DEEL II. NATUURSTEEN
II.1.INLEIDING
...49II.2. INDELING VAN DE NATUURSTEENSOORTEN
...53II.2.1. STOLLINGSGESTEENTEN MAGMATISCHE GESTEENTEN ...54
II.2.2. AFZETTINGSGESTEENTEN SEDIMENT ...55
II.2.3. METAMORFE GESTEENTEN...56
II.3. GEKENDE COMMERCIELE GROEPEN
...57II.3.1. GRANIET ...57
II.3.2. LEISTENEN...59
II.3.3. MARMER EN KALKSTEEN ...60
II.4. EIGENSCHAPPEN VAN NATUURSTEEN
...63II.4.1. DICHTHEID SOORTELIJKE MASSA KG/M³ ...63
II.4.2. POROSITEIT VOLUME IN % ...63
II.4.4. DRUKSTERKTE N/MM² ...64
II.4.5. BUIGSTERKTE N/MM² ...64
II.4.6. SLIJTWEERSTAND ...65
II.4.7. VORSTBESTENDIGHEID ...65
II.4.8. SLIPWEERSTAND...65
II.5. OPPERVLAKTEBEWERKINGEN
...67II.5.1. GEZAAGD ...67
II.5.2. GESCHUURD OF GESLEPEN ...67
II.5.3. VERZOET ...68
II.5.4. GEPOLIJST ...68
II.5.5. GEVLAMD ...68
II.5.6. GEZANDSTRAALD ...69
II.5.7. GEBOUCHARDEERD GEHAMERD...69
II.5.8. GEFRIJND ...69
II.5.9. OUDE FRIJNSLAG ...70
II.5.10. IJSBLOEM ...70
II.6. NATUURSTEEN ;
TOEPASSINGSDOMEIN
...71Met natuursteen bedoelen we stenen die we in de natuur aantreff en en die niet op kunstmatige manier door de mens geproduceerd zijn. Natuursteen is een verzamelnaam voor duizenden verschillende soorten stenen, die onderling erg verschillend kunnen zijn qua vorm, structuur en hardheid.
Ze werden over een periode van miljoenen jaren gevormd in of aan het aardoppervlak door scheikundige en
geologische processen. Hun uitzicht en eigenschappen worden bepaald door de manier waarop ze gevormd werden (door rivieren, door lagen in de zeebodem, door vulkanen, gebergtevorming,...).
Elke natuursteen is uniek, want geen enkele plaats op de aarde ondergaat dezelfde geologische processen. Geen enkele natuursteen heeft dezelfde samenstelling. Dit geeft natuursteen zijn unieke karakter.
Cap Blanc Nez, Noord-Frankrijk en Dover, Verenigd Koninkrijk:
de witte krijtrotsen zijn een mooi voorbeeld van een afzettingsgesteente, ontstaan in de zee door kalkresten van miljoenen koralen en schelpdiertjes die op de zeebodem een hechte massa krijtrots vormen (uit de periode van het Krijt, 90 tot 100 miljoen jaar geleden).
1. INLEIDING
Natuursteengroeve (Soignies)
Vulkanisme: de oorsprong van o.a. basalt, graniet en porfi er.
Alvorens een indeling te maken, is het nuttig stil te staan bij de geschiedenis van het ontginnen en gebruiken van natuursteen.
De mens heeft sinds de verre prehistorie steeds getracht zich te behelpen met materialen die hij vond in zijn directe omgeving. Ter plaatse gevonden hout, stenen en dierlijke resten (beenderen) konden, door de onuitputtelijke
vindingrijkheid van de mens, dienst doen als bouwmateriaal, gereedschap, wapen of hulpmiddel in het dagelijkse leven.
De prehistorische mens was goed in staat op het terrein grondstoff en te herkennen die een bepaalde hardheid hadden, goed splijtbaar en bewerkbaar waren en dus erg nuttig konden zijn als snijgereedschap.
Vooral obsidiaan en vuursteen (of silex) werden in de prehistorie vaak gebruikt. Silex vindt men meestal als klompen tussen een kalkgesteente. De krijtrotsen in de buurt van Calais (kaap Gris Nez) bevatten veel silexknollen.
