Kennismanagement binnen GGZ Drenthe
“GGZ Kennis in een gespreid bedje”
M.D. Lubbers
Kennismanagement binnen GGZ Drenthe
“GGZ Kennis in een gespreid bedje”
Groningen, september 2004
Marco Lubbers
Studentnummer 1284908
Afstudeerbegeleiders van de Rijksuniversiteit Groningen Prof. dr. R.J.J.M. Jorna en mw. dr. M.A.G.
van Offenbeek.
Onderzoek naar aanleiding van het NIDO-programma
‘Kenniscreatie voor duurzame innovatie’, van prof. dr.
R.J.J.M. Jorna in samenwerking met prof. dr. ir. J van Engelen
Onderzoek verricht bij GGZ Drenthe te Assen.
Begeleiders: H. Hadders, K. van Tuinen en C. van der Weide.
De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van het afstudeerverslag:
het auteursrecht van het afstudeerverslag berust bij de auteur .
Voorwoord
Kennismanagement is een echt mode woord geworden. Dit geldt niet alleen voor kennismanagement, maar ook voor de woorden kenniseconomie, kennisintensief, kennisinfrastructuur, kennisspreiding, etcetera. Deze woorden staan bij bijna elk bedrijf wel in het strategisch plan. In de zorgsector begint kennismanagement nu eindelijk ook prioriteit te krijgen. De kwaliteit van de zorg is voor een overgroot deel afhankelijk van de kennis en vaardigheden van het personeel. Eerste fase bij kennismanagement is het in kaart brengen van deze kennisgebieden en vaardigheden. In een voor mij vooraf vrij
onbekende sector als de geestelijke gezondheidszorg was dat al een grote uitdaging. De meeste tijd van het onderzoek is gaan zitten in deze eerste fase.
Op basis van de informatie uit die eerste fase kan er bijgestuurd worden. Het leuke aan kennismanagement is dat het niet alleen het terrein van de manager is, maar ook van de
professionals zelf. Het gaat dus vooral om het motiveren van professionals en het op één lijn brengen van de verschillende medewerkers. Deze uitdaging was nog veel groter. Mensen laten zich niet makkelijk veranderen en culturen zijn vaak diep verankerd in de organisatie. Sommige waarden en normen kunnen kennisspreiding belemmeren, denk maar aan het principe ‘kennis is macht’, waar mensen denken dat kennis juist voor zich gehouden moet worden. Tijdens de periode dat ik met het onderzoek bezig ben geweest heb ik aan de ene kant geprobeerd problemen die kennisspreiding belemmeren aan te kaarten en op te lossen en aan de andere kant zaken die kennisspreiding bevorderen aan te wakkeren. Vandaar ook de ondertitel: “GGZ Kennis in een gespreid bedje”.
Natuurlijk is dit niet allemaal gelukt, omdat mensen niet makkelijk te veranderen zijn, maar ik heb wel het idee dat door mijn inspanningen de discussie opgang is gekomen. Er wordt bijvoorbeeld meer naar oplossingen dan naar zondebokken gezocht. Ik ben blij dat ik hieraan heb kunnen bijdragen.
Bij GGZ (Geestelijke Gezondheidszorg) Drenthe heb ik de kans gekregen mij met bovenstaande materie bezig te houden. GGZ Drenthe is een van de weinige GGZ instellingen die al actief met kennismanagement bezig is. In Nederland ben ik dit soort praktijk onderzoek, kennismanagement in de geestelijke gezondheidszorg, nog niet eerder tegengekomen. Wellicht dat dit rapport ook voor andere GGZ instellingen bruikbaar kan zijn. Ik ben aan deze opdracht gekomen via onderzoeksbureau NIDO (Nationaal Initiatief Duurzame Innovatie), dit bureau brengt door diverse projecten
praktijkorganisaties en wetenschappelijke organisaties dichter bijelkaar. Dit onderzoek maakt deel uit van het NIDO project “Kenniscreatie voor Duurzame Innovaties”. Het NIDO is van grote meerwaarde geweest doordat ik ervaringen kon delen met collega-afstudeerders. Daarnaast is mijn scriptie in verkorte vorm opgenomen in het NIDO boek “Duurzaam innoveren: de menselijke maat herontdekt”, hierdoor krijgt mijn project een grotere bekendheid.
Dan wil ik door middel van dit voorwoord nog een aantal mensen bedanken. Zonder hulp van anderen had ik nooit tot dit resultaat kunnen komen. Als eerste noem ik mijn eerste begeleider vanuit de RUG, de heer Jorna. Hij heeft mij vooral geholpen bij de planning en voortgang van het project. Daarnaast heb ik veel gehad aan de heer Joenje (projectcoödinator GGZ-NIDO projecten), de heer van de Weide (GGZ Drenthe), de heer Hadders (GGZ Drenthe), de heer van Tuinen (GGZ Drenthe) en mevrouw Offenbeek (tweede begeleider RUG). Allen hebben zij door hun specifieke deskundigheid bijgedragen.
Verder bedank ik de al eerder genoemde collega-NIDO afstudeerders. Natuurlijk wil ik ook de deelnemers aan het onderzoek bedanken, deze noem ik omwille de vertrouwlijkheid van het
onderzoek niet bij naam, zonder hen was het hele onderzoek niet mogelijk geweest. Als laatste wil ik
dan nog mijn familie en vrienden bedanken voor hun belangstelling voor het onderzoek. Jullie
interesse is voor mij een belangrijke stimulans geweest!
