• No results found

Drempels en motivatie bij het volgen van opleiding in Vlaanderen. Een analyse op basis van de Adult Education Survey

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Drempels en motivatie bij het volgen van opleiding in Vlaanderen. Een analyse op basis van de Adult Education Survey"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Databron en methodologie

De vaakst geciteerde indicator die bij individuen de opleidingsdeel- name in beeld brengt, is gebaseerd op de Enquête naar de Arbeids- krachten (EAK). Het gaat om het percentage van de volwassenen dat de voorbije vier weken deel- nam aan opleiding (zie Sourbron en Vanseenkiste, 2020). Om een uitgebreider beeld van opleidings- deelname te geven, maken we in dit artikel gebruik van een aan- vullende bron, namelijk de Adult Education Survey1 van Eurostat.

Deze enquête omtrent leren bij volwassenen wordt in alle lidsta- ten van de Europese Unie afgeno- men en geeft informatie over wel- ke opleidingen gevolgd worden en waarom er (niet) deelgenomen wordt aan opleiding gedurende de laatste twaalf maanden. Voor een meer uitgebreid overzicht van de AES en een vergelijking met ande- re bronnen, zie Penders, Van Lan- genhove en Vansteenkiste (2020).

De laatste AES werd afgenomen in 2016 en de volgende staat gepland

Drempels en motivatie bij het

volgen van opleiding in Vlaanderen.

Een analyse op basis van de Adult Education Survey

Op basis van verschillende internationale enquêtes en surveys blijkt dat Vlaanderen zich vaak in de Europese middenmoot bevindt op het vlak van levenslang leren (Van Damme, 2019).

De Vlaamse OESO Skills Strategie (OESO, 2019) schreef de ma-

tige deelname aan levenslang leren in Vlaanderen onder meer

toe aan het ontbreken van een leercultuur in Vlaanderen. De

nieuwe Vlaamse Regering wil inzetten op het bevorderen van

een leercultuur en het stimuleren van de leerbereidheid, op-

dat de burger mee is met de verschillende transformaties die

plaatsvinden en zijn of haar talenten maximaal ontplooit en

inzet op de werkvloer (Vlaams minister van werk, 2019). In

dit artikel analyseren we de bereidheid tot opleidingsdeelna-

me van de bevolking tussen 25 en 64 jaar tijdens de laatste

twaalf maanden op basis van de Adult Education Survey van

Eurostat (2016). We positioneren Vlaanderen in Europees per-

spectief, waarna we binnen Vlaanderen de verschillen in op-

leidingsbereidheid ontleden naargelang achtergrondkenmerken

zoals leeftijd, scholingsniveau en arbeidsmarktstatuut. In een

tweede deel bespreken we de obstakels die personen ondervin-

den bij het volgen van een opleiding en bekijken we de redenen

waarom men niet wil deelnemen. Voor zij die wel deelnamen

aan opleiding gaan we na wat de motivatie voor het volgen van

een leeractiviteit was.

(2)

in 2022. De enquête hanteert de volgende definities voor leeractiviteiten:

– formele leeractiviteiten zijn opleidingen die geor- ganiseerd worden in formele opleidingsinstellin- gen (Centra voor Volwassenonderwijs/Basisedu- catie, hogescholen en universiteiten, SYNTRA, enzovoort) waarbij steeds een diploma/getuig- schrift/certificaat wordt uitgereikt dat erkend is door het departement Onderwijs;

– niet-formele opleidingsactiviteiten vinden plaats buiten het formeel onderwijssysteem (bijvoor- beeld VDAB, werkgever, vakbonden, sectorfond- sen, culturele en sociale organisaties, enzovoort), het kan hier onder meer gaan om cursussen, seminaries, workshops, beroepsopleidingen en begeleid on-the-job leren waarbij er niet nood- zakelijk een diploma/getuigschrift of certificaat wordt uitgereikt;

– informeel leren is het verwerven van kennis door bijvoorbeeld met andere mensen te praten of te lezen, indien dit doelbewust en gepland is. We nemen deze leeractiviteit niet op in deze analyse.

De AES 2016 heeft een lichte oververtegenwoordi- ging van het aantal hooggeschoolden in de bevol- king. Op basis van de microgegevens van Statbel, kunnen we in deze bijdrage een regionale deelana- lyse voor Vlaanderen maken. In het Vlaams Gewest telde de enquête 2782 respondenten.

