• No results found

Internationalisering op regionaal niveau

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Internationalisering op regionaal niveau "

Copied!
119
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Internationalisering op regionaal niveau

Een onderzoek naar de internationalisering van de midden- en kleinbedrijven in het werkgebied van Rabobank Noord-

Groningen.

Rijksuniversiteit Groningen

John Zuidveld

(2)

Internationalisering op regionaal niveau

Een onderzoek naar de internationalisering van de midden- en kleinbedrijven in het werkgebied van Rabobank Noord-

Groningen.

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Bedrijfskunde

Small Business & Entrepreneurship Delfzijl, augustus 2005

Auteur: J. Zuidveld

Studentnummer: 1231057

Eerste afstudeerbegeleider: J. van Kesteren

Tweede afstudeerbegeleider: D.F.F.R. Maccow Begeleider Rabobank Noord-Groningen: T.A. Mous

“De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van het afstudeerverslag; het auteursrecht van het afstudeerverslag ligt bij de auteur”.

(3)

3

Voorwoord

Het verslag dat voor u ligt is het resultaat van een onderzoek dat is gedaan vanuit Rabobank Noord-Groningen. Het onderzoek is uitgevoerd in de periode van begin januari 2005 tot eind augustus en heeft dus ongeveer 8 maanden geduurd.

Halverwege het jaar 2000 ben ik begonnen met de studie bedrijfskunde. Na vier en een half jaar studeren was het dan eindelijk zover: Ik kon gaan afstuderen!!!

Na diverse sollicitaties kwam ik uiteindelijk uit bij Rabobank Noord-Groningen. Er werd mij gevraagd om onderzoek te doen naar de internationalisering van de MKB bedrijven uit het werkgebied van de bank.

Het (paradoxale) onderwerp sprak mij direct aan, aangezien de opdracht een duidelijke link heeft met de afstudeerrichting die ik heb gekozen: Small Business & Entrepreneurship. Ook het feit dat ik me zou moeten verdiepen in de internationalisering van bedrijven sprak mij aan, omdat het een onderwerp is dat steeds belangrijker wordt binnen het bedrijfsleven. Bovendien is het voor mezelf een onderwerp waar ik in de toekomst ongetwijfeld veel mee te maken zal krijgen. Enige kennis over de internationalisering van bedrijven is dus voor mezelf ook van belang.

Bij deze wil ik ook nog een aantal personen bedanken voor hun bijdrage aan het tot stand komen van dit onderzoek. Vanuit de universiteit wil ik als eerst wil ik de heer van Kesteren bedanken voor alle feedback die hij aan mij heeft gegeven. Ook mijn tweede begeleider, de heer Maccow, wil ik bedanken voor zijn ondersteuning tijdens het onderzoek.

Bovendien wil ik Durk Mous, mijn begeleider binnen Rabobank Noord-Groningen, bedanken voor de steun en begeleiding die hij aan mij heeft gegeven tijdens het onderzoek.

Ook wil ik alle andere medewerkers van Rabobank Noord-Groningen bedanken voor de leuke en plezierige tijd die ik er heb gehad tijdens het afstuderen.

Als laatst wil ik nog mijn waardering uitspreken over mijn ouders. Zij hebben mij de kans gegeven om te gaan studeren en om dus een goede basis te leggen voor de rest van mijn leven. Ik ben ze hier enorm dankbaar voor!

Verder wens ik u veel leesplezier.

John Zuidveld

Delfzijl, augustus 2005

(4)

Samenvatting

Voor bedrijven wordt het steeds gemakkelijker om zaken te doen in het buitenland. Mede door het vervagen van grenzen en door de steeds verdergaande technologische ontwikkelingen gaan steeds meer bedrijven internationaliseren. Hierdoor veranderen ook de bancaire behoeftes die ze hebben. Rabobank Noord-Groningen is zich hier van bewust en wil weten hoe ze het beste kan inspelen op deze veranderende behoeftes. De volgende doelstelling is dan ook geformuleerd voor het onderzoek:

Een zodanig advies geven aan Rabobank Noord-Groningen dat ze beter kunnen inspelen op de behoeftes van internationaliserende bedrijven in hun werkgebied, zodat er meer bedrijven bij Rabobank Noord-Groningen gaan bankieren en de omzet en winst verhoogd wordt.

Om deze doelstelling toegankelijker te maken voor onderzoek is de volgende vraagstelling geformuleerd:

Hoe kan Rabobank Noord-Groningen de vraag naar en het aanbod van internationale bancaire dienstverlening het beste koppelen en zodoende de dienstverlening aan de internationaliserende mkb-ers in haar werkgebied optimaliseren?

Om een antwoord te kunnen geven op deze vraagstelling zijn er nog een drietal deelvragen geformuleerd. Deze deelvragen zijn telkens onderverdeeld in een theoretisch stuk en een praktisch stuk. De eerste deelvraag gaat in op het internationaliseringsproces van bedrijven. In dit onderzoek wordt er specifiek gekeken naar de behoeftes van de internationaliserende bedrijven met betrekking tot het buitenlands betalingsverkeer en financieringen.

Er wordt aan het eind van het eerste deel van deelvraag 1 een model gepresenteerd die het internationaliseringsproces weergeeft:

(5)

5 Figuur 3.7 Integratief model van internationalisering

Zoals het model laat zien zijn er een aantal factoren die internationalisering veroorzaken. Aan internationalisering liggen meestal zowel interne als externe factoren te grondslag. Deze factoren zijn echter nooit in evenwicht en beïnvloeden elkaar. Zo zijn er bedrijven waarbij de internationalisering van het bedrijf meer een bewuste keuze is en waaraan dus meer interne, organisationele, factoren aan te grondslag liggen. Ook zijn er bedrijven die meer beïnvloed worden door externe factoren. Deze bedrijven worden dus meer “gepushed” door omgevingsfactoren om te gaan internationaliseren.

Het volgende wat onderdeel is van het internationaliseringsproces zijn toetredingsbarrières.

Toetredingsbarrières zijn drempels die bedrijven weerhouden of die het bedrijven moeilijker maken om te gaan internationaliseren. Er zijn twee stromingen te onderscheiden die ingaan op deze toetredingsbarrières. De eerste stroming gaat in op de toetredingsbarrières die gevormd worden door de hierboven beschreven externe factoren. De tweede stroming gaat in op de toetredingsbarrières die gevormd worden door de interne factoren.

Als de bedrijven uiteindelijk zaken gaan doen met het buitenland, moeten ze een keuze maken op welke manier ze dat willen doen. Bedrijven kunnen namelijk op vier verschillende manieren internationaliseren. Zo kunnen bedrijven importeren, en exporteren. Ook kunnen bedrijven een eigen vestiging openen in het buitenland. Bovendien is het mogelijk dat bedrijven een strategische alliantie aangaan met een ander buitenlands bedrijf en zodoende ook actief worden in het buitenland.

Doordat vervolgens elk bedrijf een eigen strategie heeft is de snelheid van het internationaliseren voor ieder bedrijf verschillend. Op basis van deze strategieën wordt er een

Interne/organisationele factoren:

Rol van het management

Motieven van de organisatie

Succes op de thuismarkt

Externe/omgevings factoren:

Ongevraagd voorstel

Met de massa meedoen

Sterke concurrentie thuismarkt

Toetredingsbarrières:

Industrial organisation stroming

Strategic management stroming

Internationalisering:

Importeren

Exporteren

Strategische alliantie

Directe buitenlandse investering

Snelheid internationalisering:

Incrementeel Ineens

Traditional Born Again Global Born Global

(6)

indeling gemaakt waarin bedrijven kunnen worden gegroepeerd. Bedrijven die op een incrementele manier internationaliseren worden “traditional” bedrijven genoemd.

