeken, voor net Ioopende en de volgende jaren zullen worden samengesteld uit de maandelijks door alle kashouders op Java aan den direk- teur der kultures in te zenden volledige extrakten uit hunne kasmemorialen, voor zooveel de uitgaven en ontvangsten ten be- hoeve der kultures betreft.

ƒ. Dat dien ten gevolge zal vervallen de inzending, door de residenten, van de staten, voorgeschreven bij art. 11 der iustruk- tie voor den direkteur over de kultures, (Staatsblad 1832 W 15), en dat alle uitgaven, betrekking hebbende tot de kultures, zul- len worden behandeld op denzelfden voet, als bij de bepalingen

(18)

s

op het beheer van 's lands geldmiddelen, ten aanzien van andere uitgaven, is vastgesteld.

g. Dat de inkoopen van gereedschappen, werktuigen en andere benoodigdheden voor de kultures, bij de boeken der direktie, ten laste van dezelve zullen worden gebracht, dadelijk bij de betaling van gedane inkoopen, en niet bij de verstrekking uit 's lands pakhuizen, en zulks ter voorkoming van dubbele boekingen; zul- lende bij de verstrekking van goederen of materialen voor de kultures, welke vroeger zonder speciale bestemming ingekocht en alzoo bij de betaling niet ten laste van de kultures gebracht zijn, de geldswaarde daarvan bij de verstrekking, alsnog ten laste van de cultures moeten worden geregulariseerd.

h. Dat de ontvangen produkten, hetzij in betaling van planten en brandhout, dan wel ter afbetaling van voorschotten, of ten gevolge van inkoop, niet eerder bij de boeken van de direktie der kultures zullen worden verhandeld, dan nadat de regularisatie daarvan bij de kasrekeningen der verschillende residentien zal hebben plaats gehad.

i. Dat ten einde de vermenging der onderscheidene dienstjaren voor te komen, door de residenten en verschillende kashouders op Java, zorg zal worden gedragen, dat bij de aanteekening in de kas-memorialen, van de uitgaven en ontvangsten, ten behoeve der kultures, ten duidelijkste blijke over welk dienstjaar deze loopen; en

^ Je. Dat door de onderscheidene residenten maandelijks aan den direkteur der kultures zal worden ingezonden, een staat der in- en afleveringen van produkten gelijk aan den direkteur van 's lands produkten en civiele magazijn inzenden.

Bij Indisch Staatsblad 1855 N° 23 wordt ingevolge art. 64 Regeerings-Reglement de generale direktie van financiën ingetrok- ken en de takken van algemeen burgerlijk bestuur, beheerd door 5 op zich zelve staande direkteuren onder de bevelen en het oppertoezicht van den Gouverneur-Generaal.

De direkteur van binnenlandsch bestuur wordt wijders bijge- staan door 1 hoofdinspekteur voor de koffiekultuur en 1 idem voor de suiker- en rijstkultuur, het landelijk stelsel en wat daar- mede in verband staat. Aan elk hunner is een sekretaris toegevoegd.

Inspeldeun van KuUures.

Bij Iudisch Staatsblad 1833 N° 73 wordt bepaaald:

Art. 1. Behalve de nu reeds, tot het voorgeschreven einde,

(19)

aan den direkteur der kultures toegevoegde ambtenaren, zal hij nog worden bijgestaan door een inspekteur over de kultures.

Art. 2. De inspekteur en adjunkt-inspekteurs over de kultu- res, vermogen geene inspektién in de residentiën te doen, uit eigen beweging, maar zullen daartoe steeds voorzien worden van speciale lastbrieven van den direkteur der kultures, gegrond op algemeene of bizondere autorisatiën van het gouvernement.

Art. 3. In het algemeen zullen de bemoeiingen van de In- spekteurs en de adjunkt-inspekteurs der kultures ten doel moeten hebben, om na te gaan of het stelsel van kultures doelmatig werkt, of de algemeene beginselen, daarbij vastgesteld, behoorlijk worden nageleefd, of de voordeden, daarbij aan den inlander toe- gedacht, niet door verkeerde inrichtingen of andere omstandig- heden worden verijdeld, en of al de hulpmiddelen, die de plaat- selijke gesteldheid aanbiedt, behoorlijk worden aangewend, ter verlichting van den arbeid der bevolking, en ter verbetering van harer inkomsten.

Zij zijn bevoegd en verplicht, om de noodige rapporten en voorstellen aan den direkteur der kultures te doen, omtrent ge- breken of verkeerdheden bij de kultures, die zij, staande hunne inspektiën, mochten opmerken, al betroffen deze ook zaken, niet in hunnen lastbrief begrepen.

Art. 4. De residenten en verdere plaatselijke ambtenaren, zoo Europeesche als inlandsche, zijn verplicht, om de inspekteurs en adjunkt-inspekteurs der kultures, mitsgaders degenen die hun, in bizondere gevallen, ter hulp mochten worden toegevoegd, allen noodigen bijstand en inlichtingen te geven, en te doen geven, ter behoorlijke uitvoering van hunnen last, zullende het tegen- deel als plichtverzuim worden aangemerkt.

Indisch Staatsblad 1836 N° 54 bevat de volgende

REGELING voor de inspektie der kultures van voort- brengselen voor de Europeesche markt en der rijst- kultuur, alsmede der houtbosschen op het eiland Java.

1°. In verband tot de instruktie voor den direkteur der kul- tures, gearresteerd bij resolutie van 30 Maart 1832 N° 23, (Staatsblad N° 15), en tot de voorschriften ten aanzien van de bemoeiingen der inspekteurs, gegeven bij Besluit van den Com- missaris-Generaal, van 28 November 1853, N° 416, (Staatsblad N° 73), zullen aan den direkteur over de kultures worden toeT gevoegd é inspekteurs, wier werkkring zal bevatten al de onder-

(20)

10

scheidene voortteelingen en verdere behandeling van voortbreng- selen voor de Europeesche markt, de rijstteelt en de houtbosschen op het eiland Java.

2°. Voor de te doene inspektiën zal Java verdeeld worden in vier afdeelingen; zullende in elke daarvan begrepen zijn de na- volgende residentiën, te weten :

Eerste Afdeeling: Batavia, Bantam, Buitenzorg, Krawang, Preanger-Regentschappen. Tweede Afdeeling : Cheribon, Tagal, Pekalongan, Banjoemas, Baglen, Kedoe. Derde Afdeeling: Sa- maraiig, Japara Rembang, Madioen, Patjitan. Vierde Afdeeling : Soerabaia, Kediri, Pasoeroean, Bexoeki.

