• No results found

University of Groningen Motor function, paratonia and glycation cross-linked in older people Drenth, Hans

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "University of Groningen Motor function, paratonia and glycation cross-linked in older people Drenth, Hans"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

Motor function, paratonia and glycation cross-linked in older people

Drenth, Hans

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date: 2018

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Drenth, H. (2018). Motor function, paratonia and glycation cross-linked in older people: Motor function decline and paratonia and their relation with Advanced Glycation End-products. University of Groningen.

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)

Dankwoord

Curriculum vitae

Dissertations of research institute SHARE

(3)

Samenvatting

134

SAMENVATTING

Motorfunctie, paratonie en versuikering onderling verbonden bij ouderen

Door de dubbele vergrijzing (er komen steeds meer ouderen en die ouderen worden ook steeds ouder) zien we ook een toename aan leeftijd gerelateerde problemen, immers “de ouderdom komt met gebreken “. Kenmerkend bij veroudering is dat het bewegen (de motorische functies) verandert en minder soepel wordt. Verschillende mechanismen dragen bij aan de afname van de motorische functies. Eén van de mechanismen die een rol hierbij zou kunnen spelen zijn beschadigde eiwitten door suikers (in het Engels advanced glycation end-products of kortweg AGE’s). Sinds het begin van de jaren tachtig wordt al beschreven dat deze AGE’s bijdragen aan de achteruitgang van het functioneren van cellen bij normale veroudering en betrokken zijn bij aandoeningen als suikerziekte en de ziekte van Alzheimer. Verschillende ziekten hebben ook een effect op het bewegen, bijvoorbeeld dementie. Bij dementie zijn stoornissen in motorische functies wel beschreven en zijn onderdeel van de diagnose, alleen wordt dit minder bestudeerd dan bijvoorbeeld het geheugen. Vooral paratonie, een specifieke vorm van verhoogde spierspanning en bewegingsstijfheid bij dementie, wordt weinig bestudeerd. Ondanks dat paratonie al werd beschreven in 1828 is paratonie nog steeds vrij onbekend. In 2006 is er een nieuwe consensus definitie vastgesteld waarmee onderzoek naar paratonie beter mogelijk werd. Hoewel patiënten, artsen en zorgverleners dagelijks worden geconfronteerd met de achteruitgang van het bewegen als gevolg van paratonie, wordt er in de huidige wetenschappelijke literatuur nog steeds beperkt aandacht aan besteed. Eerder onderzoek heeft ons geleerd dat paratonie veel voorkomt en dat mensen met dementie en suikerziekte een bijna 11 keer grotere kans hebben om paratonie te ontwikkelen dan mensen met dementie die geen suikerziekte hebben.

De focus van dit proefschrift was om inzicht te krijgen in paratonie en de algemene achteruitgang van motorische functies door de mogelijke rol van AGE’s te bestuderen. Van AGE’s is bekend dat ze mechanische stijfheid en verlies van elasticiteit in spierweefsel veroorzaken door dwarsverbindingen in het bindweefsel te vormen en/ of ontstekingsprocessen. De resultaten van dit proefschrift geven een aanzet tot verder onderzoek naar het afnemen van motorische functies bij de vergrijzende bevolking en naar paratonie in het bijzonder.

De belangrijkste doelstellingen van dit proefschrift waren het bestuderen van de bijdrage van AGE’s aan de achteruitgang van motorische functies bij ouderen (hoofdstuk 2 en 3), de bijdrage van AGE’s aan de ontwikkeling van paratonie (hoofdstuk 4) en de achteruitgang in functionele activiteiten bij mensen met dementie (hoofdstuk 5). Bovendien beantwoordt

(4)

dit proefschrift de vraag of de MyotonPRO een geschikt instrument is om de ernst van paratonia objectief te meten bij mensen met dementie (hoofdstuk 6).

SAMENVATTING VAN DE BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN

Hoofdstuk 2 beschrijft de resultaten van de literatuurstudie die werd uitgevoerd om inzicht te krijgen in de relatie tussen AGE’s en achteruitgang van motorische functies. Verschillende artikelen over de relatie tussen AGE’s en motorische functies zijn gepubliceerd, maar de meerderheid van deze artikelen laten een indirecte relatie zien. Deze literatuurstudie vond acht artikelen met een directe relatie tussen AGE’s en achteruitgang van motorische functies. De resultaten laten zien dat hoge concentraties van AGE’s gerelateerd zijn aan verslechtering van het lopen, achteruitgang in activiteiten van het dagelijks leven (ADL), verminderde spiereigenschappen en een toegenomen lichamelijke kwetsbaarheid bij ouderen.

