• No results found

TOT DE LAATSTE AKTE!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "TOT DE LAATSTE AKTE!"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Het is een mooie verzameling waarin op het eerste gezicht echter geen duidelijke voorkeur te ontdekken valt qua tijdvak of genre.

Gewoon, de films die Ronald en zijn vrouw Emmy graag zien of aan hun visite voorzetten. Ronald organiseert regelmatig avondjes in de kleine privébioscoop die we dadelijk mogen bezoeken. ‘Ik maak er ook altijd een voorprogrammaatje bij met oude journaals, cartoons en sigarettenreclames.’ Hij wijst. Er staan meer dan zestig blikken met zelf gemonteerde voorprogramma’s in de kast. In de hal, direct achter de voordeur, in de woonkamer; overal staan klassieke filmprojectoren.

Ronald Rosbeek is de techneut par excellence.

Hij werkte als operateur in befaamde Haagse bioscopen als Du Midi en het Roxy Theater en verzorgde de techniek van meer dan honderd Nederlandse bioscoopzalen. Hij gaat nog steeds regelmatig op pad met zijn gereedschapskist. Op het moment dat we hem spreken (september 2016) opent het EYE Filmmuseum net het nieuwe collectiecentrum - mét een projectiezaal die werd geëquipeerd door de inmiddels 63-jarige bioscooptechnicus. ‘Er stroomt projectorolie door mijn aderen.’

Ronald Rosbeek pakt een geheimzinnig filmblik van de plank. ‘Mensen doen hier een moord voor. Echt. Letterlijk: een moord.’ De geboren en getogen Hagenees heeft er duidelijk

plezier in wanneer hij ons met het blik onder de arm voorgaat naar zijn bioscoopzaaltje.

Welke bijzondere film staat ons te wachten?

Er stroomt projectorolie door mijn aderen

‘Het weegt bij elkaar meer dan vijf ton.’

I

ets meer dan tweehonderd films bewaart Ronald Rosbeek op de eerste verdieping van zijn woning in Rijswijk. Stapeltjes van zes of zeven blikken, keurig gelabeld en op schappen gezet in een zorgvuldig gekoelde ruimte. ‘Ik heb de vloer moeten laten verstevigen met een extra draagbalk,’ legt hij uit. ‘Het weegt bij elkaar meer dan vijf ton.’

Brilletje, warrige haardos, streepjeshemd, stevig stemvolume en veel jongensachtig enthousiasme. Ronald is gul met zijn tijd, met zijn verhalen en met zijn verzameling. Hij laat het bezoek rustig rondkijken. Kijk, daar staat op een plank Paul Verhoevens BASIC INSTINCT (1992), zeven groene filmblikken. Iets

verderop staat THE COLOR PURPLE (Steven Spielberg, 1985), negen reels. Verder: BUTCH CASSIDY AND THE SUNDANCE KID (George Roy Hill, 1969), FIDDLER ON THE ROOF (Norman Jewison, 1971), CABARET (Bob Fosse, 1972), THE EXORCIST (William Friedkin, 1973),

CHINATOWN (Roman Polanski, 1974), ALIEN (Ridley Scott, 1979), FATAL ATTRACTION (Adrian Lyne, 1987),

THE UNTOUCHABLES (Brian De Palma, 1987), THE BRIDGES OF MADISON COUNTY (Clint Eastwood, 1995)…

(3)

Cinema Du Midi.

PASSIE VOOR TECHNIEK

Ronalds verhaal begint in 1956 of 1957. ‘Ik ben van ’53; ik was toen dus een jaar of vier.’ Ronald groeide op in het Haagse Laakkwartier. Zijn vader was lasser en constructiebankwerker.

Zijn moeder was pedicure. ‘Ze had voor de oorlog een eigen zaak, maar die zooi is toen gebombardeerd. Ik herinner me niet anders dan dat mijn moeder klanten aan huis had. Ik heb nog een broer, die is tweeënhalf jaar ouder, en wij hadden op woensdagmiddag altijd vrij van school. Mijn vader werkte en mijn moeder had klanten over de vloer en geen zin in die drukke jongens om zich heen. We woonden vlakbij het Lorentzplein en daar had je het

Rembrandt Theater. Daar heb ik als kind dus heel veel Laurel & Hardy-

films gezien. Daar is mijn liefde voor film begonnen.’