Voor elke dezer afdeelingen zullen de inspekteurs, bij afwis- seling, kunnen bestemd worden, onder goedkeuring van den Gouverneur-Generaal.

3°. De inspekteurs zullen kunnen genieten eene bezoldiging tot aan / ' 1 0 0 0 ieder, 'smaands, doch zullen bij het aanvangen in die betrekking ook op mindere bezoldiging kunnen worden aangesteld, om naar gelang van verdiensten, opvolgend, daarin te worden verhoogd ; aan elk der inspekteurs, zonder onderscheid, zal boven en behalve hun traktement, worden te goed gedaan eene som van f 100 'smaands voor schrijfloonen en schrijfbe- hoeften, en voorts reis- en verblijfkosten, naarvolgens de be- staande bepalingen.

Zij zullen in rang gelijk staan met de residenten en het kostuum dragen, bij besluit van 4 Juni 1828 N° 22, (Staatsblad N° 48), voor de inspekteurs van financiën vastgesteld.

4°. In het algemeen behoort tot den werkkring van de in- spekteurs, om na te gaan of het stelsel van kultures doelmatig werkt, of al de gelegenheden en hulpmiddelen die de plaatselijke gesteldheid kunnen opleveren, doelmatig en behoorlijk worden aangewend; of door de Europeesche en Inlandsche ambtenaren een doelmatig en ij veiig toezicht wordt uitgeoefend; of voor iedere soort van voortbrengsel goede, geschikte gronden worden gebe- zigd, of die gronden goed worden bereid ; of de aanplantingen op de geschikte tijdstippen geschieden; of de onderhouding, oogst, inzameling, bereiding, berging en vervoer der gewassen en voort- brengselen, op de doelmatigste wijze plaats vinden ; of alle ver- eischte zorgen worden aaugewend tot de verzekering van eene voortdurende gemakkelijke en goedkoope verkrijging van veel en van de beste soort van brandhout, bamboes, kadjang, rotting en al wat verder bij de bereiding en afpakking der voortbrengselen kan vereischt worden, dan wel welke verbeteringen daarin zou-

(21)

den behooren en kunnen worden aangebracht ; of de Belangen der inlandsche bevolking, zoowel in belooning als in regeling van eenen matigen arbeid, behoorlijk zijn gewaarborgd; of de nog verplichte of heerendiensten voor betere inrichtingen vatbaar zijn.

Voorts zullen de inspekteurs ten aanzien van de rijstteelt en de houtbosschen, zoo ver het nuttig is, ook het bovenstaande toe- passen, en zich verder daaromtrent gedragen naar de bizondere voorschriften voor deze takken hunner werkzaamheden, nader te geven.

5°. De inspekteurs zullen van hunne bevindingen, juiste, nauw- keurige en vooral ook volledige berichten, met de vereischte voorstellen, indienen aan den direkteur der kultures ; zij zullen ook moeten kennis geven van de gebreken of verkeerdheden die door hen worden opgemerkt, al is de last daartoe niet bizonder bij deze uitgedrukt; ook zullen zij hunne opmejkingen, bij nota, aan den gekoncerneerden resident mededeelen.

Zij zullen hunne berichten moeten regelen naar de voorschrif- ten van den direkteur, wordende echter als grondslagen vastgesteld:

a. Dat de berichten voor iederen tak van kuituur of werk- zaamheid, en voor elke residentie, afzonderlijk zullen worden in- gediend.

b. Dat de rapporten zullen worden ingezonden, zoodra een tak van kuituur of werkzaamheid in eene residentie, door hen vol- ledig is nagegaan, zonder te wachten tot ook eene tak geheel af- gehandeld zij, ten ware eenig onderling verband zulks mögt vor- deren, in welk geval evenwel nog ieder onderwerp in een afzon- derlijk bericht moet worden behandeld.

De inspekteurs zullen eene door hen bezochte residentie niet verlaten, voor dat het laatste rapport daartoe betrekkelijk inge- zonden is.

6°. De vaste woonplaats van de inspekteurs moet zijn ter plaatse waar de direkteur over de kultures gevestigd is, zonder wiens toestemming zij de plaats niet mogen verlaten; gedurende hun aanwezen aldaar, zullen zij den direkteur behulpzaam zijn in de bewerking van zoodanige zaken, als hij aan hen zal opdragen.

7°. De inspekteurs zullen, buiten de te ontvangen bevelen, ook van hunne zijde aan den direkteur moeten voorstellen de tijd- stippen, wanneer zij het doelmatig oordeelen eenige opname te gaan doen; zij zullen, na daartoe gemachtigd te wezen, altijd alvorens in eene residentie aan te komen, ten minste tien dagen vooraf, den resident daarvan schriftelijk kennis geven, en ook steeds aan den direkteur, in tijds mededeelen, tegen wanneer zij

(22)

12

in eene andere residentie denken te zullen aankomen; zij zijn verplicht, dadelijk bij hunne komst in de hoofdplaats der residentie, daarvan aan den resident, mondeling of schriftelijk, kennis te geven en alvorens met hunne inspektiën aan te vangen, binnen de 24 uren, bij dezen een bezoek af te leggen, hetgeen door den resident, binnen de daarop volgende 24 uren, wederkeerig bij den inspekteur zal moeten geschieden.

De resident zal den inspekteur alle vereischte bijstand en in- lichtingen geven en doen geven, waartoe zij dan ook met elkan- der moeten overleggen, welke ambtenaren, den inspekteur op zijne reis zullen vergezellen ; znllende de bizondere aandacht van het gouvernement steeds gevestigd zijn op de eensgezindheid, waarop gerekend en die gevorderd wordt, om de bedoelingen, in het belang van den dienst, zonder onverschillige of stuitende han- delwijze, gaaf te kunnen bereiken.

8°. Zoo lang het nuttig geoordeeld wordt, om buiten de in deze bedoelde vier Inspekteurs, nog andere personen onder de benaming van inspekteurs of wel anders, ten behoeve van een of meer bizondere takken van kultures, in dienst te stellen, zul- len de vermelde vier inspekteurs der kultures, door den direkteur worden onderricht, hoedanig zij zich ten aanzien dier bizondere takken zullen hebben te gedragen.

Europeesck Binnenlandsah Bestuur.

