• No results found

De Sleedoornpage in Vlaams-Brabant

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De Sleedoornpage in Vlaams-Brabant"

Copied!
107
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

,M;TMMLWWZVXIOMQV>TIIU[*ZIJIV\

+WVKZM\M[WWZ\JM[KPMZUQVO

RAPPORT Natuur.studie nummer 12 2011

Ilf Jacobs

(2)

,M;TMMLWWZVXIOMQV>TIIU[

*ZIJIV\

+WVKZM\M[WWZ\JM[KPMZUQVO^QIWVLMZbWMS[MV[QJQTQ[I\QM

MV[IUMV_MZSQVO

(3)

Eindverslag van het Bijzonder Natuurbeschermingsproject



;TMMLWWZVXIOM

+WVKZM\M[WWZ\JM[KPMZUQVO^QIWVLMZbWMS[MV[QJQTQ[I\QMMV[IUMV_MZSQVO

Opdrachtgever: Met de steun van en in samenwerking met de provincie Vlaams- Brabant, partner voor natuur.

Opdrachthouder: Natuurpunt Studie vzw Coxiestraat 11

2800 Mechelen

studie@natuurpunt.be

Veldwerk: Ilf Jacobs en tal van vrijwilligers

Teksten: Ilf Jacobs

Gegevensverwerking: Ilf Jacobs

Foto’s/illustraties cover: Ilf Jacobs, David Pollet

Vormgeving: Ilf Jacobs, Pieter Van Dorsselaer

Met bijzondere dank aan: Vlinderwerkgroep Natuurpunt, de betrokken natuurstudiegroepen en de vele andere medewerkers en vrijwilligers die elk op hun manier bijdroegen aan dit project.

Wijze van citeren: Jacobs I., 2011. ‘De Sleedoornpage in Vlaams-Brabant. Concrete

(4)

Inhoudsopgave

Samenvatting ...4

Inleiding...6

1 Handen uit de mouwen voor de Sleedoornpage...8

1.1 Het belang van gerichte beschermingsacties voor de Sleedoornpage...8

1.1.1 Algemeen...8

1.1.2 Intensivering van de landbouw als motor van algemeen biodiversiteitsverlies (Tekst naar: Merckx & Berwaerts 2010, Jacobs et al. 2010)...9

1.1.3 Kwantitatieve afname van leefgebied van de Sleedoornpage...9

1.1.4 Kwalitatieve afname van het leefgebied van de Sleedoornpage ...10

1.2 Gedetailleerd beheeradvies ...11

1.2.1 Algemeen...11

1.2.2 Waar is soortspecifiek beheer voor de Sleedoornpage zinvol...11

1.2.3 Onderhoudsbeheer van sleedoornstruwelen ...17

1.2.4 Nieuwe mantel-zoomvegetaties creëren...20

1.2.5 Aanplanten van hagen en houtkanten met Sleedoorn ...22

2 Bijkomend onderzoek naar de imago’s van Sleedoornpage in Vlaams-Brabant ...24

2.1 Inleiding ...24

2.2 Methode ...24

2.3 Resultaten van het onderzoek naar de imago’s van de Sleedoornpage in Vlaams- Brabant ...25

2.3.1 Aantal binnengelopen waarnemingen in de loop van de opeenvolgende Sleedoornpage-projecten (tussen 01/01/2008 en 11/10/2011) ...25

2.3.2 Beschrijving van het gedrag van de imago’s ...26

2.3.3 Opstart monitoringnetwerk Sleedoornpage ...31

3 Samenwerking en sensibilisatie ...35

3.1.1 Sensibilisatie ...36

3.1.2 Bundelen en beschikbaar maken van kennis over Sleedoornpage...38

3.1.3 Opmaak en ter beschikkingstelling van ‘Technische fiche Sleedoornpage’ ...38

Referenties...43

Bijlagen ...49

(5)

Samenvatting

Het project ‘Sleedoornpage. Concrete soortbescherming via onderzoek, sensibilisatie en samenwerking’ bestaat uit volgende onderdelen:

1) Gedetailleerd beheeradvies

2) Onderzoek naar de imago’s van Sleedoornpage 3) Samenwerking en sensibilisatie

Hieronder volgt een samenvatting van de verschillende delen.

Gedetailleerd beheeradvies

In dit hoofdstuk wordt de link gelegd tussen kennis enerzijds (verspreidingsgegevens en ecologische kennis) en de praktijk of concrete soortbescherming anderzijds.

Allereerst worden de belangrijkste bedreigingen geformuleerd waarna in detail wordt ingegaan op inrichtings- en beheermaatregelen.

Er wordt ingegaan op het belang van beschermingsacties voor de Sleedoornpage. Immers de recente stijging van verspreidingsgegevens wil niet perse zeggen dat er een stijging is van het aantal vlinders! Om een goed beeld te krijgen op de belangrijkste knelpunten wordt zowel de intensivering van de landbouw als de kwantitatieve en kwalitatieve afname van het leefgebied van de Sleedoornpage besproken.

Verder in dit hoofdstuk worden inrichtings- en beheermaatregelen in detail besproken.

Hierbij wordt ingegaan op de vraag waar soortspecifiek beheer voor de Sleedoornpage zinvol is. Hieruit komt naar voren dat de pijlen in eerste instantie best gericht worden op het verbeteren van het leefgebied in en om reeds gekende populaties.

Daarnaast kan men werken aan het verbinden van leefgebieden en aan het creëren van nieuwe leefgebieden. Om succes te hebben, dient hierbij rekening gehouden te worden met de verspreidingscapaciteit van de vlinder. De aandacht gaat dus best naar zones in de

nabijheid van locaties waar recent voortplanting van de soort werd vastgesteld en die de soort op eigen kracht kan koloniseren. Er wordt ingegaan op het actueel verspreidingsgebied om gerichte acties te kunnen nemen.

Veel aandacht gaat naar het onderhoudsbeheer van sleedoornstruwelen en het creëren

van nieuwe mantel-zoomvegetaties. Tenslotte worden tevens tips gegeven voor het

aanplanten van Sleedoorn.