De bereidheid tot opleidingsdeelname in Vlaanderen

De AES deelt de populatie op in vier groepen: (1) zij die hebben deelgenomen aan opleiding en geen andere opleiding meer wilden volgen, (2) zij die hebben deelgenomen en graag nog meer hadden deelgenomen, (3) zij die niet deelgenomen heb- ben, maar dat wel graag hadden gedaan en (4) zij die niet hebben deelgenomen en ook niet wensen deel te nemen (tabel 1).

Figuur 1 toont dat in Vlaanderen de eerste drie groepen zowat zes op de tien (58%) van de 25- tot 64-jarigen uitmaken: zij volgden minstens één opleiding of zijn bereid om een opleiding te vol- gen. Hiermee positioneert het Vlaams Gewest zich rond het gemiddelde van de EU-28 (57%). Groep 1 omvat 26% van de Vlaamse respondenten en be- staat uit personen die deelnamen aan opleiding,

minstens één opleiding volgden en niet nog meer wilden deelnemen de afgelopen twaalf maanden.

Deze groep is in Vlaanderen kleiner dan in de EU- 28 (30%). Gemiddeld gezien nam deze groep deel aan 2,2 formele en/of niet-formele leeractiviteiten.

Daarnaast is er een tweede groep van 22% die op- leiding volgden en graag nog meer opleiding had- den gevolgd, maar waarbij verschillende drempels hen weerhielden om dit te doen. Deze groep is groter dan in de EU-28 (15%), wat erop wijst dat in Vlaanderen de individuele leervraag van perso- nen die deelnamen minder vaak vervuld is dan in andere EU-landen. Het is belangrijk om een dui- delijk zicht te krijgen op de inhoud van de oplei- dingsdrempels zodat het beleid hier gericht op kan inspelen. In het tweede deel van het artikel gaan we hier verder op in. De derde groep bestaat in Vlaanderen uit 10%, zij hebben niet deelgenomen aan opleiding omwille van verschillende redenen, terwijl ze dit wel graag gedaan zouden hebben.

Deze groep is in Vlaanderen iets kleiner dan het EU-28 gemiddelde (12%). Er is in Vlaanderen dus slechts een kleine groep van volwassenen die niet deelnamen aan opleiding maar wel geïnteresseerd waren om deel te nemen.

Tabel 1.

Bereidheid tot opleidingsdeelname ingedeeld naar vier subgroepen

Wel

deelgenomen Niet deelgenomen Wensen niet (nog

meer) deel te nemen

Groep 1 Groep 4

Wensen (nog meer) deel te nemen

Groep 2 Groep 3

Naast zij die hebben deelgenomen aan opleiding of bereid zijn deel te nemen is er dus nog een aan- zienlijke groep die niet deelnam en ook niet wil- de deelnemen. Dit is de vierde groep. Zowat vier op de tien (42%) lijkt helemaal niet gemotiveerd om deel te nemen aan opleiding. Dit percentage is veel lager dan de 80% die uit de OESO skills strategie op basis van PIAAC-data2 bleek (OESO, 2019). Dit komt doordat wij een andere afbakening gebruiken om deze demotivatie in kaart te bren- gen dan de OESO. Als niet gemotiveerd om op- leiding te volgen, tellen wij enkel de personen die

(3)

niet deelgenomen hebben aan opleiding en ook niet bereid zijn deel te nemen. Dit is 42%. In de OESO skills strategie wordt ook de groep opge- nomen die wel participeerde aan opleiding, maar geen verdere opleidingen meer wenst te volgen.

Zo komen ze uit op 80%. Het lijkt ons echter niet correct om deze laatste groep als ongemotiveerd te beschouwen, aangezien zij wel opleiding hebben gevolgd en hun opleidingsinspanningen ook groot kunnen zijn geweest. Buurlanden als Nederland (27%), het Verenigd Koninkrijk (31%), Luxemburg (35%) en Frankrijk (37%) laten lagere percentages optekenen van personen die niet deelnemen aan opleiding en die dit ook niet wensen te doen, dan de 42% van Vlaanderen. Maar we liggen met deze score wel in lijn met het EU-28 gemiddelde (43%), wat de situatie minder dramatisch maakt dan het 80%-cijfer van de OESO laat uitschijnen. We pleiten er dan ook voor om de nodige nuance op te nemen bij de communicatie van dit cijfer.

