• No results found

Tragische ontwikkelingen. Vijftig jaar Lampas en de Griekse tragedie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tragische ontwikkelingen. Vijftig jaar Lampas en de Griekse tragedie"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

50e jaargang nummer 3 september 2017

A M P A S

L tijdschrift voor classici

Lampas revisited

Een halve eeuw klassieke vernieuwing

(2)

L A M P A S

Tijdschrift voor classici

Jaargang 50 nummer 3, september 2017 Redactie

dr. Rutger Allan (Grieks, Vrije Universiteit Amsterdam), dr. Bert van den Berg (Antieke Filosofie, Universiteit Leiden), dr. Jan Willem Drijvers (Oude Ge- schiedenis, Rijksuniversiteit Groningen), drs. Aniek van den Eersten (redactie- secretaris; Universiteit van Amsterdam), dr. Mark Heerink (Latijn, Universiteit van Amsterdam en Vrije Universiteit Amsterdam), dr. Hugo Koning (Klassieke Talen, Stanislascollege Delft), drs. Suzanne Luger (Klassieke Talen, St. Ignatius- gymnasium Amsterdam, ILO/POWL, Universiteit van Amsterdam), dr. Stephan Mols (Klassieke Archeologie, Radboud Universiteit Nijmegen), drs. Kokkie van Oeveren (Klassieke Talen, St. Ignatius-gymnasium Amsterdam, Vrije Univer- siteit Amsterdam, VCN), dr. Remco Regtuit (Grieks, Rijksuniversiteit Gro- ningen), dr. Rodie Risselada (voorzitter; Latijn, Universiteit van Amsterdam), dr. Rolf Strootman (Oude Geschiedenis, Universiteit Utrecht).

Redactieadres

Redactiesecretariaat Lampas / Aniek van den Eersten Universiteit van Amsterdam – Opleiding GLTC Turfdraagsterpad 9, 1012 XT Amsterdam e-mail: lampas@verloren.nl

websiteadres: lampas.verloren.nl

Voor reacties op of ideeën over de inhoud van Lampas: lampas@verloren.nl Uitgever, administratie en abonnementen

Uitgeverij Verloren BV

Torenlaan 25, 1211 JA Hilversum telefoon 035-6859856

e-mail: bestel@verloren.nl websiteadres: www.verloren.nl Lampas verschijnt vier keer per jaar.

Prijzen voor 2017: Jaarabonnement € 42,–; Studentenabonnement € 25,– (stuur a.u.b. een kopie van de collegekaart naar de uitgever); Abonnement voor instel- lingen en bibliotheken € 56,–; Losse nummers € 15,–

Betaling gaarne binnen 30 dagen na toezending van een rekening door de uit- gever. Abonnementen worden aangegaan voor een jaargang en automatisch verlengd, tenzij bij opgave uitdrukkelijk anders wordt aangegeven. Opzegging dient te geschieden bij de uitgever vóór ingang van de nieuwe jaargang, dus vóór 1 januari van het nieuwe jaar.

Op het omslag: Januskop, Vaticaans Museum, Rome. Bron: WikiCommons.

ISSN 0165-8204 ISBN 978-90-8704-692-7

(3)

Tragische ontwikkelingen

Vijftig jaar Lampas en de Griekse tragedie

Ineke Sluiter

1 Inleiding

De oprichting van Lampas hing rechtstreeks samen met de invoering van de Mammoetwet en de grote veranderingen in het onderwijs in de Klassieke Ta- len die dat met zich meebracht. Leraren in het voortgezet onderwijs zouden niet langer vele uren per week tot hun beschikking hebben met vrijwel uitslui- tend aandacht voor taalbeheersing en vertalen. Terwijl de urentabel daalde, werd de taak van de docent uitgebreid: hij of zij zou een rijker en vollediger beeld van de klassieke Oudheid moeten bieden. Reflectie werd een trefwoord:

reflectie op taal, literatuur en cultuur, alles met als achtergrond de verrijkende werking op de leerlingen van de confrontatie van ‘het eigene en het vreemde’.

Dit soort uitgangspunten van ons vakgebied wordt nog steeds breed onder- schreven en is nog eens bevestigd in het laatste Verkenningsrapport ‘Het ge- heim van de Blauwe Broer’.

Lampas werd van meet af aan geconcipieerd als een manier om de docenten daarbij van dienst te zijn en de banden tussen voortgezet en hoger onderwijs te versterken.1 Bij de vijftigste verjaardag mogen we vaststellen dat die op- zet er nog steeds is. Tot op de dag van vandaag proberen wetenschappers de meest recente inzichten uit hun vakgebieden dusdanig te presenteren dat do- centen en gevorderde leerlingen er iets mee zouden moeten kunnen. Dat lukt vermoedelijk de ene keer beter dan de andere, maar het feit dat er een blad als Lampas bestaat, mogen we beslist koesteren als een belangrijke pijler van de Nederlandse bestudering van de klassieke Oudheid. Lampas wordt zelfs door de specialisten die meetinstrumenten maken om wetenschappelijke kwaliteit te beoordelen als schoolvoorbeeld beschouwd van een zogenaamde ‘hybride’

publicatie, dat wil zeggen een publicatie die tegelijkertijd verschillende typen publiek bedient: collega-wetenschappers, docenten, leerlingen – en eventueel zelfs de geïnteresseerde leek.2

1 Zie Sicking (1968-1969a) en Kroon en Sluiter (2010).

2 Voor een beschrijving van kwaliteitsindicatoren op het gebied van onderzoek naar de klassieke Oudheid, zie de website over ‘quality and relevance in the humanities’: www.qrih.nl/nl/profie- len/klassieke-oudheid-studies; voor de verwijzing naar Lampas als ‘best practice’ van hybride pu-

(4)

Lampas is dus een doorgeefluik, en de antieke tragedie is door haar centra- le positie zowel in het vakgebied als (daarom) ook in het onderwijs, een ide- aal terrein om te laten zien wat er dan wel niet doorgegeven moest worden.

