• No results found

University of Groningen Bilateral neural correlates of treatment-induced changes in chronic aphasia Averina, Svetlana

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "University of Groningen Bilateral neural correlates of treatment-induced changes in chronic aphasia Averina, Svetlana"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

Bilateral neural correlates of treatment-induced changes in chronic aphasia Averina, Svetlana

DOI:

10.33612/diss.167304144

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date: 2021

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Averina, S. (2021). Bilateral neural correlates of treatment-induced changes in chronic aphasia. University of Groningen. https://doi.org/10.33612/diss.167304144

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)
(3)
(4)

Samenvatting

Samenvatting

De rol van neuroanatomische kenmerken, zoals eigenschappen van beschadigd en gespaard hersenweefsel, is van belang geweest in onderzoek naar behandeling-geïnduceerde herstelpatronen bij afasie. De huidige studie beoogt een bijdrage te leveren aan dit onderwerp door het onderzoeken van de witte stof neurale correlaten van behandeling-geïnduceerde verbeteringen in spontane spraak en communicatieve vaardigheden in chronische afasie. Daartoe werd gebruik gemaakt van diffusie-gebaseerde in vivo tractografie om de fysieke eigenschappen te meten van witte stof traktaten die vroeger geassocieerd werden met taalverwerking en te onderzoeken welke van deze structuren relevant zijn voor veranderingen in spontane spraak en communicatieve vaardigheden na de behandeling. Gezien de mogelijke rol van gespaard hersenweefsel, heeft de studie tot doel de eigenschappen te onderzoeken van de aangetaste witte stof traktaten en de verondersteld intacte ipsi- en contralesionale regio's. Spontane spraakanalyse en communicatieve vaardigheidstaken (de Amsterdam-Nijmegen Everyday Language Test - ANELT) werden gekozen als primaire gedragsmatige onderzoeksmethoden omdat spraakproductie en communicatietekorten de belangrijkste problemen zijn waarmee mensen met afasie in het dagelijks leven te maken krijgen. Bovendien is eerder aangetoond dat spontane spraakanalyse een gevoelig instrument is voor het volgen van door behandeling geïnduceerd herstel. Er worden drie kwesties besproken in dit proefschrift. De eerste betreft het onderzoeken hoe abnormaal spontane spraakproductie en communicatieve vaardigheden zijn bij Russischtaligen met chronische afasie en of de waargenomen tekorten verbeteren na deficiëntie-specifieke behandeling. De tweede is om de bilaterale witte stof neurale correlaten van spontane spraak, communicatieve vaardigheden, en

(5)

Samenvatting

ernst van afasie in chronische niet-behandelde afasie te belichten. Tenslotte stelden we vast welke witte stof traktaten belangrijk zijn voor behandeling-geïnduceerde veranderingen in dezelfde gedragsvariabelen.

De algemene inleiding in hoofdstuk 1 begint met de doelstellingen van dit proefschrift, gevolgd door een kort overzicht van de literatuur over herstel bij afasie, waarbij specifieke methodologische valkuilen die het huidige project tracht te vermijden, worden belicht. Na deze korte inleiding volgen vier belangrijke onderzoeksdoelstellingen, die het kader vormen van de daaropvolgende experimentele hoofdstukken en aanleiding geven tot specifieke onderzoeksvragen waarover dit proefschrift gegevens wil verzamelen. De algemene inleiding sluit af met een overzicht van de structuur van het proefschrift en een korte schets van de experimentele opzet die in dit proefschrift is toegepast.

Hoofdstuk 2 geeft een literatuuroverzicht over de neurale correlaten van

afasie. De opzet van het hoofdstuk wordt gevolgd door een bespreking van het belang van afasieprognose en een overzicht van bekende voorspellers. De lesiekenmerken grootte en, vooral, locatie, zijn de twee meest kritische prognostische factoren voor herstel na een beroerte. Het belangrijkste deel van het hoofdstuk beschrijft de bekende grijze en witte stof correlaten van afasiestoornissen afzonderlijk, verdeeld volgens hun anatomische organisatie. We beginnen dit hoofdstuk met het belichten van die grijze stof gebieden die naar verluidt betrokken zijn bij een verminderde taalverwerking in onbehandelde afasie. De verschillen tussen de neurale structuren veroorzaken variatie tussen de methoden en metingen die worden gebruikt om hun anatomische kenmerken te beoordelen. Daarom, alvorens over te

(6)

Samenvatting

gaan tot de witte stof voorspellers van taalstoornissen in onbehandelde afasie, focussen wij op verschillende neuroimaging methodes die gebruikt worden om witte stof te onderzoeken, aangezien één van deze methodes verder wordt toegepast in onze studie. Vervolgens rapporteren we over de structurele parameters van bepaalde grijze en witte stof hersengebieden die ofwel correleren met ofwel voorspellers zijn voor behandeling-geïnduceerd herstel in afasie. Tenslotte richten we ons op de hiaten die bestaan in het huidige onderzoek naar de neurale mechanismen van herstel in afasie.

