Ondergrond: Houten panelen + DERBIPRIMER S Dampscherm: RESIDEK P - gevlamlast
Isolatie: Recticel Eurothane Bi-4 - Gelijmd
Onderlaag: RESIDEK P VD - Partieel zelfklevend Toplaag: RESIDEK TOP SLS FR - Gevlamlast
Titel lastenboek
Niet-toegankelijk geïsoleerd dak op hout , tweelaags - PIR - gelijmd - klasse E3
Nr.
opbouw :
2302 Datum : 12/04/2022 23:57
Lijst filters
Type : Bitumen tweelaags; Ondergrond : Houten panelen; Isolatie : PIR; Plaatsing :
Partiële hechting; Functie : Esthetische dakbedekking leislag; Functie : Waterrecuperatie
NIET PH-neutraal;
Volumemassa bij 20°C 0.9 kg/l ± 5%
Droogextract 55% ± 5%
Vlampunt Pensky Martens ≥ 27°C
Viscositeit 46 - 59 mPa.s bij 25°C
Droogtijd bij 20°C 1-3u (volgens klimatologische omstandigheden en absorptie van de ondergrond)
1. Nieuwe waterdichting
1.1 Voorbereiding ondergrond 1.1.1 Dakvloer HOUTEN PANELEN
De panelen zijn van een gecertificeerde kwaliteit voor buitendaken
De multiplex panelen zijn van een buitenkwaliteit WBP of CTB-X voor daken.
De spaanplaten zijn van kwaliteit B zoals beschreven in de STS 04.6 De OSB panelen zijn van klasse OSB III of IV voor daken.
Het gebruik van de panelen zal conform zijn aan de STS 31-32 Geen enkele oneffenheid >2 mm.
Elke partiële lengte van een paneel zal op minimum drie steunpunten rusten.
De panelen moeten voor, gedurende en na hun plaatsing droog blijven.
De dikte van de panelen zal in functie zijn van de ruimte tussen kepers.
Ideaal gezien zal de ondergrond minimum 2% helling hebben op elke plaats, rekening houdend met de toelaatbare doorbuiging van de ondergrond.
1.1.2 Koude aanhechtingsvernis
1.1.2.1 Type aanhechtingsvernis : DERBIPRIMER S
Een koude aanhechtingsvernis bestaande uit petroleumbitumen in koolwaterstofsolventen. Deze aanhechtingsvernis is speciaal ontworpen om de hechting van de membranen en de dichtingsproducten op basis van bitumen, op poreuze en absorberende ondergronden te verbeteren.
Technische karakteristieken
1.1.2.2 Plaatsing aanhechtingsvernis
Op een zuivere, droge en compatibele ondergrond ten belope van 0.2 à 0.5 l/m² volgens de ruwheid van de ondergrond en met behulp van een dakdekkersschraper, airlesspistool, rol of een asfalteerborstel. Het aanbrengen met behulp van een schrapper is toegelaten indien het overtollig product verwijderd wordt met een schuim(verf)rol. Elk teveel moet steeds verwijderd worden. Het werk zal onderbroken worden bij regenweer. De in te strijken oppervlakten zijn alle horizontale, hellende en verticale vlakken waarop een waterdichtingsmembraan zal geplaatst worden. Droogtijd : 3 tot 24 uur om de verdamping van de solventen in de vernis toe te laten (in functie van de klimatologische omstandigheden en de ondergrond).
1.2 Dampscherm
1.2.1 Type bitumineus dampscherm : RESIDEK P
Een membraan van 2,5 of 3 mm dat gebruikt wordt als dampscherm, samengesteld uit bitumen, gemodificeerd met elastomeerpolymeren (SBS). Dit mengsel wordt versterkt met een composiet glas / polyester wapening. Het membraan is langs de bovenzijde voorzien met talk, aan de onderzijde werd een PE-film aangebracht. Hierdoor kan de bevestiging van het
membraan mechanisch of gevlamlast gebeuren.
DIT MEMBRAAN MAG NIET GEBRUIKT WORDEN ALS DEFINITIEVE ÉÉNLAAGSE WATERDICHTING.
