• No results found

BIJ DE DOOD VAN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BIJ DE DOOD VAN "

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

let ke ke de -er :er

te en er en _et

n~

~r~

:ig

lW

de J.

Ik, de Is,

in

n~

~e

In

IIe ,·

1

ot Ie

In

et il:

in

l n

l't

~

ie 1t

H. BRUGMANS

,

BIJ DE DOOD VAN

LEON BLUM

I

n

geen enkel land ter wereld zou een zo geraffineerd intellectueel als Léon Blum geworden zijn tot een centrale figuur in de landspolitiek.

En zeker zou geen

'

enkele socialistische beweging haar vertrouwen hebben geschonken aan iemand, die noch een meeslepend redenaar was, noch een groot organisator. In Frankrijk echter, waar steeds het redelijk denken, het willen-begrijpen als hoogste menselijke gave gewaardeerd wordt, is het mogelijk, dat een scherp analytische geest de leiding krijgt van een volkspartij. Doch deze mogelijkheid kon zich slechts verwezen- lijken, omdat Blum daarnaast tevens een tweede eigenschap bezat, die door de Fransen even hoog wordt aangeslagen als schranderheid: breedheid van menselijk gevoel, liefde tot de verdrukten, ,onbaatzuchtige geestesadel, - die onvertaalbaar wordt uitgedrukt met het woord "générosité".

Dagelijks of vrijwel dagelijks heeft de Populaire jarenlang zijn politieke hoofdartikelen afgedrukt. Laten we hopen, dat er een bloemlezing van zal worden gepubliceerd, opdat men zich ook in het buitenland rekenschap geven kan van de soort ideologische en staatkundige opvoeding, die van deze opstellen uitging. Hun kracht was, dat ze nooit de weg van de minste weerstand volgden, dat ze nooit speculeerden op gemakkelijk wekbare instincten, dat ze nooit geschreven waren om een tijdelijk tactisch succesje te behalen, om een bepaalde politieke manoeuvre principieel te doen schij- nen, of ter wille van enige andere reden, dan de behoefte, in het openbaar

- \

hardop te denken en voor het partij-forum na te gaan hoe de zaak precies lag.

Men kan deze journalistiek het best kenschetsen met het woord "bdange-

\

loos" - "désintéressé". Het is of Blum telkenmale naar vele stemmen geluisterd heeft en dan het onderzoek afsluit om zijn conclusies te trekken.

Telkens is een groot deel van zijn stukken in beslag genomen door de uiteenzetting van wat anderen er van denken, en steeds is dat résumé van dien aard, dat de tegenstander _ die zijn standpunt geformuleerd vindt, eerlijk en helder samengevat ziet, wat hem inderdaad beweegt. Soms zelfs is de weergave enigszins geflatteerd. Een radicaal politicus zei mij eens:

"Om mijn eigen gedachten te begrijpen, wacht ik altijd dat "Vader Blum"

ze in de Popu voor mij samenvat".

Dat is dus de eerste karakteristiek die zich aan ons opdringt: Léon Blum,

een Cartesjaans politicus in een Cartesiaans land. Neem bij voorbeeld zijn

redevoeringen en brochures over het "participationnisme", het vraagstuk

van de socialistische deelname aan niet-socialistische regeringen. Er was

toen, in de jaren 1925 tot

'30,

veel opportunisme aan de rechteTkant der

(2)

partij en veel woordenkraam aan de linker. Blum stond daar midden tussen en neemt telkens het woord wanneer de anderen reeds gesproken hèbben.

Hij pakt dan plotseling het ganse probleem geheel nieuw aan, "comme s'il n'y avait rien eu" - met een "tabuIa rasa" gelijk in het begin van Descar-

. tes' Discours

de

la Méthode -

en begint dan een nieuwe ideeën-constructie

op te bouwen, uitgaand v:an enkele "duidelijke en welomschreven" gedach- ten. Hoe dikwijls hebben we congressen van de S.F.I.O. bijgewoond, waar het heftig toeging en de standpunten onverzoenlijk schenen, totdat er zich een zekere vermoeidheid van de afgevaardigden meester maakte

en

ze nog slechts één ding verlangden: een logisch overzicht van het doolhof der beginselen, waarin men bezig was te verdwalen. Dan moest de intellectuele partijleider spreken.

In zijn boek over

l'Evolution politique du Socialisme français, 1789-1934

(Paris, Spes, 1939) heeft de Straatsburgse hoogleraar Marcel Prélot een

_

passage over Blum geschreven, die zeer goed uitdrukt wat wij bedoelen:

"Jaurès was de ziel geweest van de Partij", 7egt hij, "Blum is

er de hersens

van". En · even verder:

.,Die

on'haatzuchtighe· id is, te zainen met zijn uitzonderlijke scherp- zinnigheid, één van zijn grote verleidingskrachten . . .. Telkens als hij het woord neemt, waarschuwt de voorzitter het congres, dat partij- genoot Blum zeer vermoeid is en dat men zijn krachten moet sparen door een volkomen stilte in acht te nemen. Zijn gebaren zijn precieus.

Geen enkel beeld doorsnijdt als een lichtstraal zijn betoog. Maar hij eist van het publiek een volstrekte poging tot eerlijkheid, terwijl zijn

eigen

woorden daar zelf het voorbeeld van zijn. Van elke luisteraar of lezer maakt hij een getuige of een medewerker van het "ontIedingswerk dat hij verricht om het onderwerp in kaart te brengen en te verdiepen." Hij vertrouwt hun al zijn reacties toe; met dezelfde openhartigheid zet hij de antwoorden uiteen, welke "zijn geest en zijn gevoel hem .hebben ingegeven"; ten slotte stelt hij scherp en duidelijk de oplossing waar- toe hij gekomen is, en ontwikkelt deze moedig tot aan de laatste consequentie toe".

En eve? later:

" .... Blum ' heeft invloed, door het zeldzame gebruik dat hij van zijn zwakheden weet te maken."

Want ook dat laatste is juist. Het is de vraag, of deze grote ideeën- analyticus ook genoeg psycho-analyticus was om in onze neurotische tijd grote massa's te binden, door ze te verlossen van de angst.

Blum was geen staatsman van afkomst, maar een litterator, gevoed door de filologische traditie van de Ecole Normale Supérieure in de Rue d'Ulm - hetzelfde

vorming~instituut

voor leraren in taai, letterkunde en wijs·

begeerte, waarook Jaurès zijn opleiding gekregen had. De bibliothecaris aan die "grote school",

~ucien

Herr, opende zijn ogen voor Hegel, Marx

258

t

1

] II

s

(3)

Tl l .

.1 e r

. en het Socialisme. Maar actief in de arbeidersbeweging werd hij nog niet direct; al heeft hij als jong intellectueel en

co~mopolitisch

Jood, hartstoch- telijk meegeleefd met de ontwikkeling van de zaak-Dreyfus, waar anti- semieten, nationalisten, reactionnaire katholieken en latere fascistoïden, alle "nationale" krachten opriepen om het eenmaal gegeven vonnis te beschermen tegen de beweging voor "revisie". Wie de sfeer van die dagen weer ademen wil - vijftig jaar geleden, binnen het kader van wat Stefan Zweig in zijn autobiografie, "die Welt von Gestem" heeft genoemd, telde een mensenleven nog, telde nog het onrecht, aan één figuur aangedaan!

- die leze Blums veel later boekje

1(es Souvenirs sur l' Affaire. -

Maar nog steeds was het niet in de eerste plaats de publieke zaak die hem boeide. Hij was toneel-criticus, aan

Comoeclia en ook aan het voor-

treffelijke maandblad

la Revue blanche, voorloper van Gide's en Jacques

Rivière's latere

Nouvelle Revue française. Zijn artikelen werden later

gebundeld in enkele delen

Au Théátre (Ollendorff) en blijven voor ieder

die de letterkunde van die

, ja..ren bestudeert, een onmis-pare bron van

informatie.

Mag ik hier een persoonlijke herinnering invlechten?

Toen schrijver dezes kort na 1930 aan zijn proefschrift over Georges de Porto-Riche en het Théatre d' Amour werkte, ging hij

'een bezoek brengen

aan zijn grote partijgenoot, die toen aan de Boulevard Montpamasse woonde. Want Blum was niet slechts uiterst deskundig over het toneel in algemene zin, maar bovendien een persoonlijk vriend geweest van Porto- Riche, aan wie hij de eervolle sine-cure van conservator van de Bibliothè- que Mazarine (aan de Seinekade, vlak naast het Institut de France) had

"

bezorgd. Zelfs was de oude dramaturg

destijd~

in de armen van Léon Blum gestorven, en zijn weduwe had mij vol ontroering verteld van die laatste dagen, toen de partijleider alleen de ziekenkamer verliet om met de redactIe van de

Populaire te telefoneren; zijn dagelijks artikel schreef hij haastig,

aan het sterfbed gezeten, geleund op het marmer van het nachttafeltje.