(6)

Bijkomend onderzoek naar de imago’s van Sleedoornpage

Het is alom bekend dat het aantreffen van een adulte Sleedoornpage bijzonder moeilijk is in het grootste deel van zijn verspreidingsgebied. Waarnemingen zijn vaak eerder toevalstreffers in plaats van een logisch gevolg van gericht zoeken. Tijdens dit project bleek de soort zijn reputatie als mysterieuze vlinder eer aan te doen. Hierbij werd nogmaals duidelijk dat de beste methode om de aanwezigheid van de soort vast te stellen bestaat uit het zoeken naar de eitjes in de winter.

In de geselecteerde gebieden werd tijdens het optimum van de vliegperiode gezocht naar adulte individuen. Indien vlinders werden aangetroffen, werden deze indien mogelijk gevolgd om hun gedragingen in detail te beschrijven

Daar het vinden van adulte Sleedoornpages erg moeilijk is, werd tevens ingezet op het vrijwilligersnetwerk om bijkomende informatie te verzamelen. Een aanhoudende inspanning bleek nodig om het vrijwilligersnetwerk te sensibiliseren en activeren om te participeren aan projecten. In de loop van het project werden nog een aantal sensibiliserende mails verstuurd om de vrijwilligers warm te maken voor het bijkomend onderzoek.

Om te komen tot een beter beeld op de voor- of achteruitgang van de soort op een locatie of in een regio werd een monitoringsmodel uitgewerkt om de vinger aan de pols te houden.

Na de nodige sensibilisatie werden er in de voor het project ontwikkelde projectpagina op

www.waarnemingen.be,

niet minder dan 1941 exemplaren Sleedoornpages (alle levensfasen) ingevoerd verspreid over 825 meldingen. In de loop van de 2 opeenvolgende projecten hebben niet minder dan 168 unieke waarnemers Sleedoornpage-waarnemingen gepost in de projectpagina op www.waarnemingen.be.

In de verslagen van waarnemingen van imago’s komen nieuwe ecologische aspecten aan bod.

Samenwerking en sensibilisatie

De Sleedoornpage is een soort die voor een aanzienlijk deel voorkomt buiten de natuurgebieden. Om in de toekomst –en bij voorkeur op korte termijn- effectieve acties te ondernemen rond de soort is het belangrijk dat zoveel mogelijk betrokken actoren binnen de natuurbehoudsector samen werken zodat iedereen ‘binnen zijn niche’ kan verdergaan met gepaste beschermingsmaatregelen.

Het sensibiliseren van partners en het opstarten van goede samenwerkingsverbanden is één van de belangrijkste pijlers voor een duurzame bescherming van deze soort. Daarom werd gestreefd naar een nauwe samenwerking tussen partners door sensibilisatie en overleg.

Sinds de opstart van de provinciale projecten werden tal van initiatieven genomen om de Sleedoornpage bekend te maken in de natuurbehoudsector.

De belangrijkste acties bestonden uit

x Sensibilisatie van de verschillende actoren.

x Bundelen en beschikbaar maken van kennis over Sleedoornpage

x Opmaak en ter beschikkingstelling van ‘Technische fiche Sleedoornpage’

(7)

Inleiding

Dit rapport is het eindverslag van het project ‘Sleedoornpage. Concrete soortbescherming via

onderzoek, sensibilisatie en samenwerking’ dat liep van 1/04/2010 tot 20/08/2011. Dit project

werd uitgevoerd door Natuurpunt Studie vzw en werd financieel ondersteund door de Provincie Vlaams-Brabant in het kader van de bijzondere natuurbeschermingsprojecten.

De Sleedoornpage wist de laatste jaren heel wat mensen binnen de natuurbehoudsector te mobiliseren. Het is een mooie en ietwat mysterieuze soort die je door zijn verborgen levenswijze slechts zelden te zien krijgt. De eitjes van de Sleedoornpage zijn in tegenstelling tot die van de meeste andere dagvlinders goed te vinden. Gericht zoeken naar eitjes in de winter is de meest efficiënte manier om de vlinder te inventariseren. Die inventarisaties zijn vaak een leuke sociale activiteit in een periode dat er op vlak van natuurstudie weinig anders te beleven valt (zeker voor mensen geïnteresseerd in vlinders).

Dit verslag vormt, na het rapport dat voornamelijk de ecologie en verspreiding besprak, (Jacobs et al., 2010. Ecologie en verspreiding van Sleedoornpage in Vlaams-Brabant), een volwaardige stap om te komen tot concrete soortbescherming. De hoofddoelstelling van dit project bestond er immers uit om, gebruik makend van zowel de kennis over de ecologie als zijn verspreiding, gedetailleerd beheeradvies te geven.

Verder werd er nog bijkomend onderzoek gedaan naar het gedrag van de imago’s. De Sleedoornpages bleken hun naam als mysterieuze soort eer aan te doen. Hoewel de adulte vlinders moeilijk te vinden waren is het gedrag van enkele aangetroffen imago’s bestudeerd en beschreven. Hierbij werd samengewerkt met enkele vrijwilligers.

De Sleedoornpage heeft, door zijn levenswijze en zijn specifieke eisen wat leefgebied betreft, het potentieel in zich om tal van mensen, organisaties en besturen samen te brengen om te komen tot bescherming van de vlinder en het landschap waarin hij zich thuisvoelt. Door de hoge ‘aaibaarheidsfactor’ kan de Sleedoornpage uitgroeien tot een goede pleitbezorger voor het behouden of versterken van een kwaliteitsvol buitengebied. In de loop van dit project werd daarom volop voortgegaan met de sensibilisatie rond de soort.

Een attractieve soortfolder tracht iedere betrokkene aan te zetten tot actie door het aanbieden

van tekst en uitleg, foto’s van goede voorbeelden, schema’s voor beheer van

sleedoornstruwelen, enz.

(8)

Afbeelding 1

De prachtige Sleedoornpage is het meer dan waard om acties voor te ondernemen. Het is bovendien een goede indicatorsoort, indien de Sleedoornpage het goed doet in een landschap zullen andere – vaak minder aaibare- soorten die een gelijkaardig landschap prefereren het tevens goed doen. (foto:

Diane Appels)

(9)

1 Handen uit de mouwen voor de Sleedoornpage

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de link gelegd tussen kennis enerzijds (verspreidingsgegevens en ecologische kennis) en de praktijk of concrete soortbescherming anderzijds.