Gedurende duizenden jaren was deze steen voor de mens een gegeerd gereedschap. Meestal vindt men deze steen in lagen kalksteen. De kalksteen die miljoenen jaren terug gevormd werd door kalkafzettingen van zeediertjes, bevatte ook graafgangen van allerlei zeediertjes en kreeften. Nadien gingen deze graafgangen zich opvullen (noemt men ook wel concreties) met o.a. silex (of siliciumdioxide: SiO2, het hoofdbestanddeel van glas) om miljoenen jaren later als silexknol of vuursteen te worden ontgonnen door de
prehistorische mens. De oudste en grootste vuursteenmijnen van Europa bevinden zich trouwens in België; in Spiennes, vlakbij Mons, en behoren tot het Unesco werelderfgoed.
(http://www.minesdespiennes.org/)
Silexstenen, bewerkt door middel van afklieven met andere stenen, leveren erg scherpe voorwerpen op, die dienst kunnen doen als mes, bijl of steekwapen. Het afslaan van de steen om een scherpe vorm te krijgen, noemt men ook wel de Levalloisafslag.
Vuursteen, bewerkt tot speerpunten
Primitieve constructie van gestapelde stenen
Vuursteen
bron: Eeuwige steen Gemeentekrediet
In deze beschavingen werd natuursteen louter gebruikt als gereedschap: als wapen of als hulpmiddel in het dagelijkse leven. Recentere beschavingen beginnen natuursteen echter op grote schaal uit de bodem te ontginnen en toe te passen als belangrijk bouwmateriaal. De bekendste zijn natuurlijk de Grieken, Romeinen, Egyptenaren en vele oude beschavingen uit het verre Oosten.
Het ontginnen en bewerken van natuursteen kwam in onze contreien slechts langzaam op gang. Toen de Romeinse en Griekse beschavingen in volle bloei waren en natuursteen daar een gegeerd bouwmateriaal was, was natuursteen in onze streken nog eerder uitzonderlijk.
Tot zeer recent werd meestal de ter plaatse gevonden natuursteen gebruikt als bouwsteen. Het vervoer bleef beperkt tot enkele honderden kilometers.
Palmyra, 2000 jaar oude verlaten steengroeve bron: Eeuwige steen Gemeentekrediet
Pont du Gard, Romeins aquaduct in kalk- steen
Vooral de kathedralenbouw in de middeleeuwen deed de ontginning van natuursteen enorm toenemen.
Waar geen natuursteen voorhanden was, kon men zich behelpen met uit klei gebakken steen, een techniek die vanaf de 12de eeuw gekend was. Vanaf dan werden de meeste gewone huizen uit baksteen gemetseld. Enkel voor de belangrijke openbare gebouwen werd nog natuursteen toegepast.
Vandaag de dag worden baksteen en natuursteen vlot door elkaar gebruikt. Het is pas de laatste honderd jaar dat ook overzeese stenen in allerlei kleuren en vormen ons bereiken, dankzij de vooruitgang in het wegvervoer en de scheepvaart.
Kasteelruïne in natuursteen (Cévennes) Plaatsen van een boog
(Atelier de restauration de Leon) bron: Atelier de restauration de Leon
Zoals reeds gezegd in de inleiding, is het de aarde zelf die in haar ontwikkelingsproces de vele soorten natuursteen gevormd heeft.
Aanvankelijk was de aarde een gloeiende vloeibare steenmassa, maar ze koelde langzaam af. Dit ging gepaard met vulkaanuitbarstingen die tot vandaag voortduren. Dit geologische proces van miljoenen jaren afkoeling heeft ons een onuitputtelijke bron aan STOLLINGSGESTEENTEN opgeleverd.
Wanneer water bepaalde mineralen losweekt en elders weer doet neerslaan, via rivieren en zeeën, wanneer mechanische verwering de bergen opnieuw egaliseert en dikke lagen puin afzet of wanneer kalkdiertjes op de zeebodem afsterven en hun skelet dikke lagen kalksteen oplevert, spreken we van AFZETTINGSGESTEENTEN.