Hoofdstuk IV van het Regeerings-Reglement bevat onderstaande bepalingen :

Art. 67. Zooveel de omstandigheden het toelaten, wordt de Inlandsche bevolking gelaten onder de onmiddelijke leiding van hare eigene van regeeringswege aangestelde of erkende hoofden, onderworpen aan zoodanig hooger toezicht als bij algemeene of bizondere voorschriften door den Gouverneur-Generaal is of zal worden bepaald.

Art. 68. De indeeling van het grondgebied van Nederlandsen Indie in gewesten, geschiedt door den Koning.

In de gewesten wordt, in naam van den Gouverneur-Generaal, het bestuur uitgeoefend door hoofdambtenaren onder zoodanige ambtstitels als zijn of zullen worden bepaald.

De Gouverneur-Generaal stelt de instruktiën dier hoofdambte- naren vast en regelt hunne betrekking tot de verschillende kol- legiën en ambtenaren, tot de militaire gezachhebbers en tot de bevelhebbers yan 's Rijks schepen van oorlog.

(23)

Het burgerlijk gezag is, zoolang niet anders is bepaald, het hoogste.

Art. 69. De verdeeling der gewesten in regentschappen ge- schiedt door den Gouverneur-Generaal.

In elk regentschap wordt onder zoodanigen ambtstitel als de Inlandsche gebruiken medebrengen, een regent aangesteld, door den Gouverneur-Generaal uit de Inlandsche bevolking gekozen.

De instruktiën der regenten en hunne betrekking tot de Euro- peesche ambtenaren worden door den Gouverneur-Generaal vastgesteld.

Bij het openvallen der betrekking van regent op het eiland Java wordt, behoudens de voorwaarden van bekwaamheid, ijver, eerlijkheid en trouw, zooveel doenlijk tot opvolger gekozen een der zonen of nabestaanden van den laatsten regent.

Art. 70. De regentschappen worden, waar hij dit noodig acht, door den Gouverneur-Generaal verdeeld in distrikten.

Elk distrikt wordt bestuurd door een inlandsch hoofd, onder zoodanigen ambtstitel als de inlandsche gebruiken medebrengen.

De ii:struktiën der distrikts-hoofden en hunne betrekking tot de Europesche ambtenaren worden door den Gouverneur-Generaal vastgesteld.

Art. 7 1 . De inlandsche gemeenten verkiezen, behoudens de goedkeuring van het gewestelijk gezag, hare hoofden en bestuur- ders. De Gouverueur-Generaal handhaaft dat recht tegen alle inbreuken.

Aan die gemeenten wordt de regeling harer huishoudelijke belangen gelaten, met inachtneming der van den Gouverneur- Generaal of van het gewestelijk gezag uitgegane verordeningen.

Waar het bepaalde bij de alinea's 1 en 2 van dit artikel niet overeenkomt met de instellingen des volks of met verkre- gene rechten, wordt de invoering daarvan achterwege gelaten.

Art. 72. De ambtenaren, met het hoogste gewestelijk gezag bekleed, zijn bevoegd tot het maken van reglementen en keuren van politie. Zij kunnen tegen de overtreding daarvan straffen bedreigen, overeenkomstig regels bij algemeene verordening te stellen.

Art. 73. Vreemde Oosterlingen, in Nederlandsch-Indië geves- tigd, worden zooveel doenlijk in afzonderlijke wijken vereenigd, onder de leiding van hunne eigene hoofden.

De Gouverneur-Generaal zorgt, dat die hoofden van de yer- eischte voorschriften worden voorzien.

De hoofden van gewestelijk bestuur hebben den rang van

(24)

u

kolonel en het recht tot het voeren van den vergulden pajoeng of zonnescherm. De assistent-resident heeft den rang van majoor.

Door ambtenaren met het hoogste gewestelijk gezag bekleed, hoogsten gewestelij ken gezachhebber, hoogstcn gezachvoerder in de bezittingen buiten Java en Madura, in de artt. 72, 84, 92 alinea 3 en 4 en 105 van het Regeerings-Reglement, worden niet verstaan de aan de gouverneurs ondergeschikte residenten op de buitenbezittingen (Bijbl. N° 810).

Instruktie voor de hoofde?! van gewestelijk bestuur op Java en Madura.

Bij Indisch Staatsblad 1867 N° 114 wordt met intrekking van alle daarmede strijdende bepalingen vastgesteld de hieronder volgende

INSTRUKTIE voor de Hoofden van Gewestelijk bestuur op Java en Madura.

Art. 1. De hoofdambtenaren, die, in naam van den Gouver- neur-Generaal, het gewestelijk bestuur uitoefenen op Java en Madura, voeren den titel van Resident.

Art, 2. De resident is met het hoogste gewestelijke gezag bekleed in het aan zijn bestuur toevertrouwde gewest.

Art. 3. De resident woont op de hoofdplaats. Hij mag zich uit het onder zijn beheer staande gewest niet verwijderen, zonder machtiging of verlof van den Gouverneur-Generaal, tenzij hij ge- dagvaard mögt worden voor den rechter tot het afleggen van getuigenis der waarheid, en dan nog alleen, wanneer de tijd mögt ontbreken, om beschikking af te wachten op een te vragen verlof en wanneer geene dienstbelangen van dringenden aard zijne verwijdering onraadzaam mogten maken.

Art. 4. De resident mag rechtstreeks noch zijdelings deel- hebber zijn in, noch borg zijn voor eenige onderneming, ten grondslag hebbende eene met de Indische Regeering, om winst of voordeel aangegane overeenkomst.

Hij mag geen handel drijven, noch verbindtenissen van gelde- lijken aard aangaan met de hoofden der inlandsche en der daar- mede gelijkgestelde bevolking, borgtochten daaronder begrepen.

Hij mag geen belang hebben bij eenige bizondere onderneming van landbouw, nijverheid of scheepvaart, in het onder zijn be-

(25)

heer staande gewest, noch aldaar eigenaar of huurder van lan- derijen zijn.

Art. 5. Alvorens zijne betrekking te aanvaarden, legt de re- sident, in handen van den Gouverneur-Generaal of van dengenen die daartoe door den Gouverneur-Generaal mögt gemachtigd wor- den, den volgenden eed (belofte) af:

»Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot resident van

benoemd te worden, rechtstreeks of zijdelings aan geene personen, hetzij in- hetzij buiten het bestuur, onder wat naam of voor- wendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb, noch beloven of geven zal.