Allereerst worden de belangrijkste bedreigingen geformuleerd waarna in detail wordt ingegaan op inrichtings- en beheermaatregelen.

1.1 Het belang van gerichte beschermingsacties voor de Sleedoornpage

1.1.1 Algemeen

De Sleedoornpage is een mysterieuze soort die men zonder gerichte zoektochten nauwelijks te zien krijgt. Vrij recent is gebleken dat het zoeken naar sleedoornpage-eitjes de beste manier is om een beeld te krijgen op de verspreiding van de soort (Thomas 1974, Bourn &

Warren 1998, Fartmann & Timmermann 2006, Bourn & Warren 1998, Merckx & Berwaerts 2010, Jacobs et al. 2010, dit project). Historische verspreidingskaarten berusten praktisch volledig op waarnemingen van imago’s en vormen daardoor een onderschatting van de werkelijke verspreiding. De laatste jaren werd in Vlaanderen, zowel op vrijwillig initiatief als binnen gecoördineerde projecten, op een meer intensieve manier gezocht naar de soort. Dit heeft geleid tot het vinden van veel nieuwe locaties (Guelinckx 2001, Merckx & Berwaerts 2010, Jacobs et al. 2010).

Ondanks de enorme toename van het aantal gekende populaties zijn er enkele aanwijzingen én vermoedens, dat de soort -buiten enkele regio’s- de laatste decennia achteruit lijkt te gaan in Vlaanderen. Het geprefereerde leefgebied van de soort, zijnde mantel-zoomvegetaties, kleinschalig landschap, etc. staat immers al decennia onder toenemende druk. De belangrijkste knelpunten worden in het volgende alinea’s beschreven (Maes & Van Dyck 1999, Geulinckx 2001, van der Velden 1996, Decrick 2009, Merckx & Berwaerts 2010, Jacobs et al. 2010).

Stijging van verspreidingsgegevens…

maar niet perse stijging van aantal vlinders!

De stijging van het aantal waarnemingen van Sleedoornpage is goed nieuws maar is zonder enige twijfel toe te schrijven aan een verhoogde zoekinspanning en een efficiëntere inventarisatiemethode. Aan de hand van de huidige onderzoeksresultaten en verspreidingsgegevens is het echter niet mogelijk om een uitspraak te doen over de voor- of achteruitgang van de soort.

De populaties in het landelijk gebied staan alleszins reeds vele tientallen jaren onder sterke

druk doordat heel wat geschikt leefgebied verdwenen of sterk gekrompen is en de kwaliteit

afneemt.

(10)

1.1.2 Intensivering van de landbouw als motor van algemeen biodiversiteitsverlies (Tekst naar: Merckx & Berwaerts 2010, Jacobs et al.

2010)

Intensivering van landbouwpraktijken vormt de hoofdoorzaak van de ernstige, mondiale biodiversiteitscrisis (Matson et al. 1997, Tilman et al. 2001, Tscharntke et al. 2005).

Habitatverlies, fragmentatie, eutroficatie en landschapshomogenisatie zijn vaak direct te associëren met deze intensivering (Wilson et al. 1999, Öckinger et al. 2006).

Dit voortschrijdende proces heeft niet alleen een negatieve impact op populaties van zeldzame en/of sterk gelokaliseerde soorten, maar tevens op wijdverspreide habitatgeneralisten. Het resultaat hiervan is in veel gevallen een sterke afname wat betreft aantallen en verspreiding van voordien algemene soorten van verscheidene taxonomische groepen (Aebischer 1991, Sotherton 1998, Chamberlain et al. 2000, Donald et al. 2001, Benton et al. 2002, Conrad et al. 2006, Van Dyck et al. 2009).

Meer specifiek voor vlinders (Lepidoptera) is het bekend dat deze als groep sterk zijn achteruitgegaan als gevolg van de intensivering van de landbouw en de hiermee gepaarde kwantitatieve en kwalitatieve vermindering van hun leefgebied (Van Swaay & Warren 1999, Conrad et al. 2006).

Hierdoor werd de toekomst van landbouw en biodiversiteit traditioneel vaak als incompatibel beschouwd en werd door ecologisten en natuurbeschermers voornamelijk gefocust op de min of meer ‘onaangeroerde en natuurlijke’ zones (Tscharntke et al. 2005). Het wordt echter meer en meer duidelijk dat deze strategie niet voldoende zal blijken voor biodiversiteitsbehoud (Bengtsson et al. 2003, Henle et al. 2008), en wel om 2 redenen:

x Landbouw eist een groot deel op van de wereldwijde landoppervlakte (data van 2007:

73% GB; 45% EU; 38% op wereldschaal - FAOSTAT, 2009). De dominante voetafdruk van de landbouw zal in de toekomst nog toenemen door de groeiende wereldbevolking en de hieraan gekoppelde vraag naar voedsel, kledingsvezels, brandstoffen, enz. (FAO 1997, Eickhout et al. 2006, ESA 2009).

x Op zijn minst in Europa zijn tal van soorten aangepast aan een mozaïek van extensief beheerde en dynamische halfnatuurlijke biotopen, met als resultaat een complex geheel van vaak erg biodiverse ecosystemen (Bignal & McCracken 2000, EEA 2004, Firbank 2005, Billeter et al. 2008).

Hieruit dienen we te concluderen dat de landbouw een belangrijke verantwoordelijkheid heeft in het keren van de wereldwijde biodiversiteitcrisis. Maatregelen om de landbouwpraktijken op ecologisch en sociaal vlak duurzamer te maken dringen zich steeds sterker op.

1.1.3 Kwantitatieve afname van leefgebied van de Sleedoornpage

Het is aannemelijk dat door het verdwijnen van sleedoornhagen en andere landschapselementen -die hun functie in de moderne landbouw verloren lijken te hebben- de Sleedoornpage achteruitgegaan is. Door de schaalvergroting in de landbouw kunnen de afstanden tussen verschillende leefgebieden van de Sleedoornpage te groot worden, waardoor populaties geïsoleerd raken en andere geschikte leefgebieden niet meer bereikt kunnen worden.