Voor de curiositeit heb ik die opstellen later nageslagen in de legger van de Bibliothèque Nationale: ze zijn evenwichtig en litterair geacheveerd, alsof ze in -yolle gemoedsrust waren vervaardigd door iemand, die door niets ander in beslag werd genomen.

Nog zie ik die appartementen aan de Boulevard Montparnasse voor mij.

Boeken, boeken, boeken - een klein trapje op, en een nieuw vertrek, met alweer boeken, boeken, boeken. We spraken over de eerste uitgave van een bepaald toneelstuk en vergeleken twee versies van" een bepaalde scène. Toen het litteraire gesprek uit was, vroeg Blum: ,;Was u gisteravond in de Salle J apy?" Ik wàs er geweest, en had mijn gastheer van dat ogen- blik als laatste spreker

g~hootd,

na de meeslepende Paul Faure (toenmaals

'

zeer "links"), de "rechtse" maar zuidelijk-temperamentvolle Pierre Renau-

del, daarna de Duitse Tony Sender (in voortreffelijk Frans) en dan Van-

dervelde. Eindelijk: Blum .... Er waren nauwelijks zitplaatsen in de Salle

Japyen de mensen hadden al uren lang staan luisteren, maar toen Blum

(4)

het woord kreeg, besefte iedereen, dat hier geen hartstochten opgewekt zouden worden, dat een geestelijke inspanning nodig zou zijn. En ze deden het, als intellectuele fijnproevers die een uitnemend dessert weten te waar- deren. Zelfs de communisten interrumpeerden niet, want (zoals een criti- sche buurman van mij het tot zijn vriend zeide): "Het is altijd logisch, wat hij zegt" ....

In de litteratuurgeschiedenis zal de naam van Blum voortleven, door zijn uitstekende boek over Stendhal en het "Beylisme", en velen zullen zich ook in de toekomst nog blijven afvragen, of déze "Léon Blum" wel dezelfde is als de socialistische staatsman van die naam. Inderdaad is het zonderling, dat een socialist juist als model voor zijn met grote liefde en diep begrip geschreven studie iemand koos, die de dandy en de aristocraat is bij uitnemendheid, de man die geen enkele ,.schoonheids-demagogie" wilde plegen, die nuchter en precies schreef over de meest romantische liefdes- problemen, die steeds een paar hoofdstukken van het Burgerlijk Wetboek las, voordat hij een passage aan zijn roman schreef. Dàt was de kunstenaar tot wie Léon Blum zich aangetrokken voelde, meer dan tot Balzac

of

Michelet, meer dan tot de Lamartine van 1848 of de Jules Vallès van de

Commune.

"

Deze zelfde cultuur-aristocraat is het ook, die twintig jaar geleden, in het tijdschrift van de vereniging-Guillaume Budé (te vergelijken met het

"klassiek verbond" bij ons) een uitvoerig, warm gesteld en overtuigend opstel schreef over de absolute noodzakelijkheid voor d' e moderne wereld, om de studie van het Grieks

~n

Latijn zèèr hoog te houden.

Ja, er was in deze mens zelfs iets, dat men bijna "individualistisch"

noemen kan, iets

·

dat hem gebracht heeft tot het schrijven van zijn boek Du

Mariage,

dat later bij ons zeker zijn invloed niet heeft gemist op de Wibauts. Natuurlijk, men heeft dat geschrift dikwijls en met graagte tot uitgangspunt gekozen voor persoonlijke campagnes tegen de persoon van de schrijver; men heeft ook getracht, de partij te treffen door de partijleider heen. Er is daarbij dikwijls allerlei onfrissigheid en fansaïsme losgekomen.

Maar dat neemt niet weg, dat men dit boek als een monumentale vergissing moet beschouwen, als een kapitale fout, die juist een socialist nooit had

moge~

maken. Immers, de menselijke solidariteit is verloren wanneer ze geen vaste vormen krijgt in blijvende "instituties", gelijk het huwelijk, die duurzamer zijn dan de neiging van een ogenblik of van een' bepaalde periode in liet mensenleven. De liefde, geboren uit vitaal, jeugdig senti- ment, moet haar beslag krijgen in een verbintenis die niet terstond weer verbroken worden kan, zodra conflicten komen of vermoeienis optreedt.

Een enkel essay van Chesterton over dit onderwerp is ons oneindig meer waard dan het hele boek van Blum, dat - hoe zuiver en eerlijk zeker ook bedoeld - toch in zijn wezen onjuist en verderfelijk was. Wie het leest, 'Voelt de vraag bij zich opkomen, of de man die dit schreef toch eigenlijk niet liberaal gebleven was in menig opzicht, zij het begaafd met een sterk

260

(5)

LEON BLUM

(6)

instinct voor gerechtigheid en "générosité". In elk geval wreekte zich hier de geestelijke situatie in Frankrijk, die de katholieke traditionalisten naar de hoek van een zinneloze, reactionnaire oppositie had gedreven,

en

(aan de "linker"-kant) al degenen op een hoop gejaagd, die "republikeins"

waren in hun politiek, "anti-clericàal" in hun cultuur-idee en geestelijk geworteld in de wereld van de Verlichting.

Intussen: Blum heeft het daarbij niet gelaten, al is het stellig zo, dat hij altijd iets van de Renan-discipel in zich heeft gehouden.

Tijdens de ,oorlog verdedigde hij de democratie moedig

en openlijk, voor

de rechters van Riom, in dat paradoxale proces, toen men, onder het oog van de

vijand,

de vierschaar spande tegen degenen die verantwoordelijk werden gesteld voor de nederlaag van 1940. Toen, in gevangenschap, kwam Blum tot de overpeinzingen welke wij terugvinden in zijn laatste boekje,

A ['Echelle humaine.

Het zal zeker geen klassiek werk worden, vergelijkbaar met het

Com- munistisch Manifest. Het schiet op enkele plaatsen tekort, wat de ontleding

betreft: de schrijver heeft nog geen afstand genoeg tegenover verschijnse- len en denkbeelden, die hem overvallen. Het ontwerpt ook geen oorspron- kelijk socialistisch maatschappij-beeld. Maar het getuigt van grote innerlijke moed en rekent af met allerlei begrippen, waarmee de oude Blum toch het grootste deel van zijn leven lang geopereerd had. Zo bijvoorbeeld waar hij zegt: "Democratie en Parlementarisme zijn in geen enkel opzicht gelijk-

waardige

en uitwisselbare te" rmen" enz. Cp" 52). Of waar hij de innerlijke zwakte en karakterloosheid van de Franse bourgeoisie ontleedt, met als toppunt zinnen als deze: "Wat is een

, ondernemersklasse, die met de

arbeiderskracht noch kan worstelen noch tot een vergelijk komen, noch haar overheersen noch haar eigen deel geven"? En:

"Ma~r

is de mensheid dan veroordeeld om terug te keren tot de barbarij, om te ontsnappen aan de verschrompeling?" En zelfs: "Een onmetelijke erfenis staat open, en Frankrijk ziet geen erfgenamen". Terwijl het vonnis over de eigen Partij, van München tot 1940, aldus luidt: "Zo had het Franse Socialisme. bijna twee jaar lang, een vernederd, verdacht bestaan voortgesleept, zodat men ten slotte zelfs zijn tegenwoordigheid niet meer merkte"

(p. 103).

In deze zelfde passage staat ook de beroemde karakteristiek van de bolsjewieken in Frankrijk en elders: "un parti nationaliste étranger".

Het moet Blum veel moeite hebben gekost, dit boek te schrijven, dat meer de afrekening is met oude illusies, dan het vreugdevol opengaán van nieuwe vergezichten. Daarom ook is zijn dood,

'nu, bijna een symbool: het

zinnebeeld van een oude socialistische generatie die verdwijnt, nadat de leuzen waarin ze geloofd had, reeds door haarzelf als ontoereikend waren erkend. Juist omdat Blum zo scherp intelligent en zo aangrijpend

eerlijk

was, heeft hij deze tragedie 'bewuster beleefd dan wie ook. Onze taak is het, een nieuw perspectief te openen, nadat wij ons hebben bevrijd van veel terminologie en fantasie, die bedrieglijk waren. Thans is de tijd dichtbij voor een nieuwe conceptie van mens en samenleving.