Zowel bij de opleidingsdeelname als bij de be- reidheid tot deelname constateren we verschillen naargelang scholingsgraad, leeftijd en arbeids- marktstatuut (figuur 2). Dit is in lijn met de resul- taten rond opleidingsdeelname op basis van de

laatste EAK-gegevens (Sourbron & Vansteenkiste, 2020). Bijna 80% van de hooggeschoolden heeft een opleiding gevolgd of is gemotiveerd om een opleiding te volgen ten opzichte van slechts 33%

van de kortgeschoolden in Vlaanderen. Dit duidt op een sterk mattheuseffect: de sterkste profielen (hier zij die al hooggeschoold zijn), nemen ook het meeste deel aan opleiding of zijn er het meest toe bereid. Het mattheuseffect doet zich voor in alle EU-28 landen, maar de kloof in Vlaanderen is wel groter dan het EU-28-gemiddelde (Eurostat, 2016;

OESO, 2019). De bereidheid tot opleidingsdeel- name daalt naargelang de leeftijd. Op die manier is de categorie van 55-plussers die niet deelnamen aan opleiding en er niet toe bereid zijn met 60%

meer dan dubbel zo groot dan de 28% bij de jong- ste leeftijdsgroep. Deze groep van 25- tot 34-ja- rigen neemt het vaakst deel en is ook het vaakst bereid nog meer deel te nemen. De individuele leervraag van deze groep is dus nog niet helemaal vervuld met hun huidige opleidingsdeelname. De bereidheid tot deelname varieert ook naargelang men al dan niet beroepsactief is. De categorie van personen die niet deelnamen en niet willen deel- nemen bedraagt bij de niet-beroepsactieven 68%

ten opzichte van 31% bij de werkzoekenden en Figuur 1

Aandeel van de 25-tot 64-jarigen (%) die de afgelopen twaalf maanden (niet) bereid was deel te nemen aan een formele en/of niet-formele leeractiviteit (Vlaams Gewest en EU-28; 2016)

26 30

22 15

10 12

42 43

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Cyprus Nederland Zweden Oostenrijk Verenigd Koninkrijk Ierland Portugal Finland Letland Estland Frankrijk Denemarken Luxemburg Hongarije België Vlaams Gewest Duitsland Italië EU28 Slowakije Malta Spanje Tsjechië Slovenië Kroatië Polen Litouwen Bulgarije Griekenland Roemenië

(1) Deelgenomen en wou er geen andere meer volgen (2) Deelgenomen, maar had er graag nog andere gevolgd (3) Niet deelgenomen, maar wil graag deelnemen (4) Niet deelgenomen en wou ook niet deelnemen Bron: AES 2016, Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) en Eurostat (Bewerking Departement WSE)

(4)

35% bij de werkenden. Daarnaast hebben werken- den het meest deelgenomen aan opleiding (56%

tegenover 49% bij de werkzoekenden en 20% bij de niet-beroepsactieven), maar zijn werkzoeken- den opvallend het meest bereid om deel te nemen aan opleiding. Bij de werkzoekenden geeft na- melijk 20% aan wel te willen deelnemen aan op- leiding terwijl ze geen opleiding hebben gevolgd de afgelopen twaalf maanden. Nog eens 28% van de werkzoekenden had graag nog meer deelge- nomen aan opleiding terwijl ze al deelgenomen hadden.

Motivatie en obstakels bij opleidingsdeelname

In dit deel bekijken we waarom men al dan niet deelneemt aan opleiding en welke drempels men ondervindt wanneer men wel wil deelnemen. Van- uit de rationele keuze theorie zullen individuen investeren in opleiding wanneer de verwachte return hoger is dan de initiële investeringskost, maar de kosten en baten van opleiding hangen af van iemands persoonlijke situatie (Lavrijsen & Ni- caise, 2015). De afweging tussen kosten en baten geldt ook voor een werkgever die overweegt te

investeren in opleiding voor zijn werknemers. De beslissing om deel te nemen aan verdere opleiding is echter niet alleen bepaald door het individuele of microniveau. Ook het mesoniveau – het onderwijs- landschap met de verschillende opleidingsaanbie- ders en de bedrijfscultuur waarin het individu zich bevindt, en het macroniveau – het onderwijsbeleid en het welvaartsregime van een land, hebben een invloed op het al dan niet deelnemen aan leren (Boeren, 2017). De beslissing om deel te nemen aan verdere opleiding hangt dus af van de interac- tie tussen al deze niveaus.