Inhoudsopgave
Voorwoord__________________________________________________________________i Managementsamenvatting_____________________________________________________v Leeswijzer_________________________________________________________________ ix
1 Inleiding 1
1.1 Aanleiding 1
1.2 Situatiebeschrijving 1
1.3 Externe partijen 1
1.3.1 CIBIT 2
1.3.2 NIDO 2
1.4 Opzet van het rapport 2
2 Probleemstelling 3
2.1 Inleiding 3
2.2 Probleemstelling 3
2.2.1 Hoofdprobleem: KM Inhoudelijk 3
2.2.2 Subprobleem: KM Methodiek 4
2.3 Doel- en Vraagstelling 4
2.4 Randvoorwaarden 6
2.5 Samenhang 6
3 Vooronderzoeken 7
3.1 Inleiding 7
3.2 Een onderzoek ten behoeve van de te gebruiken KM-methodiek 7
3.2.1 Pilot Psychosencluster CIBIT-Methodiek 7
3.3 Twee inhoudelijke vooronderzoeken binnen de pilotafdeling 8
3.3.1 Cultuuronderzoek 8
3.3.2 De relatie tussen werkomgevingskenmerken en kritisch reflectief werkgedrag 9 3.3.3 De twee vooronderzoeken met elkaar vergeleken 10 3.4 Invloed van de vooronderzoeken op de probleemstelling 10
4 Onderzoeksdesign 11
4.1 Inleiding 11
4.2 Onderzoekspopulatie 11
4.3 Projectfasering 11
4.4 Methode van onderzoek 12
4.5 Methode van gegevensverzameling 12
4.6 Methode van analyse 13
5 Theoretisch Kader 14
5.1 Inleiding 14
5.2 Begrippen kader 14
5.2.1 Kennis 14
5.2.2 Kennisspreiding 14
5.2.3 Kennismanagement 14
5.2.4 Kennistypen 15
5.2.5 Kenniswerker of Professional 16
5.3 Waarom verspreidt kennis zich onvoldoende? 16 5.4 Zorgt kennismanagement voor een betere kennisspreiding? 17 5.5 Hoe kunnen de knelpunten in een theoretisch kader worden geplaatst? 17 5.6 Welke aspecten van organisaties hebben een relatie met KM? 18
5.6.1 Inleiding 18
5.6.2 Kritische Succes Factoren van CIBIT vergeleken met KSF-en in andere literatuur 18 5.6.3 CIBIT elementen vergeleken met het 7S Model van Peters en Waterman 19
5.6.4 Beantwoording van de onderzoeksvraag 20
5.7 Waarin onderscheidt kennismanagement in de (geestelijke) gezondheidszorg zich van
andere sectoren? 21
5.7.1 Inleiding 21
5.7.2 Externe factoren 21
5.7.3 Interne factoren 22
5.7.4 Beantwoording van de onderzoeksvraag 24
5.8 Conclusie theoretisch kader 24
6 KM-methodiek 25
6.1 Inleiding 25
6.2 In hoeverre verschilt de CIBIT methodiek van andere KM methodieken? 25
6.2.1 Inleiding 25
6.2.2 CIBIT methodiek 25
6.2.3 Kennistypen indeling 26
6.2.4 Ontwikkelen van een Kenniskaart 26
6.2.5 Beantwoording van de onderzoeksvraag 27
6.3 Het CIBIT stappenplan 27
6.3.1 Stap 1 - Bepalen van de casus & Globale analyse van de organisatie-eenheid 28
6.3.2 Stap 2 - Resultaatgebieden 29
6.3.3 Stap 3 - Kennisgebieden 30
6.3.4 Stap 4 - Beoordeling kennisgebieden 31
6.3.5 Stap 5 - Ambities per kennisgebied 32
6.3.6 Stap 6 - Eerste aanzet kennisinfrastructuur 33
6.4 Conclusies KM-methodiek 33
7 Resultaten: De KM-Methodiek toegepast 35
7.1 Inleiding 35
7.2 Organisatorische beschrijving van de pilotafdeling 35
7.2.1 Inleiding organisatorische beschrijving 35
7.2.2 Organisatieresultaten 36
7.2.3 De Mensen 36
7.2.4 Organisatieprocessen 38
7.2.5 De kennisprocessen 39
7.2.6 Technische kennisinfrastructuur 39
7.3 Analyse van de kennisclusters 41
7.3.1 Inleiding 41
7.3.2 De kennisclusters 41
7.3.3 Psychische stoornissen 42
7.3.4 Behandelkennis 43
7.3.5 Communicatieve en Sociale Vaardigheden 44
7.3.6 Patiëntinformatie 45
7.4 Inrichten van kennismanagement 47
7.4.1 Inleiding 47
7.4.2 Algemeen 48
7.4.3 Klinische Syndromen (Kenniscluster Psychische Stoornissen) 49 7.4.4 Behandelplan + delictanalyse (Kenniscluster Patiëntinformatie) 51 7.4.5 Gedrag van Patiënt (Kenniscluster Patiëntinformatie) 53
7.5 Conclusie resultaten KM-pilot 55
Conclusies 57
Deel 1: Kennis inhoudelijke conclusies 57
Deel 2: Conclusies KM-methodiek 58
Aanbevelingen 60
Deel 1: Kennis inhoudelijke aanbevelingen 60
Deel 2: Aanbevelingen KM-methodiek 61
Literatuurlijst 62
Verklarende Woordenlijst 64
Bijlage I Vragenlijst_______________________________________________ 66
Bijlage II Uitwerking van de vragenlijst________________________________ 79
Bijlage III CIBIT 6-Stappenplan______________________________________ 116
Bijlage IV Taken__________________________________________________ 117
Bijlage V Patiëntkennisbehoefte per Discipline__________________________ 118
Bijlage VI Kritische succes factoren___________________________________ 119