Wanneer de gevormde stollingsgesteenten en afzettingsgesteenten miljoenen jaren later onder invloed van temperatuur en druk opnieuw langzaam veranderen van structuur en vorm (metamorfose), spreken we van METAMORFE GESTEENTEN.
Deze drie groepen van gesteenten zijn onderling verbonden door de gesteentencyclus. Een stollingsgesteente kan bijvoorbeeld rechtsreeks overgaan in een metamorf gesteente door verhoogde druk en temperatuur (bij gebergtevorming), zonder eerst een afzettingsgesteente te vormen (zie fi guur “Gesteentencyclus”).
2. INDELING VAN DE NATUURSTEENSOORTEN
Ia) STOLLINGSGESTEENTE:
uitvloeiingsgesteente: basalt, pufsteen, puimsteen, …
II) AFZETTINGSGESTEENTE:
kalksteen, travertin, zandsteen, blauwe hardsteen, ...
Ib) STOLLINGSGESTEENTE:
halfdiep ganggesteente:
porfi er, dioriet, …
Ic) STOLLINGSGESTEENTE:
dieptegesteente: graniet, …
III) METAMORF GESTEENTE:
marmer, kwartsiet, schist, gneiss, …
Deze zijn ontstaan door uitharding van vloeibare steen (magma). We onderscheiden drie groepen:
Uitvloeiinggesteenten: magma komt vanuit het binnenste van de aardkorst naar boven, koelt af en begint te stollen, bv. basalt.
Dieptegesteenten zijn geleidelijk afgekoeld onder grote, constante druk diep in de aarde.
Bv. graniet, gabbro.
Ganggesteenten zijn verhard in breuken of spleten (bv. porfi er).
2.1. STOLLINGSGESTEENTEN (MAGMATISCHE GESTEENTEN)
Basaltzuilen
Graniet: Labrador Bleu bron: Brachot-Hermant nv
Porfi erbestrating (kasseien)
Groevebasalt bron: Beltrami
Graniet: Labrador Vert bron: Brachot-Hermant nv
Deze gesteenten worden gevormd door afzetting of bezinking van afbraakmaterialen die afkomstig zijn van andere gesteenten die door water werden meegevoerd en elders werden afgezet, of die in de zee werden neergeslagen (sedimenten), bv. kalksteen, zandsteen, travertin.
2.2. AFZETTINGSGESTEENTEN (SEDIMENT)
Kathedraal in kalksteen Pammukale: travertijnbronnen (CaCO3; calci- um-carbonaat, afgezet door kalkrijk water)
Reeds gevormde gesteenten ondergaan een metamorfose en veranderen van structuur onder invloed van temperatuur en druk.
GRANIET (stollingsgesteente) wordt omgezet in GNEIS
ZANDSTEEN (afzettingsgesteente) kan zich omvormen tot KWARTSIET
KALKSTEEN (afzettingsgesteente) transformeert zich en wordt MARMER
2.3. METAMORFE GESTEENTEN
bron: Brachot-Hermant nv
ijzerzandsteen Hageland
Pietra serena bron: Beltrami
Kalksteen Crema Bramos bron: Brachot-Hermant
Alta kwartsiet bron: Beltrami
Marmer Carrara C bron: Brachot-Hermant
Deze algemene term omvat zowel dieptegesteenten als metamorfe gesteenten (gneizen, migmatieten) met een rijk kleurenpalet. Vooral de gneizen hebben een uniek kleurenspel dat nooit voor elke tegel of plaat identiek is. Graniet heeft goede technische eigenschappen. Dit natuurlijke product is doorgaans zeer hard, weinig poreus, bestand tegen water en chemische aanvallen, vorstvrij en slijtvast. Deze groep bevat de geologische echte granieten, gabbro’s, gneizen en migmatieten.