Het Rembrandt Theater, dat meer dan duizend stoelen telde, bestaat al vijftig jaar niet meer. Het sloot de deuren in 1966; tegenwoordig zit er een super- markt. Ronald herinnert zich zijn

bioscoopbezoekjes echter nog

levendig. ‘Als kind zit je natuurlijk met open bek naar het scherm te kijken.

Later ontdekte ik ook de techniek. Ik zag die lichtstraal; dan kijk je naar boven en dan zie je op een gegeven moment daar ook nog iemand lopen! Dat was natuurlijk één groot mysterie! Wat gebeurde daar allemaal?’

Ronald studeerde werktuigbouwkunde aan de Middelbare Technische School. ‘Vooral autotechniek. Ik heb nog een praktijk- jaar gedaan bij Van der Valk, dat was de General Motors-dealer in de 2e Schuytstraat. De MTS had me vrij goed opgeleid. Je leerde bijvoorbeeld hoe je het anker van een dynamo op storingen moest controleren. Toen ik in de praktijk ging werken merkte ik echter dat al die dingen door gespecialiseerde bedrijven werden gedaan.

Als jij als garagist ontdekt dat de dynamo het niet doet, dan schroef je ‘m eraf en je gaat naar een auto-elektronicaboer en dan komt er gewoon een ruilding in. Je gaat dat niet meer zelf repa-

reren. Ik was me er toen al van bewust dat je als goedopgeleide monteur eigenlijk een onderdelen-verwisselaar geworden was. En dat vond ik niks, écht he-le-maal niks. Ik wilde het zelf maken!’

Die immense passie voor techniek loopt als een rode draad door zijn carrière. Ronald keerde na zijn praktijkjaar bij Van der Valk terug naar de MTS, studeerde in de avonduren aan de MTS Fotografie en Fototechniek aan de Tarwekamp en overwoog zelfs de Hogere Technische School te volgen - maar was toen al in de ban geraakt van de projectietechniek.

‘Ik kom uit een arbeidersgezin. Als ik een brommer wilde, dan moest ik die gewoon verdienen. Op een gegeven moment zag ik in de krant een advertentie staan van Du Midi, een heel net bioscoopje in het Bezuidenhout. Snoepverkopen in de foyer. Ik denk: maar dat is mooi, dan kan ik gewoon m’n huiswerk maken en af en toe ook nog een filmpje meepikken. Tijdens het sollicitatie- gesprek kwam de aap uit de mouw: het bleek niet om een baantje in Du Midi te gaan, maar in het Roxy Theater. Het was een Joodse eigenaar, Schaap heette ‘ie, Baas Schaap, en die had twee bioscopen.

De Roxy, dat was een volkstheater. Niet netjes. Niet echt.’

Cinema Du Midi (391 stoelen) in de 2e De Carpentierstraat had drie grote gebrandschilderde ramen. Het opende in 1959 de deuren als buurtbioscoop. Het Roxy Theater (650 stoelen) bevond zich tussen de Schildersbuurt en het centrum van Den Haag, aan

(4)

In 1972 werkte Ronald als operateur in het Roxy Theater in Den Haag.

de Boekhorststraat 102. Verderop in dezelfde straat: het Thalia Theater (460 stoelen, op nummer 47) en tot 1968 het Hollywood Theater (608 stoelen, op nummer 98). Ooit waren dit klassieke, luxueuze filmpaleizen. In 1971 oogden ze echter vervallen en genoten de Roxy en Thalia een bedenkelijke reputatie dankzij slechte films en luidruchtig publiek. Ronald: ‘Eigenlijk was het een beetje een gribus. Maar het was een mooi theater geweest, écht een theater, heel anders dan wat er nu wordt gebouwd. Dus ik was daar toch wel door gegrepen wanneer ik achter het buffet flesjes bier en snoep stond te verkopen.’