Technische eigenschappen
Dikte 2,5 of 3 mm
Wapening composiet glasvlies/polyester
Verwekingspunt ≥ 100°C
Koude buigbaarheid ≤ -16°C
Trekweerstand langs : 650 N/50 mm ; dwars : 500 N/50 mm ±
20%
Breukrek langs : 40% ; dwars : 40% ± 15%
Nagelscheurweerstand 150 N ± 25%
Waterdampdoorlatendheid 20000 μ
% gerecycleerde bitumen ± 30%
1.2.2 Plaatsing van dampscherm : vlamlassen
De rollen worden op de ondergrond naast elkaar gelegd met een overlapping van min. 8 cm vóór ze terug opgerold worden. Tijdens het uitrollen van het membraan de onderkant met de vlam verwarmen om deze vloeibaar te maken. Een vloeibare regelmatig bitumenrups dient aanwezig te zijn voor de rol. De overlappingen moeten steeds over de gehele breedte van 8 cm gevlamlast worden. De dwarse overlappingen dienen steeds 10 cm te bedragen. Een kleine hoeveelheid bitumen moet uit de overlapping vloeien.
1.3 Thermische isolatie
1.3.1 Type isolatie : polyisocyanuraat panelen RECTICEL EUROTHANE Bi4
De thermische isolatie zal uitgevoerd worden met platen in hard polyisocyanuraatschuim, met een volumegewicht in de kern van ± 30 kg/m³. De platen zijn aan beide zijden bekleed met een gebitumineerd glasvlies met nagenoeg geen bestrooiing. De platen hebben een technische goedkeuring en een CEN Keymark. Hierdoor zijn zij onderworpen aan een permanente kwaliteitscontrole uitgevoerd door een erkend organisme. De productie van deze isolatieplaten is gecertificeerd volgens ISO 9001:2015 en ISO 14001:2004.
Technische eigenschappen
Warmtegeleidingscoefficient lD: 0.026 W/mK Densiteit (volumegewicht in de kern) : ± 30kg/m³
Druktsterkte bij 10%vervorming
:
≥ 150 kPa (1.5kg/cm²) Vervorming onder specifieke drukbelasting:
≤ 5%Treksterkte loodrecht op oppervlaktes : ≥ 80 kPa Water absorptie op lange termijn : ≤ 2%
Reactie bij brand : Euroclass F
1.3.2 Plaatsing van de isolatie: met strepen ecologische schuimlijm DERBITECH FA
(*) Verboden indien de isolatie op een dampscherm van het type polyethyleen geplaatst is Ecologische, elastomerische schuimlijm geproduceerd met 45% snel hernieuwbaar materiaal, zonder solventen. De twee componenten schuimlijm wordt in een stap gemixt en geplaatst en dit met een gepatenteerd plaatsingssysteem.
Technische eigenschappen
Vlampunt ≥ 175°C
Droogtijd (aanraking) 4 - 8 minuten na het begin van de toepassing Plaatsing
Alle oppervlakken moeten schoon en droog zijn, vrij van alle vuil, stof, brokstukken, en andere vervuilende stoffen die ertoe kunnen leiden dat het oppervlak niet stevig of oneffen is. Verwijder met een cutter de voorgevormde uiteinden van de mengkop. Schroef een mengpijp op de mengkop. Plaats de koker in de gepaste spuitmachine. Breng het product in regelmatige strepen direct op de ondergrond aan. Vorm strepen van 0.7 cm tot 1.5 cm breed, met een onderlinge afstand van 30 cm, zodoende bereikt men de gepaste hoeveelheid voor een goede hechting van de isolatie. Plaats de isolatieplaat onmiddellijk in de nog vochtige lijm. De lijm mag geen vel vormen. Verwijder oneven oppervlakken om een goed contact tussen de isolatieplaten en de ondergrond te garanderen. Ongebruikt materiaal kan op een later tijdstip worden gebruikt door de koker af te sluiten met de bijgeleverde stoppen (in de vorm van een halve maan) en nadien een nieuwe mengpijp te gebruiken. Geen enkele oneffenheid van meer dan 2 mm zal toegestaan worden. De isolatiepanelen worden geplaatst met verspringende voegen en dicht aaneengesloten. De uitsnijdingen zullen zo juist mogelijk uitgevoerd worden. Voor metalen plooiplaten : de lengte van de panelen zullen loodrecht op de golven van de metalen plooiplaten geplaatst worden.