»Ik zweer (beloof), dat ik, om iets in deze betrekking te doen ofte laten, van niemand eenige beloften of geschenken aan- nemen zal, rechtstreeks of zijdelings.

»Ik zweer (beloof) getrouwheid aan den Koning, en dat ik den Gouverneur-Generaal, als 'sKonings vertegenwoordiger, zal eerbiedigen en gehoorzamen.

»Ik zweer (beloof), dat ik geheim zal houden wat uit den aard der zaken en overeenkomstig de mij deswege gegeven be- velen geheim behoort te blijven; dat ik de welvaart van het aan mijn bestuur toevertrouwd gewest naar mijn beste vermogen zal bevorderen.

»Ik zweer (beloof), dat ik nauwgezet zal opvolgen de instruk- tie en voorschriften van mijn ambt gemaakt of nog te maken, en de algemeene of bizondere bevelen, welke mij door of van wege den Gouverneur-Generaal zullen gegeven worden, en dat ik mij in alles zal gedragen, zooals een braaf en eerlijk resident betaamt.

»Zoo waarlijk helpe mij God almachtig (dat verklaar en be- loof ik)."

Art. 6. Bij oveilijden, ziekte of andere wettige verhindering van den resident, wordt zijn ambt tijdelijk waargenomen door den assistent-resident of door den sekretaris, indien op de hoofd- plaats geen assistent-resident bescheiden is, en zulks tot dat door den Gouverneur-Generaal daarin zal zijn voorzien.

De bepalingen dezer instruktie, met uitzondering van artikel 5, zijn van toepassing op den ambtenaar met de tijdelijke waar- neming van het ambt van resident belast.

Art. 7. De resident oefent het hoogste burgelijke gezag uit.

Hij handhaaft, met den meesten klem, gehoorzaamheid aan het gezag, en gaat alle inbreuken daarop streng tegen.

(26)

16

Hij onthoudt zich zorgvuldig van eenige harde of willekeurige behandeling der ingezetenen.

Art. 8. De resident geeft aan zijne ondergeschikte ambtena- ren, beambten en Inlandsche hoofden zoodanige bevelen als ter uitvoering van de werkzaamheden, hem bij de algemeene en bizondere verordeningen opgedragen, noodig zijn.

Art. 9. De resident ontwerpt en kondigt af reglementen en keuren van policie, op den voet, bepaald bij Staatsblad 1858 Nos. 17 en 18.

Hij is mede aansprakelijk voor de afkondiging in het gewest onder zijn beheer, van alle algemeene verordeningen door de re- geering uitgevaardigd.

Art. 10. De resident leeft stipt na en doet stipt naleven het reglement op het beleid der regeering van Nederlandsch Indie, overeenkomstig de voorschriften van den Gouverneur-Generaal.

Hij beijvert zich in zijnen kring om den Gouverneur-Generaal in staat te stellen tot hetgeen dat reglement vordert.

Art. 11. Aan den resident is in het algemeene opgedragen het toezicht over de richtige uitvoering der algemeene verorde- ningen en bevelen van den Gouverneur-Generaal, voor zoover dat toezicht niet bij andere machten behoort.

Art. 12. De resident is, naar aanleiding en met inachtneming van het bepaalde bij het voorgaande artikel, persoonlijk verant- woordelijk voor de handhaving en onverwijlde uitvoering van alle maatregelen van inwending bestuur en openbaar gezag, welke voortspruiten uit algemeene wetten, reglementen en verordeningen of uit bevelen, die aan hem, door of van wege den Gouverneur- Generaal, worden afgevaardigd, of welke hunne gronden vinden in den aard der omstandigheden, die eenige tusschenkomst van het openbaar gezag vereischen.

De bepalingen op het beheer van 's lands geldmiddelen rege- len zijn rekenplichtigheid jegens de algemeene rekenkamer.

Art. 13. De resident handhaaft eene goede politie en volgt de instruktiën op, hem ten dien aanzien door den prokureur- generaal gegeven.

Hij zorgt voor de opsporing, de vervolging en het onderzoek van misdrijven en overtredingen, door inlanders en daarmede ge- lijkgestelden in het door hem beheerde gewest begaan.

Hij verleent, voor zooveel betreft de opsporing, de vervolging en riet onderzoek van misdrijven en overtredingen door Europe- anen en daarmede gelijkgestelden bedreven, de noodige hulp aan

(27)

de ambtenaren van de rechterlijke macht, alles overeenkomstig de wettelijke bepalingen.

Art. 14. De resident oefent de rechterlijke funktiën uit, hem bij het reglement op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie in Nederlandsch Indie en andere algemeene verorde- ningen opgedragen, en leeft ook de daaromtrent bestaande wette- lijke bepalingen met stiptheid na.

Inzonderheid bevordert hij, voor zooveel zulks in zijn vermo- gen is, eene prompte en onvertogen rechtsbedeeling onder den

inlander.

Art. 15. Ten aanzien van de takken van algemeen bestuur over welke het beheer is opgedragen aan de direkteuren der departementen van algemeen burgerlijk bestuur, oefent hij het in artikel 11 bedoeld toezicht uit, overeenkomstig de deswege be- staande bepalingen en de bevelen van die direkteuren.

Aan hunne aanschrijvingen moet met nauwgezetheid en ge- pasten spoed worden voldaan. Indien zich daartegen bedenkingen verzetten, is de resident bevoegd, op eigen verantwoordelijkheid, de uitvoering of werking dier aanschrijvingen te schorsen, mits onverwijld daarvan aan den betrokken direkteur kennis gevende, onder mededeeling van redenen.

Art. 16. De resident is bevoegd van alle departementen en autoriteiten de inlichtingen te vragen, die hij in het belang van den dienst noodig oordeelt, en is verplicht hun de inlichtingen te verschaffen, welke zij voor hunnen werkkring verlangen.

Art. 17. De resident is verplicht van alle belangrijke voor- vallen onverwijld mededeeling te doen aan den Gouverneur-Generaal.

Hij korrespondeert rechtstreeks met den Gouverneur-Generaal over alle staatkundige aangelegenheden en zoodanige andere zaken, welke niet vallen binnen den kring der bevoegdheid van de de- partementen van algemeen bestuur, kollegiën of hoofden van administratie.