262

' 1 au

be bli

en

Z 1

ge

m zij

va

grt mt

Gt in

en en

de!

ha

we

ZOI

Ecl

tw wa re

eel en

sp sP{ op' me gee te

1

(7)

h

n n k ij

r

g

ie

!l

r1

"

t

KINGSLEY MARTIN!)

H.]. LASKIt

D

e periode waarin Harold Laski's naam een vertrouwde klank had vOOr 'een groot aantal mensen, was de tijd van de verkiezingen in 1945, toen hij door Churchill en Beaverbrook werd uitgekozen . als voornaamste zondebok. Deze gebeurtenis schijnt misschien niet zo belangrijk in Laski's loopbaan. Ze trof hem echter diep en had een blijvende invloed op zijn gezondheid.

Een grote reputatie wordt echter niet blijvend geschaad door headlines en evenmin heeft publiciteit veel van ~oen met invloed. In Laski's geval zqu ik geneigd zijn te zeggen, dat hoe belangrijk zijn boeken ook zijn geweest, voor het denken van zijn generatie, hoe waardevol zijn onver- moeibare, loyale dienst voor de Labour-party en van hoeveel betekenis zijn welsprekendheid ook is geweest op talloze podiums, toch aan geen van deze dingen zijn unieke invloed kan worden afgemeten. De ware grootheid van Laski lag in zijn docent-zijn. Over de hele wereld vindt men zijn studenten onder' de leiders van de democratiséhe zaak.

Gedurende een generatie is zijn naam daarmee verbonden gèweest - in Amerika, waar hij minstens zo bekend is als in Engeiand; in India en overig Azië; in alle dominions; in Europa, in het bijzonder in Duitsland en Skandinavië en ten slotte in toenemende mate in Afrika, waar stu- denten die thans hun rol in de wereldstrijd ontdekken, in Laski ' dat

hartstochtelijk~ verlangen naar sociale gerechtigdheid vonden; zonder welke zijn eis van werkelijkheidszin in economie en politiek vergeefs zou zijn geweest.

Toen Laski in 1920 uit Amerika terugkeerde, om aan de Londense Economische Hogeschool zijn onderwijs aan te vangen, had hij reeds twee verrassend erudiete boeken gepubliceerd over politieke theorie en was hij reeds een erkend autoriteit op het gebied van constitutioneel recht. In die dagen maakte Laski een exceptionele indruk. Hij was een heel kleine man met een heel groot hoofd. Hij was ook erg jong en beschikte over een volstrekt zelfvertrouwen. Hij was bereid met specialisten van allerlei soort op voet van gelijkheid te spreken over hun specifieke onderwerpen. Terwijl zijn eruditie en belezenheid werkelijk opvallend waren, maakte zijn voordracht indruk op al zijn toehoorders, met uitzondering misschien van de specialisten die hij tegensprak. Zijn geest was verbazend vlug en zijn vermogen om boeken op hun waarde

te taxeren, ongeëvenàard. .

Als spreker verraste hij ' door zijn brillante dictie, en de blijkbaar

1) Verkorte weergave van een art. in New Statesman and Natvon. Red.

263

(8)

onuitputtelijke voorraad van zijn kennis. Nog verrassender echter was zijn

.

vermogen om een zeer groot arbeidersgehoor

in

zijn ban gevangen te houden. Ik herinner me de indruk die hij maakte, nog voor hij beroemd was. Hij verscheen, een minutieuse figuur op het podium, met de handen op de rug als een schooljongen die zou gaan declameren. En dan kwamen op verbazingwekkende wijze de woorden aanrollen in enorme golven.

Zijn welsprekendheid was even opmerkelijk, als de scherpte van zijn commentaar. Het bleek dat zijn geestigheid precies van het &oort was, waarvan een arbeidersgehoor genoot.

Hij had een groot plezier in het uitlokken van tegenspraak. Zijn

boeke~

maakten de recensenten, die naar gewoonte zorgvuldige en dikwijls ver- velende

' boeken verwachten van academische schrijvers, woedend. Zijn

meest onge' wone gave was wellicht een fotografisch geheugen

.

Zijn jaar- lijkse colleges over de geschiedenis van de politieke. theorie mogen in de loop der jaren, zoals zijn studenten verzekeren, minder accuraat zijn geworden wat betr. eft data en citaten - zij besloegen een historisch en theoretisch kennisgebied, zoals geen tijdgenoot dat kon. Zij werden jaar na jaar zonder noten gegeven en faalden nooit in hun opzet: verheldering te scheppen bij studenten, die nog nooit over het onderwerp hadden nagedacht. Hij had de volmaakte gave van de docent: hij wekte bij de studenten het verlangen om te leren.

Laski's socialisme vond zijn oorsprong in het zedelijk verzet tegen sociaal onrecht en het was eerst met de grote crisis van 1929, dat het Marxisme een overheersende rol ging spelen in zijn politieke filosofie. Zij die hem zouden willen beschuldigen een liberaal te zijn, hebben slechts in die zin gelijk, dat hij begon als leerling van Tocqueville, Mill en Justice Holme.s, en altijd op de bres stond voor individuele vrijheid. In tegen- stelling tot de liberale filosofen, stelde hij echter dat de 'mensenrechten, in oorsprong bevochten voor demiddenklassen, weinig betekenden voor de arbeiders, zolang de macht in handen was van een monopolie van rijke lieden. Daarom was hij socialist, omdat het zonder socialisme hypocrisie wa- s, te spreken over vrijheid of gelijkheid. De gebeurtenissen dwongen zijn gedachten echter in Marxistische richting. In de

New Statesman and Nation van Juni 1935 schreef hij in een recensie van een

boek van Bucharin "Geen enkel instrument ter beschikking van de socioloog overtreft het Marxisme, hetzij als middel om de ontwikkeling van ideeën te verklaren, hetzij als vermogen om de practische uitkomsten van die ideeën te voorspellen. Waar het betreft de aard en functie van de staat, wettelijke instellingen, kapitalistische gewoonten, of de ontwik- keling van filosofische systemen, overal bewijst het Marxisme zijn superioriteit. Over de ineenstorting van het kapitalisme, het verval van de burgerlijke cultuur, de opkomst van het fascisme en de rol van het reformistische socialisme, verschaft het inzichten als geen andere methode van analyse."

Naarmate de tegenstelling tussen communisme en sociaal-democratie

264

(9)

den en -en.

djn as,

te~

er- lijn

ar- in :ijn en aar ing len de aal me em die ice en- en, lor 'an me en ew

len

de g en an ik- ijn an

Let

de

H. J. LASKI

zich verscherpte, werd Laski ge- confronteerd met de parádox van zijn Marxistische geschiedenis- filosofie en zijn hartstochtelijk :....- en ten slotte overwinnend - geloof in persoonlijke vrijheid. I~

de dàgen van het Volksfront was hij zoals zo vele progressieven in Engeland in staat die paradox op te lossen door het zoeken van een gemeenschappelijk' front. tegen het fascisme. Maar ofschoon hij de Sowjet-revolutie tot het-einde verdedigde, zijn er slechts weinig meer vernietigende kritieken dan de zijne van communistische tac- tiek, van processen en zuivering en het gebruik van de samen- zwering in een. democratische maatschappij. Laski geloofde dat in een maatschappij als de Engelse, waar zoveel gehechtheid bestaat aan de persoonlijke vrijheid, de Labour-Party het enige mogelijke middel was voor het vestigen -van het socialisme. -

Hij vocht voor het handhaven van de samenwerking met de commu- nisten zo lang mogelijk, maar deed afstand van elk samengaan toen het duidelijk was, dat hun doel de chaos was. Hij bleef eerlijk en zelfs uiter- mate critisch tegenover de Labour-Party, maar hij gaf haar zijn loyale steun tot het einde. Als-hij niet beslot~n was geweest op zovele ver- kiezingsvergaderingen, gedUJ:ende de laatste maanden, toen zijn krachten zichtbaar op waren, voor haar te vechten, zou hij wellicht vandaag nog leven.

Nog één ding moet gezegd worden - misschien het belangrijkste.