MYSTIEK RITUEEL

‘Ze hadden daar ook een bepaald soort films,’ vertelt Ronald,

‘Chinese knokfilms, Italiaanse zombiefilms, Franse seksfilms. Dat waren echt geen films die in het ASTA-theater draaiden: B-films, oorlogsfilms, DJANGO, ILSA DE WOLVIN VAN DE SS, dat soort dingen.’

Het duurde niet lang of de inmiddels twintigjarige Ronald vond de toegang tot de projectiecabine. ‘Op een gegeven moment zei iemand: “Breng maar even een kopje koffie naar de operateur.”

Dan moest je dus al die trappen op, want die cabine zat helemaal bovenin. En je moest buitenom, want dit was nog een oud theater dat gebouwd was voor brandbare film. Dat wil zeggen: een explosiekoker, geen direct contact met de cabine, je moest over het dak heen. Ik voelde dus al: oei, spannend dit… nu gaat het serieus worden.’

Niet lang daarna werd hij leerling-operateur. ‘René Maas en mijnheer Stokman hebben mij het vak geleerd. Ik herinner me nog de eerste film die ik draaide. De zenuwen gierden door mijn keel.

Je kijkt door het ruitje helemaal naar beneden en daar, heel ver weg, daar is dat doek. Dat hele theater! Die projectie-afstanden waren veel groter dan nu.’

Filmprojectie was indertijd ook een stuk zenuwslopender dan tegenwoordig. Xenonlampen waren toen nog niet overal geïnstalleerd. Ronald leerde werken met koolspitsen (‘Die waren na twintig minuten al opgebrand’) en ‘op overname’. Was de filmspoel op projector A aan zijn eind, dan nam je over op projector B. ‘Dat is natuurlijk opletten. Tekentje op de film.

Starten. Het is een soort mystiek ritueel. Dat is ook de reden waarom ik nog altijd twee machines heb. Overnemen dat is iets…

dat is iets… ja, magisch. Dat is zo spannend. En dat niemand het ziet, hè? Dat is natuurlijk de kunst. Niemand mag merken dat je van spoel wisselt.’

Hij genoot met volle teugen. ‘Je had daar nachtvoorstellingen, dat waren vaak Sergio Leone-films. Spaghettiwesterns in Technicolor!

Het doek was een beetje vergeeld, die koolspitsen gaven een bepaald soort licht, en dan die onwijze close-ups van Leone.

Fantastisch! Die gore Italiaanse koppen. Dat moest en zou ik zien.

Dus ik telde heel precies: ik kon alles net zo afwerken dat ik heel vaak gewoon met het publiek in de zaal kon zitten.’

koolspitsen en de ‘boog’.

(5)

PHILIPS-PET

Van het een kwam het ander. Ronald werkte al snel als operateur in zowel het Roxy Theater als Du Midi en nóg was zijn nieuws- gierigheid niet gedoofd. ‘Als ik wat nodig had qua apparatuur, dan zei baas Schaap altijd: “Daarover moet je maar even met Philips bellen.” Philips ontwikkelde toen projectoren in de machine- fabriek in Acht, onder de rook van Eindhoven. Zo ben ik in contact gekomen met Cas Kessler; hij was een of andere hoteme- toot bij Philips. Fantastische vent. En hij heeft me dan weer aan Jan Kotte voorgesteld. Die man zal ik nooit vergeten.’

Jan Jacob Kotte (1908-1988) was de chef constructeur van de Cinema-afdeling van Philips en staat vooral bekend als de man die de fameuze DP70 maakte. In Amerika is de projector, die in opdracht van American Optical werd ontwikkeld, beter bekend als de Norelco AA. Weinig mensen weten - en in het jubileumboek Philips honderd (Guus Bekooy, 1991) staat het zelfs helemaal niet vermeld - dat Philips in 1962 een Class II Oscar Award won met die projector. Het was de eerste projector ter wereld die zowel 35mm als 70mm kon draaien en men vindt het bijzondere apparaat tot op de dag van vandaag in filmmusea en de betere bioscopen.