Hoofdstuk 3 beschrijft de resultaten van het LifeLines bevolkingsonderzoek, bij 5.624 deelnemers van 65 jaar en ouder naar de directe relatie tussen AGE’s en stoornissen in motorische functies. Uit deze studie blijkt dat een verhoogde AGE’s concentratie een aanvullende verklarende factor is voor de vermindering van lichamelijke activiteit en functioneren.

Hoofdstuk 4 en 5 beschrijven de resultaten van de PARAGE (Paratonie en AGE) studie. De PARAGE-studie was een studie van 1 jaar met 3 metingen (baseline, na 6 en 12 maanden) bij 144 thuiswonende mensen in het vroege stadium van de ziekte van Alzheimer of gemengde dementie.

Hoofdstuk 4 beschrijft de bijdrage van AGE’s aan paratonie. De resultaten tonen aan dat hoge concentraties van AGE’s een verband hebben met paratonie en dat deze verhoogde AGE’s concentraties een bijdragende factor kunnen zijn aan zowel de aanwezigheid als de ernst van paratonie. Deze bevindingen geven een nieuw inzicht in paratonie. In het vroege stadium van dementie, zou de door AGE’s veroorzaakte spierweefselstijfheid de weerstand kunnen zijn die wordt waargenomen tijdens het passief bewegen zoals tijdens het bewegingsonderzoek met de paratonia assessment instrument (PAI). Dit zou kunnen betekenen dat, naast een factor vanuit de hersenen, vanwege de schade door de dementie, een beschadiging in de spier zelf betrokken is bij de ontwikkeling van paratonie.

Hoofdstuk 5 beschrijft de bijdrage van AGE’s aan de afname van de functionele mobiliteit (opstaan, lopen, draaien en gaan zitten) en de activiteiten van het dagelijks leven (ADL). De studie laat een significant verband zien tussen een hoge AGE’s concentratie en afname van

(5)

Samenvatting

136

de functionele mobiliteit. Deze bevinding komt overeen met onderzoeken die het effect beschrijven van AGE’s op de achteruitgang van het lopen en draagt bij aan het toenemende bewijs dat achteruitgang in functionele mobiliteit kan worden toegeschreven aan de effecten van AGE’s op spierweefsel. Hoewel verminderde spierfunctie - door AGE’s veroorzaakte spierschade - waarschijnlijk kan bijdragen aan de afname in de ADL, bevestigden de resultaten van de PARAGE-studie dit niet bij mensen in het vroege stadium van dementie. Dit kan zijn omdat het aantal van 144 deelnemers mogelijk te klein was en een studieduur van een jaar te kort om een afname in ADL te vinden en/of de deelnemers waren al minder ADL-onafhankelijk bij aanvang van de studie.

Hoofdstuk 6 beschrijft de studie naar de MyotonPRO, een patiëntvriendelijk, draagbaar apparaat om de ernst van paratonia te meten als alternatief voor de modified Ashworth-scale for paratonia (MAS-P). De MyotonPRO werd onderzocht of deze geschikt en betrouwbaar is om de ernst van paratonie te meten bij dementiepatiënten met paratonie. Met de MAS-P wordt de spierspanning subjectief gemeten door de waargenomen weerstand tijdens passieve beweging. De MyotonPRO oefent een plaatselijke passieve beweging van de spier uit en is in staat objectief vijf verschillende eigenschappen van spierspanning en -stijfheid te meten. In deze studie werd bij mensen met dementie, met en zonder paratonie, de spiereigenschappen met de MyotonPRO gemeten door twee beoordelaars en herhaald door de hoofdonderzoeker na 30 minuten en opnieuw na zes maanden. De resultaten laten zien dat een nauwkeurige en objectieve meting van de ernst van paratonia lastig blijkt. De MyotonPRO is nauwkeuriger en objectiever dan metingen met de MAS-P en lijkt geschikt om mensen met paratonie onderling te vergelijken. Vanwege de typische karakteristieken van paratonie (zoals veranderingen in bewegingsweerstand) moeten de uitkomsten van de MyotonPRO voorzichtig worden geïnterpreteerd.

Hoofdstuk 7 geeft een samenvatting van de belangrijkste bevindingen en beschrijft uitgebreid de algehele discussie.