Geologische granieten zijn te herkennen aan hun gespikkelde, gelijkmatige structuur. Deze bestaat voornamelijk uit middelgrote tot grote kristallen, die de kleur bepalen. Graniet kan allerlei
oppervlaktebewerkingen ondergaan, zoals polijsten, hameren, vlammen, verzoeten, schuren, zandstralen, ... De meeste kleuren worden verkregen door polijsten. De andere bewerkingen geven deze natuursteen een doff er uitzicht. Niet onbelangrijk is dat sommige bewerkingen een verhoogde slipweerstand opleveren.
Gabbro’s zijn meestal egaal donker tot zwart gekleurd. Ze worden bij de familie van de granieten gerekend omdat ze dezelfde eigenschappen bezitten. Ze zijn hard, weinig poreus, vorstbestendig, ... Ze bevatten bijna geen kwarts, waardoor de gepolijste uitvoering zijn glans bij intensief gebruik iets sneller kan verliezen (iets sneller mat wordt). Een donkere kleur versterkt het glansverlies.
3.1. GRANIET
3. GEKENDE COMMERCIËLE GROEPEN
Tarn Moyen Foncé bron: Brachot-Hermant
Talila Grey Rose de la Clarté
Syenieten zijn speciale dieptegesteenten die voornamelijk uit veldspaten bestaan. De oriëntatie van deze veldspaten en de manier waarop de steen verzaagd wordt, bezorgen de steen een unieke structuur van betrekkelijk grote, blinkende kristallen met een parelmoerachtige glans. Deze gesteenten zijn vorst- en zuurbestendig, slijtvast en hebben goede mechanische eigenschappen.
Gneizen ontstaan door een metamorfe omzetting van andere gesteenten (granieten en/of zandsteen). Ze worden bij de granieten gerekend omdat ze bijna dezelfde eigenschappen bezitten. Het belangrijkste verschil met de granietsoorten is de zeer duidelijke richtingstructuur, nl. waaiervormige patronen in verschillende kleuren en mineralen.
3.1. GRANIET
Labrador Bleu
bron: Brachot-Hermant
Paradiso Bash bron: Beltrami
Labrador Silver Pearl
Olive Green
Labrador Vert
Multicolor Red
Leisteen bestaat uit erg veel zeer fi jne laagjes. In de groeven worden “fl agstones” (schollen steen) gewonnen door splijting. Deze schollen worden verder nog verschillende keren gespleten tot de gewenste dikte is bereikt.
Door hun natuurlijke splijtoppervlak hebben ze een ruw uiterlijk. Ze kunnen onmiddellijk worden verwerkt als vloermateriaal (uit de schollen worden tegels verzaagd).
Als gevolg van hun ontginning zijn leistenen niet erg maatvast, vandaar dat hun diktes veelal verschillen. Op de markt zijn echter reeds enige tijd gekalibreerde tegels beschikbaar, die een gelijke dikte hebben. Doordat ze voornamelijk opgebouwd zijn uit klei, zijn ze ook zachter, waardoor krasjes gemakkelijker voorkomen.
Door de zeer fi jn gelaagde structuur kan afschilfering optreden.
3.2. LEISTENEN
Black Slate bron: Beltrami
Rich autumn Montauk
Marmer is een metamorf gesteente dat uit kalksteen (afzettingsgesteente) gevormd is door herkristallisatie onder hoge druk en/of temperatuur. De term marmer wordt door vaklieden veel gebruikt, maar als
commerciële term verwijst “marmer” naar alle kalkhoudende gesteenten die gepolijst kunnen worden.
De overeenkomsten tussen kalksteen en marmer zijn dat ze beide vrijwel volledig gevormd zijn uit kalk
(calciumcarbonaat CaCO3),en daardoor slecht bestand zijn tegen zuren. Beide kunnen ook bewerkt worden, bv.
verzoet, geschuurd, gebouchardeerd, ... Marmer wordt meestal verzoet of gepolijst omdat deze bewerkingen door de lichte kleur van het marmer weinig of geen eff ect hebben op de andere nabewerkingen.