Vijftig jaar Lampas over de Griekse tragedie lezen is ongelofelijk instructief voor wat onze Nederlandse canon van het Griekse drama is, voor hoe zich de veronderstellingen over de voorkennis van de lezer hebben ontwikkeld, maar vooral ook voor de ontwikkelingen in de studie van de Griekse tragedie zelf.

Verder kun je er nog iets anders aan laten zien. Wat zich ook aan ontwikke- lingen in de geesteswetenschappen, of zelfs in de wetenschap in het algemeen voordoet: als het enigszins mogelijk is zal iemand die gaan toepassen op het materiaal uit de klassieke Oudheid. Daar zijn goede redenen voor: veel men- sen kennen dat materiaal en er is een lange traditie van het bestuderen ervan.

Als zo’n nieuwe benadering juist bij deze stof nieuwe inzichten oplevert, dan heb je waarschijnlijk echt iets interessants te pakken. De klassieken funge- ren dus vaak als laboratorium van geesteswetenschappelijk en sociaal-weten- schappelijk onderzoek. Maar daarmee laat zich dus in zekere zin ook een klei- ne wetenschapsgeschiedenis schrijven aan de hand van de artikelen die in de loop van die vijftig jaar over de tragedie in Lampas verschenen zijn.

2 Lampas, tragedie en scholen

Eerst maar die canon: het is duidelijk dat de keus voor de stukken waarover geschreven werd sterk mede bepaald werd door wat er op school gelezen werd en wordt. Een belangrijke incisie wordt wat dat betreft gevormd door de inrichting van de nieuwe eindexamens met een vaste auteur en/of tekst.

Vanaf de jaren ’70 werden er wel al centraal schriftelijke eindexamens afge- nomen, maar het nieuwe regime ging in vanaf 1990. De eindexamens die voor Grieks een tragedie als onderwerp hadden, correleren sterk met het aantal Lampas-artikelen over die tragedie.3 Van de 68(!) artikelen die er sinds 1967 gewijd zijn aan de Griekse tragedie, gaan er telkens één of twee (en die zijn vaak ‘vroeg’) over teksten als Aeschylus’ Agamemnon, Euripides’ Alcestis, Troades (CSE 2004), Hercules Furens, Ion en Iphigenia in Aulis; drie over Sophocles’ Oedipus Tyrannus (CSE 2013), Euripides’ Andromache, Phoenis- sae, en Hippolytus (CSE 2007). Maar de toppers zijn een handvol stukken, die zonder uitzondering examenstof vormden: vijf artikelen gaan over Euripides’

Electra (CSE 2017), zes over Sophocles’ Electra (CSE 1994), zeven over Eu-

blicatie, zie www.qrih.nl/nl/sep-evaluatie/case-studies/12-nederlands/sep-evaluatie/61-lampas-als- hybride [beide voor het laatst geraadpleegd op 3 april 2017].

3 In 1991 Euripides’ Medea; 1994 Sophocles’ Electra; 1997 Sophocles’ Antigone; 2000 Euripides’

Bacchae; 2004 Euripides’ Troades; 2007 Euripides’ Hippolytus; 2010 Sophocles’ Oedipus Tyrannus;

2013 Euripides’ Medea; 2017 Euripides’ Electra.

(5)

334 Lampas 50 (2017) 3

ripides’ Bacchae (CSE 2000), en de kopgroep wordt gevormd door de twee maal negen bijdragen die gewijd werden aan Euripides’ Medea (CSE 1991;

2013) en Sophocles’ Antigone (CSE 1997). De invloed van de scholen blijkt bijvoorbeeld ook uit het feit dat het leuke stuk over de Iphigeneia in Aulis door Annette Harder voortkwam uit haar werk aan een schoolcommen- taar op dat stuk:4 dat plan werd ingehaald door de examenhervorming en is om die reden niet verder uitgevoerd. Verder is er in tal van stukken sprake van werk dat is voortgekomen uit onderwijs, bijvoorbeeld een zomercursus (Bremer 1971) en natuurlijk in de laatste jaren de themanummers naar aanlei- ding van de eindexamens, vaak eerder uitgesproken als lezing bij een Nazomer- conferentie.5

De kampioen onder de auteurs over dit thema is dezelfde man die ook het algemeen klassement van Lampas-auteurs aanvoert: Chris Sicking, een van de oprichters van het blad (acht artikelen). Maar hij moet die ereplaats delen met een tragedie-specialiste onder de Nederlandse classici: Marietje van Erp Taal- man Kip, en zij worden op de voet gevolgd door Jan-Maarten Bremer (zes artikelen).6

Opvallend is dat het in de eerste jaren kennelijk niet nodig werd gevonden om geciteerde passages te vertalen.7 Daarentegen werd er in de eerste jaren wel aandacht besteed aan algemene werken over de Griekse tragedie of aan het bestuderen van een toneeltekst.8 Dat klopt trouwens ook met de nieuwe aandacht in die tijd voor literatuurwetenschappelijke inzichten in de bestu- dering van de klassieke literatuur in het algemeen. Maar ook verder kun je vanaf de eerste nummers het parcours van de wetenschappelijke ontwikke- lingen terugvinden in de Lampas-bijdragen. Die vertegenwoordigen het hele scala aan benaderingen dat we ook in de internationale literatuur terugvin- den.9 Er wordt aandacht besteed aan theaterwetenschap, performance, rea- ders’ response; aan de vorm van de tragedie, bijvoorbeeld de metriek; aan de talige vorm van dit literaire genre, waarbij de belangstelling uiteenloopt van partikelgebruik via retorica (gebruik van exempla) tot en met de talige midde- len om aan karakterisering te doen;10 aan de relatie met iconografie, materiële cultuur, muziek; aan Nachleben, bijvoorbeeld bij Wagner; en aan vertalingen.