De tweede groep bedrijven worden de “born globals” genoemd. Born globals betreden de internationale markten vanaf de oprichting.

De laatste groep van bedrijven komt meestal voort uit de traditionele industrieën en zijn vaak eerst traditional bedrijven. Deze bedrijven worden born again globals genoemd. Door technologische veranderingen in de bedrijfstak en door ervaringen en het opdoen van kennis over de internationale markten gaan deze bedrijven zich ook op de buitenlandse markten begeven. Omdat de concurrenten al internationaliseren zijn zij ook genoodzaakt om te volgen.

De drie categorieën die op deze wijze zijn gemaakt, vormen de basis van het antwoord op de hoofdvraag. Immers deze onderverdeling is de “koppeling” uit de hoofdvraag.

De tweede deelvraag gaat in op het algemene aanbod van het buitenlands betalingsverkeer. Er zijn drie betaalvormen voor het buitenlands betalingsverkeer te onderscheiden: blanco betaling, incasso’s en documentair krediet. Deze drie vormen kunnen bedrijven in verschillende mate zekerheid bieden:

Veel Documentair krediet

Incasso’s

Weinig Blanco betalingen

Figuur 9.1 Mate van zekerheid bij de verschillende betalingsvormen

Om te kijken wat de behoeftes met betrekking tot het buitenlands betalingsverkeer zijn van de bedrijven in het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen zijn er 19 bedrijven ondervraagd. Uit de antwoorden van deze bedrijven blijkt het volgende:

¾ Rabobank Noord-Groningen en ABN AMRO zijn de banken waar de meeste internationaliserende bedrijven uit het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen hun binnenlands betalingsverkeer hebben lopen.

¾ ABN AMRO is de bank die voor de meeste bedrijven het buitenlands betalingsverkeer verzorgt. Rabobank Noord-Groningen staat op de tweede plaats.

¾ De born globals hebben de hoogste behoefte aan buitenlandse betalingsdiensten. Deze bedrijven maken het meest gebruik van respectievelijk electronische betalingen, vreemde valuta rekeningen, cheques en documentair krediet.

De born globals zijn ook het meest tevreden over de dienstverlening die hun bank hen biedt. Ze worden dus goed voorzien in hun behoeftes.

¾ De born again globals hebben een iets minder hoge behoefte aan buitenlandse betalingsdiensten dan de born globals. Deze bedrijven maken het meest gebruik van respectievelijk electronische betalingen en vreemde valuta rekeningen. Andere diensten worden ook wel afgenomen maar in veel mindere mate dan deze twee producten. Ook nemen deze bedrijven minder vormen van buitenlandse betaaldiensten af dan de born globals.

Mate van zekerheid

(7)

7 Deze bedrijven geven, in iets mindere mate dan de born globals, aan dat ze goed worden voorzien in hun financiële behoeftes.

¾ De laatste groep van bedrijven zijn de traditional bedrijven. Deze bedrijven hebben de laagste behoefte aan buitenlandse betalingsdiensten. Deze bedrijven maken het meest gebruik van alleen electronische betalingen. Andere diensten worden ook wel afgenomen, maar in mindere mate dan de andere twee groepen bedrijven.

Ook hier weer geldt dat deze bedrijven goed worden voorzien in hun behoeftes.

De laatste deelvraag gaat in op de financieringsbehoeftes van bedrijven. Voor bedrijven zijn er verschillende categorieën waarin financieringsvormen ingedeeld kunnen worden. De eerste categorie is de interne financieringsvorm en de tweede categorie is de externe financieringsvorm:

Om te kijken wat de behoeftes met betrekking financieringen zijn van de bedrijven in het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen zijn er dus ook 19 bedrijven ondervraagd. Uit de antwoorden van deze bedrijven blijkt het volgende:

¾ Rabobank Noord-Groningen is de bank die de meeste internationaliserende bedrijven in het werkgebied financiert.

¾ Er zijn maar een aantal bedrijven die behoefte hebben aan financieringen die bestemd zijn voor buitenlandse investeringen. Deze bedrijven worden echter niet gefinancierd door Rabobank Noord-Groningen. Een tweetal bedrijven gaf aan dat Nederlandse banken hun niet goed konden voorzien in deze behoeftes en hebben de financieringen daarom ondergebracht bij een grote internationale buitenlandse bank.

¾ De born globals hebben een lage financieringsbehoefte. De meeste bedrijven hebben een rc-krediet. Verder hebben een aantal bedrijven nog enkele andere financieringen lopen.

Deze bedrijven geven aan dat ze goed worden voorzien in hun financiële behoeftes.

¾ Bij de born again globals is de financieringsbehoefte niet veel anders dan bij de born globals. De meeste bedrijven hebben een rc-krediet en bijna de helft van de bedrijven heeft een leasing. Wel nemen ze iets minder verschillende soorten financieringen af dan de born globals.

Ook voor deze groep bedrijven geldt dat ze tevreden zijn over de dienstverlening en dat ze dus goed in hun behoeftes worden voorzien. Dit echter wel in iets mindere mate dan de born globals.

¾ De traditional bedrijven nemen van de drie groepen de meeste financiële diensten af van hun bank. Met name het rc-krediet en de hypothecaire lening worden veel afgenomen door deze bedrijven.

Het overgrote deel van deze bedrijven geeft aan dat ze goed worden voorzien in hun financiële behoeftes.

Interne financieringsvormen: Interne financiering Familie en vrienden

Trade credit

Angel investors Externe financieringsvormen: Angel investors

Venture capitalists

Corporate venture investors

Strategische partner

Institutionele belegger

Beurs Bank

(8)

¾ Alle bedrijven worden verder ook nog op andere manieren, anders dan de bank, gefinancierd. Dit zijn echter geen “opvallende” financieringsvormen. Het is dus duidelijk dat de internationaliserende bedrijven in het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen geen behoefte hebben aan financieringen die verstrekt worden door angel investors, corporate venture investors, institutionele beleggers of venture capitalists. Alle bedrijven laten zich dus financieren door een bank.

¾ Ook zijn er een aantal opmerkingen gemaakt over de dienstverlening van de banken in het algemeen. Zo vinden de bedrijven dat er te weinig persoonlijk contact is met de banken.

Ook vinden de bedrijven dat de banken steeds minder flexibel worden en dat de banken steeds trager gaan werken (bureaucratie neemt toe).

¾ De drie belangrijkste factoren waarop bedrijven hun bankkeuze baseren zijn:

deskundigheid, prijs en flexibiliteit.

Uit de bovenstaande conclusies blijkt dat de internationaliserende bedrijven aan de hand van verschillende kenmerken ingedeeld kunnen worden in drie categorieën. Per categorie is vervolgens vastgesteld hoe de verschillende bancaire behoeftes er uit zien. Hierdoor is er per categorie een beeld ontstaan van de vraag naar de diensten van de bank. Nu bekend is welke behoeftes de verschillende groepen van bedrijven hebben is het voor de bank mogelijk om te kijken welke bancaire diensten het beste passen bij de vraag van die verschillende groepen.

Zodoende kan beter worden ingespeeld op de behoeftes van de bedrijven en zal uiteindelijk de dienstverlening geoptimaliseerd worden. Dit zal ook positieve gevolgen hebben voor de omzet en de winst van Rabobank Noord-Groningen.