Managementsamenvatting
Aanleiding
Deze scriptie gaat in op een pilot kennismanagement die binnen een van de afdelingen van GGZ Drenthe (Geestelijke Gezondheidszorg Drenthe) heeft plaatsgevonden. Deze pilot had twee
doelstellingen. De eerste doelstelling is het vinden van een antwoord op de vraag hoe de aanwezige kennis beter verspreid kan worden. Er is namelijk veel specialistische kennis aanwezig in de hoofden van professionals, waar nog door veel te weinig collega’s gebruik van wordt gemaakt. De tweede doelstelling is van de eerste doelstelling afgeleid. De raad van bestuur van GGZ Drenthe voelde zich namelijk genoodzaakt om aan kennismanagement (KM) te gaan doen en had daarom behoefte aan een KM methodiek, waarmee KM in de eigen organisatie kan worden ingevoerd. Allereerst wordt op de eerste doelstelling (hoofddoelstelling) ingegaan, daarna op de tweede doelstelling
(subdoelstelling).
Hoofddoelstelling: KM Inhoudelijk
Er is een aantal belangrijke knelpunten binnen GGZ Drenthe aan te wijzen op het gebied van kennis en kennisspreiding. Het voornaamste knelpunt is dat de organisatie effectiever en efficiënter zou kunnen werken als op een meer gestructureerde manier met de beschikbare kennis omgegaan wordt (Van der Hoeven, 2003). Een effectievere of efficiëntere manier van werken draagt namelijk bij aan een beter organisatieresultaat. Voor dit knelpunt is de volgende doelstelling en vraagstelling opgesteld, waarbij rekening gehouden moet worden met de randvoorwaarde dat er alleen naar de pilotafdeling is gekeken. Of de antwoorden op de vraagstelling ook zijn te generaliseren naar alle afdelingen van GGZ Drenthe is niet onderzocht.
Doelstelling
Aanbevelingen doen over hoe binnen de
pilotafdeling (zie randvoorwaarden) kennis beter verspreid kan worden, met als doel zowel de kwaliteit van dienstverlening te verbeteren, als efficiency voordelen te behalen.
Vraagstelling
Hoe kan ik bij de mensen van de pilotafdeling op een verantwoorde wijze oorzaken achterhalen die kennis spreiden belemmeren dan wel bevorderen, waardoor oplossingen geformuleerd kunnen worden die de kennisspreiding stimuleren?
Subdoelstelling: KM Methodiek
GGZ Drenthe wil graag een KM-methodiek, waarmee kennismanagement binnen GGZ Drenthe handen en voeten krijgt. GGZ Drenthe wilde aanvankelijk knelpunten op het gebied van kennis en kennisspreiding oplossen door de implementatie van enkele (ict) kennismanagement tools. Deze tools bleken onvoldoende effectief, GGZ Drenthe heeft daarom behoefte aan een methode waarmee op een meer verantwoorde wijze tot een voor GGZ Drenthe geschikte kennisinfrastructuur kan komen.
Voor deze wens is de volgende doelstelling en vraagstelling opgesteld:
Doelstelling
Ontwikkelen van een voor GGZ Drenthe gespecificeerde methodiek waarmee GGZ Drenthe invulling kan geven aan
kennismanagement.
Vraagstelling
Op welke manier kan voor GGZ Drenthe een
gespecificeerde methodiek ontwikkeld worden,
waardoor GGZ Drenthe invulling kan geven aan
kennismanagement?
Theoretisch Kader
De bovengenoemde vraagstellingen roepen een aantal vragen op die al in bestaande literatuur gevonden kunnen worden, dit zijn de volgende vragen:
1a. Waarom verspreidt kennis zich onvoldoende?
1b. Zorgt kennismanagement voor een betere kennisspreiding?
2. Hoe kunnen de knelpunten in een theoretisch kader worden geplaatst?
3a. Welke aspecten van organisaties hebben een relatie met kennismanagement?
3b. Waarin onderscheidt kennismanagement in de (geestelijke) gezondheidszorg zich van andere sectoren?
1a. Waarom verspreidt kennis zich onvoldoende?
Elk uur dat aan kennisspreiding besteed wordt kan niet aan de patiënt besteed worden. Tijd is daarom de voornaamste reden waarom kennis onvoldoende gedeeld wordt. De balans tussen kennisspreiding aan de ene kant en operationele taken raakt vaak verstoord door de drukte van de dag, operationele taken krijgen dan vrijwel altijd voorrang.
1b. Zorgt kennismanagement voor een betere kennisspreiding?
Ons gezond verstand zegt dat leren van successen en mislukkingen en het spreiden van kennis met collega’s tot betere resultaten leidt. De bedoeling van het invoeren van kennismanagement is dat bepaalde doelstellingen worden gerealiseerd met het productiemiddel kennis.