4 Harder (1986: 31 n. 7).

5 Bremer (1971: 164); een voorbeeld van meerdere bijdragen over één tragedie is Lampas 46.1 (2013) met vier stukken over Euripides’ Medea, of het voorlaatste nummer (50.1, 2017) met drie stukken over Euripides’ Electra.

6 Een auteursindex, chronologische index en thematische index van 50 jaargangen Lampas is te vin- den op de Lampas website: lampas.verloren.nl/over-lampas.

7 Zie bijvoorbeeld Sicking (1969-1970) in een stuk over de Alcestis.

8 Sicking (1968-1969b); Bremer (1971), met toepassing op de Antigone; Oranje (1975); een dergelijk overzicht is later nog eens verzorgd door Caspers (2009).

9 Voor vergelijkbare observaties, zie de bijdragen van De Jong en van Gerbrandy elders in dit num- mer van Lampas.

10 Van Emde Boas (2017).

(6)

Een boeiende serie artikelen houdt zich bezig met hoe theaterteksten kunnen functioneren als ingang in de waarden, normen, ideeën, concepten, emoties en psychologie van de vijfde-eeuwse Atheners; enkele daarvan bespreek ik kort nader.

3 Tragedie als ingang tot de antieke gedachtenwereld

Omdat tragedie ons mensen voorschotelt, die in allerlei problemen verwik- keld zijn en die we in actie en interactie zien, ligt het voor de hand dat we ons als toeschouwer op een of andere manier in die personages verplaatsen. We voelen met ze mee, we denken ze al dan niet te begrijpen, we vragen ons af wat ze beweegt. Al in de eerste jaargangen van Lampas wijst Sicking in enkele sterke artikelen op de noodzaak om voor een beter begrip van de oorspron- kelijke effecten van deze stukken op de vijfde-eeuwse Atheners niet zomaar van ons eigen begrippenkader uit te gaan, maar de problematiek te plaatsen in een historisch te reconstrueren wereld van waarden, normen en begrippen. In de Alcestis levert dat een genuanceerde evaluatie op van de houding van Phe- res, de vader die er geen zin in heeft om voor zijn zoon te sterven en die dat klusje overlaat aan zijn schoondochter. Weliswaar is de continuïteit van ge- slacht en burgerij belangrijk, maar een individu heeft ook een eigen levenswil.

‘Niemand heeft in dit stuk volkomen ongelijk’, schrijft Sicking, ‘ook Pheres niet’.11 En hij nuanceert ook het offer van Alcestis: volgens hem sterft die niet uit een (modern opgevat) gevoel van liefde, maar op grond van de normen die het leven van de vrouw lager waardeerden dan dat van de man. We moeten het eigen referentiekader van Euripides onderzoeken om scherp te krijgen wat er in zo’n stuk eigenlijk aan de hand is. De frase ‘niemand heeft volkomen on- gelijk’ klinkt door in een van Sickings bekendste artikelen: ‘Het gelijk van Ja- son’, een vergelijkbare exercitie over de manier waarop φιλία correct gestal- te krijgt voor Atheense mannen en vrouwen, waardoor de koele opportunist Jason misschien toch op meer weerklank kon rekenen onder het toenmalige publiek dan tegenwoordig.

Personages waarop moeilijk grip te krijgen is, vormen ideale onderzoeks- onderwerpen. Annette Harder probeert het gedrag te doorgronden van de Iphigeneia-figuur in Iphigeneia in Aulis: Iphigeneia beleeft daarin een razend- snelle transformatie van enigszins huilerige smekeling tot offerbereide heldin.

Aristoteles vond het niets. Harder komt met een ingenieuze lezing waarin plotselinge veranderingen van houding een Leitmotiv blijken in het stuk. De al even plotselinge transformatie bij monde van Agamemnon van de aanvan- kelijk negatief gewaardeerde Trojaanse oorlog tot een zaak van staatsbelang is eveneens belangrijk. Iphigeneia kan zich eenvoudigweg door deze retorische

11 Sicking (1969-1970: 327).

(7)

336 Lampas 50 (2017) 3

manoeuvre laten leiden: zonder dat zij per se in de aangevoerde argumenten gelooft, kan zij de situatie in het Griekse kamp redden. Als niemand zijn ver- antwoordelijkheid wil nemen, dan zij maar. Interessant is dat Harder op het standpunt staat dat psychologische waarschijnlijkheid en consistentie hier minder belangrijk zijn dan Euripides’ verkenning van bepaalde motieven, zo- als het menselijk offer en wisselvalligheid en het (schijnbaar) van mening ver- anderen. Dat kan Aristoteles in zijn zak steken. Het stuk past in een periode waarin enige argwaan tegen psychologisering aan de orde was.

André Lardinois (2008) past een gender-perspectief toe op Euripides’ Phae- dra en stelt de vraag of zij nu typisch als vrouw geportretteerd wordt. Als vrouw? Als niet-man? Of als mens? Bij de eerste opvatting past de nadruk op kinderen, familie en huwelijk. Bij de tweede heb je te maken met de vrouw als Ander en met de cultureel bepaalde begrippen man/vrouw. Lardinois conclu- deert uiteindelijk dat Phaedra in het stuk vooral als mens benaderd wordt – al is er één belangrijke uitzondering: Hippolytus kan haar niet anders zien dan als ‘vrouw’. En dat zegt wellicht meer over hem dan over haar.