Het netwerk aan kleine landschapselementen heeft een sterke afname doorgemaakt (Baudry

et al. 2000). In Groot-Brittannië, waar de verspreiding van de soort het beste gekend is, is de

soort tussen de periode 1970-82 en 1995-2004 op niveau van 10km-hokken met 43%

achteruitgegaan (Fox et al. 2007). Dit ligt in dezelfde lijn met een geschat nettoverlies aan houtkanten van 24% (ong. 147.000 km) tussen 1984 and 2007 (Carey et al. 2008).

Bovenvernoemd verlies aan kleine landschapselementen en verspreiding van de

Sleedoornpage is waarschijnlijk zelfs onderschat omdat de landbouwpraktijken reeds sinds

1945 sterk zijn beginnen te veranderen. Tussen 1945 en 1970 heeft er zich bijvoorbeeld in

(11)

Groot-Brittannië reeds een afname van kleine landschapselementen voorgedaan van 20%

(Pollard et al 1974).

1.1.4 Kwalitatieve afname van het leefgebied van de Sleedoornpage

Buiten een sterke verandering in kwantiteit aan landschapselementen, speelt tevens een verminderde kwaliteit van de standplaatsen van Sleedoorn de Sleedoornpage parten.

In het buitengebied is als gevolg van de intensiever wordende landbouw vaak een afnemende vitaliteit van de sleedoornhagen en –struwelen waar te nemen. Veel hagen en struwelen in landelijk gebieden worden niet meer onderhouden, staan onder stress door gebruik van pesticiden en krijgen weinig ruimte. Het gevolg hiervan is een verminderde vitaliteit waardoor de Sleedoorn minder jonge opslag produceert. Juist deze jonge opslag wordt sterk geprefereerd door de Sleedoornpage als afzetplaats voor de eitjes (Jacobs et al. 2010).

Het is wenselijk om in de toekomst via monitoringonderzoek de vinger aan de pols te houden

om een voor- of achteruitgang van de populatie tijdig in de gaten te krijgen.

(12)

1.2 Gedetailleerd beheeradvies

1.2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt in detail uitgewerkt welke maatregelen er getroffen kunnen worden om het leefgebied van de soort te verbeteren en nieuwe leefgebieden te ontwikkelen.

Dit advies werd verwerkt in 2 afzonderlijke onderdelen:

x Beheren voor de Sleedoornpage - technische fiche (zie Hoofdstuk Sensibilisatie)

x Gedetailleerd beheeradvies dat in dit hoofdstuk in detail beschreven wordt, bestaat uit volgende onderdelen:

o Waar is soortspecifiek beheer voor de soort zinvol o Onderhoudsbeheer van sleedoornstruwelen o Nieuwe mantel-zoomvegetaties creëren

o Aanplanten van hagen en houtkanten met Sleedoorn

1.2.2 Waar is soortspecifiek beheer voor de Sleedoornpage zinvol

Indien men actie wil ondernemen voor de Sleedoornpage worden de pijlen in eerste instantie best gericht op het verbeteren van het leefgebied in en om reeds gekende populaties.

Inleiding

Daarnaast kan men werken aan het verbinden van leefgebieden en aan het creëren van nieuwe leefgebieden. Om succes te hebben, dient hierbij rekening gehouden te worden met de verspreidingscapaciteit van de vlinder. De aandacht gaat dus best naar zones in de

nabijheid van locaties waar recent voortplanting van de soort werd vastgesteld en die de soort op eigen kracht kan koloniseren.

Daarom is het belangrijk om te weten waar de soort momenteel voorkomt en welke zones ze kan bereiken.

Beeld op actueel verspreidingsgebied van Sleedoornpage in Vlaams-Brabant

In het kader van het onderzoek ‘Ecologie en verspreiding van de Sleedoornpage in Vlaams-

Brabant’ (Jacobs et al. 2010), werd de verspreiding van de soort in detail onder de loep

genomen. Het verspreidingsonderzoek leidde tot tal van nauwkeurige puntlocaties. Deze projectgegevens werden aangevuld met waarnemingen uit www.waarnemingen.be, Guelinckx (2001) en Merckx & Berwaerts (2010). Met deze gegevens werd een kaart opgemaakt die een inschatting maakt van het actueel verspreidingsgebied van Sleedoornpage in Vlaams- Brabant.

Rond alle geo-gerefereerde Sleedoornpage-waarnemingen werden buffers aangebracht (zie Afbeelding 3). Enkel de aanwezigheden werden in rekening genomen (kaart dus exclusief 0- waarnemingen). De verschillende buffers vormen een beeld op het verspreidingsgebied afhankelijk van een veronderstelde mobiliteit van de soort. Deze kaarten vormen slechts een ruwe inschatting van een mogelijk verspreidingsgebied. Om het exacte verspreidingsgebied in te kunnen schatten zijn meer gegevens nodig over de connectiviteit en weerstand van het landschap en is bijkomend gedetailleerd verspreidingsonderzoek essentieel.

Buffer 1000m: Beeld op verspreidingsgebied indien de soort vanuit de vastgestelde locatie

1000m zou kunnen overbruggen.

Buffer 2000m: Beeld op verspreidingsgebied indien de soort vanuit de vastgestelde locatie

2000m zou kunnen overbruggen.

Buffer 5000m: Beeld op verspreidingsgebied indien de soort vanuit de vastgestelde locatie

5000m zou kunnen overbruggen.

(13)

9 Bij een veronderstelde mobiliteit van 1000m zou een groot deel van de waarnemingen of waarnemingsplaatsen deel uitmaken van relatief kleine en geïsoleerde populaties. Enkel in het zuiden van Vlaams-Brabant en in de ruime omgeving rond Leuven ontstaan aaneengesloten populaties bij deze veronderstelde mobiliteit.

9 Bij een veronderstelde mobiliteit van 2000m zou een groot deel van de waarnemingen of waarnemingsplaatsen deel uitmaken van een grillig gevormde maar grotendeels aaneengesloten (meta-)populatie. Enkele zones blijken geen deel uit te maken van dit veronderstelde verspreidingsgebied. Voor een aantal zones is hiervoor een logische verklaring te vinden, voor andere lijkt vooral de zoekinspanning de oorzaak te zijn. Bij een mobiliteit van 2000m valt bij deze analyse het uiterste NW van Vlaams-Brabant en de akker- en fruitteeltregio van Haspengouw in het oosten van de provincie buiten het verspreidingsgebied van de soort.