2. Hoe kunnen de knelpunten in een theoretisch kader geplaatst worden?
De knelpunten kunnen in drie aggregatieniveaus worden ingedeeld:
1. Patiëntkennis 2. Praktijkkennis 3. Theoretische kennis
De bovengenoemde drie aggregatieniveaus bouwen op elkaar voort. Om praktijkkennis uit te wisselen is individuele patiëntkennis noodzakelijk. Theoretische kennis ontstaat weer uit praktijkkennis
3a. Welke aspecten van organisaties hebben een relatie met kennismanagement?
Door het beantwoorden van de vraag “welke aspecten van organisaties hebben een relatie met kennismanagement?” zijn de tekortkomingen van enkele verschillende methodieken blootgelegd. Zo mist de al in de eerste pilot geteste CIBIT methodiek aandacht voor de succesfactoren cultuur en stijl van leidinggeven. Als gekeken wordt naar de organisatieaspecten dan zijn de volgende
aspectsystemen belangrijk bij kennismanagement: organisatieresultaten, organisatieprocessen, kennisprocessen, kennisgebieden en mensen.
3b. Waarin onderscheidt kennismanagement in de (geestelijke) gezondheidszorg zich van andere sectoren?
Daarnaast heeft de beantwoording van de vraag “Waarin onderscheidt de (geestelijke)
gezondheidszorg zich van andere sectoren” voor een beter inzicht gezorgd, hoe in de zorg aan
kennismanagement handen en voeten gegeven kan worden. Het blijkt dat de problematiek groter is
dan in veel andere sectoren, omdat er gesleuteld moet worden aan de basic assumptions van veel
professionals. Pas als zorgprofessionals beseffen dat ze zonder hulpmiddelen niet in staat zijn de
beste keuzes te maken, kan kennismanagement een bijdrage leveren.
Beantwoording hoofdvraagstelling (KM Inhoudelijk)
De pilotafdeling heeft geruime tijd niet optimaal gefunctioneerd en de mensen binnen deze
pilotafdeling willen hier graag wat aan doen. Het is dan van belang de oorzaken die kennis spreiden belemmeren te achterhalen en daarna een oplossing te formuleren. Om dit te bereiken is er naar antwoorden gezocht op de volgende inhoudelijke deelvragen:
1. Hoe zien de aspectsystemen van de pilotafdeling er uit?
2. Welke kenmerken hebben de kennisclusters binnen de pilotafdeling?
3. Hoe kan richting gegeven worden aan kennismanagement binnen de pilotafdeling?
1. Hoe zien de aspectsystemen van de pilotafdeling er uit?
Er is gekeken naar een groot aantal aspectsystemen. In deze samenvatting ga ik kort in op de belangrijkste daarvan.
Organisatieresultaten: De organisatieresultaten richten zich op een meer effectieve en efficiëntere behandeling.
Organisatieprocessen: In het organisatieproces kunnen verschillende fases onderscheiden worden, deze fases zijn: Intake, Oriëntatie, Ontwerp, Uitvoering en Evaluatie. Binnen elke fase is de kennisbehoefte van de medewerkers anders.
Kennisprocessen: Er zijn al veel kennisprocessen aanwezig. Binnen deze verschillende kennisprocessen, zoals intervisie en teammiddagen wordt kennis ook goed gedeeld. De opgedane kennis wordt daarna niet optimaal toegepast in de praktijk.
Kennisgebieden: De belangrijkste kennisgebieden binnen de pilotafdeling zijn: Klinische syndromen, Behandelkennis, Samenwerking, Luistervaardigheden, Veiligheid & Preventie, Gedrag van de patiënt, Behandelplannen en Delictanalyses
Mensen: De mensen op de pilotafdeling zitten samen in één behandelteam en moeten veel samenwerken. Binnen deze groep bestaat helaas twee subculturen. De eerste subcultuur bestaat uit de sociotherapeuten die dagelijks in ploegen op de patiëntenafdeling werken. De tweede subcultuur bestaat uit behandelaars en coördinatoren die vanuit hun behandelkamer werken.
2. Welke kenmerken hebben de clusters van kennisgebieden binnen de pilotafdeling?
In het onderzoek zijn de kennisgebieden geclusterd tot zes kennisclusters. Hieronder worden de kenmerken van de vier belangrijkste clusters behandeld.
Kenniscluster psychische stoornissen: Kennis over psychische stoornissen is zowel sensorisch als theoretisch (zie voor uitleg: § 5.2 Begrippen kader). De wisselwerking tussen deze kennistypen kan het beste door praktijkervaring aangeleerd worden. Daarnaast blijft een goede basiskennis door opleiding en studie noodzakelijk om een goede kennisspreiding mogelijk te maken.
Kenniscluster behandelkennis: Behandelkennis wordt waarschijnlijk het minst goed
verspreid. Behandelkennis in de hoofden van sociotherapeuten is totaal anders opgebouwd dan de behandelkennis in de hoofden van de overige behandelaars en coördinatoren, vandaar dat voor dit probleem geen eenvoudige oplossing te bedenken is.
Kenniscluster communicatieve en sociale vaardigheden: Kennisspreiding lijkt hier
gemakkelijker te kunnen plaatsvinden. Hierbij maakt het minder uit, uit welke groep de mensen komen. Daarentegen is de kennis wel meer sensorisch dan de andere kennisclusters, wat kennisdeling meer plaatsgebonden maakt.
