Tilburg University
Elektronisch handelsrecht
Wibier, R.M.
Published in:Nederlands Tijdschrift voor Handelsrecht
Publication date: 2014
Document Version Peer reviewed version
Link to publication in Tilburg University Research Portal
Citation for published version (APA):
Wibier, R. M. (2014). Elektronisch handelsrecht: geld, financiering en zekerheden. Nederlands Tijdschrift voor Handelsrecht, 2014(2), 61-67.
General rights
Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal
Take down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Elektronisch handelsrecht: financiering en zekerheden
1. Inleiding
Voor deze NTHR-special is mij het onderwerp de ‘elektronische pandakte’ toebedeeld. De redactie kent mij inmiddels en had dus kunnen weten dat ik mij van die onderwerptoedeling weinig zou aantrekken. Ik meen daarvoor in dit geval ook een goede reden te kunnen aanvoeren. Het onderwerp is naar mijn mening namelijk al afdoende in de literatuur behandeld en wel door Beekhoven van den Boezem1 en Kaptein.2 De eerste auteur constateerde al dat met
gebruikmaking van de mogelijkheid die art. 156a Rv3 biedt op zichzelf een elektronische
pandakte kan worden opgesteld en dat die elektronische akte vervolgens van een elektronische handtekening als bedoeld in art. 3:15a BW4 kan worden voorzien.
Terecht merkt de auteur vervolgens op dat het nog wel een probleem is om een dergelijke
onderhandse akte geregistreerd te krijgen bij de Belastingdienst, hetgeen voor de totstandkoming van een vuistloos pandrecht op roerende zaken en stil pandrecht op vorderingsrechten vereist is.5 Daar wordt uitsluitend papier geregistreerd. Zijn artikel eindigt dan ook met de aanbeveling
om elektronische registratie mogelijk te maken. Kaptein komt na een iets bredere analyse van de problematiek, waarbij ook de wat wonderlijke praktijk van dagelijkse verpanding op basis van volmachten aan de orde komt en waarbij hij een aantal problemen die aan die praktijk verbonden is bespreekt, tot de conclusie dat vooral het gebrek aan de mogelijkheid elektronisch aan het registratievereiste te voldoen, aan een werkelijk elektronische pandpraktijk in de weg staat. Aan de analyse van deze twee auteurs heb ik weinig toe te voegen en om die reden moest ik, wilde ik niet op mijn toezegging een bijdrage te zullen leveren voor het onderhavige nummer terugkomen, een ander onderwerp bij de hoorns vatten.
Ik heb dat gedaan door mij een andere vraag te stellen:
‘Zijn er plaatsen aan te wijzen in het financiering- en zekerhedenrecht waar de technische revolutie in het bijzonder zichtbaar is?’
Het antwoord op die vraag luidt (uiteraard) bevestigend en in deze bijdrage bespreek ik een terrein waarop die revolutie bij uitstek invloed heeft gehad: dat van het girale geld- en effectenverkeer.
1 F.E.J. Beekhoven van den Boezem, ‘Onderhandse pandakten in het licht van het elektronisch
verkeer: nog één horde te nemen’, TvI 2011/14.
2 F.J.L. Kaptein, ‘Naar een elektronische registratie van onderhandse pandakten?’, MvV 2012-5, p.
139-145.
3 Het eerste lid van het artikel luidt als volgt: ‘1. Onderhandse akten kunnen op een andere wijze dan
bij geschrift worden opgemaakt op zodanige wijze dat het degene ten behoeve van wie de akte bewijs oplevert, in staat stelt om de inhoud van de akte op te slaan op een wijze die deze inhoud toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de akte bestemd is te dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de inhoud van de akte mogelijk maakt.’
4 Voor de leesbaarheid citeer ik hier het eerste lid van genoemd artikel: ‘Een elektronische
handtekening heeft dezelfde rechtsgevolgen als een handgeschreven handtekening, indien de methode die daarbij is gebruikt voor authentificatie voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel waarvoor de elektronische gegevens werden gebruikt en op alle overige omstandigheden van het geval.’
5 Zie art. 237 lid 1 en 239 lid 1 BW. De pandrechten kunnen ook bij authentieke akte worden
2. [ ]