Opvallend is de afwezigheid van de soort in de directe omgeving van de meest beboste regio’s van Vlaams-Brabant, nl. het Meerdaal- en Heverleebos en het Zoniënwoud. Deze boscomplexen zijn over het algemeen goed bestudeerd, de kans is daarom reëel dat het biotoop ‘structuurarm bos’ op zich de reden is dat de soort er niet werd waargenomen. Probleem bij deze bossen is het ontbreken van mooie mantel- en zoomvegetaties.

Verder zijn er enkele ‘gaten’ in het berekende verspreidingsgebied. Voorbeelden hiervan zijn de omgeving van Meise-Wolvertem, Vlezenbeek, het grensgebied tussen Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant in de ruime regio rond Ninove, de omgeving van Nederokkerzeel en ten noorden en zuiden van Wakkerzeel. Mogelijk is de hoofdoorzaak van deze ‘gaten’ in het verspreidingsgebied te wijten aan een geringere zoekinspanning. Verder onderzoek in de toekomst zou hierop een antwoord kunnen geven.

9 Bij een veronderstelde mobiliteit van 5000m zou praktisch heel Vlaams-Brabant ingenomen worden door een grote aaneengesloten (meta-)populatie. Enkel het uiterste NW van Vlaams-Brabant en de akker- en fruitteeltregio van Haspengouw in het oosten van de provincie vallen in dit geval buiten de berekende verspreiding van de soort.

Algemene conclusie

De verspreidingskaart is gemaakt op basis van alle beschikbare verspreidingsgegevens van de soort. Hoewel in de loop van voorgaand project (Jacobs et al. 2010) en door gericht onderzoek door vrijwilligers (vnl. Guelinckx 2001 en Merckx & Berwaerts 2010) heel wat gegevens bij elkaar gebracht zijn, vormen deze puntwaarnemingen een momentopname en liggen er uiteraard nog tal van locaties (tussen en rond de waarnemingen) te wachten om onderzocht te worden.

Doordat de Sleedoornpage in de meest recente werken eerder als matig mobiel beschouwd

wordt en de puntlocaties slechts een indicatie vormen voor de werkelijke verspreiding lijken

(14)

Beeld op actueel verspreidingsgebied van Sleedoornpage in Vlaams-Brabant

Afbeelding 3

Verspreidingsgebied Sleedoornpage geschat door creatie van buffers op 1000, 2000 en 5000m.

Goed uitgevoerde acties (zowel op vlak van methode als schaal) die plaatsvinden binnen een buffer van 2000meter, kunnen quasi zeker rekenen op een succesvolle vestiging van de soort. Specifieke acties voor Sleedoornpage binnen de buffer van 5000meter lijken gerechtvaardigd maar hebben minder kans op succes. (Gegevens: Projectwaarnemingen, www.waarnemingen.be, Guelinckx 2001, Merckx & Berwaerts 2010, Jacobs et al. 2010)

(15)

Intermezzo

Uitleg bij enkele belangrijke begrippen bij het uitvoeren van een beheer voor de Sleedoornpage.

In dit intermezzo wordt stilgestaan bij enkele begrippen die in kader van specifiek beheer voor de Sleedoornpage verder nog regelmatig aan bod komen. Om deze begrippen zo duidelijk mogelijk te maken worden ze beschreven en voorgesteld doormiddel van foto’s en schema’s.

G EFASEERD BEHEER

Gefaseerd beheer begint meer en meer ingang te vinden binnen natuurbeheer.

Bij deze beheervorm worden de beheermaatregelen in fasen uitgevoerd waarbij niet op éénzelfde moment de ganse oppervlakte van een terrein wordt aangepakt. Hierdoor ontstaat er meer variatie in het terrein met een positief effect op de aanwezige fauna en flora.

Optimaal wordt het beheer in een soort van roterend systeem gegoten en op kaart

aangeduid. Op die manier ontstaat een soort van draaiboek waardoor het duidelijk is welke

zone op een bepaald moment beheerd of juist niet beheerd moet worden.

(16)

M ANTEL - ZOOMVEGETATIES

Een overgang van bos naar open terrein bestaat in het ideale geval uit een mantel en een zoom. Onder de mantel verstaan we een begroeiing van struiken aansluitend op de bomen in het bos. De zoom is voornamelijk opgebouwd uit hoge meerjarige kruiden en vormt de overgang tussen de mantel en het open terrein. De ecologisch meest interessante mantel- zoomvegetaties hebben een warm microklimaat en windluwe hoekjes door hun zuidgerichte oriëntatie en glooiende randen.

Een mantel-zoomvegetatie is een typisch voorbeeld van een stadium in de ‘natuurlijke’

successie. Zonder beheermaatregelen evolueren open terreinen, maar tevens mantel- zoomvegetaties, op relatief korte termijn spontaan tot bos. Van nature breidt het bos zich uit in de richting van de mantel en de mantel in de richting van de zoom. Het in stand houden van een mantel-zoomvegetatie vraagt daarom op tijd en stond een onderhoud.

H ARDE GRENZEN M ANTEL - ZOOM

A B

C D

Afbeelding 5 (Illustratie: Ilf Jacobs)

Schematische voorstelling van een overgang van bos naar open terrein (grasland/akker) zonder natuurlijke gradiënt (links A & C) en met ontwikkelde mantel-zoomvegetatie (rechts B & D).

(17)

Afbeelding 6

Sleedoornpages prefereren voor hun eiafzet sleedoornstruwelen met een dynamische groei en jonge uitlopers. (foto: David ‘Billy’ Herman)

(18)

1.2.3 Onderhoudsbeheer van sleedoornstruwelen

Inleiding

Een houtkant is in feite een mantelvegetatie die langs weerszijden begrensd wordt door open terrein. Traditioneel werden houtkanten regelmatig gekapt waarna ze terug uitgroeiden. Dit kapbeheer wordt tegenwoordig nog nauwelijks toegepast. Houtkanten zonder kapbeheer evolueren echter naar smalle bosjes, vaak met scherpe grenzen met het nevenliggende open terrein.