‘Kotte was toen al gepensioneerd, maar kwam nog regelmatig in de fabriek. Daar gold: hier heb je God, en daarboven staat Kotte.

Echt waar. Het was een grote man, een vriendelijk gezicht en een materiaalkennis! Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt. Hij wist alles. Wat ook zo charmant was: hij kwam in de fabriek en dan

was het mijnheer Kotte voor en mijnheer Kotte na, maar hij kende iedereen gewoon bij naam, tot en met de simpelste bankwerker. Het was alsof de koning op bezoek kwam.’

De DP70 was een revolutionair apparaat. ‘Moet je je voorstellen:

35mm was de standaard en dan zegt er opeens iemand in

Amerika, die Mike Todd: “Weet je wat: we gaan de films voortaan twee keer zo breed maken. 70mm!” En dat hij dat dan ook nog voor elkaar krijgt! Dat is niet normaal. Want je kunt dat natuurlijk wel leuk verzinnen, maar dan moet er ook nog eventjes een projector gemaakt worden die het kan afspelen, en films, en camera’s. En dat is niet het enige. Wat denk je van het geluid dat er op staat? Wat denk je van de ondertitelingsapparatuur? Wat denk je van de laboratoria? Dat moet allemaal omgezet worden. Ik denk dat de aarde in een andere baan brengen minder werk zou zijn. En waarom? Omdat je denkt dat het mooier is op 70mm!’

Ronalds vriendschap met Cas Kessler leverde hem nieuw werk op.

‘Ze hadden toen bij Philips eigenlijk maar één servicemonteur die

Cas Kessler, rechts op de foto, samen met Lodewijk Berman. Inzet: Jan Jacob Kotte.

De Oscar-winnende DP70

(6)

de bioscopen afging en dat was Lodewijk Berman. Als er ergens in een bioscoop iets was of er moest een nieuw theater worden gebouwd, dan ging Berman. Zo’n man in een witte stofjas. Op een gegeven moment was het dus zo dat als Berman niet beschikbaar was Cas Kessler mij opbelde. “Wil jij even je Philips-pet opzetten en daarheen gaan?” Zo ben ik dus van het operationele theater- gedeelte volledig de techniek in gegaan.’

ERECTIE

We zijn al pratend de trap afgedaald. Overal in het huis hangen foto’s van Laurel & Hardy en oude Hollywood-affiches. ‘Ik kende vroeger de namen van de acteurs en actrices niet,’ glimlacht Ronalds vrouw Emmy. ‘Maar zoals je hoort, Ronald is een aanste- kelijke verteller, dus dat is snel veranderd.’.

De geheimzinnige reel wordt op één van de prachtige Bauer-projectoren ingelegd.

Laadjes vol tangetjes, schroefjes en metertjes.

resultaat te bekijken van een filmmontage. Ronald laat er ter demonstratie een stuk film doorheen lopen, laat het toerental zakken tot zes beeldjes per seconde, voert de snelheid dan op

naar honderd beeldjes per seconde, kiest een beginpunt, stelt een eindpunt in en vervolgens speelt de machine volautomatisch steeds hetzelfde fragment af. Tegenwoordig zijn rewind en fast forward kinderspel in computermontageprogramma’s als Adobe Premiere en Final Cut; deze wondermachine doet het echter allemaal mechanisch – in een allegro van verrukkelijk klikkende mechaniekjes en snorrende motoren.

Ronald zet de reel uit het geheimzinnige filmblik op de werkbank, begint de film terug te spoelen en vervolgt zijn levensverhaal. We zijn in september 1979 beland. De jonge Haagse technicus trekt van bioscoop naar bioscoop om projectoren te onderhouden, al dan niet getooid met zijn spreekwoordelijke Philips-pet. Wanneer hij het Rotterdamse Calypso Theater uit de brand helpt met een mankement dat op een haar na de uitverkochte première van Pim de la Parra’s WAN PIPEL (1976) in de war had geschopt, krijgt hij een vaste baan aangeboden. ‘Calypso was onderdeel van Meerburg Theaterbeheer. Die hadden iets van 25 theaters in het land; dat was toen een vrij groot bedrijf. Ik moest op kantoor komen bij de technisch directeur, mijnheer Brave, en die zei: “Ronald, we hebben er nog eens over nagedacht, maar we willen een eigen technische dienst en wij willen dat jij die gaat leiden.” Nou ja! Hoe groot ‘n erectie kan je krijgen?! Ik was helemaal het mannetje!’