In hoofdstuk 3 presenteren we de resultaten van twee opeenvolgende gedragsstudies. De eerste studie onderzoekt spontane spraak en verbale communicatieve vaardigheden (gemeten met de ANELT) in vloeiende en niet-vloeiende chronische afasie. Dit geeft ons een meer gedetailleerd beeld van de initiële taalachterstand bij chronische afasie. Zowel deelnemers met vloeiende als met niet-vloeiende afasie produceerden kortere zinnen, die vaker ongrammaticaal waren. Bovendien was de spontane spraak van niet-vloeiende sprekers langzamer en bevatte eenvoudigere zinnen dan die van de niet-hersenbeschadigde individuen. Tenslotte vertoonden sprekers met zowel vloeiende als niet-vloeiende afasie een lexicaal tekort, zoals blijkt uit een verminderd aantal naamwoordsvormen. Deelnemers in beide afasiegroepen hadden communicatieve problemen. In studie 2 onderzoeken we de verandering in spontane spraak en communicatieve vaardigheden na de behandeling, evenals de ernst van de afasie in dezelfde twee groepen. Bij niet-vloeiende afatische sprekers resulteerde een behandeling gericht op hun onderliggend (d.w.z. grammaticaal) tekort in langere en meer correcte uitspraken tijdens spontane spraak. Deze verbetering generaliseerde niet naar hun communicatiestoornis en verminderde ook de ernst van de afasie niet.

(7)

Samenvatting

Bij vloeiend sprekende afatische sprekers werden na behandeling geen veranderingen waargenomen in spontane spraak, communicatie in het dagelijks leven, of ernst van de afasie.

Hoofdstuk 4 richt zich op neuro-imaging onderzoek van taalvaardigheden bij Russischtalige personen met chronische onbehandelde afasie. Het doel was om de witte stof correlaten van beide hersenhelften te onderzoeken voor grammaticale vaardigheden (gemeten door de gemiddelde lengte van de uiting, een variabele voor spontane spraak die verbeterde na behandeling in de vorige studie), verbale communicatieve vaardigheden (gemeten door de ANELT), en de ernst van de afasie (gemeten door de Token Test). Diffusie-gebaseerde tractografie was de methode van onze keuze, omdat het individuele anatomische variaties toestaat, terwijl het een region of interest benadering biedt. De onderzochte traktaten waren de drie segmenten van de arcuate fasciculus (de AF), de frontal aslant tractus (de FAT), de uncinate fasciculus (de UF), de inferior longitudinal fasciculus (de ILF), en de inferior fronto-occipital fasciculus (de IFOF). Grammaticale vaardigheid, gemeten aan de hand van de gemiddelde lengte van de uiting, werd geassocieerd met beschadiging van het lange segment van de linker AF, de linker FAT, en de linker IFOF, dat wil zeggen, kortere uitingen werden geassocieerd met beschadiging van deze segmenten. Bovendien werden kortere uitingen waargenomen bij personen met intacte linker ILF. De structurele parameters van de traktaten in de rechter hemisfeer konden niet in verband worden gebracht met de lengte van de uiting. Wat betreft de verbale communicatietaak, werden betere prestaties waargenomen bij afatische sprekers met intacte linker UF en IFOF. Goede communicatieve vaardigheden werden ook waargenomen in gevallen met een anatomisch

(8)

Samenvatting

kleinere rechter UF en UF. De combinatie van een onbeschadigde linker UF en een korte rechter UF had de sterkste correlatie met betere verbale communicatieve vaardigheden. Ernst van afasie correleerde ook met een intacte linker UF of met een kortere rechter UF. Niettemin was de combinatie van beide voorspellers niet beter dan elke voorspeller afzonderlijk.