Kenniscluster patiëntinformatie: Van alle behandelde kennisclusters leent patiëntinformatie zich het beste voor een codificatiestrategie, of anders gezegd, voor vastlegging. Veel
patiëntinformatie wordt al vastgelegd, dus de mensen zijn al gewend aan het codificeren van
kennis. Bovendien blijft de informatie ook lang bruikbaar, aangezien patiënten voor langere tijd
worden behandeld.
3. Hoe kan richting gegeven worden aan kennismanagement binnen de pilotafdeling?
Richting geven aan kennismanagement is ten eerste een kwestie van stellen van prioriteiten.
Wanneer de aandacht te veel moet worden verdeeld blijft het effect uit. Vandaar dat er allereerst aandacht is besteed aan drie kennisgebieden. In onderstaande tabel staan de keuzes die door het team gemaakt zijn. Keuzes zijn gemaakt op het gebied van kennistype, deskundigheidsniveau, mate van vastlegging en mate van verspreiding.
Kennistype Deskundigheid Vastlegging Verspreiding
Nu Æ Gewenst Nu Æ Gewenst Nu Æ Gewenst Nu Æ Gewenst Klinische syndromen
(psychopathologie)
ST Æ SCT 2,5 Æ 3 1 Æ 2 1,5 Æ 2,5
Behandelplan + delictanalyse
C Æ CT 3 Æ 3 2 Æ 3 2 Æ 3
Gedrag van de patiënt S Æ SC 2 Æ 2 1 Æ 2 1 Æ 2
Legenda:
Kennistypen Inhoud Vastlegging Verspreiding
Kennisniveau stakeholders:
S = Sensorisch 1.Matige Basiskennis 1.Hoofden van mensen 1.Matige Basiskennis C = Gecodeerd 2.Goede Basiskennis 2.Beschrijvingen,
verhalen
2.Goede Basiskennis T = Theoretisch 3.Specialist 3.Verklarende
concepten
3.Specialist
4.Expert (binnen NL) 4.Best Practices 4.Expert (binnen NL)
Beantwoording subvraagstelling (KM Methodiek)
Ook deze vraagstelling is onderverdeeld in een aantal deelvragen:
1. In hoeverre verschilt de CIBIT methodiek van andere KM methodieken?
2. Welke methodiek en uitgangspunten zijn geschikt voor het realiseren van een kennismanagement traject in een GGZ organisatie?
3. Welke invulling kan gegeven worden aan de door CIBIT opgetelde stappenplan?
4. Tegen welke problemen is men aangelopen bij de pilot?
5. Hoe is de methode uitgevoerd?
6. Hoe geschikt is de methode?
Bovenstaande vragen probeer ik gezamenlijk in onderstaande tekst te beantwoorden. Als basismethodiek is gekozen voor de CIBIT methodiek. De CIBIT methodiek heeft een aantal interessante aspecten, zoals ten eerste de opdeling in verschillende stappen. Door deze fasering wordt kennismanagement beter planbaar. Bovendien maakt de opdeling van kennisambities in deskundigheid, vastlegging en verspreiding een opbouwende discussie over het kennisniveau van collegae op specifieke kennisterreinen mogelijk. Aan deze CIBIT methodiek is wel het een en ander aangepast, zodat de methodiek beter toepasbaar is binnen een organisatie als GGZ Drenthe.
Daarnaast levert deze aangepaste methodiek ook meer resultaten op. Na de toepassing van dit herontwerp bleken er toch nog een paar nadelen te zijn bij de uitvoering op de pilotafdeling. Er is bijvoorbeeld nog geen oplossing voor het feit dat vooruitgang (of achteruitgang) niet concreet gemeten wordt. Het nut van meer tijd en aandacht aan kennisspreiding blijft zo natte-vinger-werk. Ook bevatte de vragenlijst nog enkele vragen die op meerdere manieren konden worden opgevat. Dit geldt vooral voor de matrix waarin naar de bijdrage van de kennisgebieden aan de resultaatgebieden wordt gevraagd. Deze matrix is overgenomen uit het 6-stappenplan van CIBIT. Deze matrix bleek in deze vorm minder geschikt voor een individuele vragenlijst. Deze matrix had misschien meer uitgesplitst moeten worden, of misschien zelfs wel weggelaten moeten worden uit de vragenlijst. Wat
bovenverwachting goed is gegaan is de discussie over gevoelige onderwerpen zoals het
deskundigheidsniveau van collegae. Door de methodiek wordt er ingegaan op de inhoud en niet op de
persoon. Ik zie dan ook goede mogelijkheden om met deze methodiek veel kennis over kennis boven
tafel te krijgen die anders verborgen was gebleven.
Leeswijzer
Het rapport is opgebouwd uit zeven hoofdstukken en afgesloten met conclusies en aanbevelingen.
Niet elk hoofdstuk is even relevant voor elke doelgroep. Hieronder maak ik daarom onderscheid tussen drie verschillende doelgroepen. Per doelgroep noem ik de meest interessante hoofdstukken, daarbij moet ik wel vermelden dat er een bepaalde opbouw in het rapport zit, door de hoofdstukken in deze volgorde te lezen behoudt u het meeste overzicht. Daarbij moet opgemerkt worden dat
hoofdstuk vier kan worden overgeslagen, zonder dat de leesbaarheid van het rapport er op achteruit gaat. Ik raad u in ieder geval aan met hoofdstuk 1 te beginnen. In deze leeswijzer wordt nog niet ingegaan op hoe het rapport precies is opgebouwd, deze informatie vindt u in §1.4 Opzet van het rapport.