Ze hebben een tijdje geleden een nieuw stuk aan het huis laten bouwen. De tuin is er wat kleiner door geworden, maar ook knusser. Ronald toont trots zijn nieuwe bijcabine. We zien de montaget afels waarop hij zijn voorprogramma’s monteert, laadjes vol tangetjes, schroefjes en metertjes. Aan de wand hangt een reclameaffiche voor de Philips FP5: ‘Ontwikkeld in de grootste electro-acoustische laboratoria van Europa’. Verderop staat ook een Philips FP7-projector.

De Kinoton FP30 EC2 is een tamelijk nieuwe en verbazingwek- kende aanwinst. De projector is vooral geschikt om snel het

(7)

‘Ik denk niet dat ik ooit naast mijn schoenen ben gaan lopen, maar ik kon wel eisen stellen. Ik kreeg een belachelijk salaris. Ik kreeg een werkplaats boven de ASTA. Op een gegeven moment had ik de hele bovenetage! Ik zei: “Ja, maar ik wil ook dingen maken. Ik wil een draaibank en een freesbank, en een…” “Nou,”

zegt ‘ie, “dat moet je dan maar even bekijken.” Zoiets moet je vooral tegen mij zeggen! Ik kan goed geld uitgeven, hoor!’

Buldergelach. ‘Eerst was er helemaal niets, toen was er ineens een complete technische dienst onder mijn leiding. Ze pakten het groots aan. Ze gingen ook nieuwe theaters bouwen: het Alfa Theater in Amsterdam, Babylon in Den Haag en dan nog al die pornotenten - die heb ik ook allemaal aangelegd. Ik bepaalde: die en die projectoren, die en die lampenhuizen, de hele zooi. Ook het geluid, het projectiescherm, de beweegbare kaders, enzovoort.’

Meer dan honderd theaterinstallaties legde Ronald in de loop van de jaren tachtig en negentig aan voor Meerburg Theaterbeheer en de diverse opvolgers: Holland Exhibitors, Cannon, MGM, Pathé…

Het waren roerige tijden in het Nederlandse filmbedrijf. Vooral het Israëlische duo Menahem Golan en Yoram Globus, dat in razend tempo overal Cannon Theaters neerzette, zorgde voor tumult. ‘Ik heb die mensen wel eens gezien. Dat waren echte griezels, hoor!

Financieel was het een puinbak. Er waren allerlei constructies bedacht waarbij ze bioscopen gingen verkopen en die dan weer via een andere constructie terug leasden. Ze hebben er naderhand twee jaar over gedaan om uit te zoeken: wie is nou eigenaar van wat? Bij die reorganisatie hebben ze daar MGM van gemaakt.

Er kwamen nieuwe theatercomplexen, de nieuwe bioscoop in Maastricht, Buitenhof Cineac... Toen kwamen ineens die Fransen van Pathé; die hebben de hele zooi gekocht.’

Pathé had een andere bedrijfsfilosofie. ‘“Technische dienst? Doen we niet meer. Wij draaien de film en als de projectoren kapot gaan dan bellen we een monteur.” Zo simpel was het.’ Ronald en zijn collega Henk Rijke hadden een openhartig gesprek met de Managing Director van Pathé, Lauge Nielsen. ‘Hij bood aan ons technisch manager te maken of zo, maar ik zei: “Mijnheer Nielsen, laten we eerlijk zijn. Ik ben geen manager, dat wordt niks.

Uiteindelijk willen jullie van ons af, daar komt het op neer. Als u ons financieel nou een duwtje geeft, dan beginnen Henk en ik voor onszelf. Iedereen blij.”’

MOOI HÈ?