Op dit moment is er een duidelijke invloed van studies naar emoties in de antieke wereld en van de cognitiewetenschappen. Dat zijn vormen die ‘psy- chologisering’ weer salonfähig maken, maar er iets steviger handvatten aan trachten te geven. De studie naar antieke emoties gaat ervan uit dat de basis- emoties weliswaar in onze ‘hardware’ verankerd liggen, maar dat de manier waarop die emoties worden uitgedrukt en worden verbonden met waarden, cultureel en historisch bepaald is.12 Ook laat een hele serie studies zien dat de terminologie voor waarden en emoties zorgvuldig gecontextualiseerd moet worden en niet één-op-één correspondeert met onze termen en wat daardoor wordt afgedekt. De cognitiewetenschappen gaan er eveneens vanuit dat het functioneren van ons brein tegenwoordig niet wezenlijk anders is dan in de klassieke Oudheid. Als we onderzoeken hoe mensen informatie verwerken en hoe ze functioneren in sociale groepen, zullen de resultaten daarvan ook relevantie hebben voor de studie van de Oudheid. Dat leidt dan bijvoorbeeld tot een poging langs wegen van ‘mindreading’ de gedachtengang van het per- sonage Medea tot het eind toe te volgen.13

4 Binnenkort in dit theater

Wat gebeurt er op dit moment in de wetenschap, dat wil zeggen: wat mag u binnenkort in Lampas verwachten? Ik beperk me tot één nieuwe ontwikke-

12 Zie bijvoorbeeld het werk van Cairns en Nelis (2017); Chaniotis (2012); Chaniotis en Ducrey (2013); Konstan (2006).

13 Sluiter, Corthals, Van Duijn en Verheij (2013). Oxford University Press is een serie ‘Cognitive Classics’ gestart (eds. Felix Budelmann en Ineke Sluiter). Zie verder de recent opgezette website:

cognitiveclassics.blogs.sas.ac.uk.

(8)

ling: de rol van objecten, al dan niet aanwezig en zichtbaar, en van rekwisie- ten. Het gaat daarbij vooral om de cognitieve en emotionele effecten van deze objecten en dus om de relaties die ze aangaan met de mens, zowel de perso- nages als de toeschouwer. Deze benadering is dus een ontwikkeling van de laatstgenoemde in paragraaf 3. Objecten beïnvloeden ons denken, bijvoor- beeld doordat ze ons aan iets of iemand herinneren, of doordat ze symbolisch of affectief geladen zijn. Mens en ding kunnen ook helemaal met elkaar ver- knoopt raken. Ik bespreek kort vier voorbeelden: de urn in Sophocles’ Elec- tra; de boog in Sophocles’ Philoctetes; de thyrsus in Euripides’ Bacchae; en ik eindig natuurlijk met een λαμπάς.

4.1 De urn van Orestes

Een vast voorbeeld in de literatuur is de urn die zogenaamd de as van Ores- tes bevat en die de adressaat wordt van de jammerklachten van Electra in Sophocles’ Electra.14 De urn is een zichtbaar object waar als het ware menta- le beelden overheen geprojecteerd raken: Electra kan hem aanspreken als ὦ κασίγνητον κάρα, ‘o broederlijk hoofd’ (1164). Het is dus alsof ze het hoofd van haar broer vasthoudt, zij ziet mogelijk dat hoofd voor zich in de vorm van de urn. De urn helpt in het bovenbrengen van herinneringen, en hij heeft een rol in het opzetten van redeneringen en van het oplossen van problemen;

hij staat voor Orestes’ dood, is één van de talloze verwijzingen naar begra- ven en een graf in het stuk, maar is ook de materiële representant van bedrog en wraak. Hij creëert enorme gevoelens van opluchting bij Clytaemnestra en acute rouw bij Electra.

4.2 De boog van Philoctetes

De boog van Philoctetes is een ander voorbeeld. Anne-Sophie Noel, die de affectieve relaties tussen mens en ding bestudeert, bespreekt hoe cruciaal dat object is in de Philoctetes van Sophocles.15 Hij staat voor Philoctetes’ identiteit (en het belang van wat Philoctetes ‘bezit’ wordt nog eens bevestigd door de etymologie van zijn naam: Philo-ctetes ‘verknocht aan zijn bezit’). Hij staat voor zijn verleden als makker van Heracles, en dus ook voor de geschiedenis van Heracles zelf. Hij is het enige dat Philoctetes in leven houdt (met de niet ongebruikelijke woordspeling βιός/βίος). In Philoctetes’ huidige miserabele omstandigheden dient hij als wandelstok, en is dus als het ware een verleng- stuk van zijn lichaam geworden, een prothese. En Philoctetes kan tegen zijn boog praten en zingen (bijvoorbeeld in 1123-1131, met de aanspreekvorm

14 Chaston (2010: 131-177); de bespreking is aan Chaston ontleend; zie ook Mueller (2016: 111- 133).

15 Noel (2016), aan wie ik de volgende bespreking ontleen. Zie ook Mueller (2016: 38-40).

(9)

338 Lampas 50 (2017) 3

τόξον φίλον). Als hij zijn boog toezingt, dicht hij die ook gezichtsvermogen toe (ὁρῶν, 1126; ὁρᾷς, 1130). Maar Noel wijst vooral op het belang van het fy- sieke contact met de boog: het vasthouden en aanraken ervan.