(9)

9

Inhoudsopgave

Inleiding... 11

Deel 1 ... 13

Hoofdstuk 1 Beschrijving organisatie en aanleiding onderzoek... 13

§1.1 Beschrijving organisatie ... 13

§1.2 Aanleiding onderzoek... 18

Hoofdstuk 2 Onderzoeksopzet ... 19

§2.1 Probleemstelling... 19

§2.2 Conceptueel model ... 21

§2.3 Aanpak ... 22

§2.4 Theoretisch kader ... 27

Deel 2 Internationaliseringsproces ... 29

Hoofdstuk 3 Internationaliseringsproces... 30

§3.1 Vormen van internationalisering... 30

§3.2 Factoren die internationalisering veroorzaken ... 32

§3.3 Toetredingsbarrières ... 35

§3.5 Modellen die internationalisering beschrijven ... 40

§3.6 Integratief model van internationalisering... 47

Hoofdstuk 4 Uitwerking vragenlijsten internationalisering ... 51

§4.1 Respons ... 51

§4.2 Onderbouwing van de vragen ... 52

§4.3 Bevindingen ... 55

§4.4 Conclusie... 60

Deel 3 Buitenlands betalingsverkeer... 62

Hoofdstuk 5 Buitenlands betalingsverkeer ... 63

§5.1 Blanco betalingen ... 63

§5.2 Incasso’s... 65

§5.3 Documentair krediet ... 67

§5.4 Aanbod buitenlands betalingsverkeer ... 68

Rabobank Noord-Groningen... Hoofdstuk 6 Uitwerking vragenlijsten betalingsverkeer... 70

§6.1 Onderbouwing van de vragen ... 70

§6.2 Bevindingen ... 71

§6.3 Conclusie ... 73

Deel 4 Financieringsvormen... 74

Hoofdstuk 7 Financieringsvormen... 75

§7.1 Vraag vanuit bedrijfsleven... 75

§7.2 Algemeen aanbod financieringsvormen ... 79

§7.3 Aanbod kredietverlening banken ... 86

§7.4 Aanbod financieringsvormen Rabobank Noord-Groningen ... 94

Hoofdstuk 8 Uitwerking vragenlijsten financieringen... 98

§8.1 Onderbouwing van de vragen ... 98

§8.2 Bevindingen ... 99

§8.3 Conclusie... 103

(10)

Deel 5 Conclusies en aanbevelingen... 105

Hoofdstuk 9 Conclusies en aanbevelingen... 106

§9.1 Conclusies ... 106

§9.2 Aanbevelingen... 109

§9.3 Toekomstig onderzoek... 112

Evaluatie ... 113

Literatuurlijst ... 115

In verband met de omvang van de bijlagen is er voor gekozen om de bijlagen te bundelen in een apart “boekje”. De volgende bijlagen zijn daar in opgenomen.

Bijlagen

Bijlage 1 Financiële begrippen Bijlage 2 Brief vragenlijst bedrijven.

Bijlage 3 International advisor Bijlage 4 Vragenlijst

Bijlage 5 Frequentietabellen

Bijlage 6 Uitwerkingen, tabellen vragen 1-16 Bijlage 7 Uitwerkingen, tabellen vragen 17-22 Bijlage 8 Uitwerkingen, tabellen vragen 22-30

(11)

11

Inleiding

Jarenlang is er al sprake van steeds verdergaande internationalisering van bedrijven. Door grensvervaging en technologische ontwikkelingen wordt het voor bedrijven steeds makkelijker om zaken te doen met het buitenland. Voor bedrijven heeft dit vele voordelen. Zo is het mogelijk om goederen te importeren voor lage prijzen of om juist producten te importeren die nieuw zijn en waarvoor in het thuisland een afzetmarkt is. Hierdoor wordt het voor bedrijven mogelijk om hogere winsten te genereren en dus competitiever te worden.

Ook is het mogelijk voor bedrijven om juist producten te exporteren en dus het afzetgebied van de eigen producten te vergroten. Hierdoor wordt ook de productie efficiënter en worden dus de kosten lager. Uiteraard zijn er nog vele andere voordelen te noemen die het gevolg zijn van de internationalisering van bedrijven.

Er zitten echter ook nadelen aan het betreden van buitenlandse markten. Zo zijn de risico’s veel groter, omdat er veel meer (externe) factoren van invloed zijn op de bedrijfsvoering. Ook krijgt het bedrijf te maken met veel meer concurrenten. Ook andere onzekere factoren, als regelgeving vanuit de overheid, cultuur en taalverschillen behoren tot de vele nadelen waar bedrijven mee te maken krijgen als ze zaken gaan doen met het buitenland.

De bedrijven moeten dus de voordelen tegen de nadelen afwegen en vervolgens een keuze maken of ze zaken willen gaan doen met het buitenland. Voor veel bedrijven zijn de voordelen echter groter dan de nadelen. Ook is het echter mogelijk dat bedrijven tot internationalisering worden “gedwongen” door de toenemende concurrentie.

Ook in het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen zijn er steeds meer bedrijven die op internationaal gebied actief worden. Als gevolg hiervan veranderen ook de bancaire behoeftes van deze bedrijven. Rabobank Noord-Groningen wil zo goed mogelijk inspelen op deze behoeftes, zodat de bank deze bedrijven zo goed mogelijk kan bedienen. Mede hierdoor zal ook de continuïteit van de bank worden gewaarborgd.

In het eerste deel van het onderzoek wordt er, na de beschrijving van het bedrijf, een onderzoeksopzet gegeven, waarin de volgende doelstelling is geformuleerd:

Een zodanig advies geven aan Rabobank Noord-Groningen dat ze beter kunnen inspelen op de behoeftes van internationaliserende bedrijven in hun werkgebied, zodat er meer bedrijven bij Rabobank Noord-Groningen gaan bankieren en de omzet en winst verhoogd wordt.

Om deze doelstelling te kunnen bereiken is er de volgende vraagstelling geformuleerd:

Hoe kan Rabobank Noord-Groningen de vraag naar en het aanbod van internationale bancaire dienstverlening het beste koppelen en zodoende de dienstverlening aan de internationaliserende mkb-ers in haar werkgebied optimaliseren?

Om de vraagstelling te beantwoorden zijn er vervolgens nog een aantal deelvragen geformuleerd. Deze deelvragen worden behandeld in de volgende drie delen van het onderzoek. Deze drie delen bestaan telkens uit twee hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk gaat iedere keer in op de theorie. Het tweede hoofdstuk geeft telkens de praktische kant weer die gebaseerd is op de theorie.

Deel één gaat in op de internationaliseringsprocessen van de bedrijven. Uit hoofdstuk 3 blijkt dat er veel verschillende theorieën zijn die het proces van internationalisering beschrijven. Uit de conclusie van het hoofdstuk komt blijkt echter dat alle theorieën samen zijn te voegen in één model, het integratieve model. Het model geeft grafisch weer hoe het internationaliseringsproces van bedrijven er uit ziet.

(12)

Hoofdstuk 4 zal antwoord geven op de vraag hoe de behoefte aan buitenlands betalingsverkeer van de internationaliserende bedrijven in het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen er uit ziet en in hoeverre daar nu in wordt voorzien. Om een antwoord te kunnen geven op deze vraag en de andere “praktische” vragen is er een vragenlijst opgesteld die wordt afgenomen bij de desbetreffende bedrijven. Aan het eind van het hoofdstuk wordt er uiteindelijk een conclusie gegeven, waarmee een antwoord wordt gegeven op de bovengenoemde deelvraag.