Laski's grote, publieke kwaliteiten maakten hem tegelijk populair en impopulair. In politieke zaken was hij niet altijd verstandig en zeker niet altijd voorzichtig. Zijn boeken, redevoeringen en literaire geschriften, wekten bewondering door hun levendigheid en eruditie, maar zij dwongen op zich zelf niet tot sympathie: dikwijls waren zij te veel gestileerd, te veel latijns ook om zijn persoonlijkheid goed tot haar recht te doen komen. Toch heb ik -niemand gekend, die meer bemind was bij zijn vrienden, -in het bijzonder zijn studenten. Ik zou willen zeggen, dat de sleutel tot zijn persoonlijkheid edelmoedigheid was. Ik heb niemand anders .gekend ~n het publieke leven, die zoveel te geven had en het zo onbekrompen gaf, die te midden van ontelbare activiteiten altijd klaar stond om ieder, minister of stratenmaker, z:ijn tijd, zijn ideeën, zijn hulp, ja waarlijk, zichzelf te geven.

265

(10)

GEERT R UYGERS

EMMANUEL MOUN/ER t

V olgens dO e opvatting van het personalisme staan de kapitalistische structuren heden ten dage de bevrijdingsbeweging van de mens in

" de wèg. Zij moeten vernietigd worden ten voordele van een socialistische organisatie van productie en consumptie. Dit socialisme, wij hebben het niet uitgevonden. Het is geboren uit de nood en de ellende van mensen, die nadachten over de wanorde, die hen verdrukte en uit-.

buitte. Niemand zal het verwezenlijken zonder de medewerking van hen, uit wier lotsbestemming het ontstaan is.

Gemeten aan de maatstaven van de mens, moeten we hierbij twee hoofd- punten in het oog houden. Het socialisme zal zich moeten hoeden, ten einde niet het imperialisme van de privé-belangen te vervangen door de tyrannie van het collectivisme. Vandaar dat het nodig is om een democratische structuur op te bouwen, zonder echter de beslistheid te verzwakken, welke nodig is om aanvankelijke veroveringen te verdedigen en uit te bouwen.

Voor het overige, in onze industriële maatschappij zal het socialisme noodzakelijk gestuwd worden door een elite, die steunt op de arbeiders.

Maar de structuur van onze samenleving is complex van karakter en daar- om zal het noodzakelijk zijn om hieromheen een zo breed mogelijke in-

.

stemming te organiseren. Hetzelfde personalisme, dat in 1789 zonder twijfel

liberaal zou zijn geweest, gebiedt ons heden ten dage om te strijden tegen .alle mystificaties, die de vrees voorde sociale vooruitgang weet te organi- seren en om ons met beslistheid te wijden aan de strijd van deze democratie van het volk, waarvoor Europa op het ogenblik een weg zoekt."

De ,man die deze woorden schreef, was Emmanuel Mounier, in het Februari-nummer 1947 van het door hem opgerichte tijdschrift "Esprit".

Kort vóór Léon Blum is hij te Parijs plotseling overleden, op slechts 45- jarige leeftijd.

Met Denis de Rougemont uit de protestants-christelijke wereld is Emma- nuel Mounier, diep-gelovig katholiek, een der voornaamste grondleggers ge, weest van het personalisme.

Mounier publiceerde zijn "Manifeste au service du Personalisme" in 1936. Het

WalS

de tijd, waarin Hitler de oorlogsvoorbereidingen reeds was begonnen en waarin het Westen onmachtig bleef om door een collectieve en constructieve inspanning het .naderend gevaar te bezweren. Het was de tijd, waarin de voortslepende werkloosheidscrisis de sociale spanningen deed toenemen en de weerbaarheid van het Westen ondermijnde. Het was de tijd, waarin Huizinga schreef, dat we leefderi. "in een bezeten wereld".

266

~

I

t (

(11)

Het eerste hoofstuk van het manifest heeft tot titel: De moderne wereld tegen de mens. In West-Europa hebben wij allen het aan de lijve ervaren, dat het nationaal-socialisme de bedreiging is geweest van onze menselijke existentie, in de meest fundamentele zin, en dat op het ogenblik het com- munisme voor ons precies dezelfde bedreiging vormt. De moderne wereld tegen de meits, het is het thema, dat

.

de Roemeense sch[ijver, C. Virgil Gheorgiu, in zijn sombere, maar aangrijpende boek "Het vijf en twintigste

'

uur" ons kort geleden geschilderd heeft.

e Ik wil niet zeggen dat Mounier de eerste is geweest, die heeft ingezien, n waar het in onze huidige wereld wezenlijk om gaat. Wel is hij een der n allereersten geweest, die niet in politieke en maatschappelijke analyses is ij blijven steken, maar met grote duidelijkheid de

'

weg heeft gewezen naar e

ee~

nieuwe toekomst. I. n het verstarde eh verpolitiekte leven van 1936 bleef zijn Personalistisch Manifest, helaas, al te onopgemerkt. Het zou nog

-

jaren duren, vooraleer de maandelijks verschijnende nummers' van

"Esprit", waarin de beginselen van het Manifest werden uitgewerkt in verband met de actuele politieke en maatschappelijke werkelijkheid, her-

e

haaldelijk een sensatie verwekten in het geestesleven van Frankrijk, en van

e

Europa.

e

De wordingsgeschiedenis van wat men heden ten dage in Frankrijk het

~

"linkse katholicisme" noemt, is zonder de figuur van Mounier niet te schrijven. Ten aanzien van concrete vraagstukken heeft hij als katholiek herhaaldelijk voor radicaler oplossingen gepleit dan de officiële leiders van de S.F.I.O. Het is zo, hij kan dit gemakkelijker doen, omdat hij geen concrete verantwoordelijkheden droeg in een partij, een vakbeweging of het landsbestuur. Maar het is. van onschatbare betekenis voor een volk om in een gistende wereld als de onze naast de onmisbare mannen van de

'

praktijk enkele van die denkers en zieners te bezitten, die de dieper liggende problemen dan die van alledag en de verderreikende doeleinden keer op keer aan het volk voorhouden.

Er zijn weinig socialisten in het hedendaagse Frankrijk, die met het vraagstuk van het voortschrijdende communisme iri dit land zo diep ge- worsteld hebben als deze katholiek. Bladzijden van klassiek Frans proza heeft hij aan dit vraagstuk gewijd. In de strijd om de ziel van de Franse arbeider is hij gegaan tot de uiterste grenzen, waartoe iemand als christen en democraat gaan kan. In een heel wat minder bekrompen land dan het onze is hij daarvoor verdacht gemaakt en verguisd op een wijze, die haar gelijke nauwelijks heeft. Maar hij is niet van zijn weg afgegaan. Hij is bezorgd geweest om de

:,chrétiens progressistes" , die niet als hij vanuit

zijn diep-gefundeerde personalistische beginselen op het beslissende moment tegen het communisme neen konden zeggen. Vandaar dat de

communistisch~

pers aan het graf van deze man, evenals aan dat van Léon Blum, slechts scheldwoorden over had.

Zijn blad "Esprit" heeft van het begin af

~teeds

het karakter gehad van

wat wij tegenwoordig doorbraak noemen. Zelden werden zijn polemieken

267

(12)

A. A. VAN AMERINGEN

MACHT EN VRIJHEID IN HET ECONOMISCH LEVEN

11

I

I " n

ons eerste artikel hebben wij de behandeling van het vraagstuk van vrijheid en gebondenheid in het economisch leven vooral gericht op de zgn. consumptievrijheid. Aan de hand van de beschouwingen van mrs. Wootton in haar boekje "Vrijheid onder ordening" hebben wij geprobeerd aan te tonen, dat de door de neo-liberalen zo zwaar geadver- teerde consumptievrijheid in absolute zin in geen enkel economisch stelsel te verwezenlijken is. De evolutie van het kapitalisme in de laatste tien- tallen jaren geeft aanleiding dit stelsel in elk geval als dt: slechtste voedingsbodem voor een vergroting der consumptievrijheid te beschouwen.

De toenemende machtsvorming heeft het zwaartepunt in toe'nem~nde mate verlegd van consument naar producent en distribuant en daarmee de invloedsfeer van de consument beperkt.

De beschouwingen van prof. Glasz in zijn rede over "Nieuwe economische machtsverhoudingen" waren aanleiding in te gaan op het dwangmatige karakter van het proces van machtsconcentratie in verband met de daaraan tot op zekere hoogte verbonden economische voordelen. Tp.ans komen wij tot de behandeling van het tweede voorname facet van het probleem der economische vrijheid in de huidige maatschappij, de vrijheid van arbeid.

De vrijheid van arbeid.