Dat past in de nieuwste ideeën over cognitie, namelijk dat het daarbij niet al- leen gaat om redeneren en nadenken, maar dat cognitie veel ruimer moet wor- den gezien. Zogenaamde ‘4-E cognitie’ spreekt over ‘embodied’, ‘embedded’,

‘extended’ en ‘enactive’ cognitie. De vier categorieën overlappen en zijn niet steeds goed te onderscheiden, maar allemaal leggen ze nadruk op de verwe- venheid van cognitie en lichamelijkheid, context, en performativiteit: ‘weten’

is vaak een kwestie van (fysiek) ‘doen’, in een bepaalde context en met bepaal- de hulpmiddelen, die als het ware het verlengde vormen van ons lichaam en brein.16

Philoctetes houdt voortdurend haptisch contact met zijn boog (Noel wijst op de frequentie van termen voor aanraken, zoals θιγγάνειν, ψαύειν, ἐπιψαύειν, βαστάζειν, en het noemen van de ‘hand’ (χείρ)). Mueller biedt de relevante toevoeging dat Neoptolemus pas overstag lijkt te gaan als hij op zijn beurt de boog in handen heeft.17 Rekwisieten kunnen dus zelf een soort ac- teurs worden, die mensen dingen laten doen, die veroorzaken of daartoe aan- leiding geven.

4.3 De thyrsus van de Bacchanten

Wat we zien op het toneel en wat we ons voorstellen en verbeelden (dus voor ons geestesoog zien) hoeft niet helemaal samen te vallen, maar kan wel een heel krachtig gecombineerd effect opleveren. Verschillende geleerden hebben de cognitieve rol van de thyrsus in Euripides’ Bacchae bestudeerd.18 Dat is dus iets anders dan het onderzoek naar de materiële aspecten van zo’n object.

Die zijn vanzelfsprekend relevant, want vorm, materiaal en dergelijke dragen uiteraard bij tot de effecten en rollen van objecten. Zulk onderzoek moet dus vooraf gaan aan de cognitieve benadering.

De thyrsus is een staf (van hout of riet) met een kop of knop gevormd door een dennenappel. Hij neemt een prominente plaats in in de Bacchae en wordt steeds omineuzer naarmate het stuk vordert. Het is om te beginnen eenvou- digweg een kenmerk van de uitdossing van de Bacchanten. Wanneer hun gedrag beschreven wordt, blijkt de thyrsus krachtige, toverstaf-achtige ei- genschappen te bezitten. Als de Bacchanten ermee tegen rotsblokken slaan, komen daar stromen van melk en honing uit. Maar op het moment dat ze zich bedreigd voelen, wordt de thyrsus getransformeerd tot een geducht wapen,

16 Menary (2010).

17 Mueller (2016: 38-39) noemt de boog een ‘haptic actor’.

18 Kalke (1985), opmerkelijk vroeg voor deze benadering; gebruikt dan ook geen cognitieve termi- nologie; Chaston (2010: hoofdstuk 3); Henkes (2015); de bespreking is met name ontleend aan Kalke en Henkes.

(10)

waarmee ze hun tegenstanders kunnen doorboren en verwonden. Deze span- ningsboog van positief naar negatief vindt zijn culminatie in het laatste beeld dat wij krijgen van de thyrsus, en dat ook letterlijk op het toneel te zien is: de staf van Agave met daarop gespietst het hoofd van haar zoon Pentheus. Daar- mee is ook de transformatie van Pentheus zelf compleet. Van de vijand van Dionysus is hij eerst door het ingrijpen van de god veranderd in een mentaal verbijsterde would-be Bacchant, en hier eindigt hij fysiek als onderdeel van een thyrsus, met zijn hoofd op de plaats van de dennenappel-knop: Pentheus is in het symbool van de god veranderd. Dit object, dit rekwisiet, de thyr- sus, die we deels op het toneel zien en deels geacht worden ons voor te stel- len wanneer we de rapporten horen over de activiteiten van de maenaden op de heuvels van de Cithaeron, versterkt dus krachtig de lijn van het stuk. Zelfs als we niet bewust uitformuleren dat Pentheus een thyrsus is geworden, komt het beeld toch binnen.

4.4 Van ‘de tragedie in Lampas’ naar ‘λαμπάς in de tragedie’!

Fakkels, λαμπάδες, zijn uiteraard zelf ook objecten. Hoe zit het daarmee in de Griekse tragedie? Heel vaak komt het lexeem niet voor: 17x in Euripides, 4x in Sophocles, en naar verhouding nog het meest in Aeschylus: 14x. Vaak gaat het om positief of negatief geladen metaforisch gebruik: positief, als de ‘fak- kels van de zon’ weer over het huis lichten;19 of negatief en destructief, als de

‘fakkels van de bliksem’ toeslaan.20 Soms gaat het ‘gewoon’ om een fakkel.21 Bij Aeschylus wordt de term een paar maal gebruikt in verband met het fa- meuze vuurbaken-signaal.22 Maar daarnaast gaat het om het gebruik van fak- kels en vuur in rituelen, en speciaal om de huwelijksfakkel: Creusa herinnert zich in de Ion dat haar huwelijk niet gepaard ging met fakkels en dans (οὐχ ὑπὸ λαμπάδων οὐδὲ χορευμάτων | ὑμέναιος ἐμός, 1474-1475).23

In de Medea komt dat facet een paar keer terug: in vers 1027, in haar

‘great speech’, spreekt Medea tot haar kinderen, die ze nooit zal zien trou- wen, van wie ze nooit de vrouw en het huwelijksbad en -bed zal bewonde- ren, en voor wie ze nooit de huwelijksfakkel hoog zal houden (λαμπάδας ...