Hij zendt voor den laatsten Maart van elk jaar aan den Gou- verneur-Generaal omstandige verslagen in, van den staat van het onder zijn bestuur staande gewest en van hetgeen daarin gedu- rende den afgeloopen jaarkring is omgegaan en voorgevallen, in- gericht naar de voorschriften en modellen deswege reeds gegeven of nog te geven.

Art. 18. De resident handelt in overleg met de kommande- rende officieren der land- en zeemacht in het onder zijn bestuur

VIL 2

(28)

IS

staande gewest aanwezig, in alie zaken, waar het belang van den dienst hunne samenwerking vordert.

Tot dat einde doet hij aan die kommandeerende officieren mede- deeling van al hetgeen tot bevordering dier samenwerking kan strekken.

Hij is verplicht alle geschikte middelen aan te wenden, om met de militaire autoriteiten eene gestadige eensgezindheid te onderhonden.

Art. i y . De resident gaat in de behandeling en afdoening van de hem toevertrouwde aangelegenheden met gepaste voort- varendheid te werk.

Art. 20. Hij zorgt, dat alle bij hem inkomende stukken met orde en nauwkeurigheid worden bewaard, en dat van alle uit- gaande stukken kopyen worden gehouden, mitsgaders de noodige registers op een en ander.

Hij maakt voor dienstzaken gebruik van het algemeen zegel van den lande, met het omschrift: »Resident van "

Art. 21. Aan hem is in het bizonder opgedragen te zorgen, dat de rust en goede orde niet gestoord, maar de veiligheid van personen en goederen gehandhaafd worden. Hij heeft tot dat einde de beschikking over de schutterijen, alsmede over alle niet tot het Nederlandsch-Indisch leger behoorende van gouvernements wege opgerichte of nader op te richten gewapende korpsen en troepen en over de kruisbooten.

Art. 22. De resident heeft het oppertoezicht over den staat van het armwezen en over het bestuur van alle weeshuizen en andere openbare gestichten van liefdadigheid.

Hij neemt de noodige maatregelen of doet voorstellen tot we- ring van bedelarij en tot handhaving der volksinstellingen, krach- tens welke de inlandsche en daarmede gelijkgestelde bevolking gehouden is voor eigene armen en gebrekkigen te zorgen.

Art. 23. De resident is belast met het oppertoezicht over 's lands burgerlijke gevangenhuizen, in zooverre dit niet uitdruk- kelijk aan andere autoriteiten is opgedragen, alsmede over de bedelaarsgestichten en strafwerkplaatsen.

Hij zorgt, dat de gevangenen en dwangarbeiders met men- schelijkheid, overeenkomstig de bestaande bepalingen worden be- handeld, en is verplicht zich daarvan door persoonlijk onderzoek te overtuigen.

Art. 24. De resident zorgt, dat reizigers, vooral die in kom- missie reizen, hetzij militaire of burgerlijke, worden voorzien van

(29)

de noodige hulp, voor zoover dit met inachtneming der bestaande bepalingen kan geschieden.

Art. 25. De resident neemt de noodige maatregelen, strek- kende ter bevordering van de gezondheid der ingezetenen, vol- gens de bestaande of de nader vast te stellen algemeene bepalingen.

Art. 26. De resident tracht zooveel mogelijk, de kennis van het gewest onder zijn beheer te vermeerderen.

Hij wijdt daarom zijne bizondere zorg aan het verkrijgen van nauwkeurige statistieke opgaven, zoo omtrent de bevol- king zijner residentie in de verschillende indeelingen derzelve, als omtrent den veestapel, de volksziekten, de vaccine, de voor de verschillende rechtbanken behandelde rechtszaken, be- bouwde velden, prodnktie, enz., alles volgens de algemeene of bizondere voorschriften ter zake gegeven of nader te geven.

Art. 27. De resident maakt in het bestuur over de inland- sche bevolking zooveel mogelijk gebruik van de tusschenkomst van hare van regeeringswege aangestelde of erkende hoofden, onder wier onmiddelijke leiding die bevolking behoort te worden gelaten, zooveel de omstandigheden dit toelaten.

^ Hij ziet toe op de stipte naleving der voor de regenten en distriktshoofden gemaakte of nog te maken instruktiën.

Art. 28. De resident doet, in verband met art. 71 van het reglement op het beleid der Regeering, zoo noodig, voorstellen aan den Gouverneur-Generaal, betreffende de regeling van het dessa-bestuur en geeft bericht van de regelingen, die hij zelf op dat stuk heeft gemaakt.

Art. 29. De resident beschermt de inlandsche bevolking tegen willekeur, zoowel van de zijde van de Europeesche en andere ingezetenen, als van die harer eigene hoofden.

Waar de middelen om knevelarij en afpersing van geld, goe- deren of arbeid te weren, onvoldoende zijn, doet hij voorstellen tot voorziening.

Hij zorgt, dat aan de inlanders overal de gelegenheid worde gegeven, om vrijelijk klachten in te brengen.

Art. 30. De resident zorgt, dat de persoonlijke diensten, waartoe de inboorlingen, volgens de bestaande instellingen, alsnog verplicht zijn, in billijkheid en met onpartijdigheid over de be- volking verdeeld worden en dat geene nieuwe of meerdere per- soonlijke diensten gevorderd worden, dan tot dusver gebruikelijk en gewettigd is en niet strijdig bevonden wordt met reeds uit- gevaardigde voorschriften.

(30)

20

Hij onderzoekt gestadig voor welke verminderingen bestaan- baar met het algemeen belang, de eisch van dienstplichtigheid vatbaar is, behoudens instandhouding, zooveel mogelijk, van de persoonlijke diensten, welke de ingezetenen eener dessa, volgens voorouderlijke instellingen, in het belang van die dessa verrichten.

Onverminderd zijne verplichting om tot het verminderen van den eisch van persoonlijke diensten, voorstellen te doen, telkens wanneer daartoe aanleiding mocht bestaan, deelt hij in het kul- tuurverslag of bij afzonderlijk rapport jaarlijks mede den uitslag zijner onderzoekingen en den staat, waarin zich de regeling der hierbedoelde diensten bevindt.

Ait. 8 1 . De resident regelt de heffing der landrenten, waar die zijn ingevoerd, naar den gemeentelijken of dorpsaanslag, overal waar dit thans geschiedt, in afwachting dat de grond- slagen voor den aanslag in deze belasting bij algemeene verorde- ning zulten zijn vastgesteld.

Art. 32. Hij zorgt, waar dit noodig mocht zijn, dat de ver- schillende gewassen, welke tot voeding moeten dienen, in vol- doende hoeveelheid worden aangeplant, op de daarvoor meest geschikte tijdstippen.