Sleedoornpages prefereren voor hun eiafzet sleedoornstruwelen met een dynamische groei en jonge uitlopers. De vitaliteit van sleedoornstruiken (en de waarde ervan voor Sleedoornpage) neemt met de ouderdom af. Om de vitaliteit van Sleedoorn in stand te houden in houtkanten of mantelvegetaties, is het noodzakelijk om de ouder wordende struwelen terug te snoeien of te kappen. In normale omstandigheden sterft Sleedoorn na deze ingreep praktisch nooit af maar produceert ze jonge en vitale scheuten die erg geliefd zijn als eiafzetplek.

Uit onderzoek blijkt dat het kappen en snoeien van sleedoornkanten, één van de belangrijkste oorzaken is voor de mortaliteit van de Sleedoornpage. Omdat de meeste eitjes afgelegd worden op de jonge scheuten en uitlopers van de haag, kan het snoeien van hagen in de winter leiden tot een verlies aan eitjes van 50 tot 100%! Door gefaseerd te beheren, kan dit verlies beperkt worden, en blijven er meteen voldoende jonge scheuten voor de eiafzet in het volgende jaar.

Gefaseerd beheer van mantels en houtkanten

Een mantelvegetatie langs een bosrand of houtkant kan best opgedeeld worden in verschillende blokken die worden opgenomen in een kapschema. De grootste variatie wordt bereikt wanneer elk jaar een deel van de opgaande vegetatie in de mantel wordt teruggezet.

Elk jaar kappen is echter vrij arbeidsintensief. Daarom wordt op volgende pagina een alternatief voorgesteld.

In gebieden waar gewerkt wordt met grazers kunnen ook deze ingezet worden om de voorschrijdende uitlopers terug te dringen en op die manier de gradiënt in stand te houden.

Afbeelding 8

Onbeheerde Sleedoornhagen op plekken waar Sleedoorn zich niet kan verjongen via uitlopers verliezen snel hun vitaliteit.

Doordat er weinig jonge scheuten zijn wordt de locatie minder geschikt voor Sleedoornpage.

De soort prefereert bovendien plekken met een goed

microklimaat (snel opwarmende windluwe plaatsen). Houtkanten met een recht profiel bevatten gemiddeld minder eitjes dan houtkanten met een glooiend profiel. (foto: Ilf Jacobs)

(19)

B

EHEERADVIES

M ANTEL - ZOOMVEGETATIES EN H OUTKANTEN

Deel een mantelvegetatie of houtkant op in 4 blokken.

Om de 3 jaar wordt de opgaande vegetatie van één blok gekapt, waarbij steeds een andere zone aan de beurt komt. Hierdoor wordt elke zone om de 12 jaar gekapt, wat bruikbaar hout kan opleveren voor particulieren of vrijwilligers.

Om te vermijden dat bij het kappen te grote ‘gaten’ vallen in een houtkant of de mantelvegetatie zijn de blokken op zich maximaal 30meter lang.

In plaats van alle bomen en struiken tot tegen de grond af te zagen kan men er ook voor opteren om (een deel van) de bomen op grotere hoogte af te zetten. Deze werkwijze is vooral nuttig voor soorten zoals Slee- en Meidoorn die hierna snel terug uitlopen.

Er worden best enkele overstaande bomen behouden. Deze overstaanders vervullen ecologische functies zoals bruidsboom of voedselbron voor allerlei soorten insecten, corridor en foerageerplaatsen voor vleermuizen, etc.

Er kan voor gekozen worden om over 1/5

de

van de lengte van het landschapselement geen beheer uit te voeren, hierdoor kan de houtkant in deze zone ongehinderd evolueren. Op 4/5

de

van de lengte wordt het hierboven beschreven gefaseerd kapbeheer toegepast. Op deze manier wordt binnen het landschapselement zoveel mogelijk variatie gecreëerd. In de onbeheerde zone vinden soorten van oude struwelen een leefgebied.

Het beheer van de zoomvegetatie (ruigtekruiden) is minder intensief. De strook met

zoomvegetatie wordt best opgedeeld in 3 delen. Elk jaar wordt 1/3

de

gemaaid (eventueel

samen met de 2

de

maaibeurt van het nevenliggende open terrein) waarbij gekozen kan

worden om het maaisel af te voeren maar het mag eventueel ook blijven liggen.

(20)

Tabel 1

Voorbeeld van een kaptabel waarbij een landschapselement in 5 is opgedeeld. Op 1/5de vindt geen beheer plaats. In de overige 4/5dewordt om de 3jaar gekapt.

Kapjaar Leeftijd van de onderdelen

Gefaseerd kapbeheer Geen

beheer 2010 12 jaar 9 jaar 6 jaar 3 jaar / 2013 3 jaar 12 jaar 9 jaar 6 jaar / 2016 6 jaar 3 jaar 12 jaar 9 jaar / 2019 9 jaar 6 jaar 3 jaar 12 jaar / 2022 12 jaar 9 jaar 6 jaar 3 jaar / 2025 3 jaar 12 jaar 9 jaar 6 jaar / 2028 6 jaar 3 jaar 12 jaar 9 jaar / 2031 9 jaar 6 jaar 3 jaar 12 jaar /

Afbeelding 9

Schematische voorstelling van een landschapselement waar een gefaseerd hakhoutbeheer op wordt toegepast. Het landschapselement is in 5 opgedeeld. Op 1/5de vindt geen beheer plaats (links). In de overige 4/5dewordt om de 3jaar gekapt. (Illustratie: Ilf Jacobs)

Onbeheerde zone ---------------------------- Overstaande boom Pas gekapte zone ---------------------------- Terug opgroeiende zone

(21)

1.2.4 Nieuwe mantel-zoomvegetaties creëren

Inleiding

Ons huidige landschap wordt vaak gekenmerkt door scherpe grenzen tussen verschillende biotopen. Natuurlijke gradiënten komen slechts sporadisch voor, hoewel juist daar vaak de hoogste biodiversiteit te vinden is.