ἀνασχεθεῖν). Ze heeft dan allang Jason in de luren gelegd met haar voorge- wende meegaandheid. Ze had hem natuurlijk juist moeten helpen in zijn nieu- we huwelijksplannen, zegt ze: naast het huwelijksbed had ze moeten willen staan en met plezier zijn nieuwe vrouw helpen verzorgen (ᾗ χρῆν μετεῖναι τῶνδε τῶν βουλευμάτων | καὶ ξυμπεραίνειν καὶ παρεστάναι λέχει | νύμφην τε

19 Euripides, Ion 1467; ook neutraler ἡ ’πιοῦσα λαμπὰς ... θεοῦ, ‘de komende fakkel van de god (Helios)’, dat wil zeggen de komende dag.

20 Bijvoorbeeld Euripides, Supplices 1011; Phoenissae 1121; Bacchae 594.

21 Euripides, Orestes 1573.

22 Bijvoorbeeld in Aeschylus, Agamemnon 8 en 28.

23 Vergelijk Euripides, Helena 638, 723.

(11)

340 Lampas 50 (2017) 3

κηδεύουσαν ἥδεσθαι σέθεν, 886-888). Wat ze voor Glauke wél zegt te willen doen, zal ze voor haar eigen kinderen nooit kunnen. De vorm die die hulp aan Glauke aanneemt is bekend: ze stuurt haar een erfstuk van haar vader Helios (993) als bruidsgeschenk: het verderfelijke cadeau van de vergiftigde kroon en jurk (peplos). Ze duidt die geschenken aan als φέρνας (956), wat we gewoon- lijk interpreteren als ‘bruidsgeschenk’, bij uitbreiding van de normale beteke- nis ‘bruidsschat’, dat wil zeggen datgene wat de bruid meekrijgt in het huwe- lijk. In haar commentaar merkt Judith Mossman op dat het vreemde gebruik van dit woord er ofwel op wijst dat Medea op ongezonde wijze in dit nieuwe huwelijk geïnvolveerd is (wat overigens ongetwijfeld het geval is), ofwel dat φέρνας erop kan wijzen dat het om de bruidsschat van Medea zelf zou gaan, datgene wat zij heeft meegekregen van vaderszijde. Een beetje alsof ze haar eigen bruidsjurk aan Glauke schenkt.24

Met in het achterhoofd het belang van rekwisieten, zichtbaar op het toneel of te zien met ons geestesoog, en met het verhaal over de thyrsus als directe parallel, levert dit alles een fascinerende nieuwe mogelijkheid op voor de in- terpretatie van het uiteindelijke gruwelijke lot van prinses Glauke. De bode vertelt het ons, in een meeslepend en afstotend verhaal. De aankomst van de kinderen veroorzaakt grote vreugde onder de aanwezigen in het huis van de bruid (νυμφικοὺς δόμους, 1137; ook dat klinkt alsof de bruiloft al aan de gang is) – alleen Glauke vindt het niets, maar die wordt door Jason, haar nieuwe πόσις (1153), tot andere gedachten gebracht. Zij trekt de geschenken zo snel mogelijk aan en wordt dan vreselijk onwel. Een stroom van vuur vreet zich een weg vanuit het gouden diadeem om haar hoofd en het kleed bijt zich vast in haar vlees. Ze springt op en begint in paniek rond te rennen en met haar haar te schudden om de krans kwijt te raken. Maar die zit rotsvast en al dat zwaaien laat het haar alleen maar verder oplaaien. Alle termen die hier vallen roepen gemakkelijk associaties op met een fakkel: πυρουμένη (1190), σείουσα (1191), ἐλάμπετο (1194).25 Glauke verandert voor onze ogen (aangezien het een verhaal betreft: voor ons geestesoog) in een levende huwelijksfakkel. Me- dea heeft haar in een geperverteerde huwelijksceremonie betrokken, waarin twee huwelijken hun definitieve einde vinden.26

5 Anchoring Innovation

De gruwelijke gebeurtenissen in de Medea zijn ongeschikt om een feestelijk

24 Zie ook Mueller (2001) voor een analyse van het geschenk van Medea als de perfecte wraak voor een mislukt huwelijk.

25 λάμπεσθαι is uiteraard etymologisch verwant met λαμπάς. Hoewel σείω meestal als object een wapen heeft, ofwel, zoals hier, ‘haren’, kan het ook gebruikt worden voor het zwaaien met een fakkel: Aristophanes, Pax 960. Het verband met -πυρ- is evident.

26 Mueller (2001: 492).

(12)

artikel mee te beëindigen. Vandaar dat ik nog één andere ontwikkeling aan- kondig, die ongetwijfeld zal leiden tot Lampas-publicaties, ook over de tra- gedie: het grote OIKOS-onderzoek onder de titel ‘Anchoring Innovation’.27 De kerngedachtes van deze onderzoeksagenda zijn allereerst dat innovatie niet alleen maar een kwestie is van technologie, geneeskunde of bèta-weten- schappen, maar dat zij zich in alle domeinen van de maatschappij kan voor- doen. En ten tweede dat geslaagde innovatie (dat wil zeggen: acceptatie van

‘nieuwe’ ideeën, objecten, technieken of praktijken) pas tot stand komt als datgene wat zich als ‘nieuw’ voordoet effectief ‘geankerd’ wordt, verbonden raakt met wat voor de relevante sociale groep vertrouwd is. De Griekse tra- gedie levert op allerlei manieren casuïstiek voor deze gedachte. Om maar de meest voor de hand liggende voorbeelden te noemen: de tragedie is een nieuw genre, zeker, maar wel een dat allerlei vertrouwde vormen incorporeert, van epische vertelling, tot iambische uitwisseling, tot lyrische passages. Zij behan- delt in een vorm van ‘creatief anachronisme’ issues die relevant zijn voor het publiek, maar localiseert die in het mythische verleden. De frequente praktijk van aetiologie is een schoolvoorbeeld van ‘anchoring’: waar komt een bepaald fenomeen vandaan? Er wordt een mythisch begin gecreëerd.