OF
1.3.3 Plaatsing van de isolatie : met strepen bitumineuze mastiek DERBISEAL S (*)
(*)Verboden indien de isolatie op een dampscherm van het type polyethyleen geplaatst is.
Een pasta op basis van door polymeerharsen gemodificeerde bitumen, de snelle hechting laat een zeer snelle dichting (verbinding) toe.
Technische eigenschappen
Volumemassa bij 20°C 1.1 - 1.2 kg/l
Droogextract 85% ± 5%
Vlampunt Pensky Martens ≥ 23°C
Viscositeit 120 - 187 Pa.s bij 20°C
Droogtijd (aanraking) 1 uur
Plaatsing
Snelhechtende mastiekstrepen aanbrengen met een luchtdrukpistool (worst van 3 kg) of een wormpomp (vaten van 30 kg) met aangepast mondstuk. Het aantal strepen per isolatiepaneel/strekkende meter zal aan de in-voege-zijnde windbelastingsnormen beantwoorden. De isolatiepanelen onmiddellijk in de vers aangebrachte strepen plaatsen en goed aandrukken.
Verbruik per streep : ± 150 g / lm
Dikte van de streep : ± 4 mm
Breedte van de streep : ± 30 mm
Geen enkele oneffenheid van meer dan 2 mm zal toegestaan worden. De isolatiepanelen worden geplaatst met verspringende voegen en dicht aaneengesloten. De uitsnijdingen zullen zo juist mogelijk uitgevoerd worden. Voor metalen plooiplaten : de lengte van de panelen zullen loodrecht op de golven van de metalen plooiplaten plaatsen.
1.4 Waterdichtingscomplex 1.4.1 Onderlaag
1.4.1.1 Type zelfklevend bitumineuze onderlaag : RESIDEK P VD
Een membraan van 2,5 mm dat gebruikt wordt als onderlaag, in combinatie met een gevlamlaste eindlaag, samengesteld uit bitumen gemodificeerd met elastomeerpolymeren (SBS). Dit mengsel wordt versterkt met een composiet glas / polyester wapening. Het membraan is langs de bovenzijde voorzien met talk en aan de onderzijde voorzien van
zelfklevende stroken die een optimale dampdiffusie garanderen. De langse overlappen aan de bovenzijde bedragen 10 cm en hebben een zelfklevende strook van 7 cm van de rand, om bij het vlamlassen van de overlap de isolatie te beschermen van de vlam.
DIT MEMBRAAN MAG NIET GEBRUIKT WORDEN ALS DEFINITIEVE ÉÉNLAAGSE WATERDICHTING.
Technische eigenschappen
Wapening polyester/glasvlies
Koude buigbaarheid ≤ -16°C
Trekweerstand langs : 600 N/50 mm ; dwars : 400 N/50 mm ±
20%
Breukrek langs : 30% ; dwars : 30% ± 15%
Nagelscheurweerstand ≥ 140 N
% gerecycleerde bitumen ± 15%
1.4.1.2 Plaatsing van de onderlaag : zelfklevend met gevlamlaste naden
De rol richten en afrollen op de ondergrond. De baan half omvouwen, deze weer ontrollen en de siliconenfilm verwijderen. De bewerking herhalen voor de tweede helft. De baan stevig aandrukken tijdens de bewerking. De volgende band richten met een langse overlapping van min 10 cm op de vorige baan. De baan zorgvuldig ontrollen en de siliconenfilm wegnemen. De baan correct aandrukken tijdens de bewerking en de overlapping met een drukrol aandrukken.
De dwarsoverlappingen zijn 10 cm breed en worden stevig aangedrukt.