Een mantel-zoomvegetatie kan eenvoudig ontwikkeld worden in de grenszone tussen een bos of houtkant en het nevenliggende open terrein door beperkte aanpassingen in het beheer.

B

EHEERADVIES

M ANTEL - ZOOMVEGETATIES CREËREN

Een mantel-zoomvegetatie kan worden gerealiseerd op 2 manieren. De keuze voor welke methode wordt best gemaakt aan de hand van de ecologische waarde van het bos en het open terrein bij de uitgangssituatie.

¾ Indien het open terrein grenzend aan de bosrand ecologisch minder interessant is dan het aangrenzende bossysteem, kan de mantel-zoomvegetatie best ontwikkeld worden op het open terrein.

- Dit kan gerealiseerd worden door de afrastering voor begrazing enkele meters (5 tot 10meter) weg van de bosrand te verplaatsen of door het maaien te stoppen op enkele meters vóór de bomen. Sleedoornstruwelen aanwezig in de bosrand kunnen op die manier op een natuurlijke wijze uitlopen.

- De vestiging van struwelen in een dichte grasmat verloopt vaak vrij traag. Om het proces te versnellen kunnen hier en daar inheemse struiken (o.a. Sleedoorn) worden aangeplant.

- Een opvolgbeheer zal nodig zijn om een gevarieerde mantel-zoomvegetatie in stand te houden.

¾ Indien het open terrein ecologisch interessanter is dan het aangrenzende bos, kan de mantel-zoomvegetatie ontwikkeld worden door het terugzetten van de bosrand.

- Dit kan gerealiseerd worden door in de rand een bosstrook van 5 à 10m te kappen.

Tracht hierbij een glooiende rand te creëren. In deze gekapte zone zal zich spontaan een natuurlijke gradiënt ontwikkelen.

- Ook hier zal een opvolgbeheer zal nodig zijn om een gevarieerde mantel-

zoomvegetatie in stand te houden.

(22)

Afbeelding 10

Voorbeeld van een zich ontwikkelende mantel-zoomvegetatie in het Walenbos (Tielt-Winge).

De afrastering werd hier enkele meters naar binnen verplaatst. Sleedoornstruwelen aanwezig in de bosrand kunnen op die manier op een natuurlijke wijze uitlopen. In de zoom zijn ruigtekruiden te vinden. In deze bosrand zijn o.a. Sleedoornpage, Iepenpage, Eikenpage en Kleine ijsvogelvlinder aanwezig! (foto: Ilf Jacobs)

(23)

1.2.5 Aanplanten van hagen en houtkanten met Sleedoorn

Inleiding

Het aanplanten van streekeigen Sleedoorns is een zeer eenvoudige en effectieve manier om een locatie geschikt te maken voor Sleedoornpage. Er is immers gebleken dat, indien de soort in de omgeving voorkomt, Sleedoornpages de nieuw aangeplante struwelen snel kunnen koloniseren. Na een aantal jaren kan een nieuwe aanplant reeds fungeren als ideaal leefgebied.

T

IPS BIJ HET

AANPLANTEN VAN S LEEDOORN

¾ Er zijn verschillende manieren waarop Sleedoorn gericht kan worden aangeplant waarvan de Sleedoornpage kan profiteren.

- Het aanplanten van houtkanten en hagen

- Vrijstaande sleedoornstruiken of kleine bosjes in weilanden

- Versnellen van de ontwikkeling van een mantel-zoomvegetatie door aanplanten van struweel tegen bosrand.

- Stimuleren van het aanplanten van streekeigen struiken (o.a. Sleedoorn) in tuinen en parken

¾ Plantacties i.f.v. Sleedoornpage worden best geconcentreerd in zones die op korte tot middellange termijn gekoloniseerd kunnen worden.

¾ Opdat duurzame bronpopulaties zouden kunnen ontwikkelen, worden de acties best geconcentreerd in clusters i.p.v. een grote ruimtelijke spreiding van de acties.

¾ Door de sleedoornstruiken in groepjes aan te planten kan worden vermeden dat ze op relatief korte termijn worden verdrongen door andere soorten.

Waar vind ik plantgoed?

Het aanplanten van kleine landschapselementen is stilaan ingeburgerd geraakt. Op tal van

plaatsen zijn er in het najaar gegroepeerde bestellingen van streekeigen bomen (voor een

overzicht zie www.natuurpunt.be/behaag en

http://www.plantvanhier.be/) en heel wat

gemeentebesturen geven hiervoor subsidies. Ook Regionale Landschappen kunnen je

helpen bij de inrichting van je terrein. In tegenstelling tot sommige andere autochtone bomen

(24)

Afbeelding 11 en 12

Het aanplanten van Sleedoorn in openbare of private terreinen en natuurgebieden kan reeds na enkele jaren een kwaliteitsvol leefgebied vormen voor de soort. De recente aanplantingen rond de waterzuiveringsinstallaties zijn hiervan een goed voorbeeld. (foto’s: Ilf Jacobs)

(25)

2 Bijkomend onderzoek naar de imago’s van Sleedoornpage in Vlaams-Brabant

2.1 Inleiding

Ondanks het succes van het project ‘Sleedoornpage: Ecologie, verspreiding en aanzet tot

soortbescherming’ (Jacobs et al. 2010), was hier en daar een verfijning van het onderzoek

nodig om hiaten in de soortkennis op te lossen. Een goed onderbouwde soortkennis vormt immers de basis om in de toekomst aan de slag te gaan door middel van effectieve acties.

Het vorige onderzoek richtte zich vooral op de ei-fase van de soort. In de loop van dit project werd getracht om de soort als imago in zijn leefgebied aan te treffen waardoor we meer inzicht zouden krijgen in de ecologie van de soort.

Het is alom bekend dat het aantreffen van adulte Sleedoornpage bijzonder moeilijk is in het grootste deel van zijn verspreidingsgebied. Waarnemingen zijn vaak eerder toevalstreffers in plaats van een logisch gevolg van gericht zoeken. Tijdens dit project bleek de soort zijn reputatie als mysterieus eer aan te doen. Het werd nogmaals duidelijk dat de beste methode om de aanwezigheid van de soort te bevestigen bestaat uit het zoeken naar de eitjes in de winter.