Hoofdstuk 5 rapporteert ook bevindingen van een neuro-imaging studie,

waarbij tractografie een primaire methode van onderzoek is. Anders dan in het vorige hoofdstuk was het doel om de bilaterale witte stof correlaten te onderzoeken van behandeling-geïnduceerde verbetering in spontane spraak (de gemiddelde lengte van de uiting), communicatieve vaardigheden (de ANELT scores), en de ernst van de afasie (de Token Test scores). Om de veranderingen te volgen, werd een groep sprekers met chronische afasie getest voor en na een stoornisspecifieke behandeling. De resultaten tonen aan dat er minder verbetering in de gemiddelde lengte van de uiting werd waargenomen bij mensen met een dikker (meer behouden) lang segment van het AF in de linker hemisfeer. Deze interactie was echter alleen aanwezig wanneer rekening werd gehouden met de duur van de behandeling in dagen. In tegenstelling hiermee was er meer verbetering aanwezig bij personen met een langer posterieur segment van het rechter AF, ongeacht de duur van de behandeling. De verbetering in communicatieve vaardigheden gemeten door de ANELT was alleen geassocieerd met een groter volume van het lange segment in het rechter AF. Er werden geen andere neurale correlaten gevonden voor de ANELT in onze studie. Wat betreft de veranderingen in de Token Test scores voor en na de behandeling, werden vier witte stof traktaten gevonden als significante voorspellers in deze studie, die een correlatie reflecteren met de ernst van de afasie. In de linker hemisfeer werd

(9)

Samenvatting

minder schade in de lange en posterieure segmenten van het AF geassocieerd met betere taalvaardigheden. In de rechter hemisfeer waren de traktaten van betekenis de UF en de IFOF. Met andere woorden, positieve veranderingen in de Token Test na de behandeling werden waargenomen in gevallen met een gepreserveerde dorsale stroomlijn in de linker hemisfeer en een meer structureel diepgaande ventrale stroomlijn in de rechter hemisfeer.

Hoofdstuk 6 geeft een algemene discussie van de studies die in dit

proefschrift zijn gerapporteerd. Er worden vijf belangrijke conclusies getrokken uit de resultaten van het project. De eerste conclusie is dat spontane spraak en communicatieve vaardigheden bij Russischtaligen met zowel vloeiende als niet vloeiende afasie verschillen van mensen zonder hersenbeschadiging. De tweede conclusie betreft de veranderingen na de behandeling. Het is aangetoond dat na therapie, de verbetering op groepsniveau alleen wordt waargenomen in grammaticale variabelen in spontane spraak bij niet-vloeiende chronische afasie. Dergelijke veranderingen in spontane spraak generaliseerden niet naar de ernst van de afasie en communicatieve vaardigheden, en er werden geen significante veranderingen gevonden in de groep sprekers met vloeiende afasie. De volgende drie conclusies zijn gerelateerd aan onze bevindingen in twee neuroimaging studies. Ten eerste, bij chronische afasie is de spraakproductie alleen geassocieerd met de intactheid van de linker witte stof traktaten, terwijl de communicatieve vaardigheden en de ernst van de afasie positief correleren met de linker en negatief met de rechter witte stof structuren. Contrasterende resultaten worden waargenomen na de behandeling. De parameters van de rechter dorsale stroomlijn correleerden positief met verbeteringen in de spraakproductie en communicatieve vaardigheden.

(10)

Samenvatting

Bovendien correleerden verbeteringen in spraakproductie alleen negatief met de linker dorsale stroomlijnen, waardoor het behoud ervan nadelig is voor herstel. Een afname van de resultaten van taken die de ernst van de afasie meten, tijdens de herstelfase, hing samen met een meer diepgaande dorsale stroomlijn in de linker en een meer diepgaande ventrale stroomlijn in de rechter hemisfeer. De laatste conclusie die voortvloeit uit de vorige twee is dat prestaties bij onbehandelde chronische afasie en verbeteringen na de behandeling niet op dezelfde manier afhankelijk zijn van dezelfde witte stof structuren en dat linker en rechter homologe structuren vaak als antagonisten optreden.

(11)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Individual results of the ANELT, the Token Test, and spontaneous speech analysis of nonfluent and fluent aphasia speakers.. Demographic and hospitalization details of

Unlike in the previous chapter, the goal was to examine the bilateral white matter correlates of treatment-induced improvement in spontaneous speech (the mean length of

She conducted her studies at the Center for Language and Cognition (CLCG; University of Groningen) while collaborating with the Center for Language and Brain (the National

student interaction in English as a foreign language lessons. Bilateral neural correlates of

Performance in untreated chronic aphasia and treatment- induced improvement do not rely on the same white matter structures in the same way; left and right

Jongere kinderen zijn meestal (maar niet altijd!) meer doeners dan denkers, maar ook oudere kinderen kunnen op deze manier onderzoeken of ontwerpen?. Een van de leraren die we

Een relatie tussen deze taalgebieden lijkt voor de hand te liggen: volgens de Surface Hypothesis zal een kind dat nog niet in staat is om alle fonologische regels van een taal te

Non-conscious perception of human bodies was associated with activity in a region of the ventral stream, anatomically cor- responding in normal subjects to the right extrastriate