Zo gezegd, zo gedaan. Ronald Rosbeek en Henk Rijke startten in 1998 hun eigen cinema-technisch bedrijf Movietech. In 2004 gingen de twee uit elkaar en begon Ronald zijn eigen bedrijf, Rosbeek Techniek. Hij heeft tegenwoordig een werkplaats in Rijswijk, een filmopslag en is ook veel bij Haghefilm Digitaal BV te vinden, het voormalige filmlaboratorium Cineco in Amsterdam.

Werk is er volop. Toen EYE Filmmuseum in 2011 naar

Amsterdam- Noord verhuisde, deed Ronald de projectietechniek.

In zaal 4 staan twee bijzondere 70mm-projectoren. ‘Dat zijn de enige nog bestaande DP70’s die rechtstreeks bij Philips vandaan komen. Ze stonden in het POC, het Philips Ontspannings Centrum. Die heb ik via Kessler te pakken kunnen krijgen.’

De double lightreader en bijbehorende advertentie in het Journal of Film Preservation.

‘Op een gegeven moment had ik de hele bovenetage!’

(8)

Opvallend is dat zich onder zijn tegenwoordige klandizie ook veel buitenlandse filmarchieven bevinden. ‘Ik ben op een gegeven moment benaderd door het Noors Filminstituut. In de laatste periode van de film zijn de lichtkleuren veranderd van de readers die het geluidsspoor aflezen en daardoor zaten ze nu met een probleem.’

Ronald moet nu even technisch worden: ‘Op iedere filmprint zit beeld, maar naast het beeld loopt het analoge geluidspoor. De emulsie zorgt ervoor dat de filmbeeldjes zoveel mogelijk nuance geven, maar voor het geluid wil je dat eigenlijk niet. Je wilt het analoge geluidsspoor hard zwart-wit hebben, geen grijstinten, zodat je meteen een flink duidelijke elektrische uitstulping krijgt.

Wat er dus sinds jaar en dag gebeurde, was dat het geluidsspoor een extra nabewerking kreeg, waardoor het contrast heel erg toenam. Nadeel was: het was een extra bewerking, dus dat kostte geld en bracht het risico met zich mee van beschadiging. Plus: het was ontzettend milieubelastend. Allemaal kwikhoudende rotzooi.

Daar wilden ze dus vanaf.’

‘Toen hebben ze bedacht: als we het analoog geluidspoor nou in cyaan zetten en we printen dat gewoon in het normale proces mee, maar we lezen dat af met een speciale rode lamp - rood en cyaan maakt zwart - dan zijn we óók waar we zijn willen. Moeten er alleen nog even andere projectoren komen, wereldwijd. En die kwamen er ook. Maar ja, hoe moet het dan met de oude films? De films die geen cyaan, maar alleen een grijs

geluidsspoor hebben? Dus dan krijg je een telefoontje uit Noorwegen. Het hoofd techniek daar, Jan Eberholst Olsen, aan de lijn: “Ronald, kun jij voor ons een reader ontwikkelen die én rood licht heeft én wit?

Onze oude films klinken voor een groot deel helemaal kut. Dat is nooit zo geweest, maar dat komt dus door dat rode licht.” Dus ik heb speciaal voor hen een reader ontwikkeld.’

Ronalds double light reader, samengesteld uit Kinoton-onderdelen en speciale LED’s, is inmiddels ook te vinden in bijvoorbeeld de projectie cabine van het beroemde Egyptian Theater in Los Angeles.

Zo had technologische vooruitgang natuurlijk wel vaker onverwachte en negatieve neveneffecten. Voor de introductie van de geluidsfilm draaiden films vaak op achttien beeldjes per seconde en gebruikten de projectoren shutters met drie bladen. Met de invoering van de standaard

van 24 beeldjes per seconde was dat wat teveel van het goede.

Nieuwe projectoren werden dus met tweebladige shutters uitge- rust. ‘Maar nu, nu we allemaal prachtige lichtbronnen hebben en alle projectoren tweeblads zijn, zeggen de filmarchieven natuur- lijk: “Hoe draaien we dan nog ons oudere archiefmateriaal?” Een machine aftoeren is niet zo moeilijk, je laat gewoon de motorsnel- heid zakken naar zestien toeren of lager, maar wat ga je met dat licht doen? Dan moet je eigenlijk weer een driebladsvlinder hebben, maar die zijn er dus niet meer… Maar ik kan ze maken!’