Waarom nemen Vlamingen wel deel aan opleiding?

De motivatie waarom volwassenen leren zijn divers omdat ook de baten van deelnemen aan opleiding verschillen voor groepen. Personen die actief zijn op de arbeidsmarkt zullen de baten van opleiding beter kunnen inschatten dan personen die verder staan van de arbeidsmarkt. Maar ook bij werken- den zijn de baten ongelijk. Personen in hoogge- kwalificeerde jobs hebben doorgaans een hoger opleidingsrendement dan werknemers die vooral routinetaken uitvoeren (Lavrijsen & Nicaise, 2015).

Figuur 2.

Aandeel van de 25-tot 64-jarigen (%) die de afgelopen twaalf maanden deelnam aan een formele en/of niet- formele leeractiviteit naar scholingsniveau, leeftijd en arbeidsmarktstatuut (Vlaams Gewest, 2016)

26 11 25 36 32 28 27 19 31

21 11

22

10 19

32 30

28 19

12

25 28

9 10

12 10

9 11

11 11

8

9 20

12 42

67 46

22 28 34 42

60

35 31

68

Totaal Kortgeschoold Middengeschoold Hooggeschoold 25-34 35-44 45-54 55-64 Werkend Werkzoekend Niet-beroepsactief

(4) Niet deelgenomen en wou ook niet deelnemen (3) Niet deelgenomen, maar wil graag deelnemen

(2) Deelgenomen, maar had er graag nog andere gevolgd (1) Deelgenomen en wou er geen andere meer volgen

Bron: AES 2016, Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) en Eurostat (Bewerking Departement WSE)

(5)

Respondenten die deelgenomen hebben aan op- leiding, werden tijdens de AES ook gevraagd om voor elke leeractiviteit de reden(en) van deelname aan te geven. Het gaat hier om groep 1 en 2 uit tabel 1: enerzijds zij die hebben deelgenomen aan opleiding en geen andere opleiding meer wilden volgen, en anderzijds zij die hebben deelgenomen en graag nog meer hadden deelgenomen. Omdat respondenten meerdere formele of niet-formele leeractiviteiten konden opgeven, nemen we in fi- guur 3 alle ondernomen formele of niet-formele opleidingen samen waarvoor een specifieke deel- namereden werd opgegeven. De cijfers moeten dus geïnterpreteerd worden als het aandeel van alle on- dernomen opleidingen en niet als het aandeel van de populatie.

Bijna de helft (45%) van het niet-formeel leren en een derde (30%) van het formeel leren in Vlaande- ren door volwassenen werd gedaan om het huidig werk beter te doen. Dit bevestigt de sterke link tussen leren en de werkvloer die ook wordt ge- toond door Penders en Vansteenkiste (2020) met een analyse op basis van de CVTS. Verder werden

28% van de niet-formele opleidingen ondernomen omdat de persoon verplicht werd door de werk- gever of de VDAB. Dit duidt op externe druk om een niet-formele opleiding te volgen, en wijst eer- der op een gecontroleerde, extrinsieke motivatie om te leren. Bij formeel leren komt deze reden maar in 8% van de gevallen naar voor. Andere extrinsieke of gecontroleerde redenen zoals om- gaan met technologische verandering (11%)

,

job-

kansen verhogen (5%) en de kans op jobverlies verminderen (3%), werden slechts in mindere mate opgegeven bij niet-formeel leren. Bij formeel le- ren zijn het verhogen van de jobkansen (32%) en het vermijden van jobverlies (10%) belangrijkere redenen. De meer intrinsieke of autonome moti- vaties als kennisverwerving gerelateerd aan de ei- gen interesses of gebruik in het dagelijkse leven zijn zowel bij niet-formeel als formeel leren erg belangrijk. Het is daarnaast opvallend dat het ver- beteren van carrière vooruitzichten sterk naar vo- ren komt bij formeel leren (42%) maar in mindere mate bij niet-formeel leren (13%). Het lijkt er dus op dat niet-formeel leren in Vlaanderen vaker aan het ‘hier en nu’ gelinkt is en minder vanuit een

Figuur 3.