Geïnteresseerden in het plan van aanpak en de gebruikte KM-methodiek
De belangrijkste hoofdstukken voor deze groep zijn hoofdstuk één, hoofdstuk drie en hoofdstuk zes.
De belangrijkste bevindingen vindt u vervolgens in de KM-methodiek conclusies en KM-methodiek aanbevelingen.
Medewerkers van de Pilotafdeling (en geïnteresseerden in de pilotafdeling)
Voor deze doelgroep zijn vooral hoofdstuk drie (uitgezonderd § 3.2) en hoofdstuk zeven interessant.
Deze twee hoofdstukken gaan expliciet in op de kennis en kennisspreiding op de pilotafdeling.
Daarnaast is het raadzaam de inhoudelijke conclusies en inhoudelijke aanbevelingen te lezen.
Geïnteresseerden in kennismanagement in de gezondheidszorgsector
Hoofdstuk twee en hoofdstuk vijf gaan in op kennismanagement en kennisspreiding in het algemeen en in het bijzonder kennismanagement en kennisspreiding in de gezondheidszorgsector. Dit hoofdstuk is voor deze doelgroep het meest interessant. Daarnaast kunt u in hoofdstuk zes en in hoofdstuk zeven een praktische uitwerking van de theorie in hoofdstuk 5 lezen. Wanneer u hoofdstuk zes en hoofdstuk zeven te lang vindt kunt u ook alleen de conclusies en aanbevelingen lezen.
Wellicht dat u niet in één van deze categorieën valt, leest u dan in § 1.4 Opzet van het rapport welke
hoofdstukken aansluiten bij uw interesse.
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Bij GGZ Drenthe (Geestelijke Gezondheidszorg Drenthe) leefde het idee dat er te weinig met de aanwezige kennis werd gedaan. Daarnaast bleek dat de bedrijfsstrategie enerzijds en
kennisontwikkeling en kennistoepassing anderzijds loosely coupled zijn (Proven Partners, 2001).
Zeker binnen een kennisintensieve organisatie als GGZ Drenthe waar kennis één van de belangrijkste factoren is voor succes in de toekomst (Raad van Bestuur GGZ Drenthe, 2002), is dit een probleem dat schreeuwt om aandacht.
De raad van bestuur van GGZ Drenthe voelde zich genoodzaakt om aan kennismanagement (KM) te gaan doen. GGZ Drenthe had zelf geen mensen in huis met ervaring op het gebied van
kennismanagement. GGZ Drenthe heeft daarom een aantal externe partijen (zie: § 1.3 Externe partijen) ingeschakeld. Eén van die partijen is het kennismanagement advies- en opleidingsbureau CIBIT (Centrum voor Innovatie met Behulp van Informatietechnologie). CIBIT adviseert door middel van een 6-stappenplan (zie: 3.2.1 Pilot Psychosencluster CIBIT-Methodiek) kennismanagement in te richten. GGZ Drenthe wilde eerst de werking op kleine schaal in de eigen organisatie testen, alvorens het 6-stappenplan op grote schaal te gaan toepassen. Na deze test zou het duidelijk moeten zijn of het 6-stappenplan geschikt is voor GGZ Drenthe. Deze pilot is in 2003 op hele kleine schaal uitgevoerd (zie: 3.2.1 Pilot Psychosencluster CIBIT-Methodiek). Eén van de conclusies was dat de pilot beter gezien kan worden als een eerste oefening met kennismanagement en met het 6-
stappenplan dan een rapport waar al inhoudelijke conclusies en/of beleidsconclusies aan verbonden kunnen worden. De pilot is onvoldoende diepgaand uitgevoerd om hieruit al conclusies te trekken over hoe het 6-stappenplan gebruikt kan worden binnen GGZ Drenthe. Vandaar dat een vervolgtraject is opgesteld in samenwerking met het NIDO (zie: § 1.3 Externe partijen).
1.2 Situatiebeschrijving
GGZ Drenthe
Het onderzoek wordt uitgevoerd binnen de al genoemde GGZ Drenthe. Om een eerste indruk van GGZ Drenthe te geven, wordt hieronder een beschrijving van de organisatie gegeven. GGZ Drenthe staat voor geestelijke gezondheidszorg Drenthe. GGZ Drenthe biedt ambulante, poliklinische en klinische geestelijke gezondheidszorg. Bij GGZ Drenthe werken ongeveer 2.500 mensen, verdeeld over tien vestigingen in Drenthe. Jaarlijks doen ruim 15.000 mensen een beroep op GGZ Drenthe.
GGZ Drenthe is ontstaan door een fusie tussen het Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis – Drenthe (APZ-Drenthe) en de Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg – Drenthe (RIAGG-Drenthe). GGZ instellingen hebben een aantal overeenkomsten met algemene ziekenhuizen.
Allereerst komt een aantal beroepen overeen, zoals de arts en de verpleegkundige. Ten tweede kunnen GGZ instellingen evenals ziekenhuizen overwegend getypeerd worden als een professionele bureaucratie (Mintzberg, 1983). Ten derde zijn tot nu toe GGZ instellingen net als de meeste
ziekenhuizen non-commerciële instellingen, die geheel gefinancierd worden door de overheid en door verzekeringsmaatschappijen.