De volgende twee delen zijn, zoals gezegd, net zo opgedeeld als het hierboven besproken deel. Deze twee delen gaan respectievelijk in op het buitenlands betalingsverkeer en de financieringsvormen.

Uiteindelijk zal in het vijfde en laatste deel een conclusie worden gegeven waarin er een antwoord wordt gegeven op de vraagstelling.

Om bovenstaande iets duidelijker weer te geven is er een model gemaakt die een grafisch overzicht geeft van de opbouw van het onderzoek:

Figuur 1 Opbouw van het onderzoek Deel 1 :

¾ Beschrijving bedrijf

¾ Onderzoeksopzet

Deel 2 Internationaliseringsproces:

¾ Theorie: internationaliseringsproces

¾ Praktijk: uitwerking vragenlijsten

Deel 3 Buitenlands betalingsverkeer:

¾ Theorie: buitenlands betalingsverkeer

¾ Praktijk: uitwerking vragenlijsten

Deel 4 Financieringsvormen:

¾ Theorie: financieringsvormen

¾ Praktijk: uitwerking vragenlijsten

Deel 5 Conclusie en aanbevelingen:

¾ Conclusie en aanbevelingen

(13)

13

Deel 1

In dit eerste deel van het onderzoek zal er allereerst worden aangegeven binnen welke organisatie er onderzoek gedaan zal worden en wat de aanleiding is geweest voor het onderzoek. Tevens zal worden ingegaan op het onderwerp van het onderzoek, hoe één en ander wordt aangepakt en welke theorieën ondersteuning zullen bieden bij het onderzoek.

(14)

Hoofdstuk 1 Beschrijving organisatie en aanleiding onderzoek

In dit hoofdstuk zal er een beschrijving worden gegeven van de organisatie waarbinnen het onderzoek heeft plaatsgevonden. Hiervoor zal eerst worden ingegaan op de oorsprong van de Rabobank. Vervolgens wordt ingegaan op de interne organisatie van de Rabobank, waarna ingegaan wordt op Rabobank Noord-Groningen. De tweede paragraaf geeft de aanleiding voor het onderzoek weer.

§1.1 Beschrijving organisatie

Geschiedenis

Eind negentiende eeuw gistte het in Europa. Sociaal bewogen voorlieden spoorden de bevolking aan tot mondigheid. Dit uitte zich in het ontstaan van politieke partijen, vakbonden en coöperaties. In die tijd begint ook het verhaal van de Rabobank. Geïnspireerd door Friedrich Wilhelm Raiffeisen.

Deze burgemeester van een klein stadje in Duitsland, Heddesdorf, trok zich rond 1850 het lot van zijn burgers aan. Met name de boerenbevolking had het zwaar. Na een slechte oogst bleef er vaak niets over om van te leven. Laat staan om nieuw zaaigoed te kopen. Geld lenen was voor velen de enige oplossing.

Voor dat krediet waren de boeren veelal overgeleverd aan de woekerpraktijken van malafide geldschieters. Raiffeisen bedacht een even eenvoudige als effectieve oplossing:

zelfredzaamheid door zelforganisatie en zelfbestuur. Hij riep de boeren op de handen ineen te slaan en samen een eigen bank te beginnen. Een boerenleenbank.

Aan het eind van de negentiende eeuw ontstonden in veel dorpen en kleine steden banken van en voor de mensen zelf. Coöperaties die geld leenden tegen een redelijke rente en waarvan de leden zich aaneensloten om samen de risico's van de kredieten te dragen. De mensen leenden er voor hun bedrijf en spaarden er als ze wat overhielden. Door samen te werken en elkaar op cruciale momenten aan geld te helpen, konden ze ondernemen, aan de armoede ontkomen en welvaart ontwikkelen.

Nederland volgde eind jaren negentig van de 19e eeuw. In 1898 werden er twee coöperatieve banken opgericht. In het Noorden was dit de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank met het hoofdkantoor in Utrecht en in het zuiden was dit de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank met het hoofdkantoor in Eindhoven. Deze twee banken bleven ongeveer driekwart eeuw naast elkaar bestaan. Dit kwam doordat er verschil was in geloof en ook de bedrijfsvoering was anders.

Uiteindelijk kwam er eind jaren veertig van de 20e eeuw toch een samenwerking tussen de twee coöperaties tot stand. Dit kwam doordat er ten eerste een groei was van het aantal kantoren waardoor de concurrentie op lokaal niveau toenam, ten tweede door de vervaging van de geloofsovertuigingen in Nederland en ten derde door de vele fusiebewegingen in Nederland waardoor het bedrijfsleven een grotere behoefte aan kapitaal kreeg, wat de concentratie in het bankwezen bevorderde. Toch gingen de twee bankcoöperaties pas in 1972 samen. Hierdoor ontstond de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank. De roepnaam werd Rabobank, gebaseerd op de eerste twee letters van de namen van beide organisaties. De nieuwe centrale bank wordt vanaf 1980 aangeduid als Rabobank Nederland.

(15)

15 De Rabobank

De Rabobank is een bank zonder aandeelhouders, maar met leden. Deze leden praten actief mee over het beleid van de bank in hun omgeving en hebben belang bij het functioneren van die bank. De hele Rabobank Groep heeft een democratische structuur. Zo beslissen de lokale banken mee over de koers die de bank landelijk en internationaal vaart.

Hoewel lokale aanwezigheid en lokale zelfstandigheid steeds belangrijkere kenmerken van het coöperatieve bankwezen waren, en ook altijd nog zijn, laat de meest recente geschiedenis van de Rabobank een aantal fusiebewegingen zien. In de jaren zeventig fuseerden veel lokale Raiffeisenbanken en boerenleenbanken tot Rabobanken. In de jaren tachtig en negentig was er opnieuw sprake van een fusiegolf. De reden hiervoor was de automatisering van betaaldiensten, de snelle groei van geld- en betaalautomaten en van het elektronisch bankieren.

Bedrijven en particulieren verhogen nog altijd hun eisen en het leveren van maatwerk vereist de inzet van deskundigen. Dit heeft als gevolg dat op dit moment nog steeds lokale Rabobanken fuseren.

De belangrijkste missie van de Rabobank is haar klanten zo goed mogelijk te bedienen met alle financiële producten en diensten waaraan zij behoefte hebben. Bij de activiteiten van de Rabobank wordt niet uitgegaan van winstoogmerk, maar heeft de continuïteit van de coöperatie de hoogste prioriteit. De aard en omvang van die behoeften zijn de afgelopen decennia sterk gegroeid. Parallel daaraan groeit ook de omvang en samenstelling van de Rabobank organisatie. Om de lokale Rabobanken in staat te stellen hun klanten het volledige pakket aan producten en diensten te kunnen leveren, is de groep uitgebreid met een aantal gespecialiseerde dochterondernemingen. Hierdoor is de Rabobank Groep ontstaan.

(16)

Rabobank Groep

De Rabobank Groep bestaat uit zo'n 288 zelfstandige lokale coöperatieve Rabobanken in Nederland, de centrale organisatie Rabobank Nederland en een groot aantal gespecialiseerde dochterondernemingen. De kerndoelstelling van de groep is het genereren van klantwaarde.

