Vraag nr. 162 van 19 maart 1999
van de heer FRANCIS VERMEIREN Investeringsfonds sociale economie – Opzet De Vlaamse regering heeft besloten om de sociale economie verder uit te bouwen en daartoe een spe- cifiek investeringsfonds op te richten.
Welke zijn de kenmerken van dit fonds ?
Is er geen dubbelgebruik met een aantal andere fondsen die in de loop der jongste jaren werden opgericht ?
Aan wie wordt het beheer van het specifiek inves- teringsfonds opgedragen ?
Wordt hiervoor personeel aangeworven, of wordt de opdracht van dit fonds waargenomen door per- soneel van de Vlaamse administratie ?
Op welke domeinen van de sociale economie zal dit specifiek investeringsfonds zich bewegen ?
Antwoord
In het kader van de sociale economie kunnen twee tewerkstellingsmaatregelen worden vermeld, na- melijk sociale werkplaatsen en invoegbedrijven.
Het initiatief sociale werkplaatsen ging van start op 1 augustus 1994. Het experiment kreeg op 8 juli 1998 een decretale onderbouw, waarbij een erken- ningsregeling werd uitgewerkt die het mogelijk moet maken het concept van sociale werkplaatsen kwalitatief te bewaken.
De hoofddoelstelling van sociale werkplaatsen be- staat erin werkgelegenheid te creëren voor de zeer moeilijk bemiddelbare werklozen. Het gaat om werkzoekenden die, door een cumulatie van per- soons- en omgevingsgebonden factoren, geen ar- beidsplaats in het reguliere arbeidscircuit kunnen verwerven of behouden, maar die onder begelei- ding in staat zijn tot het verrichten van arbeid op maat.
De sociale werkplaatsen ontwikkelen activiteiten die raakvlakken kunnen hebben met de commer- ciële sector. Ze zijn actief in domeinen zoals reno- vatiewerken, kringloopactiviteiten, hout- en meu- belbewerking, fietsenherstelling en biologische tuinbouw.
Op 31 december 1998 waren in het kader van de 78
sociale werkplaatsen meer dan 900 personen te- werkgesteld. In de loop van 1998 gebeurde een budgetuitbreiding met 150 miljoen frank. Voor 1999 werd opnieuw een uitbreiding goedgekeurd met 100 miljoen frank, zodat het totaal beschikbaar budget nu 584 miljoen frank bedraagt.
Het experiment invoegbedrijven startte op 1 juli 1993. De invoegbedrijven zijn startende bedrijven die na een middellange invoegperiode, waarbij on- dersteuning nodig is, hun plaats innemen tussen ge- wone bedrijven in het normale economische cir- cuit.
Met het besluit van de Vlaamse regering van 10 no- vember 1998 houdende de doorvoering van experi- menten in verband met invoegbedrijven, dat is in- gegaan op 1 januari 1999, werd de regelgeving na een grondige evaluatie bijgestuurd. Zo werd een grotere soepelheid inzake uitbreiding van perso- neel ingebouwd, teneinde een vlotte bedrijfsecono- mische groei mogelijk te maken. Tevens krijgen jonge, reeds bestaande ondernemingen de moge- lijkheid zich binnen de sociale economie te plaat- sen door de uitbreiding van het begrip "startend bedrijf" tot een bedrijf dat maximaal drie jaar be- staat.
De invoegbedrijven richten zich op economische activiteiten die milieuvriendelijk zijn en een maat- schappelijke meerwaarde genereren. Voorbeelden zijn : recyclage van computers, herstellen van palet- ten, kringloopbedrijven, groenonderhoud en mo- biele carwash.
De doelgroep zijn langdurig niet-werkende werk- zoekenden met maximaal een diploma hoger se- cundair onderwijs die in trajectmatige begelei- dingsacties zijn opgenomen en toegeleid. Voor de tewerkstelling van de invoegwerknemers ontvangt de werkgever een degressieve overheidssteun. Ie- dere arbeidsplaats wordt gedurende het eerste jaar tegen 80 % van de loonkosten gesubsidieerd, het tweede jaar tegen 60 %, het derde jaar tegen 40 % en het vierde jaar tegen 20 %.
Op datum van 31 december 1998 waren in de 16 actieve invoegbedrijven 77 invoegwerknemers te- werkgesteld. In het budget 1999 voor tewerkstel- ling werd voor invoegbedrijven 56 miljoen frank uitgetrokken.
Via het besluit van de Vlaamse regering van 23 no- vember 1994 tot regeling van de toekenning van een waarborg aan financiers die actief zijn in de sector van de sociale economie, worden de invoeg- bedrijven onrechtstreeks gesteund door hun de toegang tot de financiële markt te vergemakkelij- ken. Daartoe kunnen financieringsmaatschappijen van invoegbedrijven een gedeeltelijke gewestwaar-
borg krijgen vanwege de Vlaamse minister van Economie. Deze financieringsmaatschappijen ver- strekken een lening of nemen kapitaalsaandelen op.