Divisie Forensische psychiatrie
GGZ Drenthe kent een divisie structuur; één van deze divisies is de divisie voor forensische psychiatrie. Letterlijk betekent forensische psychiatrie gerechtelijke psychiatrie. Psychiatrie die zich richt op patiënten die als gevolg van hun geestestoestand een misdrijf hebben begaan. De divisie forensische psychiatrie van GGZ Drenthe behandelt deze patiënten. Deze divisie heeft tot doel het realiseren van optimale forensisch-psychiatrische behandeling en preventie ten behoeve van
patiënten die behandeling nodig hebben in een psychiatrische behandelsetting. Deze behandeling is zowel gericht op beveiliging van patiënten als van de maatschappij. Deze behandeling vindt zowel in gesloten als in open inrichtingen plaats. De tweede kennismanagement pilot heeft in een gesloten inrichting binnen deze divisie forensische psychiatrie plaatsgevonden.
1.3 Externe partijen
Zoals al gezegd in de eerste paragraaf, had GGZ Drenthe nog weinig ervaring met
kennismanagement. De Raad van Bestuur van GGZ Drenthe heeft een aantal externe partijen
ingeschakeld om hiermee kennis en ervaring in huis te halen. Allereerst is het CIBIT ingeschakeld,
daarna is GGZ Drenthe ook een samenwerkingsverband met het NIDO overeengekomen.
1.3.1 CIBIT
CIBIT (Centrum voor Innovatie met behulp van Informatietechnologie) is een onafhankelijk internationaal kennismanagement bureau. CIBIT levert zowel advies als opleidingen. Voor deze scriptie is met name het door CIBIT ontwikkelde 6-stappenplan interessant. Met dit 6-stappenplan kunnen bedrijven concreet met kennismanagement aan de slag. Eén van de medewerkers van GGZ Drenthe heeft een cursus gevolgd, waarin dit 6-stappenplan nader is toegelicht (zie: 3.2.1 Pilot Psychosencluster CIBIT-Methodiek). De reden dat de raad van bestuur juist CIBIT heeft ingeschakeld, en niet een ander bureau, is dat al langer met tevredenheid werd samenwerkt met medewerkers van CIBIT.
1.3.2 NIDO
NIDO staat voor het Nationaal Initiatief Duurzame Ontwikkeling. Het bestaat sinds 1999 en is één van de initiatieven die een vorig kabinet heeft genomen als investering in de Nederlandse
kennisinfrastructuur. NIDO brengt bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en
wetenschap bij elkaar in programma´s gericht op duurzaamheid in de praktijk. Deze samenwerking leidt tot gedragen oplossingen en vormt een solide basis voor verdere verspreiding van duurzame ontwikkeling in de samenleving. Eén van de NIDO programma’s heet ‘Kenniscreatie voor Duurzame Innovatie’. In dit programma is een aantal bedrijven benaderd om mee te werken aan dit programma.
GGZ Drenthe is één van de participanten.
1.4 Opzet van het rapport
Aanleiding en onderzoeksontwerp (hoofdstuk 1 t/m 4)
Het rapport is opgebouwd uit acht hoofdstukken. Zoals u heeft kunnen lezen is in hoofdstuk 1 de aanleiding en situatiebeschrijving behandeld. In hoofdstuk 2 worden vervolgens drie vooronderzoeken beschreven. In dit hoofdstuk wordt ook de eerste CIBIT pilot behandeld. Deze pilot is de directe aanleiding voor de tweede CIBIT pilot geweest. Deze tweede CIBIT pilot is het hoofdonderwerp van dit onderzoeksrapport. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de probleemstelling. In dit hoofdstuk staan behalve de probleemstelling, ook de vraagstelling en de bijbehorende deelvragen vermeld. Deze deelvragen worden in hoofdstuk 5, 6 en 7 beantwoord. In hoofdstuk 4 worden nog geen deelvragen uitgewerkt, dit hoofdstuk is een hoofdstuk over het onderzoeksdesign en alleen bedoeld als methodologische verantwoording.
Theoretisch Kader (hoofdstuk 5)
In hoofdstuk 5 worden de theoretische hulpvragen beantwoord, ook worden in dit hoofdstuk een aantal begrippen en uitgangspunten nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt duidelijk in welk kader het onderzoek verricht is. Ook gaat het hoofdstuk in op de trends op gebied van kennismanagement in de gezondheidszorg.
KM-Methodiek (hoofdstuk 6)
Subonderdeel van het onderzoek is het ontwerpen van een KM-methodiek voor GGZ Drenthe waarmee kennismanagement handen en voeten gegeven kan worden. Met dit onderzoek ben ik gelijktijdig bezig geweest en is ook erg verweven met het hoofdonderzoek, omwille van de duidelijkheid voor de lezer zijn de resultaten van dit subonderzoek gebundeld in één hoofdstuk (Hoofdstuk 6 KM-Methodiek). In dit Hoofdstuk wordt een herontwerp van de al bestaande CIBIT methodiek beschreven. Dit herontwerp is vervolgens op de pilotafdeling toegepast. De resultaten van deze toepassing zijn beschreven in hoofdstuk 7.