Het specifi eke verschil tussen marmer en kalksteen is dat kalksteen dikwijls fossielen bevat, terwijl er bij echte marmer nooit fossielen aanwezig zijn. Marmer is doorgaans vorstbestendig, terwijl sommige kalkstenen dit niet zijn. Om zeker te zijn dat de gekozen marmer of kalksteen als buitenbevloering mag worden gebruikt (vorstvrij is), dient de leverancier te worden geraadpleegd.
Marmer is een kristallijne natuursteen die homogeen en compact is (bv. Blanc Carrara) en een typische saccharoïdale structuur heeft (uitzicht van een suikerklontje).
Witte kalksteen is ontstaan door het samenkitten van fossielen en/of kalkbolletjes. De poreuze soorten zijn niet geschikt voor buitentoepassingen. In onze regio zijn de Franse witte kalkstenen het bekendst.
3.3. MARMER EN KALKSTEEN
Blanc Carrara C
bron: Brachot-Hermant
Crema Bramos
bron: Brachot-Hermant
Cremamarfi l bron: Beltrami
Massangis Roche Jaune bron: Beltrami
Rojo Alicante bron: Beltrami
Combe Brune
bron: Brachot-Hermant
Compacte kalkstenen (bijvoorbeeld organoclastische kalkstenen) zijn kalkstenen die gepolijst kunnen worden (commercieel “marmer”). Ze vertonen meestal duidelijke aders, stylolieten (zwarte, onregelmatige, fi jne
“adertjes”) en fossielen.
Blauwe hardsteen (arduin) is een compacte, donkere kalksteen (bevat veel koolstof), die men terugvindt in gepolijste tot ruwbewerkte vorm. De getrommelde versie voor opritten en terrassen is trouwens zeer
populair. Deze kalksteen bevat verschillende fossielen (crinoïden, zeelelies, koralen, oesters) in een donkere grondmassa. Zwarte aders en vlekken (stylolieten) zijn aanwezig door de natuurlijke vorming van het materiaal.
Het materiaal wordt ontgonnen in België, maar vergelijkbare materialen komen ook uit Ierland en Viëtnam.
3.3. MARMER EN KALKSTEEN
Blauwe hardsteen bron: Beltrami
Arduin uit Azië
bron: Brachot-Hermant
Jura beige
Arduin uit België
Perlato olympo
Arduin uit Ierland
Een materiaal is geschikt voor bepaalde toepassingen. De technische eigenschappen van een materiaal worden aan de hand van genormaliseerde proefmethodes bepaald en samengevat in technische fi ches.
Ook voor natuursteen zijn er normen.
Deze normen:
t DMBTTJmDFSFOEFQSPEVDUFO
t TUFMMFOFJTFOXBBSBBOEFUFHFMTNPFUFOWPMEPFOJOGVODUJFWBOIVOUPFQBTTJOHTHFCJFE
t EFmOJÑSFOEFUFTUNFUIPEFTFONBDIJOFT
t CFQBMFOEFUPMFSBOUJFT
4. EIGENSCHAPPEN VAN NATUURSTEEN
Eenheden volgens SI: kg/m³, kg/dm³, g/dm³ of g/cm³, symbool: ρ (spreek uit: ro).
De soortelijke massa van een stof, ofwel de dichtheid is het gewicht van die stof in kilogram (kg) per volume- eenheid. Bijvoorbeeld 2200 kg/m³, symbool: γ (spreek uit:
gamma).
Men noemt dit ook wel de densiteit van de natuursteen.
De porositeit bepaalt het percentage aan poriën dat het materiaal bezit. Men begrijpt al gauw dat deze eigenschap gelinkt is aan de compactheid van de natuursteen en dus ook aan de sterkte ervan.
4.1. DICHTHEID (SOORTELIJKE MASSA) (kg/m³) NBN EN 1936
4.2. POROSITEIT (volume in %) NBN EN 1936
De waterabsorptie duidt aan hoeveel vloeistof (water) de steen kan opnemen. De vlekgevoeligheid van de natuursteen zal hiervan afhangen, en daardoor ook de vorstbestendigheid (hoe minder water opgenomen wordt, hoe lager de vorstgevoeligheid zal zijn). Voor
vorstbestendigheid speelt de structuur van de poriën echter een veel grotere rol dan de waterabsorptie of de porositeit (het is niet omdat een materiaal een hoge porositeit heeft dat het niet vorstbestendig is voor bepaalde toepassingen).