Art. 33. Hij laat zich slechts in zoover met de godsdien- stige aangelegenheden der verschillende gezindheden in, als tot behoud van rust en openbare orde noodig is.

Art. 34. De resident is ambtshalve, voorzitter der gweste- lijke subkommissien van onderwijs, hij oefent het toezicht der overheid uit op het geven van onderwijs, ten dienste der inland- sche bevolking en bevordert de oprichting van scholen in over- eenstemming met de behoefte en de door den Gouverneur-Gene- raal gegeven of nog te geven voorschriften.

Art. 35. De resident is bevoegd tot benoeming en ontslag uit hunne betrekking van de onder hem gestelde ambtenaren, beambten en inlandsche hoofden, voor zooveel zulks niet aan andere of hoogere autoriteiten is voorbehouden.

Hij is bevoegd om, wanneer de belangen van den dienst dit vor- deren, de onder zijne bevelen gestelde ambtenaren, beambten en inlandsche hoofden, onder nadere goedkeuring der regeering, in de uitoefening hunner bediening te schorsen, en tijdelijk in het daardoor openvallend ambt te voorzien, mits hiervan terstond kennis gevende aan het betrokken departement van algemeen bestuur of aan den Gouverneur-Generaal.

Art. 36. Hij is bevoegd, om, bij overlijden, ziekte of andere wettige verhindering van eenen onder hem dienenden ambtenaar,

(31)

beambte of inlandsch hoofd, wiens benoeming aan hoogere of andere autoriteiten is voorbehouden, tijdelijk in de vervulling der vaceerende funktiën te voorzien, op de wijze die hem, in verband tot het beschikbaar personeel, in 's lands belang het meest geraden zal toeschijnen, mits onverwijld aan het betrokken departement van algemeen bestuur of aan den Gouverneur-Gene- raal daarvan kennis gevende.

Art. 37. De resident slaat het ambtelijk, zedelijk en maat- schappelijk gedrag van de onder zijne bevelen gestelde ambtena- ren, beambten en inlandsche hoofden op gepaste wijze gade, en b-engt, zulks noodig zijnde, zijne bevinding ter kennis van het betrokken departement van algemeen bestuur of Yan den Gou- verneur-Generaal.

Art. 38. Hij ziet nauwkeurig toe, dat de ambtenaren, be- ambten of inlandsche hoofden, onder zijne bevelen gesteld, zich geene andere voordeden uit of ten gevolge van hun ambt ver- schaffen, dan hun uitdrukkelijk bij hunne benoeming zijn ver- gund.

Bij ontdekking van dergelijke handelingen doet hij daarvan omstandig verslag aan het betrokken departement van algemeen bestuur en, wanneer r.oodig, ook aan den Gouverneur-Generaal, onder overlegging van alle ter zake betrekkelijke bescheiden, en verzoekt om bevelen; onverminderd de verplichting om, waar het feit de kenmerken draagt van misdnjf en door eenen Euro- peaan of daarmede gelijkgestelde bedreven is, den officier van justitie daarmede in wetenschap te stellen, en behoudens de be- voegdheid bij art. 35 verleend.

Art. 39. Hij bevordert zooveel mogelijk de kennis der in- landsche talen en in het algemeen den zin voor wetenschappe- lijk onderzoek, bij de onder hem gestelde Europeesche ambtenaren.

Art. 40. Hij spoort de leden van de invloedrijke inheemsche geslachten, en in het bizonder de zonen en nabestaanden der re- genten aan, om zich waardig te gedragen en zich toe te leggen op het verkrijgen der vereischte bekwaamheden, om later in aan- merking te kunnen komen voor plaatsing in 'slands dienst.

Hij wekt op en onderhoudt bij de inlandsche hoofden de zucht tot vermeerdering van beschaving en kennis, door gestadige aan- sporing, en gaat het gebruik van opium onder hen met nadruk tegen.

Art. 41 De resident ziet toe, dat, even als zulks voor hem verplichtend is, de onder hem gestelde Europeesche ambtenaren de beambten op eene waardige en zachte wijze omgaan met de inlandsche bevolking en hare hoofden.

(32)

22

Hij handhaaft het aanzien der inheemsche invloedrijke geslach- ten zooveel mogelijk, en tracht die meer en meer aan het Ne- derlandsch gezag te verbinden.

Wederkeerig waakt hij tegen alle aanmatiging van gezag en tegen het beleedigen der Europeesche ambtenaren en beambten van de zijde der inlandsche vorsten en hoofden.

Hij is verplicht om de ambtenaren of beambten, die de in- landsche vorsten, hoofden en bevolking op schampere en onwel- voegelijke wijze bejegenen, uit het binnenlandsch bestuur te ver- wijderen of daartoe voorstel te doen.

Art. 42. De resident is verplicht, ongerekend de bizondere reizen, welke de uitoefening van zijn ambt noodig maakt, jaar- lijks de verschillende gedeelten van het onder zijn bestuur staande gewest te bezoeken, ten einde zich persoonlijk te overtuigen, dat de onderscheidene takken van 's lands dienst naar behooren wor- den behartigd.

Behalve de aangelegenheden, waarop hij, gedurende deze rond- reizen, vermeenen mögt zijne bizondere aandacht te moeten ves- tigen, legt hij zich vooral toe, om de volledigste en nauwkeurig- ste berichten in te winnen, omtrent al hetgeen waarover hij re- kenschap verschuldigd is in de jaarlijksche verslagen, bedoeld bij artikel 17 dezer instruktie.

Art. 43. Deze instruktie is slechts in zoover verbindend voor de residenten in de vorstenlanden, als zij geacht kan worden be- staanbaar te zijn met de bizondere verhouding der Vorsten tot het gouvernement, in verband tot de met hen aangegane over- eenkomsten en de aldaar bestaande instellingen of gebruiken, en tot de bizondere voorschriften en bepalingen voor die landen daargesteld.

Bij Indisch Staatsblad 1867 N° 90 wordt den hoofden van plaatselijk bestuur in Ned.Indie verboden rechtstreeks noch zijdelings deelhebbers te zijn in- of borgen te zijn voor eenige onderne- ming ten grondslag hebbende, eene met de Indische regeering aangegane overeenkomst om winst of voordeel. Zij mogen geen handel drijven, noch verbindtenissen van geldelijken aard aangaan met de inlandsche hoofden en bevolking borgtochten daaronder begrepen.