Aandeel opleidingsactiviteiten waarvoor een specifieke motivatie voor deelname werd opgegeven (Vlaams Gewest, 2016)

10%

10%

32%

29%

19%

42%

8%

29%

44%

30%

2%

2%

3%

5%

7%

10%

11%

13%

28%

31%

37%

45%

Om mijn eigen zaak op te starten Om vrijwilligerswerk beter te doen Om de kans op jobverlies te verkleinen De kans op het vinden (of veranderen) van een job verhogen Om een certificaat te bekomen Om nieuwe mensen te ontmoeten of voor het plezier Organisatorische/technologische veranderingen op het werk Om vooruitzichten op carrière te verbeteren Ik was verplicht om deel te nemen Kennis/vaardigheden te verwerven voor dagelijks leven Kennis/vaardigheden te verruimen uit interesse Om mijn werk beter te doen

Niet-formeel Formeel Noot: Respondenten konden meerdere antwoorden aanduiden bij deze vraag.

Bron: AES 2016, Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) en Eurostat (Bewerking Departement WSE)

(6)

loopbaanperspectief bekeken wordt. Formeel le- ren, met een diploma of certificaat als resultaat, wordt wel in sterkere mate ondernomen met het oog op de verdere loopbaan. Dit bevestigt het hui- dige diplomadenken in Vlaanderen waarbij ervan uit wordt gegaan dat werkgevers nog steeds di- ploma’s als norm gebruiken.

Waarom nemen Vlamingen niet deel aan opleiding?

De literatuur deelt de drempels op in drie catego- rieën: situationele, institutionele en dispositionele drempels (Cross, 1981; Rubenson, 2011; Roosmaa

& Saar, 2017). Situationele drempels zijn gebonden aan de situatie waarin iemand zich bevindt zoals je werk en familiesituatie. De situationele drempels worden onderverdeeld in tijdsgebrek (door werk en/of familiale situatie) en een gebrek aan steun van de werkgever of VDAB. Institutionele drempels zijn verbonden aan het opleidings- en onderwijs- systeem. Zo kan de plaats van opleiding moeilijk bereikbaar zijn of kan een persoon niet voldoen aan de vereiste voorwaarden. De kost van oplei- ding vormt ook een institutionele drempel, maar wordt hier apart besproken als financiële drempel.

Dispositionele drempels zijn eerder psychologische

drempels die het leren verhinderen, zoals negatieve leerervaringen, gezondheid en leeftijd.

Al jaren wordt de middelmatige positie van Vlaan- deren op vlak van levenslang leren echter toege- schreven aan het ontbreken van een leercultuur en niet aan drempels (Van Damme, 2019). We fo- cussen ons in figuur 4 op groep 4 uit tabel 1: zij die niet hebben deelgenomen en ook niet wensen deel te nemen. Zoals figuur 1 al aantoonde, is het aandeel van deze groep 42%. Aan hen wordt de vraag gesteld of dit komt omdat ze geen nood heb- ben aan opleiding of dat er drempels een rol heb- ben gespeeld. Hierop gaf in Vlaanderen 58% van deze groep het antwoord dat ze er geen nood aan hebben. Indien we dit bekijken in het perspectief van de totale populatie, kunnen we stellen dat on- geveer een kwart (25%) van de volwassenen niet deelneemt aan levenslang leren omdat ze hier geen nood aan hebben. Bij sommige groepen – zoals kortgeschoolden, 55-plussers en niet-beroepsactie- ven – loopt dit aandeel op tot bijna 40%. Nochtans lopen kortgeschoolde werknemers juist een hoger risico op het verliezen van hun job door automa- tisering en digitalisering (Nedelkoska & Quintini, 2018). Bij deze groep van volwassenen die niet wil- len deelnemen, lijken drempels dus ook op basis van de AES slechts een kleinere rol te spelen en is

Figuur 4.

Aandeel 25- tot 64-jarigen (%) dat niet heeft deelgenomen en ook niet wou deelnemen naargelang redenen, naar scholingsniveau, leeftijd en arbeidsmarktstatuut (Vlaams Gewest, 2016)

11 15 12 8 7 10 11 16 10 8 15

25

41 29

10 15 20 23

38

21 16

6 38

11

5

3 5

3 7

7

3 7

14

Totaal Kortgeschoolden Middengeschoolden Hooggeschoolden 25-34 35-44 45-54 55-64 Werkenden Werkzoekenden Niet-beroepsactieven

Geen antwoord Geen nood Drempels

Bron: AES 2016, Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium en Eurostat (Bewerking Departement WSE)

(7)

er vooral sprake van een gebrek aan interesse in en nood aan opleiding.