Op dit moment is de Rabobank Groep een van de grootste financiële dienstverleners in Nederland en heeft de bank een groot aantal vestigingen in het buitenland. De coöperatieve structuur en de lokale verbondenheid zijn de belangrijkste kenmerken van de organisatie

Figuur 1.1 De Rabobank Groep

Rabobank Noord-Groningen

Rabobank Noord-Groningen is een van de aangesloten lokale Rabobanken van de hierboven genoemde Rabobank Groep en heeft ca. 185 medewerkers. Op 1 januari 2005 heeft er een fusie plaatsgevonden tussen, de al eerder gefuseerde, Rabobank Bedum-Delfzijl en Rabobank Noord-Groningen. De nieuwe naam van de bank is Rabobank Noord-Groningen en heeft tien vestigingen, te weten: Appingedam, Baflo, Bedum, Delfzijl (hoofdkantoor), Loppersum, Middelstum, Ten Boer, Uithuizen, Uithuizermeeden en Warffum.

De organisatiestructuur van de bank ziet er als volgt uit:

Figuur 1.2 Rabobank Noord-Groningen per 1 januari 2005 Algemeen Directeur

Management ondersteuning

Particulieren Bedrijfsmanagement Bedrijven

(17)

17 Aan het hoofd van de Rabobank Noord-Groningen staat de algemeen directeur. Hij wordt ondersteund door de afdeling management ondersteuning. Deze afdeling bestaat uit een Office Manager, een Communicatiemanager en een P&O adviseuse en zijn tevens faciliterend naar de overige afdelingen. De afdeling Particulieren en Bedrijven zijn beide extern gerichte diensten. Zij adviseren klanten over hun financiële situatie. De afdeling Bedrijfsmanagement is een intern gerichte dienst, zij richt zicht op interne aangelegenheden.

Omdat het onderzoek heeft plaatsgevonden binnen de afdeling bedrijven, zal er iets dieper ingegaan worden op de afdeling bedrijven.

Figuur 1.3 Organogram Rabobank Noord-Groningen afdeling bedrijven

Boven aan de afdeling staat de directeur bedrijven, die ondersteund wordt door kredietbeoordelaars. De afdeling is opgedeeld in een twee groepen. De eerste groep richt zich op de agrarische bedrijven. Binnen de tweede groep heeft het onderzoek plaatsgevonden.

Deze groep verzorgt de financiële dienstverlening voor de Midden en kleine bedrijven en voor de Handel, Industrie en Dienstverlening (HID).

Directeur Bedrijven

Specialist betalingsverkeer BU/BI

Ondersteuning bedrijven

Assistent bedrijvenadviseurs Bedrijvenadviseurs

MKB Teamleider MKB/HID Manager Agro

Kredietbeoordeling

Bedrijvenadviseurs AGRO

Ondersteuning bedrijven

Assistent assurantieadviseurs Assurantieadviseurs

Assistent bedrijvenadviseurs

(18)

§1.2 Aanleiding onderzoek

Door de ontwikkelingen van de wereldwijde economieën is ook de Rabobank zich in de afgelopen jaren meer op de buitenlandse markt gaan toeleggen. Steeds meer bedrijven begeven zich op de internationale markten. In het verleden waren deze internationale activiteiten alleen voor de grotere bedrijven weggelegd. Echter, door onder andere de steeds verdergaande technologische ontwikkelingen, deregulering van de markten (denk aan de EU) en liberalisering van de wereldhandel, is internationalisering niet alleen meer weggelegd voor de grote bedrijven. Ook de midden en kleine bedrijven gaan zich hierdoor begeven op de internationale markten. Dit geldt ook voor de bedrijven in het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen. Binnen de organisatie merkt men dat er een steeds grotere behoefte is aan onder andere buitenlands betalingsverkeer. In verband hiermee is onlangs een specialist aangesteld binnen Rabobank Noord-Groningen die zich gaat toeleggen op de internationale dienstverlening.

In het verleden is door de Rabobank ook al ingespeeld op de toegenomen internationale behoeftes. Zo zijn landelijk samenwerkingsverbanden opgezet tussen telkens een aantal lokale banken: Rabobank Corporate Clients. Voor het noorden geldt dat de afdeling is gevestigd in het kantoor van Rabobank Groningen. Het doel van de samenwerking is om de klanten beter te kunnen voorzien in hun internationale behoeftes. De lokale banken kunnen de specialisten raadplegen als ze cliënten hebben met internationale verzoeken die ze alleen niet kunnen oplossen. Ook is het mogelijk dat de cliënten worden overgenomen door de afdeling Corporate Clients.

Bovendien heeft de Rabobank Nederland ook langs andere wegen zeker proberen te stellen dat ze haar klanten ook in het buitenland kan bedienen, onder andere door het opzetten van eigen vestigingen in Europa, Noord-Amerika, Azië en Zuid-Amerika, met name ten behoeve van haar grotere zakelijke klanten. Daarnaast is zij strategische allianties aangegaan met verwante Europese partners. Ook heeft de Rabobank bestaande banken in het buitenland aangekocht. Deze overnames passen in de strategie om de expertise op het gebied van consumenten bankieren en de agrarische sector te exporteren naar veelbelovende markten in het buitenland. Inmiddels heeft iedere vestiging van Rabobank International in de belangrijkste handelslanden binnen Europa een Dutch Desk ten behoeve van de Nederlandse MKB-klanten. Voor meer informatie omtrent de diensten met betrekking tot internationalisering, wordt verwezen naar de website van de Rabobank:

www.rabobank.nl/internationaal

Zoals hierboven al is aangegeven, wordt internationalisering steeds belangrijker. Dit geldt zowel voor de bedrijven in het werkgebied van de bank, als voor Rabobank Noord-Groningen zelf. Steeds meer bedrijven in het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen begeven zich dan ook op de buitenlandse markten, waardoor hun bancaire behoeftes veranderen.

Op strategisch niveau wil de Rabobank het marktaandeel wat betreft de internationale dienstverlening vergroten. Om dit te bereiken wil de bank zich meer profileren als een bank die zowel kennis heeft van lokale als internationale markten en daarbij de bedrijven ook kan voorzien in de bancaire producten die ze daarbij nodig hebben. Rabobank Noord-Groningen wil dus zo goed mogelijk in de bancaire behoeftes van deze bedrijven voldoen. Om dit te kunnen bewerkstelligen is het echter noodzakelijk om onderzoek te doen naar de daadwerkelijke behoeftes van deze bedrijven. Dit onderzoek dient dus vast te leggen wat deze behoeftes zijn en in welke mate de bedrijven hierin reeds worden voorzien. Immers, als de bedrijven tevreden zijn is er wellicht geen reden tot verbetering van de dienstverlening. Wel is het mogelijk om de dienstverlening steeds verder te optimaliseren.

(19)

19

Hoofdstuk 2 Onderzoeksopzet

In dit hoofdstuk zal er een opzet worden gegeven voor het onderzoek dat wordt gedaan binnen Rabobank Noord-Groningen. Hiervoor zal in de eerste paragraaf worden ingegaan op de probleemformulering, waarna er een conceptueel model wordt gegeven. De derde paragraaf geeft aan hoe een en ander zal worden aangepakt. De laatste paragraaf zal vervolgens uitleggen naar welke theorieën er in het onderzoek zal worden gekeken.

§2.1 Probleemstelling

Doelstelling

De doelstelling legt vast voor wie het onderzoek wordt gedaan, wat er voor hen uitkomt en waarom dat voor hen van belang is (De Leeuw, 2001: 85). Voor dit onderzoek is de volgende doelstelling geformuleerd:

Een zodanig advies geven aan Rabobank Noord-Groningen dat ze beter kunnen inspelen op de behoeftes van internationaliserende bedrijven in hun werkgebied, zodat er meer bedrijven bij Rabobank Noord-Groningen gaan bankieren en de omzet en winst verhoogd wordt.