Evenzeer als men in een geleide economie leiding zal kunnen en ook moeten geven aan de consumptieve besteding der koopkracht, zal men ook invloed moeten uitoefenen op het gebruik van de productiefactor arbeid.

feller dan wanneer hij zich verdedigde tegen tegenstanders, die beweerden dat .hij een katholiek blad uitgaf. Alle groten uit het Franse culturele, politieke en maatschappelijke leven van alle richtingen, hebben dan ook op hun beurt aan "Esprit" meegewerkt. Het confessionele element was

" voor hem volmaakt uit de tijd en talrijke katholIeken heeft hij geleerd hun

plaats in te nemen midden in onze moderne wereld.

En nu staan we aan het graf van Mounier. Als katholiek er van over- tuigd, dat het betere zijn deel werd in vergelijking met hen, die hij achter- liet, kwelt ons de vraag, of de werkelijk onmisbaren niet al te vroeg van ons worden weggenomen. Moge zijn naam slechts een lichtend symbool blijven voor allen, die de levende mens liefhebben boven de abstractie, boven de materie en boven de collectiviteit.

268

2

a I

2

a

~ b

(! (! (j Cl 2

C

1 s

d

...

i

(j

v i b

(13)

an

op

!ln

dj

:r-

;el n- te n.

te ie

le

'r j.

k k l.

[l

Zou men van een dergelijke beïnvloeding afzie~, en overigens alle produc- tie- en consumptie-beslissingen op de meest totalitaire wijze reguleren, dan zou het resultaat van een dergelijke combinatie van vrijheid en gebonden- heid niet sterk afwijken van dat van een laat-maar-waaien-systeem (om eens een passende Nederlandse term voor laissez faire te gebruiken). Van- zelfsprekend zal het probleem van de vrijheid van arbeid zich op heel andere wijze aaridienen in een toestand van fuU employment ofwel schaar- ste aan arbeidskrachten dan bij een overschot van arbeidskrachten. In de laatstgenoemde situatie zal men een Regeringsingrijpen tot regulering van de arbeidsstroom en verhoging van de geografische en sociale mobiliteit zonder meer als noodzakelijk aanvaarden. Daarentegen heeft men in de afgelopen jaren o.a.

i~

Engeland en Nederland 'kunnen waarnemen, dat het dirigeren van de arbeidskrachten, indien deze relatief schaars zijn, op heel wat grotere weerstanden stuit.

.

In Engeland heeft het probleem van de arbeidsvrijheid zich gedurende de afgelopen jaren met grote scherpte gemanifesteerd als gevolg

' van een

constellatie van omstandigheden, zoals het doUartekort en de inflationistische op fuU employment gerichte regeringspolitiek. Al te angstvallig heeft men echter de noodzaak van beïnvloeding van de arbeidsfactor pogen te om- zeilen. In een aanvang 1946 gehouden Lagerhuisrede bracht Sir Stafford Cripps de onaantastbaarheid van de arbeid op dogmatisch niveau: "Geen land ter wereld is er zover mij bekend tot nu toe in geslaagd een planning systeem te verwezenlijken zonder arbeidsdwang. Ons doel is een planning systeem door te zetten zonder arbeidsdwang." Het was geen fraaie beurt voor Labour, dat 18 maanden later toch het principe van een dergelijke arbeidsdwang moest worden aanvaard, zij het dan ook dat dit

,

principe In de praktijk zeer halfslachtig werd verwezenlijkt en geen belangrijk effect

heeft gesorteerd.

,

Het standpunt, dat Barbara Wootton inneemt tegenover de vrijheid van

arbeid loopt volkomen parallel met haar stelling ten opzichte van de

vrijheid van consumptie, waardoor een logisch en symmetrisch geheel

, wordt verkregen. Even axiomatisch als de vrijheid van de consument zijn

beschikbare koopkracht zelfstandig te besteden, is in haar arbeidstheorie

de vrijheid tot zelfstandige beroepskeuze. Het behoeft geen betoog, dat

van deze formeel reeds betrekkelijk oude vrijheid materieel in onze maat-

schappij niet al te veel terecht is gekomen. Indien men ermee instemt, dat

deze vrijheid in materiële zin veel eer voor uitbreiding dan voor beknotting

in aanmerking komt, rijst de vraag hoe men dit axioma in overeenstemming

kan brengen met de eisen van een geleide economie. Labour heeft: zoals

wij reeds opmerkten, in een bepaald stadium op grond van deze ·eisen een

inbreuk moeten maken op de vrijheid van keuze van de arbeider ten

opzichte yan zijn beroep. Als tijdelijke noodmaatregel moge dit te aan-

vaarden zijn, voor het de m

0

cr

a t i s c h socialisme blijft een dergelijke

inbreuk een abnormaal verschijnsel. Mrs. Wo,otton komt daarom tot een

betrekkelijk simpele en niet geheel nieuwe oplossing. In korte woorden

(14)

houdt deze in, dat de verschillend.e loonschalen per bedrijfstak welbewust worden afgestemd op de door de

,

Regering ten aanzien van de productie vastgestelde prioriteiten. Uiteraard moeten deze loonmanipulaties plaats- vinden over het gehele loonniveau, ook zover dit geen rechtstreekse ver- binding heeft met bedrijfstakken, waarvoor prioriteiten zijn vastgesteld, daar men anders deviaties krijgt zoals wij hier te lande hebben waarge- nomen bij de kleine keramische nijverheid.

De schrijfster spreekt een waar woord, als zij constateert, dat het nog heel iets anders is een dergelijk schema op papier uit te werken als in de praktijk door te zetten. Zij wijst er op, dat het een volslagen omwenteling betekent in het systeem van loononderhandeling. De vakverenigingen

"zouden volkomen op hun kop worden gezet" ,Jlldus drukt de schrijfster zich uit, indien zij hun hoofdbezigheid om voor hun leden zoveel mogelijk binnen te halen zouden verwisselen voor een medewerking aan het regelen

. van lonen en arbeidsvoorwaarden in overeenstemming met de

eisen, die uit de Overheidsplannen voortvloeien.

Wij willen direct hierbij aantekenen, dat deze omwenteling ons minder principieel voorkomt dan deze schrijfster. Wij leven hier te lande nu 5 jaar onder een regime, waarbij de lonen en arbeidsvoorwaarden op het hoogste niveau worden geregeld in overleg met de georganiseerde samen- werking van de vakcentrales van werknemers en werkgevers. Wij zijn in deze jaren de vakverenigingen nog wel als iets anders gaan zien dan alleen als marktorganen, die zoveel mogelijk voor hun

'

leden moeten

bin~enhalen.

De Nederlandse vakbeweging heeft, meer nog dan de Engelse, bewezen bruikbaar te zijn als instrument voor planbeleid, maar dan als levend instrument' met "eigen recht" en met critisch verantwoordelijkheidsgevoel.

Van enige uitholling van de positie van de vakbeweging is daarbij, zover wij kunnen zien, geen sprake geweest; de ledenstatistieken der vakcentrales vormen hiervoor een sprekend bewijs.

Men moet de boog nu echter weer niet te strak gaan spannen. De Nederlandse loonpolitiek is er op gericht geweest het gehele loonniveau als één geheel te Zien, alke beslissing, hoe incidenteel ook, werd gewogen in haar draagwijdte ten opzichte van het algemene loonniveau. Het gevolg hiervan is geweest een vermindering van de horizontale en verticale loon- differenti!ltie in vergelijking met de voor-oorlogse toestand. Gesteld, dat men dit systeem zou ombuigen in de door mrs. W ootton bedoelde richting en sterk sprekende discriminaties tussen de verschillende bedrijfstakken zou gaan doorvoeren. Men moet hier inderdaad voor forse verschillen zorgen, anders bereikt men niet de door mrs. Wootton gewenste mobiliteit.

Wij geloven, dat het in Nederland bereikte en nog altijd zeer lábiele evenwicht in de kortst mogelijke tijd in elkaar zou storten. In plaats van een geordende beweging der arbeiders van het lagere naar het hogere loonniveau zou men kans lopen op een verbrokkeling van de arbeidsmarkt in een aantal deelmarkten, waar felle conflicten worden uitgevochten, en een aantal andere op hoger

loonniv~au

gebrachte deelmarkten, die geen..

270

1 I

I (

t

(j

Ii Ii

1

g s :E

11

e

z

s

v

e

v

(15)

lust :tie

ltS-

'er-

!ld, ge- lOg

de ing len ter .ijk ilet de ier nu let

~n­

in

!en

~n.

en nd el.