We focussen ons in figuur 5 op de twee groepen van respondenten die wel graag (meer) hadden deelgenomen aan opleiding, maar drempels heb- ben ondervonden. Het gaat om de hoger beschre- ven groep 2 uit tabel 1: zij die hebben deelgeno- men en graag nog meer hadden deelgenomen, en groep 3: zij die niet hebben deelgenomen, maar dat wel graag hadden gedaan. We nemen deze twee groepen tezamen omdat de drempels tussen beide groepen niet erg verschillen en omdat we zo meer observaties hebben per drempel.

Figuur 5 toont het aandeel 25- tot 64-jarigen uit deze groepen en de obstakels die zij ondervinden ondanks de bereidheid tot leren. Personen kon- den op deze vraag meerdere antwoorden geven, waardoor de percentages niet cumulatief opgeteld kunnen worden. Wat meteen opvalt, is dat de si- tuationele drempel ‘tijd’ hier het meest wordt aan- gegeven. Twee derde van deze groep gaf dit als

een reden waarom ze niet (meer) hebben kunnen deelnemen aan opleiding, wat overeenkomt met ongeveer 20% van de totale populatie. Vaak past het tijdstip niet omwille van het werkschema of omwille van de familiale situatie. Om die reden is er ook een piek bij (hooggeschoolde) werknemers en bij de leeftijdsgroep 25- tot 44-jarigen. Daar geeft tot 30% van de populatie ‘tijd’ op als een obstakel voor (verdere) deelname aan opleiding. In oudere AES-bevragingen bleek dat financiële obstakels zoals de kost van opleiding in Vlaanderen minder een rol spelen dan in andere landen (Djait & Boey, 2014; Lavrijsen & Nicaise, 2015). Ook hier zien we dat slechts 6% van de totale populatie dit als een obstakel voor (verdere) deelname aan levenslang leren ervaarde.

Voor werkzoekenden zijn institutionele drempels belangrijker dan voor andere groepen (23% ten opzichte van gemiddeld 7%). Ze geven vooral va- ker aan niet te voldoen aan de vereiste voorwaar- den voor een opleiding. Hierbij weten we niet aan welke voorwaarden deze werkzoekenden niet

Figuur 5.

Aandeel 25- tot 64-jarigen (%) dat wel wou deelnemen aan opleiding maar drempels ondervond naar achtergrond- kenmerken (Vlaams Gewest, 2016)

Totaal Kort Midden Hoog WerkendenzoekendenWerk- beroeps-Niet-

actieven 25-34 35-44 45-54 55-64

Institutionele drempels 7% 6% 6% 9% 7% 23% 5% 11% 6% 8% 5%

Financiële drempels 6% 3% 5% 9% 6% 11% 4% 9% 8% 5% 2%

Tijd 20% 9% 17% 30% 23% 23% 8% 30% 27% 17% 10%

Gebrek aan Steun WG/VDAB 4% 3% 3% 5% 5% 11% 1% 5% 5% 5% 1%

Dispositionele drempels 6% 8% 6% 5% 4% 14% 12% 4% 5% 6% 8%

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

Noot: Respondenten konden meerdere antwoorden aanduiden bij deze vraag.

Bron: AES 2016, Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium en Eurostat (Bewerking Departement WSE)

(8)

voldeden. Daarnaast is ook een gebrek aan steun van de VDAB een drempel die door 11% van de werkzoekenden in Vlaanderen aangegeven wordt.

Mogelijk is dit ook gelinkt aan het niet voldoen aan de vereiste voorwaarden, waardoor de VDAB de opleiding van de werkzoekende niet ondersteunt.

Dispositionele drempels zoals gezondheids- en leeftijdsredenen zijn het meest aanwezig bij niet- werkenden, kortgeschoolden en 55-plussers. Deze drempels komen ook vaker voor bij de groep die nog niet heeft deelgenomen dan bij zij die wel al hebben deelgenomen.

Conclusie

Bijna 60% van de Vlaamse volwassenen heeft de laatste twaalf maanden een opleiding gevolgd of is bereid er één te volgen. De redenen waarom men- sen deelnemen aan opleiding verschillen naarge- lang het om formele of niet-formele opleidingen gaat. Niet-formeel leren wordt het vaakst onderno- men in het kader van de huidige job en taken, en in mindere mate met het oog op de verdere loopbaan.