Hij leunt tevreden achterover: ‘Mooi hè?’

HORLOGEMAKER

De komst van de digitale cinema ziet de technicus natuurlijk met lede ogen aan. ‘Je verliest toch een stuk sfeer. Je kunt wel zeggen dat het hetzelfde is, maar dat is niet zo. De kleuren, de transparantie… alles is anders.’ Hij legt ze wel aan, die digitale cinemasystemen, maar niet van harte. ‘Ik zie mezelf een beetje als een ambachtelijke horlogemaker die in Zwitserland is opgeleid.

Die gaan ze dan nu vragen bij de V&D batterijtjes te verwisselen.’

‘Die transitie naar digitaal heeft enorme consequenties, veel meer dan de komst van geluid destijds. De overgang naar geluid was binnen vijf jaar een feit; dit gaat nog verschrik- kelijk lang doorlopen. Het heeft niet alleen consequenties voor mij. Alle laboratoria zijn bijvoorbeeld weg. Vroeger, als er een James Bond-film uitkwam, dan had je in Amerika labs die draaiden drie-, vierduizend prints.

Daar liepen dus oudere heertjes rond zoals ik,

De driebladsvlinder.

In het zaaltje staat de prachtige Hahn-Goerz 35mm-projector.

(9)

die heel veel kennis van zaken hadden en bij wie de filmarchieven altijd terecht konden met hun speciale wensen. “Kom maar. Ik doe dat wel even.” - zo ging dat. De archieven konden meeliften op de commerciële business. Dat is nu weg. De bulk is nu digitaal. Dus je zult als filmarchief, wil je over tien jaar ook nog bestaan, die kennis moeten vergaren en er zuinig op moeten zijn.’

Ronald is daarom sponsor geworden van de FIAF, de International Federation of Film Archives. ‘Ze houden lezingen, verzamelen informatie. Het werkt een beetje als een keurmerk, een soort BOVAG. Als je een film leent aan een festival en ze zijn FIAF-lid, dan weet je dat hun installatie aan een bepaalde standaard voldoet. Dat ze altijd op overname draaien bijvoorbeeld, want we willen natuurlijk niet dat er eindstukken worden afgeknipt van de film om de aktes aan elkaar te plakken. Dat mag niet, volgens de FIAF-regels. Je moet op overname draaien. Ze publiceren ook het Journal of Film Preservation.’ Trots toont hij het artikel waarin de eerder genoemde Jan Eberholst Olsen van het Noors Filminstituut hoog opgeeft over het werk van Rosbeek Techniek. Lachend:

‘Sponsoring kost me duizend euro per jaar. Maar goed, ik doe het ook meer voor mezelf.’

De geheimzinnige film staat inmiddels op de spoel en we verplaatsen ons naar de cabine. Ronald zet de film op een van de twee prachtige Bauer 12-projectoren. ‘Dit is de Rolls-Royce onder de filmprojectoren. Ze werden tussen 1953 en 1958 gebouwd. Dit zijn de twee laatste, met opeenvolgende serienummers. Ze zijn altijd samen geweest.’ Hij vertelt over enkele andere bijzondere 35mm-prints in zijn collectie. Een spiksplinternieuwe print van Paul Verhoevens TURKS FRUIT (1973) bijvoorbeeld. ‘Toen die film vijfentwintig jaar bestond hielden ze een vertoning voor cast en crew in het Filmmuseum. Die print stond vol krassen en kabels.

Gênant, maar dat was de beste die ze hadden. Déze is maar een keer eerder gedraaid op een boekenfestival in Zeeland.’ Ook bijzonder: UN JATO DE LUZ, een korte Braziliaanse documentaire uit de jaren vijftig. ‘Mensen beweren altijd dat Philips nooit projectoren heeft geproduceerd buiten Europa, maar dat is niet zo. Je ziet in deze film een Braziliaanse fabriekshal waar ze de Philips FP5 aan het maken zijn. Vraag me niet hoe het kan, maar hier is het bewijs.’