Zonder twijfel zullen de Lampas-lezers in de nabije toekomst geconfron- teerd worden met producten van onderzoek die voortkomen uit deze bena- dering. Maar al die tijd zal Lampas zelf het anker vormen waarmee we al die nieuwe gedachten een plaats geven in de groep lezers die er hier toe doet: de Nederlandse classici.

6 Slot

De perspectieven voor de toekomst zijn zonnig. De Griekse tragedie zal on- getwijfeld in enige vorm deel blijven uitmaken van de eindexamens in de klas- sieke talen, zolang die er zijn. Dat betekent dat de universitaire classici zich zullen moeten blijven beijveren om hun collega’s in het voortgezet onderwijs in te lichten over de laatste ontwikkelingen in het vakgebied. En gezien de openheid van het genre voor experimenten met een grote variëteit aan bena- deringen, levert dat ongetwijfeld stof voor minstens nog vijftig jaar. Laten we dat hopen!

GLTC, Universiteit Leiden Doelensteeg 16; postbus 9515 2300 RA Leiden i.sluiter@hum.leidenuniv.nl

27 Zie Sluiter (2017) en de website www.ru.nl/oikos/anchoring-innovation/anchoring-innovation/

[laatst geraadpleegd op 3 april 2017].

(13)

342 Lampas 50 (2017) 3

Bibliografie

Bremer, J.M. 1971. ‘Hoe bestudeert men een toneeltekst?’, Lampas 4, 156-168.

Cairns, D. en D.P. Nelis (eds). 2017. Emotions and the Classical World. Methods, approaches, directi- ons, Stuttgart.

Caspers, C.L. 2009. ‘Signalementen. Attisch drama in het laatste kwart van de vijfde eeuw. Literatuur- geschiedenis en literatuur-theorie’, Lampas 42, 73-78.

Chaniotis, A. (ed.). 2012. Unveiling Emotions. Sources and methods for the study of emotions in the Greek world, Stuttgart.

Chaniotis, A. en P. Ducrey (eds). 2013. Unveiling Emotions 2. Emotions in Greece and Rome. Texts, images, material culture, Stuttgart.

Chaston, C. 2010. Tragic Props and Cognitive Function. Aspects of the function of images in thinking, Leiden/Boston.

Emde Boas, E. van. 2017. ‘De karakterisering van Electra. Een taalkundige benadering’, Lampas 50, 17-36.

Harder, M.A. 1986. ‘Iphigeneia: naïef, narcotisch of normaal?’, Lampas 19, 21-33.

Henkes, L. 2015. Van rekwisiet tot machtssymbool. De functie van de thyrsus in Euripides’ Bacchae, ongepublubiceerde bachelorscriptie, Universiteit Leiden.

Kalke, C.M. 1985. ‘The Making of a Thyrsus. The Transformation of Pentheus in Euripides’ Bacchae’, The American Journal of Philology 106, 409-426.

Konstan, D. 2006. The Emotions of the Ancient Greeks. Studies in Aristotle and classical literature, Toronto/Londen.

Kroon, C. en I. Sluiter. 2010. Het Geheim van de Blauwe Broer. Eindrapport van de Verkenningscom- missie Klassieke Talen, Leiden/Enschede.

Lardinois, A.P.M.H. 2008. ‘Euripides’ Phaedra. Vrouw of mens?’, Lampas 41, 287-301.

Menary, R.A. 2010. ‘Introduction to the special issue on 4E cognition’, Phenomenology and the Cog- nitive Sciences 9, 459-463.

Mossman, J. 2011. Euripides’ Medea, edited with an introduction, translation and commentary, Ox- ford.

Mueller, M. 2001. ‘The language of reciprocity in Euripides’ Medea’, American Journal of Philology 123, 471-504.

Mueller, M. 2016. Objects as Actors. Props and the poetics of performance in Greek tragedy, Chicago.

Noel, A.-S. 2016. ‘Love is in the Hands. Affective relationships with objects in votive dedications’, Center for Hellenic Studies Research Bulletin 4.2 [www.chs-fellows.org/author/asnoel].

Oranje, H. 1975. ‘Een theorie van de handelingsaspekten in het drama’, Lampas 8, 237-247.

Sicking, C.M.J. (Commissie Modernisering Leerplan). 1968-1969a. ‘De doelstellingen van het onder- wijs in Grieks en Latijn op gymnasia en gymnasiale afdelingen van lycea’. Lampas 1, 62-79.

Sicking, C.M.J. 1968-1969b. ‘Recensie van G.F. Else, The Origin and Early Form of Greek Tragedy (1965)’, Lampas 1, 5-23.

Sicking, C.M.J. 1969-1970. ‘Euripides’ Alkestis’, Lampas 2, 322-340.

Sicking, C.M.J. 1989. ‘Het gelijk van Jason’, Lampas 22, 283-295.

Sluiter, I. 2017. ‘Anchoring Innovation. A classical research agenda’, European Review 25, 20-38.

Sluiter, I., B. Corthals, M.J. van Duijn en M.J.O. Verheij. 2013. ‘In het hoofd van Medea. Gedachten- lezen bij de moordende moeder’, Lampas 46, 3-20.