Ter les

au en

~lg

.n-

lat ng en en lito

;le an re

kt

en en..

toestroming van arbeiders zouden zien vóórdat er een algemene consolidatie is ingetreden. Hoe deze consolidatie er uit zou zien, ÏJs niet bij voorbaat te zeggen., tenzij.... de Overheid haar physieke machtsmiddelen zou gebruiken om haar politiek door te zetten, maar dat is n~ juist het laatste

wat mrs. Wootton zowel als wij wensen. '

Wij hebben met opzet de gedachte van de schrijfster even op Nederland geprojecteerd, omdat naar ons gevoel de constellatie in ons l!lnd voor een dergelijke loonpolitiek nog iets gunstiger zou liggen dan in Engeland, waar de spanningen zowel bin n ende vakverenigingen als daarbuiten groter zijn. In dit licht is het begrijpelijk, dat de Engelse Regering geen gebruik heeft gemaakt van deze gedachten bij het dirigeren van de arbeidsfactor, doch eerder ertoe is overgegaan de zo gevreesde arbeidsdwang in te voeren.

Afgezien van deze practische bezwaren schuilt er naar onze mening nog een logische fout in, de geschetste gedachtengang. Die industrieën, die in het Regeringsschema voorrang genieten, worden automatisch op hogere loonkosten gebracht. Dit heeft in een niet-gesocialiseerde maàtschappij tot gevolg, dat de ondernemersprikkel juist daar verzwakt, waar hij door de Regering het meest gewenst wordt. Omgekeerd neemt. de arbeidsvraag toe in die bedrijfstakken, die kunstmatig door de Regering van arbeids- krachten worden gedraineerd. Het gereduceerd loonniveau komt daar onder het evenwichtsniveau te liggen, hetgeen natuurlijk voortdurende spaIiningen meebrengt. Wij hebben daarmee in de afgelopen jaren ervaring ,mee opgedaan, voldoende om zo'n divergentie niet als blijvend element in onze sociaal-economische inventaris te begeren. Het enige tegenwicht tegen dergelijke spanningen is een afgeronde en' zeer systematische prijs- politiek, waarbij de loondifferentiaties hun pendanten vinden in prijs- differentiaties. In landen, die hun productie kunstmatig op de export moeten richten komt men hiermee natuurlijk niet uit. Het is jammer, dat mrs. Wootton de economische .achtergrond van de~e problematiek niet heeft belicht.

De bedoeling van het bovenstaande is niet de onmogelijkheid van de vrijheid van arbeid in een geleide economie in twijfel te trekken. Wij geloven echter, dat mrs. Wootton verkeerd heeft gedaan haar probleem- stelling te zeer afhankelijk te maken van de na-oorlogse situatie in Engeland, waarbij de full employment tijdelijk een overspannen karakter heeft aangenomen. Een regering, die leiding wil geven aan de productie en de ric~ting, waarin de arbeidskrachten gestuwd worden, wil beïnvloeden, zal, indien zij tegelijkertijd de vrijheid van arbeid respecteert, een zekere speling aan werkloosheid behoeven. Full employment, productieleiding en vrijheid van arbeid zijn elk op zich zelf waardevolle goederen, zij kunnen echter niet alle drie tegelijk op tafel gebracht worden. Zelfs niet in een volledig g(;!socialiseerde maatschappij, zoals het Russische voorbeeld bewijst.

l1achtsverhoudin'gen en P.E.O.

Wij wilien deze beschouwingen niet besluiten zonder de vraag onder ogen

(16)

te zien of de nieuwe Nederlandse figuur van de publiekrechtelijke bedrijfs- organisatie in staat zou kunnen zijn de verhoudingen van vrijheid en machtsvorming in het Nederlandse economische leven ingrijpend te wijzigen. Zoals wij in de aanvang van het eerste artikel stelden,

vertegen-

woordigt de P.B.O. een poging tot een specifiek Nederlandse oplossing van de tegenstelling tussen individu en gemeenschap. In het buitenland is nergens iets te vinden, wat in essentie vergelijkbaar is met onze P.B.O. In de buitenlandse literatuur wordt aan onze poging ook zonder meer voor- bijgegaan. Zover ons bekend heeft geen enkele hier te lande gevestigde correspondent van een serieus buitenlands blad het ooit de moeite waard gevonden zijn lezerskring in te lichten over een onderwerp, dat ons binnenlands papierverbruik op merkbare wijze heeft

·

opgevoerd. Aldus is het te verklaren, dat geen der bekende buitenlandse schrijvers op dit terrein zijn neus tegen onze P.B.O. heeft gestoten. Men kan zich hierdoor in zijn nationale trots gekwetst voelen of er aanleiding in vinden al te bombastische fanfares op de P.B.O. te temperen, al naar gelang men is aangelegd.,

Men zou ons

, kunnen tegenwerpen, dat het ot;lderwerp enigszins zal

moeten bezinken alvorens het rijp is voor buitenlandse beoordelingen.

Economen zijn vaak wat traag in hun reacties op economische actualiteiten

~naijling

noemt men dat in de economische wetenschap -

. en zelfs

14 Nederlandse hoogleraren in dat vak hebben enkele jaren moeten broeden alvorens zij te elfder ure hun ei konden deponeren in het parle- mentaire leghok.

Het adres van deze 14 hoogleraren brengt ons meteen terug tot de kern van ons artikel. In dit adres wordt nl. gesteld, dat als gevolg van de P.B.O.

"het monopolie ten troon zou worden verheven, daar in feite het gehele bedrijfsleven zou op' gaan in een aantal organisaties, aan welke door ver- schillende juridische sancties alle mogelijkheden worden

gegeven

zich tot een monopolie te ontwikkelen". "Waar voorts in de wet een coördinerend beginsel ontbreekt, wordt slechts een ordening binnen elke bedrijfstak afzonderlijk bereikt en. geen ordening tussen de bedrijfstakken onderling."

Kort vóór het verschijnen van dit adres heeft de Arbeiderspers een opmerkelijke publicatie het licht doen zien, nl. een

' herdruk van een

brochure van dr F. M. Wibaut over "Economische bedrijfsorganisatie" uit het jaar 1919. De uitgave

is

van een voorwoord voorzien door de kleinzoon van dr Wibaut, prof. dr H. J. Witteveen uit Rotterdam, die men als een van de vooraanstaande neo-liberale geleerden in Nederland kan be' schouwen en wiens naam ook onder het zo juist genoemde adres der 14 hoogleraren prijkt. Inmiddels is het

dOOl~

Wibaut-Witteveen bestreden stelsel in de Nederlandse wetgeving opgenomen met unanieme steun van de socialis- tische fracties. Het is steeds pijnlijk politiek en geschiedenis met

èlkaar

in verband te brengen.

De stem van dr Wibaut richt zich met grote nadruk tegen het destijds voor het eerst door prof. Veraart ontwikkelde stelsel

van

economische

g

e

I1 (j

(

,

a

G li

,

.(j

,

~

,

(

I

, I

j

1

(17)

bedrijfsorganisatie. Scherpzinnig en glashelder toont de schrijver de economische zwakheden en ondoordachtheden van het systeem-Veraart te aan. Zijn taal is zo levend en de vorm zo actueel, dat indien men afziet van

:n-

enkele met de toenmalige tijdsomstandigheden verband houdende passages ng gemakkelijk de indruk verkregen wordt, dat de brochure 30 jaar later is geschreven is en zich niet richt tegen het stelsel-Veraart, maar tegen het In wetsontwerp op de P.B.O. Maar er is' toch een groot verschil tussen het

'

Jr- een en het ander, zal men zeggen. Ja, de verschillen zijn omvangrijk, maar de niet essentieel. Met enige fantasie zou men zich kunnen voorstellen, dat

,

rd de wet P.B.O. in heel wat kortere tijd naar het stelsel Veraart evolueert ns dan het beperkte kiesrecht van Thorbecke nodig heeft gehad om tot is algemeen kiesrecht uit te dijen. De bekroning die het werk van Veraart

:

lit voorlopig heeft gevonden met de totstandkoming van de P.B.O. werd door

l

or de regering op dat moment geaccentueS!rd door zijn benoeming tot com-

te mandeur in de Orde van Oranje-Nassau.

is Wibaut stelt zich op het standpunt, dat de economische bedrijfsorganisatie van Veraart, zoals 'door de ontwerper destijds' zelf reeds verwezenlijkt in

mI

.de typografische branche, een uitgesproken kapitalistische uitbuitingsvorm

:n.