Resultaten: de KM-methodiek toegepast (hoofdstuk 7)
De toepassing van de in hoofdstuk 6 beschreven KM-methodiek heeft tot een beantwoording van de inhoudelijke deelvragen geleid. Antwoorden op deze vragen worden in hoofdstuk 7 gegeven.
Overigens zijn alleen de meest interessante resultaten behandeld in dit hoofdstuk, de overige resultaten staan in de bijlagen.
Conclusies & Aanbevelingen
Tot slot volgen de conclusies en aanbevelingen. Elk hoofdstuk wat ingaat op de gestelde deelvragen eindigt ook al met een conclusie. In het aparte hoofdstuk conclusie worden de conclusies per
hoofdstuk nogmaals onder de aandacht gebracht. Hieraan heb ik een aantal hoofdstuk
overkoepelende conclusies toegevoegd. In het hoofdstuk aanbevelingen worden ten eerste
inhoudelijke aanbevelingen voor GGZ Drenthe gegeven. Daarnaast worden er ook een aantal
aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan.
2 Probleemstelling
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op het doel van het onderzoek. Het doel van dit onderzoek is niet om gelijk alle knelpunten op het gebied van kennisspreiding op te lossen, maar dit geeft wel het kader aan
waarbinnen dit onderzoek is uitgevoerd. De hoofddoelstelling voor GGZ Drenthe kan daarom het best omschreven worden door: “Door invoering van kennismanagement de professionals van GGZ Drenthe stimuleren en ondersteunen om hun kennis te verdiepen en uit te wisselen, met als doel zowel de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren, als efficiency voordelen te behalen” Er is aangegeven dat voor dit doel een KM-traject is gestart en dat dit onderzoek twee belangrijke bouwstenen
aandraagt voor dit KM-traject. Dit zijn de bouwstenen literatuuronderzoek en de tweede uitgebreidere kennismanagement pilot (zie: Hoofdstuk 1 Inleiding).
In dit hoofdstuk wordt allereerst in § 2.2 ingegaan op de probleemstelling voor dit gedeelte van het KM-traject. Daarna wordt in § 2.3 ingegaan op de doelstelling en de vraagstelling van dit onderzoek.
Deze vraagstelling is ook geoperaliseerd in verschillende deelvragen. Vervolgens zijn de
randvoorwaarden in § 2.4 opgesomd. Het hoofdstuk wordt afgesloten met § 2.5 waarin de samenhang van de verschillende deelproblemen wordt weergegeven.
2.2 Probleemstelling
De probleemstelling bestaat uit een hoofd en een subprobleem. Het hoofdprobleem heeft betrekking op de inhoudelijke knelpunten op het gebied van kennis en kennisspreiding. Het subprobleem gaat in op het ontbreken van een bruikbare KM-methodiek, waarmee GGZ Drenthe gestructureerder met kennismanagement aan de slag kan.
2.2.1 Hoofdprobleem: KM Inhoudelijk
In deze paragraaf worden de belangrijkste knelpunten binnen GGZ Drenthe op het gebied van kennis en kennisspreiding genoemd. De knelpunten kunnen worden onderverdeeld in instrumentele en functionele knelpunten. Functionele knelpunten worden ook wel oorzakelijke knelpunten genoemd, omdat deze worden veroorzaakt door andere (instrumentele) knelpunten en doordat ze een negatieve invloed op het organisatieresultaat hebben. Instrumentele knelpunten zijn geen probleem op zich zelf, maar kunnen wel leiden tot een functioneel probleem.
Functionele knelpunten
“De organisatie zou effectiever en efficiënter kunnen werken als op een meer gestructureerde manier met de beschikbare kennis omgegaan wordt.” (Van der Hoeven, 2003). Een effectievere of efficiëntere manier van werken draagt bij aan een beter organisatieresultaat.
Instrumentele knelpunten
Ook is er een aantal instrumentele knelpunten op het gebied van kennisdeling binnen GGZ Drenthe.
• Patiëntkennis gaat verloren in de chaos van de dag
1. Daarnaast worden niet alle
patiëntgegevens centraal opgeslagen. Er wordt informatie per afdeling en soms zelfs per specialist bijgehouden. Belangrijke gegevens zoals de medische patiënten dossiers zijn alleen op papier beschikbaar. De patiëntinformatie is erg decentraal opgeslagen.
• De professionals zoals psychiaters, psychologen, therapeuten en maatschappelijk werkers verrichten hun werk alleen in de behandelkamer en delen hun kennis weinig met anderen (eilandjescultuur). Dit alles wordt nog versterkt door de in 2001 ingevoerde divisiestructuur, waardoor afdelingen minder met elkaar te maken krijgen wat het delen van kennis bemoeilijkt (Van der Hoeven, 2003).
• Helaas blijkt de kennis waarover landelijke kenniscentra beschikt niet goed uitgewisseld te worden met de professionals die werken in de praktijk (Raad van Bestuur, 2002). Omgekeerd wordt door de landelijke kenniscentra praktijkkennis onvoldoende benut. Door deze kennis te combineren en een betere samenwerking en communicatie tussen de praktijk en onderzoek kunnen wellicht nieuwe inzichten ontstaan. Deze terugkoppeling van theorie naar praktijk en van praktijk naar theorie vindt nog veel te weinig plaats. Het ontbreekt aan voldoende gevalideerde kennis op het terrein van de GGZ en de kennis die er wel is wordt in de GGZ-
1