Bij Indisch Staatsblad 1868 N° 52 wordt verklaard, dat alinea 2 van art. 35 der bovenstaande Instruktie niet toepasselijk is op de inlandsche Officieren van Justitie.

Bij Indisch Staatsblad 1869 N° 47, wordt als beginsel vast-

(33)

gesteld, dat de ambtenaren van het gewestelijk bestuur in Ne- derlandsen Indie op geleidelijke wijze moeten worden ontheven van het voorzitterschap der inlandsche rechtbanken en van de bizondere rechtsmacht vermeld in artt. 108 en 150 van het reglement op de rechterlijke organisatie en beleid der Justitie in Nederlandsen Indie en zulks overal, waar het behoud van het bestaande niet, wegens het gering aantal rechtszaken of andere bizondere plaatselijke bedenkingen verkiesselijk is. — In afwach- ting van verdere verordeningen hieromtrent, wordt genoemd regle- ment in dier voege gewijzigd, dat de Gouverneur-Generaal tot voorzitter van den landraad op die plaatsen, waar hieraan de meest dringende behoefte is, kan benoemen afzonderlijke rechts- kundigen, die tevens belast zijn met de bizondere rechtsmacht der residenten vermeld bij artt. 108 en 105 van dat reglement.

Kontroleurs bij het biunenlandsch bestuur.

Proefinstruktie voor de kontroleurs bij de landelijke inkomsten en kultures op Java en Madura (thans kontroleurs bij het bin- nenlandsch bestuur].

Deze proefinstruktie is in 1855 aan de hoofden van gewestelijk bestuur toegezonden, ten einde die in werking te brengen en" la- ter in overweging te nemen welke wijzigingen of aanvullingen het ontwerp zou behoeven. — Zij is thans nog van kracht. — Hoewel deze instruktie in het Staatsblad van Nederlandsch Indie niet is opgenomen, heb ik het echter wenschelijk geacht ter kompleteeiïng van dat werk, haar over te nemen uit het Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch Indie N° 1067.

TROEFINSTRUKTIE voor de kontroleurs bij de lande- lijke en kultures op Java en Madura.

Art. 1. (Indisch 1832 N° 15 art. 3). De kontroleurs staan onder de bevelen van de hoofden van plaatselijk en gewestelijk bestuur, onder wie zij bescheiden zijn. Het hoofd van gewestelijk bestuur wijst aan de afdeelingen waarin zij dienen.

Art. 2. Zij dienen alle berichten, staten enz. in, aan het hoofd van plaatselijk bestuur, den assistent-resident, dan wel bij ont- stentenis van dusdanigen ambtenaar, aan het hoofd van gewestelijk bestuur, in den regel den resident.

Art. 3. De kontroleurs volgen stiptelijk op, de bevelen van de hoofden van plaatselijk en gewestelijk bestuur, al mochten die ook niet bepaaldelijk op deze instruktie gegrond zijn.

(34)

24

Eigendunkelijke afwijkingen van de in deze instruktie voorko- mende voorschriften of andere bevelen, worden als plichtverzuim gestraft, onverminderd verantwoordelijkheid voor de gevolgen.

Art. 4. (Indisch Staatsblad 1837 N° 20), Den kontioleurs wordt ten ernstigste aanbevolen, om nimmer uit het oog te ver- liezen, dat de voortdurende bevordering der hooge belangen van Java en Nederland, naar de bedoelingen van het gouvernement, grootendeels afhankelijk is van de wijze waarop zij met de meer- dere en mindere inlandsche hoofden als met de bevolking omgaan.

Zij moeten het voorrecht der beschaafde opvoeding, welke zij genoten, dan ook op eene gepaste wijze aanwenden, om de in- landsche hoofden en bevolking goed te leiden, en achting en vertrouwen in te boezemen, door een volstrekt onbesproken ge- drag, ingetogene levenswijze, zachtzinnigheid, gepaard met ver- standige eerbiediging der onschadelijke eigendommelijke instellin- gen, begrippen en vooroordeelen, beschaafden omgang, beleefdheid zonder overdrijving, ernst en deftigheid zonder stroefheid, toege- negenheid en geduldige welwillende aanhooring van hetgeen mögt worden voorgebracht, en daarentegen algeheele verwijdering van eene onvoegzamen, bitsen of hoogün toon, drift of andere kwade bejegening, welke laatste vooral dan plaats vindt, wanneer in- landsche hoofden onheusch toegesproken en in tegenwoordigheid hunner ondergeschikten berispt worden, of verwijtingen moeten verduren, in stede dat zij afzonderlijk op eene minzame wijze onderhouden worden over hunne verkeerde gedragingen, gebrek aan dienstijver, of wat het anders wezen moge ; terwijl overigens elk inlandsch hoofd behandeld moet worden overeenkomstig zijnen rang en stand, volgens de plaatselijke gebruiken en instellingen, op de wijze welke den welopgevoeden man kenmerkt.

Zij moeten de inlandsche hoogere en mindere hoofden op een gepasten toon herinneren aan de niet of gebrekkig uitgevoerde bevelen, bij algemeene voorschriften, of door de hoofden van plaatselijk en gewestelijk bestuur gegeven, en op eene minzame wijze ook zelf dikwijls daarover handelen met den regent.

Art. 5. (Indisch Staatsblad 1837 N° 20). De kontioleurs moeten zich beschouwen als afgezondenen van de hoofden van plaatselijk en gewestelijk bestuur, om voor dezen voortdurend opnamen te doen.

Zij ontvangen afschriften van de aan de inlandsche hoofden gerichte aanschrijvingen, met hunnen werkkring in betrekking staande. Zij waken zorgvuldig voor de uitvoering van hetgeen daarbij en bij de bestaande voorschriften en instruktën voorge-

(35)

schreven is, voor zooverre die behooren tot de bemoeiing der kontroleurs.

Art. 6. (Indisch Staatsblad 1819 N° 16, art 16), De kontro- leurs moeten zooveel mogelijk waken, dat niemand, wie hij ook zij, zich knevelarijeti, geldafpersingen, mishandelingen of andere willekeurige handelingen ten aanzien der inlandsche bevolking veroorlove.

Wanneer hun zulke handelingen worden aangegeven, zijn zij verplicht daaromtrent onverwijld bericht te doen.