Vraagstelling

De vraagstelling formuleert de hoofdvraag die bij de doelstelling aansluit, maar is zo geformuleerd dat het toegankelijk is voor onderzoek. Dat wil zeggen dat de vraagstelling moet aansluiten bij het theoretische kader (De Leeuw, 2001: 85). Rekening houdend met de doelstelling is de volgende centrale vraag geformuleerd:

Hoe kan Rabobank Noord-Groningen de vraag naar en het aanbod van internationale bancaire dienstverlening het beste koppelen en zodoende de dienstverlening aan de internationaliserende mkb-ers in haar werkgebied optimaliseren?

Deelvragen

Om de vraagstelling goed te kunnen beantwoorden worden er een aantal deelvragen geformuleerd. Door het formuleren van deelvragen zal het beantwoorden van de centrale vraag vereenvoudigd worden.

1) A. Hoe ziet het internationaliseringsproces van de internationaliserende bedrijven op algemeen niveau er uit?

B. Hoe ziet het internationaliseringsproces er uit bij de bedrijven in het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen

2) A. Wat wordt over het algemeen verstaan onder buitenlands betalingsverkeer en hoe ziet het aanbod van het buitenlands betalingsverkeer van Rabobank Noord- Groningen er uit?

B. Hoe ziet de behoefte aan buitenlands betalingsverkeer van de internationaliserende bedrijven in het werkgebied van Rabobank Noord-

Groningen er uit en in hoeverre wordt hier nu in voorzien?

(20)

3) A. Welke financieringsvormen worden er op algemeen niveau aan internationaliserende bedrijven aangeboden en welke financieringsvormen biedt Rabobank Noord-Groningen aan de internationaliserende bedrijven in hun werkgebied aan?

B. Hoe ziet de financieringsbehoefte van de internationaliserende bedrijven in het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen er uit en in hoeverre wordt hier nu in voorzien?

Randvoorwaarden

Hieronder zullen de randvoorwaarden puntsgewijs aangegeven worden.

¾ Het onderzoek zal niet geheel openbaar zijn, aangezien het vertrouwelijke informatie zal bevatten voor Rabobank Noord-Groningen.

¾ Voor het onderzoek duurt minimaal 6 maanden.

¾ De scriptie moet voldoen aan bepaalde vormeisen die gesteld worden door de faculteit bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen. Ook stelt de faculteit bedrijfskunde inhoudelijke eisen waaraan de scriptie moet voldoen.

¾ Het onderzoek zal alleen ingaan op twee bancaire diensten: het buitenlands betalingsverkeer en financieringen.

(21)

21

§2.2 Conceptueel model

Een conceptueel model geeft een voorlopige antwoord op de vraagstelling. Dit model is als het ware “de bril” waarmee naar het te onderzoeken verschijnsel gekeken wordt (Braster, 2000:52). Het model heeft betrekking op onderzoekseenheden, eigenschappen van onderzoekseenheden en de relaties tussen eigenschappen van de onderzoekseenheden. In het onderzoek zal er vanuit het perspectief van Rabobank Noord –Groningen gekeken worden.

Figuur 2.1 Conceptueel model

De vraag van de internationaliserende MKB-ers uit Noord-Groningen naar financieringen en buitenlands betalingsverkeer heeft invloed op het aanbod hiervan (zowel van Rabobank als van de andere financiële dienstverleners). Immers, als er een vraag naar een dienst is, dan wordt het aanbod vanzelf gecreëerd. Andersom geldt dat het aanbod rekening houdt met de vraag naar diensten. Hieruit blijkt dat er dus een wisselwerking tussen de twee factoren bestaat.

Ook het aanbod van andere ‘financiële dienstverleners’ heeft een wederzijdse relatie met het aanbod van Rabobank Noord-Groningen. Immers, als een van beide een nieuwe of aangepaste dienst aanbiedt, dan zal de andere ook een soortgelijke dienst gaan ontwikkelen en aanbieden.

Rabobank Noord-Groningen probeert daarom dus ook om de vraag nog beter te inventariseren en het aanbod hier op te stemmen. Hierdoor wordt de dienstverlening beter en zullen de bedrijven kiezen voor de diensten van Rabobank Noord-Groningen. Dit heeft als gevolg dat het klantenbestand zal worden vergroot en dat de omzet hoger wordt.

Vraag internationaliserende MKB N-G:

¾ Financieringen

¾ Buitenl.betalingsverkeer

Aanbod van andere financiële dienstverleners:

¾ Financieringen

¾ B. betalingsverkeer

Aanbod Rabobank N-G:

¾ Financieringen

¾ B. betalingsverkeer

Toegevoegde waarde voor de bedrijven en voor Rabobank N-G

(22)

§2.3 Aanpak

Voordat er bepaald wordt welke methoden en technieken er in het onderzoek gebruikt zullen worden, is het nodig om het type onderzoek vast te stellen. Dit onderzoek is deels beschrijvend en deels vergelijkend. Aangezien er al veel is geschreven over het onderwerp van deze scriptie, zal een groot deel van het onderzoek beschrijvend zijn. Vervolgens wordt er op regionaal niveau gekeken of de theorie ook die bedrijven opgaat. De theorie wordt dus vergeleken met de werkelijkheid.

In deze paragraaf zullen de methoden en technieken besproken worden die van belang zijn voor het beantwoorden van de verschillende deelvragen.

Er zijn volgens Baarda en de Goede (2000: 134) drie manieren om aan gegevens te komen:

¾ Gebruik maken van bestaande informatie

¾ Verkrijgen van gegevens via observatie

¾ Verkrijgen van gegevens via schriftelijk of mondeling interview

Theorie

Zoals gezegd zal er om een deel van de benodigde onderzoeksgegevens te verwerven gebruik gemaakt worden van bestaande informatie. Er zal dus desk research (literatuurstudie) gedaan worden (Baarda en de Goede, 2000: 25). Hierbij wordt uitsluitend gebruik gemaakt van bestaande documenten. In het theoretisch kader wordt besproken welke theorieën er gebruikt zullen worden.

Voor het verkrijgen van de benodigde onderzoeksgegevens wordt gebruik gemaakt van de catalogus van de Universiteitsbibliotheek van Rijksuniversiteit Groningen. Bovendien wordt er gebruikt gemaakt van de aangereikte literatuur voor de studie bedrijfskunde. Ook worden er veel artikelen gebruikt die afkomstig zijn uit de elektronische bestanden van de bibliotheek van de faculteiten Economie en Bedrijfskunde. Ook is veel documentatie afkomstig van het internet. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van informatie die binnen Rabobank Noord- Groningen aanwezig is. De complete lijst van de gebruikte bronnen is te vinden in de literatuurlijst die achter in deze scriptie is opgenomen.

Praktijk

Er wordt dus eerst literatuuronderzoek gedaan om er voor te zorgen dat er voldoende kennis vergaard wordt over de onderwerpen. Op basis van deze kennis worden vragen gemaakt voor de interviews. De uitkomsten van de interviews zullen uiteindelijk geconfronteerd worden met de uit de deskresearch verkregen informatie. Dit leidt tot nieuwe inzichten met betrekking tot de probleemstelling.

Aangezien er eerst grondig theoretisch onderzoek wordt gedaan, is het mogelijk om gericht vragen te stellen. Internationalisering is een breed onderwerp en afhankelijk van vele factoren, waardoor de vragenlijst zal bestaan uit een mix van open- en gesloten vragen.