vertegenwoordigt. "Zijn bedrijfsorganisatie is op het punt van prijsop-

en

drijving afdoender dan die van een aantal kartels." De winst van de lfs ondernemers 'wordt opgevoerd met medewerking van de vakverenigingen en van de betreffende bedrijfstakken, doch ten nadele van de consument en

le-

van het algemeen belang. Men kan dit volgens Wibaut niet aan de vak-

verenigingen wijten, daar hun taak ten slotte gericht is op het bevorderen rn van de rechtstreekse belangen van hun leden in de bedrijfstak. Maar hun O. medewerking' richt zich tegen de andere arbeiders, omdat zij de uitbuiting

:le

door de ondernemers verscherpt. Niet alleen de consumptie-vrijheid wordt

er-

aangetast naar gelang de bedrijfsorganisaties zich

verbreide~,

ook de

;

ot vrijheid van arbeid vermindert wanneer verbonden van ondernemers en

lid

arbeiders in het kader van de bedrijfsorganisatie hun branches sluiten.

ak Het stelsel zal rechtstreeks leiden tot kUIhStmatige inkrimping der gemid-

(

' delde werkgelegenheid; de voordelen uit de verbetering van de techniek en zullen niet langer aan de verbruikers ten goede komen. Wibaut is van en oordeel" dat de socialistische productieleiding nog ernstig en diepgaand

!lit

moet worden voorbereid. "Het ware echter jammerlijk en het is sociaal-

on

democratische plicht dit te voorkomen, indien enig belangrijk deel der arbei- en dersklasse zich door het dienen van schijnbaar of wezenlijk groepsbelang, en

.

liet vinden tot een stelsel van overeenkomsten, die de algemene machts- en vorming der

~lasse

zouden vertragen" .

.

Veraart wil "op deze wijze de de klassestrijd

·

opheffen tussen arbeid en kapitaaJ. Hij ziet niet, dat hij juist is- langs die weg een veel fellere strijd moet ontketenen tussen de grote massa

in der arbeiders en de groepen, die hij aan de strijd hunner klasse heeft ont- trokken".' Het eindoordeel van Wibaut is dat de economische bedrijfs- äs organisatie van Veraart zowel uit economisch-theoretisch als uit socialis- he tisc.Q oogpunt ten ene male on;anvaardbaar is:

273

(18)

Het meest opvallende van dit militante

socialist~sche

strijdschrift is. dat het op dezelfde economisch-theoretische basis steunt als het genoemde adres der veertien hoogleraren. Zou men de brochure van Wibaut van zijn socialistische kledij ontdoen en tot haar ecönomische kern: terugbrengen, dan heeft men ongeveer hetzelfde standpunt als dat van de veertien hoog- leraren, die diverse graden van liberalisme en neo-liberalisme vertegen-

.

woordigen.

Had Wibaut toch gelijk?

Hoe is het te verklaren, dat de socialistische beweging in Nederland zich niets gelegen heeft laten liggen aan deze stem uit het graf? En dat, ofschoon Wibaut geprofeteerd heeft, dat de

~rbeidersklasse

iI:l geen land "zelfs de deels zo brave arbeidersklasse in het zo vlijtig beburgerwachte Nederland zulk anti-maatschappelijk gedoe als mr Veraart op het oog heeft, thans nog onbeperkt en rustig zal

·laten begaan",

Kan dit distantiëren vaIi Wibaut's waarschuwing haar oorzaak vinden in de verzachtingen en waarborgen, welke men in de p.b.o. kan aantreffen?

De prijsregeling is bijv. uitdrukkelijk onttrokken aan de bevoegdheden der

"schappen", evenals regelingen inzake vestiging, uitbréiding en stillegging van ondernemingen zulks in tegens teling tot het stelsel-Veraart. Voorts is bepaald, dat geen verordening een gezonde mededinging in de weg mag staan. Bovendien zijn er controlemiddelen in de vorm van goedkeurings- en vernietigingsrecht der Kroon.

De genóemde beperking der bevoegdheden behoeft economisch niet als

bij~onder

relevant te worden beschouwd. Men zie bijv. dat de "schappen"

wel dégelijk regelingen inzake de mededinging mogen treffen. Wat dan als gezonde en wat als ongezonde beïIivloeding der mededinging moet worden beschouwd, is een kwestie van zeer rekbare interpretatie. Wanneer men verder bedenkt dat de verordeningen der "schappen" onderwerpen kunnen regelen als voortbrenging, afzet, verdeling en aanwending van goederen, alsmede mechanisatie en rationalisatie, dan is het zonder meer duidelijk, dat de indirecte invloed op ae prijsvorming zeer groot kan zijn. Wij zouden zelfs durven volhouden, dat, indien men de verschillende

laat~tgenoemde

onderwerpen aan de bevoegdheden der "schappen" had onttrokken en hun. wèl het prijsinstrument in handen had gelaten, de economische éf{ectiviteit minder groot zou zijn geweest dan thans mogelijk is. En ook zou iemand, die wel eens iets van de

'

praktijk van het kartelwezen heeft gezien, kunnen beweren, dat voor de sluiting van een branche de bevoegd- heid tot regeling van voortbrenging, afzet en verdeling vooral in verticaal georgàniseerde bedrijfsorganisaties ingrijpender is dan een formele bevoegd- heid tot verbod van vestiging of uitbreiding van ondernemingen. 1)

1) Wij geloven, dat Jan Ou<;legeest, die,in V.N. vàn 29 September 1949 deze herpublicatie van het werkje van Wibaut scherp heeft aangevallen, zich onvol, doende het nauwe verband tussen het stelsel,Veraart en de huidige p.b.o. heeft gerealiseerd. Wie het genoemde boekje bestudeert, zal niet kunnen begrijpen,

274

(19)

at

ie

~n

n,

g-

[l-

e

h

>n

ae

Id

as

:n

I?

~r

tg , .

iS

tg

r n

Is Is

n

ft

1-'

Alles komt dus aan op de wijze waarop de Kroon haar machtsmiddelen zal hanteren. Het verbruikersbelang is als zodanig niet georganiseerd en is ook niet organiseerbaar. Controle op eventueel machtsmisbruik van de

"schappen" heeft alleen e'en georganiseerde maatschappelijke ondergrond in de belangentegenstellingen tussen de bedrijfstakken onderling. De c

.oördinatie in het licht van algemeen belang, een in de wet ontbrekende

schakel, zal in de praktijk moeten worden gerealiseerd door een reeks van onderlinge belangentegenstellingen.

Natuurlijk bestaat de

mogelijkh~id,

dat de regering slechts sporadisch tot instelling van product- en bedrijfsschappen zal overgaan, resp. slechts weinige van de bevoegdheden zal verlenen, die de wet

"tnogelijk maakt.

Minister Van den Brink heeft dat in zijn rede in de Tweede Kamer enïgs- zins gesuggereerd. Het kan best zijn, en het is zelfs niet onwaarsohijnlijk, dat het befaamde gezonde verstand van de Nederlanders de overha' nd houdt en wij achteraf deze episode in het Nederlandse sociaal-economisch leven als "veel leven om niets" zullen

'

karakteriseren. Dan zou de eigen weg, die Nederl

and heeft willen inslaan voor de overb'rugging van de

belangen van individu en gemeenschap, dus een slop blijken te zijn inplaats van "de meest doelmatige tussenvorm", die de genoemde minister erin zag.

En dan heeft de buitenlandse literatuur dus gelijk met haar onverschilligheid tegenover het Nederlandse experiment. De fenomenen der internationale wetenschap scharen zich dan in het gelid met het gewone Nederlandse gezin,

'waarvan De Kadt heeft geconstateerd, dat het gematigd onverschillig staat

tegenover de P.B.O. Van al de diverse meningen,

di~

wij over de toekomst van de P,B.O. hebben gehoord, lijkt vooralsnog de mening van De Kadt, dat er heel weinig

'zal gebeuren, de meest a'

annemelijke.

;,Met de P.RO., '

zoals ze nu wordt, zullen wij niet veel dichter 'bij een betere samenleving komen. Maar wij zullen er ' ook niet veel ongelukken mee zien gebeuren." 2 ) Indien dit inderdaad zo zou zijn en wij door het oog van een, naald

, komen, niet beter en niet slechter dan wij er doorheen gingen, moeten wij

zo eerlijk zijn te erkennen, dat zulks geen socialistische verdienste is. Na het al te gemakkelijk loslaten van het voorontwerp-Vos heeft ons hele geschipper ten aanzien van de P.B.O.-kwestie slechts in verwijderd verband gestaan met socialistische politiek.