(14)

1 Inzending kopij

Zend uw kopij per e-mail naar: lampas@verloren.nl 2 Omvang

Een artikel in Lampas bevat maximaal 7.500 woorden inclusief voetnoten en bibliografie.

3 Stijl en opmaak

Houd de opmaak zo eenvoudig mogelijk. Gebruik geen afkortingen. Een heldere struc- tuur wordt op prijs gesteld (liefst met tussenkopjes).

4 Citaten van en verwijzingen naar Griekse en Latijnse teksten

Geef Griekse eigennamen in Latijnse vorm (Aeschylus, Thucydides). Vertaal Griekse en Latijnse citaten. Plaats vertalingen tussen enkelvoudige aanhalingstekens. Cursiveer Latijnse citaten. Zet langere citaten (meer dan 20 woorden) als bloktekst: ingesprongen en door witregels van de hoofdtekst gescheiden. Gebruik in verwijzingen alleen Arabis- che cijfers (1, 2, 3).

5 Citaten van en verwijzingen naar secundaire literatuur

Verwijs naar secundaire literatuur volgens het auteur (jaartal: pagina)-systeem. Bij voor- beeld: ‘Feeney (2007: 92-96) stelt dat ...’; ‘vergelijk Slings (1997: 107 n. 17)’. Zet lange ci- ta ten (meer dan 20 woorden) als bloktekst (zie boven), korte citaten tussen enkele aan- halingstekens.

6 Bibliografie

De literatuurlijst bevat uitsluitend de in uw artikel genoemde auteurs. Geen afkortin- gen. Opmaak:

Artikel in bundel:

Slings, S.R. 1997. ‘Figures of Speech and their Lookalikes. Two Further Exer- cises in the Pragmatics of the Greek Sentence’, in E.J. Bakker (ed.), Grammar as Interpretation. Greek Literature in its Linguistic Context, Amsterdam, 169-214.

Artikel in tijdschrift:

Hemelrijk, E.A. 2007. ‘Local Empresses. Priestesses of the Imperial Cult in the Cities of the Latin West’, Phoenix 61, 318-349.

Boek:

Jong, I.J.F. de. 2001. A Narratological Commentary on the Odyssey, Cambridge.

7 Samenvatting, correspondentieadres en auteursinformatie

Bij uw artikel levert u (1) een Engelstalige samenvatting (maximaal 200 woorden), (2) uw correspondentieadres (post en e-mail) en (3) een beknopte biografie (functie, affiliatie, onderzoeksgebied en publicaties, maximaal 70 woorden).

8 Illustraties

De redactie stelt illustraties (met bijschriften en bronvermeldingen) op prijs. Deze worden geplaatst indien van voldoende grootte en kwaliteit; uitgangspunt is een reso- lutie van 300 dpi bij een formaat van 10x15 cm. Bij vragen kunt u contact opnemen met de redactiesecretaris.

(15)

Inhoud

Lampas 50 (2017) 3

Lampas werd vijftig jaar geleden opgericht. Directe aanleiding was de invoering van de Mammoetwet.

Met een tijdschrift ‘voor alle Nederlandse classici’

wilde de redactie vwo-docenten ondersteunen bij het ontwikkelen van nieuwe vormen van onderwijs waarin de ‘onverminderde relevantie van de antieke beschaving voor de moderne tijd’ centraal zou staan.

Lampas wilde traditionele grenzen tussen disciplines en tussen universiteit en middelbaar onderwijs doorbreken, moderne wetenschappelijke inzichten op het gebied van taal- en letterkunde toetsen aan klassiek materiaal en daarnaast ook aandacht geven aan het Nachleben der Antike.

In hoeverre zijn deze ambitieuze doelstellingen gerealiseerd? In dit themanummer staan classici uit verschillende disciplines stil bij de vraag wat er sinds 1968 is veranderd in het Nederlandse klas- sieke landschap en hoe dat in Lampas tot uiting is gekomen. Daarnaast spreken ze ook hun wensen en verwachtingen uit voor de komende jaargangen. Zo kijken wij, net als Janus, terug op de afgelopen vijftig jaar, maar ook vooruit naar een volgende halve eeuw klassieke vernieuwing.

issn 0165-8204

9 789087 046927

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Assassin’s Creed, Ubisoft en het Ubisoft-logo zijn (geregistreerde) handelsmerken van Ubisoft Entertainment in de VS en/of andere landen.. Dit lessenpakket werd gemaakt in

Het idee om een boek te schrijven met klassieke Griekse recepten werd in de eerste plaats gevormd door mijn liefde en waardering voor de Griekse keuken en evenzeer door mijn wens om

Deze gassen zijn reukloos, worden voor een klein deel in de dikke darm geresorbeerd en komen via de bloedbaan in de longen vanwaar zij worden

Maar het aangekondigde beleid (waaromtrent de regering op korte termijn advies had gevraagd aan de SER) heeft duidelijk het karakter van een kabinets- compromis

De derde mogelijk. De pensioenen zullen zich dan aanpassen aan de ·lonen. En de vierde mogelijkheid is ten slotte, dat de lonen gelijk blijven, terwijl de

Ten slotte is er een template voor de poster en het programmaboekje gemaakt in een stijl waar- aan het Nederlands Mathematisch Congres in de toekomst te herkennen is. Met dit alles

Herman te Riele, een van de organisatoren van het 5ECM en Jaap Top, hoofdredacteur van het Nieuw Archief voor Wiskunde, geven hier een impressie van dat congres.. Als voorloper van

sector veel toegepast, doch zijn niet voor de omroep gebruikt, omdat deze tot complicatie en vervorming in de ontvangers aanleiding zouden geven.. Het staat te