Weefselschade door de versuikering van eiwitten is een onderwerp dat steeds meer aandacht krijgt in de gezondheidszorg. Er is toenemend bewijs dat AGE’s een belangrijke rol spelen bij het verouderingsproces zelf en bij leeftijd gerelateerde ziekten. Dit proefschrift laat zien dat er sterke aanwijzingen zijn dat door AGE’s veroorzaakte weefselstijfheid en ontstekingsprocessen in de spier, leidt tot stoornissen in de spierfunctie en hierdoor bijdraagt aan de afname van de motorische functies bij ouderen.

De vorming van AGE’s draagt bij aan de achteruitgang van de motorische functies en daaruit voortvloeiend aan de achteruitgang van lichamelijke activiteiten. Bovendien zou

(6)

de achteruitgang van lichamelijke activiteit de vorming van AGE’s weer verhogen. Op deze manier ontstaat als het ware een vicieuze cirkel. Hoge AGE-niveaus kunnen daarom worden gezien als een indicatie van en risicofactor voor verslechtering van het bewegen, wat vervolgens een negatieve invloed heeft op leeftijdsgebonden ziekten.

Deze vicieuze cirkel van hoge AGE’s > stoornissen in de motorfunctie > verminderde lichamelijke activiteiten > toename van AGE’s is ook van toepassing op de bijdrage van AGE’s aan paratonie (bewegingsstijfheid) bij mensen met dementie. De bevindingen in dit proefschrift bevestigen het idee dat, in een vroeg stadium van dementie, de lichte tot meer uitgesproken bewegingsstijfheid wordt veroorzaakt door beschadigingen in de spier als gevolg van AGE’s. Er kan worden verondersteld dat, in het beginstadium, AGE’s een factor zijn die bijdragen aan de bewegingsstijfheid en dat de factor hersenbeschadiging bij dementie de paratonia verder versterkt of zelfs versnelt.

Met de aanwijzingen uit dit proefschrift dat AGE’s betrokken zijn bij het ontwikkelen van paratonie hebben we eindelijk iets in handen om verder onderzoek te doen naar de bestrijding van paratonie in de vroege stadia van dementie. Waarbij mogelijk ook ernstige paratonia voorkomen kan worden. De resultaten van dit proefschrift zijn een startpunt voor verder onderzoek naar de relatie tussen AGE’s en paratonie om mensen met dementie langer onafhankelijk te houden en de kwaliteit van leven en de dagelijkse zorg voor patiënten met paratonie te verbeteren.

Tot slot is het goed om na te denken over het feit dat de bevolking van de westerse landen steeds ouder wordt. Dit gaat gepaard met meer chronische ziektes met bijbehorende financiële gevolgen. Er is groeiend bewijs dat preventieve maatregelen als lichaamsbeweging en gezonde voeding, als onderdeel van een gezonde levensstijl, het risico verminderen op en de prognose verbeteren van chronische ziekten. De resultaten van dit proefschrift dragen hieraan bij door bewijs te leveren voor de rol van AGE’s als een risicofactor voor achteruitgang van de motorische functies en, als gevolg daarvan, een achteruitgang in het bewegend functioneren en risico op leeftijd gerelateerde ziekten. Daarom is het belangrijk dat preventieve maatregelen om AGE’s te verlagen zo snel mogelijk van start gaan. Dit betekent ook dat zorg- en zorgverzekeraars moeten investeren in deze preventieve, relatief goedkope interventies.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The work presented in this thesis was performed at the Research Group Healthy Ageing, Allied Health Care and Nursing, Hanze University of Applied Sciences, Groningen, the Netherlands,

Motor function, paratonia and glycation cross-linked in older people: Motor function decline and paratonia and their relation with Advanced Glycation End-products.. University

Therefore, a systematic review was conducted from a total of eight studies describing AGEs related to physical functioning, physical performance, and musculoskeletal outcome

regression correcting for age, gender, DM, CV- and pulmonary disease, alcohol status, BMI, and the number of physically active days (SQUASH), the association between AGEs

probably too brief to detect a significant correlation between changes in AGE levels and changes in paratonia severity, however, it does provide an estimation on the progression

This study shows that AGE levels are significantly associated with functional mobility, however, not with BADL or IADL in people experiencing early stage AD and

We expect that the outcomes from the MyotonPRO on tone and stiffness are higher, and elasticity and viscoelastic properties are lower in participants with paratonia

The main aims of this thesis were to study the contribution of AGEs to the decline in motor function in the aging population ( Chapters 2 and 3) and to study