De vragenlijst van de interviews wordt zó opgesteld dat gedeeltelijke statistische verwerking van de gegevens mogelijk is.

Om de interviews te kunnen afnemen, wordt er een selectie van bedrijven gemaakt. De selectie komt voort uit lijsten van de kamer van koophandel. Deze lijsten geven de bedrijven weer die volgens de kamer van koophandel op internationaal gebied actief zijn. Na bewerking van de afdeling corporate clients van de Rabobank geven deze lijsten alle bedrijven uit Noord-Nederland weer die op internationaal gebied actief zijn, inclusief het aantal

(23)

23 werknemers. Tevens wordt er in deze lijsten onderscheid gemaakt tussen de bedrijven die bij de Rabobank bankieren en de bedrijven die bij een andere bank bankieren. Na deze lijsten zelf gecontroleerd te hebben is het mogelijk om vast te stellen welke bedrijven betrokken kunnen worden bij het onderzoek

De lijsten bevatten alle bedrijven die 1 of meerdere transacties hebben gehad met het buitenland. Dit betekent ook dat bijvoorbeeld de bedrijven die in het buitenland 1 keer een privé betaling hebben gedaan op naam van het bedrijf, dat die bedrijven ook in de lijsten opgenomen zijn. Hierdoor is het gecompliceerder om een goede selectie te maken van de bedrijven. Om dit knelpunt op te lossen wordt er voor de bedrijven die klant zijn van Rabobank Noord-Groningen in de systemen van de bank gekeken en aan de desbetreffende adviseurs gevraagd of de bedrijven daadwerkelijk actief zijn in het buitenland.

De bedrijven die elders bankieren kunnen niet op bovenstaande wijze onder de loep genomen worden. Om deze bedrijven te controleren wordt op het internet gekeken en aan de hand van de website bepaald of het bedrijf al dan niet bij het onderzoek betrokken kan worden. Als uit de website niet opgemaakt kan worden of een bedrijf internationaal actief is, wordt het bedrijf alsnog betrokken bij het onderzoek.

Onder de onderzoekseenheden vallen dus de internationaliserende bedrijven uit het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen met 5 tot 99 werknemers die:

¾ Bankieren bij Rabobank Noord-Groningen

¾ Nog niet bankieren bij Rabobank Noord-Groningen

¾ Rabobank Noord-Groningen als huisbank hebben, maar die op internationaal gebied bij een andere bank bankieren

¾ Bankieren bij Rabobank Noord-Groningen en zelf op zoek zijn naar een bank in het buitenland

Omdat er in het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen niet veel bedrijven actief zijn in het buitenland, is het lastig om voldoende bedrijven te vinden die mee willen werken aan het onderzoek. Daarom wordt bij de selectie van de bedrijven geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende sectoren waarin de bedrijven opereren en is er voor gekozen om ook

“dochterbedrijven” te benaderen die deel uitmaken van een hele grote onderneming. Er wordt bij de interviews met dochterbedrijven rekening gehouden met het geheel, maar specifiek wordt er gekeken naar de vestiging in werkgebied van de bank.

Door bovengenoemde factoren is het lastig om een vragenlijst samen te stellen die voor elk bedrijf “correct” in te vullen is. Zo zijn voor de dienstensector andere zaken meer van belang dan voor een productiebedrijf. Ook zijn er verschillen tussen de verschillende productiebedrijven. (bijv. orgelbouwer vs. motorenbouwer). Ook zijn er bedrijven die meerdere producten maken. Hier wordt gekeken naar de belangrijkste producten of de producten waarmee het bedrijf actief is in het buitenland.

Er zal geen steekproef gehouden worden, omdat uit de eerder genoemde lijsten blijkt dat er 26 internationaliserende bedrijven zijn met 5 tot 99 werknemers die reeds bij Rabobank Noord- Groningen bankieren. Er zijn 32 bedrijven die bij een andere bank dan de Rabobank bankieren. Afgaand op de bovengenoemde lijsten zijn er totaal 55 internationaliserende bedrijven in het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen met 5 tot 99 werknemers.

Hierdoor is het noodzakelijk om de interviews mondeling af te nemen, aangezien dan de respons hoger is dan bij de afname van schriftelijke interviews, waardoor de betrouwbaarheid van de uitkomsten toeneemt.

(24)

Om de respons te verhogen zal er voor ieder bedrijf die meewerkt aan de enquête een nuttig geschenk overhandigd worden. Voor ieder bedrijf zal er een pasje beschikbaar worden gesteld die de bedrijven toegang geeft tot de “Rabobank international advisor”. Bedrijven kunnen inloggen op een speciale site die de bedrijven kan ondersteunen bij het maken van internationale beslissingen.

Nadat er een selectie is gemaakt van de bedrijven die in aanmerking komen voor deelname aan het onderzoek, zal er naar ieder bedrijf een brief worden geschreven. Een aantal dagen na verzending zal er telefonisch contact opgenomen worden met de bedrijven om een afspraak te maken.

Vervolgens zullen de vragenlijsten verwerkt worden in het programma SPSS. Er zullen zodoende vragen met elkaar vergeleken worden en de uitkomsten hiervan zullen kunnen worden geconfronteerd met de theorie. Dit zal uiteindelijk leidden tot bepaalde conclusies, waarop vervolgens aanbevelingen gedaan kunnen worden.

Operationalisering

Operationalisering van de gebruikte begrippen is vereist, omdat zodoende voor het onderzoek duidelijk is wat er met de begrippen bedoeld wordt. Het operationaliseringsproces begint altijd met het omschrijven/definiëren van het begrip dat geoperationaliseerd moet worden.

Door definities voor begrippen te bedenken wordt duidelijk wat er wel en wat er niet onderzocht gaat worden. De definitie is daardoor richtinggevend voor de operationalisering.

Vervolgens kunnen er indicatoren bedacht worden die richting geven aan de definitie.

Naarmate er meer indicatoren zijn, is het onderzoek minder afhankelijk van toevallige invloeden, wat een gunstig effect zal hebben op de betrouwbaarheid van de meting van het begrip

De volgende termen dienen geoperationaliseerd te worden:

Internationalisering

Internationalisering speelt in alle geledingen van het bedrijfsleven een rol. De volgende zinsnede van Naisbitt (1994 geciteerd door Rabobank Stafgroep Economisch Onderzoek 2004:4) geeft een omschrijving van het begrip internationalisering:

‘products can be produced anywhere, using resources from anywhere, by a company located anywhere, to a quality found anywhere, to be sold anywhere’.

In het boek van Harrison et. al. (2000: 5) wordt de volgende definitie gegeven van internationalisering:

‘International business is any activity organized and carried out across national borders by business firms in pursuit of their stated aims and objectives’.

In het artikel van Szabó (2002:1) wordt er ook een definitie gegeven van internationalisering:

‘under internationalisation of enterprises we mean the group of maneuvers or coordinated actions, which an enterprise may take to penetrate other markets or to benefit from resources originating from other markets’.

Aan de definitie van Szabó wordt de voorkeur gegeven in dit onderzoek, omdat deze definitie het internationaliseringsproces het beste weergeeft. De eerste definitie geeft meer het proces

(25)

25 van globalisering aan. De tweede definitie wordt hier genoemd als aanvulling op de definitie van Szabó.

Met internationalisering bedoelt Rabobank Noord-Groningen het proces dat vooraf gaat aan globalisering. Internationalisering heeft dus betrekking op bedrijven die uitbreiden naar buitenlandse markten/landen of profiteren van ‘resources’ die afkomstig zijn uit andere landen. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat met “uitbreiden naar buitenlandse markten/landen” zowel de verkopen als de inkopen op deze markten/landen wordt bedoeld.