Art. 7. (Indisch Staatsblad 1837 N° 20, art. 4). Uithoofde van de dadelijke en dagelijksche aanraking, welke tusschen de kontroleurs en de inlandsche hoofden en bevolking bestaat, wordt het steeds als een bizonder vereischte beschouwd, dat zij, be- halve het lezen, spreken en schrijven der Maleische taal, ook bedreven zijn in de Javaansche of andere landtaal der streken, alwaar zij werkzaam zijn, weshalve de kontroleurs er zich op moeten toeleggen de vereischte taalkennis te verkrijgen.

Art. 8. (Indische Staatsbladen 1819 N° 3 4 ; 1827 N° 109;

1837 N° 23). De kontroleurs moeten in hunne gesprekken met de inlandsche hoofden en bevolking, zooveel mogelijk bezigen, de Soendaasche, Javaansche en Madureesche landtalen. In hunne brief- wisseling moeten die talen zooveel mogelijk geschreven worden, met de eigenaardige karakters, in welke ook moeten geschreven zijn alle door hen van de inlandsche hoofden ontvangen wordende berichten, staten, enz., slechts de Europeesche cijfers mogen in gebruik blijven.

De staten, betreffende de kontrôle van de landrenten en der- gelijken, welke moeten dienen als bijlagen der kas-administratiën, moeten steeds met Europeesche letters en cijfers geschreven worden.

Art. 9. De kontroleurs moeten dadelijk na hunne plaatsing in eene afdeeling, pogingen in het werk stellen om zich bekend te maken, met de aangelegenheden hunner afdeeling, zooals ligging, uitgebreidheid, grenzen, bergen, rivieren, wegen, water- leidingen, bevolking, veestapel, enz.

Zij moeten zich beijveren de bestaande statistiek te verbeteren, zoomede trachten eene kaart van hunne afdeeling te ontwerpen, dan wel de bestaande te verbeteren en aan te vullen.

Art. 10. De kontroleurs moeten zich bekend maken met de afkomst en familiebetrekkingen der inlandsche hoofden en hunne huisgezinnen door geboorte, huwelijk, sterfte, vertrek, overplaat- sing en ontslag, tot aan den rang van dessahoofd aanteekening houden, ten einde aan het hoofd van plaatselijk of gewestelijk

(36)

26

bestuur bij voorkomende gelegenheid, de noodige inlichtingen te kunnen geven.

Art. 11. De kontroleurs moeten zorg dragen steeds, zoo juist mogelijk, bekend te zijn met het cijfer der bevolking in hunne afdeeling, en de mutaticn welke onder haar door geboorten, sterfgevallen, vertrek en aankomst van nieuwelingen voorvallen, zonder echter tot bepaalde volkstellingen over te gaan, welke der bevolking aanstoot zouden kunnen geven.

Van het ontstaan van ziekten in eene afdeeling, moet de kon- troleur onverwijld kennis geven.

Art. 12. (Indisch Staatsblad 1837 N° 20). De kontroleurs moeten aanhouden een dagboek, bevattende duidelijke vermelding van hetgeen in hunnen werkkring aanteekeningswaardig voorkomt, van de gemaakte opmerkingen, gegevene terechtwijzingen en aanduidingen.

Het moet zoo zijn ingericht, dat het den kontroleurs tot leid- draad hunner verrichtingen en den hoofden van plaatselijk en gewestelijk bestuur tot maatstaf ter beoordeeling van hunne dienst- ijver en hunne geschiktheid kan strekken.

De aantooningen van de uitkomsten der onderscheidene kul- tures en andere staten, zoo als die bij het jaarlijksch kuituur- verslag moeten worden overgelegd, de leggers van de koffietuinen, de staten van de regeling der heerendiensten en alle dergelijken, moeten steeds zóó worden gehouden, dat daaruit de stand dier takken van administratie en hetgeen daarop betrekking heeft, ten allen tijde duidelijk blijkt.

Van de in den loop des jaars voorgevallene veranderingen moet nanwkeurige aanteekening worden gehouden. Die aanteekeningen, zoo ze niet op de staten zelve gesteld kunnen worden, moet««

steeds daarbij gevoegd blijven, en zóó zijn ingericht, dat daaruit in verband met de onderwerpelijke aantooning of staat, volledig blijkt de aktueele toestand.

Art. 13. (Indisch Staatsblad 1837 N° 20). De kontroleurs moeten voor elk geval, waarin zulks gevorderd wordt of nuttig kan zijn, afzonderlijke berichten en voorstellen aan over hen ge- stelde hoofden van plaatselijk en gewestelijk bestuur inzenden, en zulks aanteekenen in hun dagboek, voor zooveel de verrichtingen van de laatst afgeloopene maand betreft, bij welk afschrift de zaken, waaromtrent reeds afzonderlijk is bericht, niet weder moeten worden opgenomen, maar alleen te dien aanzien moet vermeld worden de dagteekening, het nummer en het onderwerp van het afzonderlijk bericht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

"De Opdrachtgever draagt hierbij aan de Opdrachtnemer op, die verklaart deze opdracht te aanvaarden, het op basis van de Vraagspecificatie en de Aanbieding door middel

“De Opdrachtgever draagt hierbij aan de Opdrachtnemer op, die verklaart deze opdracht te aanvaarden, het op basis van de Vraagspecificatie en de Aanbieding door middel

Partijen komen overeen dat de Opdrachtnemer verplicht is de in § 38 lid 1 UAV-GC 2005 bedoelde zekerheid te stellen voor de nakoming van zijn verplichtingen met betrekking tot

U heeft het Waterschap Hunze en Aa's geïnformeerd over het plan Zonnepark motorcrossbaan Zuidbroek door gebruik te maken van de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl)..

Eindhovenseweg (tussen gemeentegrens Waalre en Markt), Markt en Luikerweg (tussen Markt en nieuwe aansluiting op de omleidingsroute Nieuwe Verbinding N69) van de provincie naar

politieorganisatie dan ook herkenbaar en bieden handvatten om de sturing die de korpsleiding en andere leidinggevenden aan dit onderwerp geven verder te verbeteren. Uw rapport

“Ik heb uw concept-rapport Politie ter plaatse in goede orde ontvangen en dank u dat u mij in de gelegenheid stelt om een reactie te geven op dit gedegen uitgevoerde onderzoek. Voor

De korpschef zal daarbij bijzondere aandacht te besteden aan eenduidige terminologie, het benutten van informatie over inzetbaarheid en inplanbaarheid voor sturing op de