4.3. WATERABSORPTIE NBN EN 1936 (onder vacuüm), NBN EN 1925 (door capillariteit) of NBN EN 13755 (onderdompeling in atmosferische druk)
Dit is de drukkracht die op de steen wordt uitgeoefend tot net voor de breuk. De heterogeniteit van het gesteente, de porositeit, de korrelgrootte bij stollingsgesteenten en de structuur spelen hierbij een rol.
De buigsterkte is gelijklopend met de drukvastheid en geeft de maximale last aan voor buigspanningen.
Bijgevolg is de buigsterkte veel lager dan de druksterkte (breuksterkte). Dit kan een belangrijk gegeven zijn voor overstekende gedeelten (bv. overstekende tabletten, zwevende traptreden, ...). Zeker ook wanneer er gevaar is voor scheurvorming ten gevolge van krimpwerking of gevaar voor uitzetten bij vloerverwarming of terrassen, is de buigsterkte van zeer groot belang.
4.4. DRUKSTERKTE (N/mm²) NBN EN 1926
4.5. BUIGSTERKTE (N/mm²) NBN EN 12372
Harde graniet
Uiteraard is deze eigenschap alleen van toepassing op vloerbekledingen. Hier maakt men vooral onderscheid tussen individuele woningen, matig collectief gebruik en intensief collectief gebruik. Het gaat hier om sleet door wrijvingen te wijten aan verkeer.
De slijtvastheid van natuursteentegels wordt veelal bepaald door de “methode van AMSLER” (mm/1000 m). Op een speciale slijpmachine wordt op een overeengekomen lengte een slijtlaag vastgesteld. Voor marmermozaïek wordt bijvoorbeeld een slijtlaag gemeten van 1,5 mm/500 m.
4.6. SLIJTWEERSTAND NBN EN 14157 (Capon) of NBN B15-223 (Amsler)
Door rechtstreekse vorst-dooicycli wordt een materiaal getest op zijn weerstand tegen bevriezing.
De slipgevoeligheid van het stenen bovenvlak wordt met speciale proefapparatuur getest door het oppervlak te bevochtigen met water of te bestrijken met olie of glijproducten. De bedoeling is te bepalen of een tegel
4.7. VORSTBESTENDIGHEID NBN EN 12371
4.8. SLIPWEERSTAND NBN EN 1341 (Bijlage D)
door vorst beschadigde natuursteen Capon-proef
bron: WTCB
Deze beïnvloeden in grote mate het einduitzicht van de natuursteen. Polijsten zal over het algemeen de kleuren donkerder en intenser doen uitkomen, terwijl vlamstralen een verzachtende kleurenschakering met zich zal meebrengen. De keuze van de oppervlaktebewerking zal sterk afhangen van de aard en het toepassingsgebied van het materiaal zelf.
Sommige afwerkingen kunnen niet worden toegepast op bepaalde natuursteensoorten. Fijn gefrijnde bewerkingen kunnen niet worden toegepast op graniet, terwijl polijsten niet mogelijk is voor bepaalde kalkstenen.
Een korte samenvatting van mogelijke afwerkingsvormen : t GLAD : gepolijst, verzoet, geschuurd
t RUW : gezaagd, gezandstraald, gevlamd
t SPECIAAL : gebouchardeerd of gepunthamerd, frijnslag, oude ijsbloem, anciento, letano Mogelijke oppervlaktebehandelingen van natuursteen:
5. OPPERVLAKTEBEWERKINGEN
Het oppervlak is ruw gezaagd met behulp van een raamzaag of een gediamanteerde draad of schijfblad. Het oppervlak vertoont door de zaagsneden kleine golvingen en streepjes.
Deze bewerking verwijdert zaagmarkeringen en gebeurt door middel van waterbesproeiing op schuurplateaus.