De langsnaden zijn uitgerust met een zelfklevende strook "Flame stop" met een breedte van 2 cm. Deze dient om de onderliggende isolatielaag te vrijwaren van direct contact met de vlam tijdens het lassen. Vooraleer de overlappen worden toegebrand moet men er zich van
vergewissen dat de zelfklvende strook onderaan het bovenste membraan kleeft aan de PE folie op de bovenzijde van het onderste membraan en er een continue barriere wordt gevormd.
Daarna kunnen de langse overlappen worden gevlamlast over een breedte van 8 cm en aangedrukt met een pletrol.
De dwarsnaden moeten minstens 10 cm breed zijn en over de volledige breedte worden gevlamlast en aangedrukt. Een kleine hoeveelhied bitumen moet uit de naad vloeien.
1.4.2 Toplaag
1.4.2.1 Type bitumineuze waterdichtingslaag met leischilfers : RESIDEK TOP SLS FR
Een membraan van 3(*) of 4 mm, bestaande uit een composiet niet-geweven polyester en een glasvlies, doordrenkt en omhuld met een mengsel van specifieke bitumen, elastomeer copolymeren en een halogeenvrij brandwerend en milieuvriendelijk systeem. Binnen het membraan is de wapening gecentreerd in het middenvlak. Dit membraan heeft een oppervlakteafwerking met leischilfers. Langs de onderzijde heeft het membraan een polyethyleen wegbrandfolie.
Het dakafdichtingssysteem voldoet aan de klasse Broof (t1) conform de EN 13501-5 .
Deze dakbaan bestaat deels uit DERBITUMEN®, bitumen gewonnen uit gerecycled snijafval en oude bitumineuze dakbanen. Het productiebeheersysteem en de controle van het membraan heeft ISO 9002 en ISO 14001 certificaten.
ATG 3182
Technische eigenschappen
Dikte 3 & 4 mm*
Wapening composiet glasvlies/polyester
Gewicht wapening 170 g/m²
Verwekingspunt ≥ 110°C
Plooitemperatuur ≤ -22°C
Trekweerstand langs : 900 N/50 mm ; dwars : 700 N/50 mm ±
20%
Breukrek langs : 40% ; dwars : 40% ± 15%
Dimensionele stabiliteit ≤ 0,3%
Scheurweerstand bij spijker 150 N
Slagvastheid ≥ 1750 mm
Statische belasting ≥ 20 kg
Beschikbare kleuren licht grijs
% gerecycleerde bitumen ± 15%
*Het membraan met een dikte van 3mm moet altijd voorzien worden van een onderlaag (tweelaags waterdichtingssyteem) conform TV 215.
1.4.2.2 Plaatsing van de eindlaag : vlamlassen
De rollen worden op de ondergrond naast elkaar gelegd met een overlapping van min 8 cm vóór ze terug opgerold worden. Tijdens het uitrollen van het membraan, de onderkant met de vlam verwarmen om deze vloeibaar te maken. Een vloeibare regelmatige bitumenrups dient aanwezig te zijn voor de rol. De overlappingen moeten steeds over de gehele breedte van 8 cm gevlamlast worden. De dwarse overlappingen dienen steeds 15 cm te bedragen. Een kleine hoeveelheid bitumen moet uit de overlapping vloeien.
1.5 Waterdichtingsdetails
1.5.1 Afwerking van de dakranden en muuraansluitingen 1.5.1.1 Opstanden: plaatsing
De opstanden worden in volledige hechting gevlamlast. De waterdichtingsbekleding op de opstanden wordt afzonderlijk geplaatst van deze op het horizontaal gedeelte, zij wordt aan de basis van de overlappingen verbonden met een gevlamlaste overlap van min. 10 cm. De hoek van de opstand moet steeds twee diktes bedragen. De stroken worden in maximale breedte geplaatst die overeenkomt met de breedte van de rollen met een overlapping van 10 cm.
Opmerking
De opstanden moeten minstens 15 cm boven het afgewerkt niveau van het dak uitkomen, dit niveau wordt bepaald door de waterdichtheid of zijn eventueel ballast. Bij tegels op tegeldragers bedraagt de hoogte van de opstanden eveneens 15 cm, in dit geval gemeten vanaf de waterdichtheid.