Maar dit zijn nog allemaal speculaties. Wij kunpen voorlopig niet' weten hoe het apparaat zal worden opgebouwd en voor welke doeleinden het zal worden gebruikt. Wel kunnen wij op dit moment reeds een zekere katalytische werking van de wet waarnemen. Er heerst thans een koorts-

hoe Oudegeest tot de uitspraak komt,. dat Wibaut geen principieel tegenstander was van wettelijk geregelde bedrijfsorganisatie. Vooral waar Oudegees,t in het.

zelfde artikel vaststelt, dat Wibaut in elk geval een geharnast tegenstander was van verordenende bevoegdheid van de bedrijfsorganen. Maar daar gaat het toch juist om! Zonder deze verordenende bevoegdheid zou de nieuwe wet niet meer betekenis hebben dan de oude Bedrijfsradenwet of het Belgische stelsel, eIl' daar

heeft niemand zich ooit druk over gemaakt. •

2) In Socialisme en Democratie, 1949, No 10.

275

(20)

achtige activiteJt in ondernemerskringen om zich in nieuwe vrije vereni- gingen te organiseren. Het doel is er tijdig bij te zijn en invloed te kunnen oefenen, wanneer de "schappen" op stapel worden gezet Het is niet onwaarschijnlijk, dat zich dientengevolge talrijke nieuwe machtscentra kristalliseren, van grotere en van kleinere omvang. Dit proces is enigszins te vergelijken met hetgeen zich in de fases van de contingentering en <!e distributie heeft afgespeeld, toen de ondernemers ook door op heel andere doeleinden gerichte overheidsmaatregelen tot elkaar werden gedreven. De daarbij behaalde resultaten zijn nooit geheel verloren gegaan en hebben het concurrentiepatroon van de Nederlandse volkshuishouding duurzaam ge- wijzigd. De thans aan de gang zijnde activiteit sluit hierop aan en bouwt voor aan de constructies, die destijds verrezen zijn. De werkzaamheid van deze "vrije" verenigingen onttrekt zich aan Overheidscontroie; het slecht geformuleerde en slap toegepaste Kartelbesluit is nauwelijks als

een

effectief wapen hiertegen te beschouwen.

De pa-rallel )opende opvattingen van Wibaut en van de veertien hoog- leraren wettigen de overtuiging, dat zulk een toevlucht tot de P.B.O. de kwaal eer zou verergeren dan vt;!rminderen. Uit de wet valt geen enkel element te halen, dat afbreuk zou kunnen doen aan de machtsvorming

en . daarentegen talrijke elementen, die dit verschijnsel zouden kunnen ver-

sterken. Ja, zelfs heeft een socialistisch amendement op art. 73 een element geïntroduceerd, dat een virtuele dwang uitoefent op de onder- nemers hun gelederen te sluiten. De pariteit van arbeiders en ondernemers, nu ook in de besturen van de productschappen, maakt het voor de onder- nemers noodzakelijk de koppen te tellen bij belangrijke beslissingen van te voren in gesloten comité onderling tot overeenstemming te komen, op straffe zich door de arbeidersvertegenwoordigers te laten overstemmen.

Van' hier naar de "Kartellzwang" is geen grote afstand. Het enige alter- natief is, dat een meerderheid van

o~dernemers

met de arbeiders coaliseert tegenover een minderheid van ondernemers. Voor de

' economische con-

sequentie~

hiervan leze en herleze men Wibaut.

Welke eventualiteit men ook in het vizier neemt, er is weinig reden aan te nèmen, dat Nederland zich thans met de P.B.O. op de "derde weg"

bevindt, die het juiste midden houdt tussen extreem collectivisme en

extreem individl!alisme. Wij zijn zeker niet verder dan

.

andere landen en

misschien zelfs minder ver. Er is niet de minste aanleiding voor het Neder-

landse socialisme zich zelfvergenoegd op de borst te kloppen over Staats-

blad nr K 22. Wij zullen ons eerder II\Qeten beraden over een program van

actie, dat een socialistisoh. antwoord vertegenwoordigt op de gevaren, die

de structurele ontwikkeling van het kapitalisme heeft meegebracht. Hiervoor

zullen wij nog bijna van de grond af moeten beginnen. Blijkt een ingrijpende

wijziging van de wet op de P.B.O. in onze lijn te liggen, dan zal dit een

centraal punt in ons program moeten vormen. tiet is echter ook mogelijk,

dat de doeleinden, die wij ons voor

og~n

zullen moeten stellen, binnen het

kader van de P.B.O. in principe niet te verwezenlijken zijn.

(21)

!l

t a s I!

e e t

e I

il

I ,

G. VAN DEN B<E!RGH

ZUIVERE REDE

EN HAAR WENSELIJKHEID

Naar aanleiding van het voor-ontwerp Kieswet

-en de beschouwing van de heer Dr:ion: "Een

kritiek op de Zuivere Rede".

H

et feit, dat het voor-ontwerp Kieswet van het Centraal Stembureau afkomstig is, waarvan ik de' ee,r heb voorzitter te zijn, legt mij bij de bespreking van dat ontwerp en van de daarop van verschillende zijdep geoefende kritiek, uiteraard zekere beperkingen op. Niettemin acht ik mij verplicht puntsgewijs en ten dele schetsmatig enkele 'opmerkingel).

te maken. •

1. lfet ontwerp en mijn aandeel daarin.

Ik moet er bezwaar tegen maken, dat ik al te zeer als de ontwerper van de nieuwe voorstellen word gedoodverfd. Allereerst doet dat te kort aan het zeer belangrijke aandeel, dat verscheidene leden van het C.S. aan het werk hebben gehad, terwijl ook het secretariaat zich allerminst onbetuigd heeft gelaten. Het C.S. is bovendien waarlijk geen lichaam, dat de voor- zitter blindelings volgt: verscheidene denkbeelden, door mij ontwikkeld, hebben de instemming van het C.S. niet kunnen verwerven. Een en ander neemt niet weg, dat ik mij van ganser harte achter de voorstellen plaats . . 2. Het ontwerp en de Grondwet.

t Natuurlijk moest het C.S. bij zijn arbeid uitgaan van de Grondwet, zoals deze thans luidt. De vraag, of een andere grondslag, dan de E.V., vo'or de nieuwe Kieswet moest worden gekozen, kon dus zelfs niet aan de orde

il komen. Ter voorkoming van misverstand' kan ik overigens wel verklaren, dat het C.S. zich stellig tegen zulk een andere grondslag zou hebben uit-

il gesproken.

il Voorts was het C.S. door de Grondwet gebonden aan het getal 100, wat het aantal Tweede-Kamerleden betreft. Dit is een gewichtig feit. Zou de Grondwet dit aantal niet vastleggen, of het aantal op bijv. 200 stellen, dan

il werden vormen van E.V. mogelijk, met name een verdeling van het land in zelfstandige meervoudige kiesdistricten, die thans door dat getal 100 r uitgesloten' zijn. Daarom was ik 'in mijn boekje (Eenheid in Verscheiden-

heid), waarin ik in 1946 het (vdor mij) ideale stelsel van E.V. voor ons land schetste, veel vrijer in' mijn keus, dan thans het C.S. op de vaste grondslag van onze constitutie kon zijn. Dat heeft de heer Drion in zijn artikel in dit tijdschrift geheel over het hoofd gezien. Op dit punt kom ik hieronder nader terug.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

verrinneweren (uit verrui'neren), vgl. fiirse, hou verb. varfvaring en Hd. kersvers en vars.. prikkels slaan, vgl. ferse, hou verb. versien: min of meer verpligte

Bij de behandeling Zienswijze begrotingswijzigingen (1e, 2e, 3e tussenrapportage) BAR in het Beraad en Advies van 8 december heeft u toelichting gevraagd op de taakstelling die

Houdt moed want de Heer brengt verlossing voor jou. Want dit is de strijd van

Vernieuwende initiatieven die tijdens de lockdown ontstonden, waren ener- zijds initiatieven die naar verwachting vooral bruikbaar zijn in crisistijd. Anderzijds ontstonden

won, die rege- ringsverantwoordelijkheid niet ont- week, toen deze in 's lands belang noodzakelijk bleek en die zich nu door Trouw in één moeite door naar het hoofd

Genadendal: voor Vernie, een jaar na zijn dood Binsbergen, W.M.J.. van der,

gemeenschappelijke factor hebben, want het meetkundige bewijs dat de twee sommen gelijk zijn in opgave 4 geldt ook als m en n relatief priem zijn. In dat geval liggen er

In Noord- Nederland zijn deze mensen slechts zelden doorgedrongen, wat niet alleen blijkt uit het daar vrijwel ontbreken van hun graven en nederzettingen, maar ook uit de