Inspectie Leefomgeving en Transport | Postbus 16191 | 2500 BD Den Haag | 088 489 00 00 | www.ilent.nl | @InspectieLenT De Inspectie Leefomgeving en Transport werkt aan veiligheid, zekerheid en vertrouwen in transport, infrastructuur, milieu en wonen.
Pagina 1 van 1
Signaalrapportage
Industriële emissies van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), fijnstof en zeer zorgwekkende stoffen (ZZS)
Datum 12 september 2019
Aanpassing berekening milieumaatregelen kan
luchtverontreiniging verminderen Een aanpassing in de berekening van de
financiële haalbaarheid van emissiereducerende maatregelen kan leiden tot een reductie in de emissie van luchtverontreinigende stoffen zoals zwaveldioxide (SO2), stikstof (NOx) en fijnstof.
De overheid heeft in 1995 berekeningen opgesteld die bepalen wanneer een
milieumaatregel kosteneffectief is (en daarom in een vergunning kan worden voorgeschreven aan een bedrijf). Daarbij ging de overheid uit van een kapitaalrente van 7 tot 8% en een nog hogere interne rentevoet bij bedrijven, waardoor de rentevoet voor kosteneffectiviteit in die berekeningen is vastgesteld op 10%. Hierdoor was een aantal emissiebeperkende maatregelen indertijd te duur. Die situatie is inmiddels achterhaald omdat de kapitaalrente al jaren lager ligt, momenteel zelfs minder is dan 1%.
Door de berekeningen hieraan aan te passen, kan van bedrijven worden geëist dat ze meer maatregelen nemen om emissie tegen te gaan.
Zo kan de emissie van luchtverontreinigende stoffen als zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en fijnstof worden verminderd.
De ILT stelt voor om de kostenberekening van emissiereducties regelmatig te actualiseren op basis van de reële rente. Om tot een realistisch bedrag voor emissiereducerende maatregelen te
komen, moet ook rekening worden gehouden met de jaarlijkse inflatie.
Kengetallen kosteneffectiviteit milieumaatregelen
Maatregelen om de luchtverontreiniging van bedrijven te verminderen zijn vaak kostbaar.
Vraag is wat nog reëel is en wat niet meer. In 1995 berekende de overheid wat het vermijden van een bepaalde kilo verontreinigende stof maximaal mag kosten (kengetal). Aan de hand daarvan kan de vergunningverlener bepalen welke concrete maatregelen bedrijven moeten nemen. Een en ander ligt vast in het
Activiteitenbesluit (Ab) artikel 2.7 (werkwijze voor kosteneffectiviteitsberekeningen/KE). De inmiddels bijna 25 jaar oude methodiek voldoet op hoofdlijnen nog steeds, maar vooral de rentevoet van 1995 is ruim gedateerd.
Rente
In 1995 koos het toenmalige ministerie van VROM voor een vaste rentevoet van 10%. Dat was toen realistisch. De nominale kapitaalmarktrente is echter de afgelopen 24 jaar sterk gedaald. De laatste jaren is de actuele lange termijnrente niet alleen ver beneden de 7 tot 8%, maar zelfs lager dan 1%. Een kostenberekening is sterk afhankelijk van de gehanteerde rentevoet, zoals ook staat in bijlage 2 van het Ab. Een forse
verlaging van de gehanteerde rentevoet, waarbij ook rekening wordt gehouden met de interne rentevoet bij bedrijven, is dus mogelijk.
Gelijk (Europees) speelveld
De Europese richtlijn ‘Reference Document on Economics and Cross-media Effects’ (Europese Commissie 2006) benadrukt het belang om in kosteneffectiviteits-berekeningen actuele en realistische gegevens te gebruiken. Vanuit het streven naar een gelijk Europees speelveld, zou het logisch zijn als de Nederlandse werkwijze voor kosteneffectiviteitsberekeningen hierop aansluit.
Praktijkvoorbeelden voor verbetering Ter illustratie enkele voorbeelden van de ILT uit de wettelijke adviestaak voor
Omgevingsvergunningen:
Bedrijf 1 – Stofemissie
Dit bedrijf was tot voor kort een van de grootste industriële stofbronnen in Nederland. In 2017 is de stofemissie met ruwweg een derde verminderd.
Kosteneffectiviteit (KE) heeft een
doorslaggevende rol gespeeld in de keuze van de maatregelen. De KE-berekeningen voor verschillende technische opties zijn doorgerekend door het bedrijf en gecheckt door een adviesbureau in opdracht van het bevoegd gezag en de toenmalige VROM- Inspectie, nu de ILT. Dit is een gunstige ontwikkeling, echter: als toen een actuele rentevoet was gebruikt, waren ook
maatregelen met meer stofreductie haalbaar geweest.
Bedrijf 2 - SO2-emissie
Dit bedrijf is een van de grootste SO2-
bronnen in Nederland. In 2015 kreeg het een vergunning voor een toename van de
ongereinigde emissie van SO2 door inzet van goedkopere zwavelrijkere grondstoffen. Op grond van KE-berekeningen hoefde dit bedrijf zijn rookgassen niet te reinigen om te
voldoen aan de standaard SO2-eisen in het Activiteitenbesluit. Als de KE-methodiek
geactualiseerd zou zijn in lijn met de genoemde Europese richtlijn, had bevoegd gezag mogelijk een andere afweging gemaakt en het bedrijf in 2015 de ontstane
emissietoename wel laten aanpakken. In een fictieve berekening met een rentevoet van 5% in plaats van 10% zou een techniek om SO2 te verwijderen wel haalbaar zijn. Dit zou kunnen leiden tot een emissiereductie van 90 tot 99%. Dat is ruwweg 800-1000 ton SO2
minder uitstoot.
Bedrijf 3 - NOx-emissie
Dit bedrijf is de grootste industriële NOx-bron van Nederland. Het resultaat van een KE- studie op maatregelen (de ILT dringt daar op aan, refererend aan Europese verplichtingen) zal waarschijnlijk uitkomen in het haalbare gebied (minder dan 5 Euro/kg), zodat milieumaatregelen in beeld komen. Echter, afhankelijk van de gebruikte getallen is er ook een kans dat het net in het
afwegingsgebied (grijs gebied of een
maatregel redelijk is) terecht gaat komen (20 eur/kg). Een geactualiseerde KE-methodiek kan dan het verschil maken of de
vergunningverlener maatregelen wel of niet verplicht maakt.
Zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) De minimalisatieverplichting is voor ZZS in het Activiteitenbesluit gekomen op 1-1-2016, gekoppeld aan een 5-jaarlijkse
rapportageplicht. Dat betekent dat uiterlijk op 1-1-2021 van alle bedrijven die ZZS uitstoten rapporten beschikbaar zullen komen over de opties om emissies tegen te gaan. In vele van deze rapporten zullen KE-berekeningen ten grondslag liggen aan beslissingen om al dan niet maatregelen te nemen. Gegeven de ernstige gezondheidsrisico’s van ZZS is het dan erg belangrijk om een actuele KE- methodiek te kunnen hanteren, met een realistische rentevoet en acceptabele toetsniveaus.