1/3
Advies nr 17/2015 van 10 juni 2015
Betreft: Adviesaanvraag met betrekking tot het ontwerp van Programmawet (artikel 22) houdende de opheffing van artikel 23 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, vervangen bij de wet van 6 december 2000 en gewijzigd bij de wet van 6 juni 2010 (CO-A-2015-026)
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29;
Gelet op het verzoek om advies van de Vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, ontvangen op 12/05/2015;
Gelet op het verslag van mevrouw M. Salmon;
Brengt op 10 juni 2015 het volgend advies uit:
. . . . . .
Advies 17/2015 - 2/3
I. VOORWERP VAN DE AANVRAAG
1. Het voor advies voorgelegde ontwerp van programmawet (artikel 22) strekt ertoe artikel 23 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, vervangen bij de wet van 6 december 2000 en gewijzigd bij de wet van 6 juni 2010, op te heffen.
2. Artikel 23 van bedoelde wet voorziet dat sociaal inspecteurs, wanneer zij optreden in het kader van de controle van de gezinssituatie van de sociaal verzekerde, de door hem bewoonde lokalen slechts kunnen betreden, na een voorafgaande hoorzitting in het werkloosheidsbureau van de RVA. De uitnodiging voor deze hoorzitting moet minimum 10 dagen vooraf verzonden worden. Bij twijfel kan de werkloze verzocht worden de sociaal inspecteurs ten huize te ontvangen.
3. De procedure vervat in artikel 23 van bedoelde wet wordt door de adviesaanvrager en het college van procureurs-generaal niet efficiënt geacht omdat dit de sociaal verzekerde toelaat om in gevallen van fraude zijn situatie te regelen: de procedure is zeer omslachtig en ontneemt de inspectiediensten van de RVA de mogelijkheid om slagkrachtig op te treden, hetgeen ondoelmatige controle oplevert.
4. Bovendien voorziet het Sociaal Strafwetboek (SSW) in artikel 24, een procedure die afwijkt van de procedure voorzien in artikel 23 van bedoelde wet. Door het opheffen van artikel 23 van bedoelde wet vervallen de tegenstrijdigheden met het SSW, dat zelf de procedure regelt en voldoende waarborgen biedt voor de sociaal verzekerde, aldus de adviesaanvrager.
5. Volgens het SSW mogen de sociaal inspecteurs de bewoonde lokalen betreden met toestemming van de persoon die het werkelijk genot heeft van de bewoonde ruimte; het verzoek of de toestemming moet schriftelijk en voorafgaand aan de visitatie worden gegeven. Dit laat toe dat de controleurs zich rechtstreeks naar de woonplaats van de werkloze begeven om ter plaatse de nodige vragen te stellen en aan de werkloze - enkel indien nog nodig – de toestemming te vragen om de bewoonde ruimten te betreden. In uitzonderlijke gevallen kan een machtiging worden gevraagd aan de onderzoeksrechter.
II. ONDERZOEK TEN GRONDE
6. De inhoud en draagwijdte van deze controlemaatregel, met name het huisbezoek, raakt uiteraard aan en heeft impact op grondrechten, zoals het grondrecht op privacy beschermd door artikel 8, lid 1 EVRM en artikel 22 Grondwet en het recht op onschendbaarheid van de woning beschermd door artikel 17 BUPO-verdrag en artikel 15 Grondwet.
Advies 17/2015 - 3/3
7. Deze maatregel zal uiteraard de toets moeten doorstaan van artikel 8, lid 2 EVRM.
8. Het kan weliswaar zijn dat voorafgaand aan (bv. in het kader van de voorbereiding van een gericht huisbezoek) en volgend op de controlemaatregel (bv. inzameling van gegevens bij betrokkene ingevolge het uitgevoerde huisbezoek) dataverwerkingen plaatsvinden, maar de essentie van het ontwerp (de maatregel op zich van de controle aan huis bij de sociaal verzekerde) roept géén vragen of opmerkingen op betreffende gegevensverwerking- of bescherming.
9. Overeenkomstig artikel 29 WVP dient de Commissie “van advies, hetzij uit eigen beweging, hetzij op verzoek (…) omtrent iedere aangelegenheid die betrekking heeft op de toepassing van de grondbeginselen van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in het kader van deze wet en van de wetten die bepalingen bevatten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.”
Het ontwerp stelt betreffende de beginselen van de persoonsgegevensbescherming géén probleem.
Om die redenen
, De Commissie,Stelt vast dat het ontwerp, vanuit het oogpunt “persoonsgegevensverwerking- of bescherming”
gunstig kan worden beoordeeld.
Voor de Wnd. Administrateur, afw. De Voorzitter,
(get.) An Machtens (get.) Willem Debeuckelaere
Wnd. Afdelingshoofd ORM