(10)

THIS WAY PLEASE

Er staan twee comfortabele fauteuils voor ons klaar. De

privé bioscoop van Ronald Rosbeek is bekleed met rode velours.

Aan de wand hangen foto’s van filmsterren. De beeltenis van Alfred Hitchcock en de poster van PSYCHO (1960) vallen op.

Vooraan, onder het scherm, staat een ouderwetse BIO-bus.

De sfeervolle oranje en blauwe verlichting komt van een Art Nouveau-lamp. Het licht dooft. De projector loopt.

Een mannetje met een gong. Het logo van The Rank Organisation, de Britse bioscoopketen die vanaf de jaren veertig ook zelf de films ging produceren van onder meer Michael Powell en Emeric Pressburger. De titel verschijnt in beeld: THIS WAY PLEASE. En een jaartal: 1951. De kwaliteit van de print is verbluffend.

Het is een instructiefilmpje, destijds gemaakt voor het personeel van de Rank-theaters. Van de koffiejuffrouw tot de ouvreuse en van de gerant tot de operateur: in keurige scènetjes vol stijve Britse wellevendheid wordt het personeel uitgelegd hoe het zich dient te gedragen. De bioscoop is een paleis waarin de bezoeker een vorstelijk onthaal dient te wachten. In een scène zien we hoe de ouvreuse een dove vrouw naar haar stoel begeleidt en netjes glimlachend wacht tot is vastgesteld dat het, uiteraard door het theater uitgereikte, gehoorapparaat naar behoren werkt. ‘Thank you very much.’

‘Nu moet je opletten,’ fluistert Ronald.

Een echtpaar zoekt op het doek een plaatsje achterin de bioscoop. Acteurs natuurlijk. Opeens herkennen we hem: het is Desmond Llewelyn. De acteur was in 1951 nog maar vijf jaar uit Duitse krijgsgevangenschap; het grote publiek kent hem vandaag natuurlijk vooral als ‘Q’ uit de James Bond-films.

Hij overleed in 1999. Hij is nog tamelijk jong in dit filmpje.

Q voorzag Bond altijd van exploderende pennen, speciale attachékoffers en andere geavanceerde technische gadgets.

Waar zou 007 zijn zonder Q?

We kijken onder de film steels opzij naar Ronald Rosbeek en denken aan zijn drieblads-shutter en double light reader: toch een beetje de Q van het Nederlandse bioscoopbedrijf.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

PAR38 speciaal ontwikkeld voor toepassing bij opfok van kuikens, biggen en andere jonge dieren. PAR38 is bestand tegen waterspatten, lichtvenster helder of rood en 30%

Er bestaat een derde versie, die wordt aangehaald door de Franse historicus Henri MALO, volgens welke VAN MAESTRICHT gevankelijk naar Duinkerke zou zijn overgebracht, waar hij —

The conclusions of this case study have been used for a more general approach towards sustainable materials choices for Philips appliances within a product development process..

Nu ik haar hier voor mij zag gebaren, haar zoet parfum rook en iedere beweging van haar fijnen hals en arm in mij opnam, nu ik haar zag als een vrouw die zich in mijn arm wilde geven

- FWC110: MASTER PL-S 2-pins / G23 / 9 W - FWC120: MASTER PL-C 2-pins / G24d-2 / 18 W - FWC121: MASTER PL-C 2-pins / G24d-2 / 18 W VSA: geïntegreerd elektromagnetisch VSA 230 V / 50

Top model spaarlamp met levensduur van 15.000 uur 80% energiebesparing ten opzichte van gloeilamp Hoge en lage wattages..

Terugkijkend stelt Beekhuis dat het hele proces veel sneller zou zijn verlopen indien de gesprekken tussen de raad van bestuur en de Trust waren gevoerd door de president met

• Als u de nummers gekozen heeft tijdens het afspelen, druk dan eerst op STOP ■ en vervolgens op de PLAY/PAUSE HI -toets. -►