5.1. GEZAAGD
5.2. GESCHUURD of GESLEPEN
5.3. VERZOET
De textuur en de aanwezige mineralen zijn bepalend voor de polijstbaarheid van het materiaal. Bij het polijsten verkrijgt men een hoge glans. De kleur en de structuur van de
fossielen en aders, wordt duidelijker. Polijsten kan niet op elke natuursteensoort worden toegepast. Alleen harde soorten komen hiervoor in aanmerking.
Verzoeten gebeurt door de natuursteen met behulp van een reeks schuurkoppen te besproeien met water. De korrel is bepalend voor het resultaat van het oppervlak.
Een vlam wordt onder een hoek van 45° op de plaat gericht.
Een thermische schok doet de oppervlakkige korrels openbarsten, wat zorgt voor de specifi eke ruwe textuur.
Het oppervlak vertoont ruwe, min of meer glinsterende, onregelmatige vlekken. Gevlamde tegels hebben een antislipeff ect.
5.4. GEPOLIJST
5.5. GEVLAMD
5.6. GEZANDSTRAALD
Punthameren gebeurt op gezaagde vlakken voordat deze op maat worden gezet. Een bouchardeerhamer wist alle sporen van vorige bewerkingen uit door putjes in de platen te slaan. Deze regelmatig verspreide punten maken het bovenvlak ruw. Gebouchardeerde natuursteen is ideaal voor buitentoepassingen zoals terrassen, opritten, bestrating, … Zandstralen is een bewerking waarbij de platen of tegels met korrels onder druk worden bestoven. Een perfecte structuur wordt meestal bij minder harde natuursteen verkregen. Deze afwerkingsvorm wordt nochtans vaak toegepast bij graniet.
Veelal zal men de platen een voorbehandeling geven door slijping (een soort van verzoeten) om de zaagsporen weg te werken vooraleer het oppervlak defi nitief bewerkt wordt.
Een multifrees met diamanttanden wordt loodrecht op de gezaagde plaat gezet en geeft de mechanische frijnslag een eigen typisch plat profi el. De groeven worden evenwijdig aangebracht en zijn lichter van kleur. Het onbewerkte gedeelte behoudt dus zijn ruw gebleven donkere kleur.
5.7. GEBOUCHARDEERD (GEHAMERD)
5.8. GEFRIJND
5.9. OUDE FRIJNSLAG
Door middel van beitels die voorzien zijn van lamellen worden draaiende bewegingen over de plaat gemaakt, zodat deze plaat ijsbloemtekeningen vertoont.
Onderbroken schuine groeven worden ingebracht met behulp van luchtdrukbeitels.
Overzicht oppervlaktebewerkingen
5.10. IJSBLOEM
6. NATUURSTEEN; TOEPASSINGSDOMEIN
Natuursteen is uniek. Zelfs blokken die uit dezelfde groeve ontgonnen zijn, zijn nooit identiek.
Natuursteentegels hebben zowel een functionele als een decoratieve functie. De toepassingsdomeinen zijn heel ruim dankzij hun mechanische, mineralogische, microstructurele eigenschappen. Het karakter van de steen moet aangepast worden aan het toepassingsgebied.
De belastingen die schade kunnen veroorzaken aan een natuursteenvloer worden onderverdeeld in drie categorieën:
t mechanische belasting: een versnelde slijtage door overmatig gebruik t thermische belasting, vb. vloerverwarming
t fysicochemische aantasting door eventueel contact met verschillende agressieve stoff en
Op basis van de parameter verkeersintensiteit kunnen we natuursteenvloeren in drie gebruikscategorieën indelen:
t individuele woningen: privéhuizen en appartementen
t gemeenschappelijke delen van gebouwen met matig collectief gebruik: gemeenschappelijke ruimten van middelgrote gebouwen met maximum 30 woningen, kantoorgebouwen met een limiet van 50
bedienden, handelsruimten en toonzalen met matig beloop
t gemeenschappelijke delen van gebouwen met intensief collectief gebruik: inkomhallen van zeer drukke grote buildings, drukke publiek toegankelijke ontvangstruimten, stations, luchthavens, winkelgalerijen, ...