Ook de locatie van de bedrijven speelt bij de internationalisering een belangrijke rol. Zo zijn er dus bijvoorbeeld internationaliserende bedrijven die alleen goederen exporteren naar het buitenland en er zijn bedrijven die zelf de goederen produceren in het buitenland en in Nederland verkopen.

MKB-ers

Er zijn vele definities die aangeven wat onder het midden en kleinbedrijf (MKB) wordt verstaan. Deze definities zijn onder te verdelen in kwalitatieve definities en kwantitatieve definities.

Voor dit onderzoek is alleen een kwantitatieve definitie van belang, omdat er bepaald moet worden welke bedrijven bij het onderzoek betrokken zullen worden. Door het hanteren van een kwantitatieve definitie zullen de bedrijven op een consistente wijze geselecteerd kunnen worden. Het CBS definieert het klein- midden- en grootbedrijf als volgt (Redactie Arbeidsmarkt Groningen, 2003):

¾ Kleinbedrijf: minder dan 10 werknemers

¾ Middenbedrijf: 10 tot 99 werknemers

¾ Grootbedrijf: 100 of meer werknemers

Dit onderzoek zal gericht zijn op de middenbedrijven met 5 tot 99 werknemers. Er is bewust voor gekozen om de groep van middenbedrijven iets te vergroten, in verband met het aantal potentiële bedrijven die tot de doelgroep behoren. De kleine en grote bedrijven zullen dus buiten beschouwing gelaten worden. Als er gesproken wordt over het MKB, dan zullen de middenbedrijven (niet-agrarisch) van 5 tot 99 werknemers bedoeld worden.

Internationaliserende Bedrijven in Nederland MKB-ers in Nederland

Middenbedrijven

Middenbedrijven in Noord-Groningen

Middenbedrijven in het werkgebied van

Rabobank Noord-Groningen Figuur 2.2 Aggregatieniveau onderzoek

Zoals bovenstaand figuur laat zien, wordt het onderzoeksgebied beperkt tot de internationaliserende middenbedrijven uit het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen.

Aggregatieniveau onderzoek

(26)

Noord-Groningen

Onder Noord-Groningen wordt in dit onderzoek het werkgebied van Rabobank Noord- Groningen (oftewel Rabobank) verstaan. In de volgende plaatsen is Rabobank Noord- Groningen vertegenwoordigd:

Appingedam Delfzijl Ten Boer Warffum

Baflo Loppersum Uithuizen

Bedum Middelstum Uithuizermeeden

De volgende kaart geeft het werkgebied grafisch weer:

Figuur 2.3 Het werkgebied van Rabobank Noord-Groningen

Bancaire diensten

Bancaire diensten omvatten alle diensten die een bank aanbiedt. Deze bancaire diensten zijn onder te verdelen in vier categorieën. Een bank heeft namelijk vier kernactiviteiten (NIBE, 1997:105):

¾ Kredietverlening: Banken zijn financiële intermediairs en vormen dus de schakel tussen geldgevers en kredietvragers. Ze verstrekken dus leningen (krediet) aan o.a. bedrijven

¾ Aantrekken van gelden: Door het aantrekken van geld kunnen de verstrekte kredieten gefinancierd worden

¾ Betalingsverkeer: De derde kernactiviteit van de banken is het verzorgen van het betalingsverkeer tussen zowel de banken en/of cliënten onderling als met de overheid en het buitenland.

¾ Provisiebedrijf: Een groot deel van de bancaire diensten behoort hiertoe. Te denken valt aan bemiddeling bij het afsluiten van verzekeringen, advisering op gebied van financieel- administratieve automatisering etc. Door een breder scala van producten aan te bieden hopen de banken dat ze meer klanten kunnen aantrekken.

Er wordt in dit onderzoek alleen gekeken naar de kredietverlening (financieringsvormen) en naar het buitenlandse betalingsverkeer.

Uithuizermeeden

Delfzijl Middelstum

Warffum Baflo

(27)

27

§2.4 Theoretisch kader

Zoals in de vorige paragraaf al is aangegeven zal er allereerst een theoretisch onderzoek gedaan worden. Het theoretisch onderzoek betreft allereerst de internationalisering van bedrijven. Vervolgens wordt ingegaan op de verschillende financieringsvormen, waarna het buitenlands betalingsverkeer aan bod zal komen.

Internationalisering

Er zijn volgens Fletcher (2001: 26) twee stromingen die ingaan op internationalisering. De eerste stroming gaat over de factoren die internationalisering veroorzaken. De tweede stroming richt zich op het proces dat bedrijven ondergaan bij het internationaliseren. De verschillende benaderingen, die voortkomen uit de tweede stroming, zijn ontwikkeld op basis van empirische studies uit het eind van de vorige eeuw. De internationale omgeving is in de loop van de tijd ook veranderd en dus zijn volgens Fletcher (2001) de bovengenoemde benaderingen waarschijnlijk niet helemaal meer van toepassing op bedrijven.

Er zijn namelijk vele manieren waarop bedrijven kunnen internationaliseren. Zo zijn er bedrijven die ineens gaan internationaliseren, bedrijven die meer geleidelijk internationaliseren en bedrijven die hier tussen zitten. De verschillende soorten bedrijven kunnen geplaatst worden op het onderstaand continuüm. Aan de linkerkant van het continuüm kunnen de langzame, stapsgewijze internationaliserende bedrijven worden geplaatst. Aan de uiterste rechterzijde kunnen de snelle bedrijven worden geplaatst die ineens internationaliseren:

Incrementeel Ineens

Figuur 2.4 Continuüm van de manieren waarop bedrijven kunnen internationaliseren

Het volgende model geeft aan wat de relatie is tussen de verschillende theorieën

Figuur 2.5 Relaties tussen de verschillende modellen die internationalisering van bedrijven beschrijven Integratief model van internationalisering

Holistische benadering

Overkoepelende netwerk

benadering Business netwerk benadering

Netwerk benadering

Incrementele benadering

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het derde hoofdstuk, ‘Veranderingen van de Nederlandse aanspreekvormen in de twin- tigste eeuw’, biedt de auteur na behandeling van aanspreekvormen in grammatica’s, haar syn-

Groningen blijkt er een positief effect te zijn: de groeiende werkgelegenheid voor hoog opgeleiden draagt bij aan werkgelegenheid voor lager opgeleiden.. Er is ook

1 kant soveel onverskilligheid en slapheid bestrij moes word, was dit gelukkig dat die beweging in PRELLER 'n pleitbesorger gevind het, wat met warme oortuiging

Hiervoor is het nodig dat de administratieve toestand (ATO) mee gezonden wordt. Bij een tijdelijk personeelslid zal er RSZ worden ingehouden op het voordeel, bij een

Omdat de kosten van ziekteverzuim voor kleine bedrijven hoger zijn dan voor grote bedrijven, is een minder sterke (ex- tra) financiële prikkel nodig om het verzuim in het

De indexering van de gemeentelijke bijdrage wordt berekend op basis van de prijs overheidsconsumptie beloning werknemers en de prijs netto materiele

„dat, een en ander in aanmerking genomen, belanghebbendes uit­ g a v e n voor zijn accountantsstudie in 1950 geen kosten zijn, welke „belanghebbende noodwendig moet

Een ander voordeel is dat de kosten voor due dilligence lager zijn voor het bedrijf, aangezien deze kosten verspreid kunnen worden onder alle deelnemende bedrijven (Miles and