Formeel leren zijn vaker langere opleidingen die een omscholing inhouden, waardoor deze vaker ondernomen worden met het oog op het verster- ken van de loopbaanperspectieven.

Hoewel Vlaanderen met een opleidingsdeelname of bereidheid tot opleidingsdeelname, van bijna 60% aansluit bij het EU-28 gemiddelde betekent dit ook dat 42% van de Vlamingen niet deelgenomen heeft en ook niet bereid is om een opleiding te volgen. Deze groep is in het Vlaams Gewest gro- ter dan in Europese toplanden. Meer dan de helft van hen (58%) wil geen opleidingsactiviteit volgen omdat ze aangeven geen opleiding nodig te heb- ben. Daarmee is ‘geen nood hebben aan opleiding’

de grootste reden waarom mensen niet deelnemen en vormt het de meest hardnekkige drempel rond levenslang leren. Deze groep is oververtegenwoor- digd bij kortgeschoolden en 55-plussers, terwijl net zij het kwetsbaarst zijn op de arbeidsmarkt wan- neer ze zich niet tijdig bijscholen.

Voor de groep die wel graag (nog meer) oplei- ding had gevolgd, is ‘tijd’ de belangrijkste drempel voor deelname bij alle groepen. De groepen waar- bij dit het sterkst naar voren komt, zijn volwasse- nen tussen de 25 en 44 jaar, hooggeschoolden en

beroepsactieven. De combinatie van een opleiding met een gezin en/of werk (zoeken), loopt dus vaak moeilijk. Positief is wel dat bij de werkenden het ontbreken van de steun van de werkgever geen belangrijk obstakel blijkt te zijn voor het volgen van opleiding. Werkzoekenden gaven wel vaker aan institutionele drempels te ondervinden. Dispositio- nele drempels lijken in Vlaanderen maar een kleine rol te spelen, maar zijn toch meer aanwezig bij niet- beroepsactieven, kortgeschoolden en 55-plussers.

Deze groep acht zich dus vaker niet in staat om nog bij te leren. In tegenstelling tot andere landen, is de kost van opleiding slechts in mindere mate een obstakel voor opleidingsparticipatie.

Willen we het percentage Vlamingen dat niet deel- nam aan opleiding en niet bereid is om deel te nemen reduceren en betere aansluiting vinden bij de Europese toplanden, dan is het zaak van de bo- vengenoemde drempels mee op te nemen in de be- leidsaanpak met betrekking tot het stimuleren van opleiding. Uit deze analyse blijkt dat de opleidings- nood vaak onvoldoende wordt ingezien. Het is vanuit dat opzicht cruciaal om duidelijker in te spe- len op de risico’s die verbonden zijn aan het niet volgen van opleiding, namelijk het risico om uit te vallen richting werkloosheid (voor zij die werken) of om geen toegang meer te vinden tot werk (voor zij die niet werken). Initiatieven die de link duide- lijker maken tussen enerzijds de vaardigheden die elke Vlaming individueel bezit en anderzijds vaar- digheden die nodig zijn om te kunnen participeren aan de arbeidsmarkt en specifieke jobs, lijken ons dan ook de weg vooruit. Aangezien ook de dimen- sie tijd als opleidingsdrempel een grotere rol speelt dan de opleidingskost, is het nodig hier bij de uit- werking van een leer- en loopbaanrekening (cf. het recentste regeerakkoord) voldoende aandacht aan te besteden. Zo wordt er niet alleen ingespeeld op het financieel mogelijk maken van opleiding, maar vooral ook op het kunnen integreren van opleiding in het dagelijkse (gezins)leven.

Helena Van Langenhove

Departement Werk en Sociale Economie Sarah Vansteenkiste

Steunpunt Werk

(9)

Noten

1. Het voordeel van de AES ten opzichte van de EAK is dat het de deelname aan opleiding over een langere termijn (twaalf maanden) bekijkt en dat het een specifieke vra- genlijst over levenslang leren is waarbij alles duidelijk ge- definieerd is. Het voordeel van de EAK is dan weer dat deze jaarlijks beschikbaar is.

2. Programme for the International Assessment of Adult Com- petencies. Laatste PIAAC bevraging in Vlaanderen werd af- genomen in 2012.

Bibliografie

Boeren, E. (2017). Understanding adult lifelong learning participation as a layered problem. Studies in Continu- ing Education, 39(2), 161-175.

Cross, K. P. (1981). Adults as Learners. Increasing Par- ticipation and Facilitating Learning. San Francisco:

Jossey-Bass.

Djait, F., & Boey, R. (2014). Obstakels en ongelijkheden in opleidingsdeelname in Europees perspectief. Over.

Werk. Tijdschrift van het Steunpunt WSE, 24(2), 61-69.

Leuven: Steunpunt Werk en Sociale Economie / Uit- geverij Acco.

Eurostat. (2016). Adult education survey indicators.

Lavrijsen, J., & Nicaise, I. (2015). Systemic obstacles to participation in lifelong learning. Leuven: Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen.

Nedelkoska, L., & Quintini, G. (2018). Automation, skills use and training. OECD Social, Employment and Mi- gration Working Papers, No. 202. Paris: OECD Pub- lishing.

OESO. (2019). OECD Skills Strategy Flanders: Assessment and Recommendations. OECD Skills Studies. Paris:

OECD Publishing.

Penders, I., Van Langenhove, H., & Vansteenkiste, S.

(2020). De monitoring van opleidingsinspanningen:

een methodologische vergelijking van de belangrijk- ste bronnen. Over.Werk. Tijdschrift van het Steunpunt Werk, 30(1), 10-20. Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco.

Penders, I., & Vansteenkiste, S. (2020). De Belgische en regionale opleidingsinspanningen van werkgevers in Europees perspectief. Een analyse op basis van de Continuing Vocational Training Survey. Over.Werk.

Tijdschrift van het Steunpunt Werk, 30(1), 39-54.

Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco.

Roosmaa, E. L., & Saar, E. (2017). Adults who do not want to participate in learning: A cross-national European analysis of their perceived barriers. International Jour- nal of Lifelong Education, 36(3), 254-277.

Rubenson, K. (2011). Barriers to participation in adult education. In K. Rubenson (Ed.), Adult learning and education (pp. 216 – 221). Saint Louis, MO: Academic Press.

Sourbron, M., & Vansteenkiste, S. (2020). Opleidings- deelname en ongelijkheden op de opleidingsmarkt in Vlaanderen. Een analyse op basis van de Enquête naar de Arbeidskrachten. Over. Werk. Tijdschrift van het Steunpunt Werk, 30(1), 21-29. Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco.

Van Damme, D. (2019). Uitdagingen en aanbevelingen voor een ambitieus Vlaams beleid rond levenslang leren. Over.Werk. Tijdschrift van het Steunpunt Werk, 29(1), 61-71. Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco.

Vlaams Minister van Werk. (2019). Beleidsnota Werk en Sociale Economie 2019-2024. https://www.vlaande- ren.be/publicaties/beleidsnota-2019-2024-werk-en- sociale-economie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bevoegd gezag kan, de inspectie gehoord, toestaan dat ten aanzien van een kandidaat die in het laatste leerjaar langdurig ziek is, en ten aanzien van een kandidaat die lange

De specialisatie opleiding kan alleen gevolgd worden door docenten met een diploma van niveau 1 of een vergelijkbare opleiding of leerkrachten uit het basisonderwijs die yoga

Overeenkomst van alternerende opleiding (OAO) Stageovereenkomst alternerende opleiding (SAO) Geen andere overeenkomsten mogelijk in duaal

Pedagogische medewerker kinderopvang B1-K2-W1 Werkt aan de eigen deskundigheid Gespecialiseerd pedagogisch medewerker B1-K2-W1 Werkt aan de eigen deskundigheid Onderwijsassistent

Tijdens de stage in het niet-academische ziekenhuis begeleidt en behandelt de coassistent patiënten met algemeen kindergeneeskundige problematiek.. De coassistent wordt in

Figuur 12.5: Sector Gedrag & maatschappij: percentage studenten dat bij hun opleiding (zeer) ontevreden is over de opleiding als basis voor verdere ontwikkeling gekruist met

Tabel 12.7: Sector Techniek: percentage hbo bachelor-afgestudeerden dat tevreden is over de basis die de opleiding vormt voor de start op de arbeidsmarkt, naar de subsectoren wis-,

De opleiding geeft inzicht in het proces van de 4 fasen studiekeuze strategie ® waardoor de loopbaanprofessional op een effectieve wijze studiekeuzeadvies geeft.
.. Wat maakt