Om te komen tot een beter beeld op de voor- of achteruitgang van de soort op een locatie of in een regio dient men verspreidingsonderzoek uit te voeren op verschillende locaties binnen een regio en dit gedurende verscheidene jaren. Om hier aan tegemoet te komen werd een monitoringsmodel uitgewerkt om de vinger aan de pols te houden.

2.2 Methode

Aan de hand van waarnemingen in het verleden werden binnen Vlaams-Brabant zones afgebakend waar de kans het grootste leek om imago’s aan te treffen. Een professionele medewerker van Natuurpunt Studie voerde het bijkomend onderzoek uit.

In de geselecteerde gebieden werd tijdens het optimum van de vliegperiode gezocht naar adulte individuen. Wanneer vlinders werden aangetroffen werden deze indien mogelijk gevolgd om hun gedragingen in detail te beschrijven

Daar het vinden van adulte Sleedoornpages erg moeilijk is, werd tevens ingezet op het

vrijwilligersnetwerk om bijkomende informatie te verzamelen. Een aanhoudende inspanning

bleek nodig om het vrijwilligersnetwerk te sensibiliseren en hen te laten participeren aan het

project, daarom werden er nog een aantal sensibiliserende mails gestuurd.

(26)

2.3 Resultaten van het onderzoek naar de imago’s van de Sleedoornpage in Vlaams-Brabant

2.3.1 Aantal binnengelopen waarnemingen in de loop van de opeenvolgende Sleedoornpage-projecten (tussen 01/01/2008 en 11/10/2011)

Na de nodige sensibilisatie werden er in de voor het project ontwikkelde projectpagina op

www.waarnemingen.be,

niet minder dan 1941 exemplaren Sleedoornpages (alle levensfasen) ingevoerd verspreid over 825 meldingen.

Belangrijk voor het verspreidingsonderzoek was de mogelijkheid om tevens

0-waarnemingen door te geven. Op deze manier werd duidelijk waar zonder succes gezocht werd, dit bleek het geval te zijn op 702 locaties. In de loop van de 2 opeenvolgende projecten hebben niet minder als 168 unieke waarnemers Sleedoornpage-waarnemingen gepost in de projectpagina op www.waarnemingen.be.

De dataset van de projectpagina is als bijlage te vinden achteraan dit rapport. De originele tabel bevat meer kolommen dan in dit rapport kan worden weergegeven. Er werd een selectie gemaakt om te komen tot een werkbare tabel. Volgende velden werden opgenomen: Datum, Aantal, Geslacht, Stadium, Gebied, Gemeente en Waarnemer. Een vereenvoudigd voorbeeld van de tabel is hieronder als voorbeeld weergegeven.

Tabel 2

Vereenvoudigd knipsel uit de tabel met verspreidingsgegevens van Sleedoornpage in Vlaams-Brabant.

Achteraan het rapport is de volledige tabel weergegeven als bijlage.

Datum # Geslacht Kleed Gebied Gemeente Provincie Waarnemer 13/01/2008 4 onbekend ei Kluysbos - Galmaarden Galmaarden Vlaams-Brabant Carlos D'Haeseleer 25/07/2008 1 vrouw imago Kessel-Lo - Centraal Kessel-Lo (Dg) Vlaams-Brabant Natuurstudiegroep Dijleland 15/11/2008 3 onbekend ei Teralfene (Dg) Affligem Vlaams-Brabant Joost Meulemans 15/11/2008 6 onbekend ei Laekdal Tremelo Vlaams-Brabant Koen Berwaerts 16/11/2008 4 onbekend ei Halle (Halle) (Dg) Halle Vlaams-Brabant Dirk Maes 19/11/2008 9 onbekend ei Sint Camillus Bierbeek Vlaams-Brabant Koen Berwaerts 23/11/2008 1 onbekend ei Bertem - Koeheide Bertem Vlaams-Brabant Bart Creemers

Afbeelding 13

Sleedoornpage rustend op een blad. Het onderlichaam en poten zijn opvallend wit gekleurd. De onderzijde van de vleugels is warm oranjebruin gekleurd met een markante dubbele witte lijn, en ook de typische ‘page-staartjes’ ontbreken niet. (foto: David Pollet)

(27)

2.3.2 Beschrijving van het gedrag van de imago’s

Verslagen van waarnemingen door medewerkers Natuurpunt Studie

Een relatief recent aangeplant perceel aan de rand van het Hallerbos te Halle werd geselecteerd als zoekgebied doordat tijdens het verspreidingsonderzoek in 2010 (Jacobs et al. 2010) op deze locatie een recordaantal (129ex.) sleedoornpage-eitjes werd aangetroffen.

Hallerbos (Halle)

http://waarnemingen.be/waarneming/view/46292663

Het onderzochte gebied bevindt zich langs de westrand van het Hallerbos. Op een voormalig grasland werd aan bosuitbreiding gedaan waarbij over een relatief grote oppervlakte jonge bomen werden aangeplant met o.a. relatief veel Sleedoorn.

Het terrein werd tijdens de vliegtijd van de soort in 2010 en 2011 (06/09/2010 en 24/08/2011) bezocht waarbij intensief gezocht werd naar imago’s. Hoewel gericht gezocht werd in zowel de boomkruinen, jonge sleedoornstruiken als nectarplanten werden geen imago’s waargenomen. Tijdens het onderzoek werden enkele sleedoornpage-eitjes aangetroffen

http://waarnemingen.be/waarneming/view/49869392

Het gebied Pikhakendonk werd geselecteerd als zoekgebied daar imago’s van Sleedoornpage af en toe worden waargenomen in de onmiddellijke omgeving. Het gebied bevindt zich bovendien relatief dicht bij Mechelen waardoor korte bezoeken vanaf het hoofdkwartier van Natuurpunt mogelijk waren.

Pikhakendonk (Boortmeerbeek)

Het gebied werd in 2011 verschillende keren bezocht in de loop van het vliegseizoen van de soort. Ook hier werden echter geen imago’s aangetroffen. Tijdens één van de bezoeken werd wel een eitje waargenomen. http://waarnemingen.be/waarneming/view/56401952

Daar het erg moeilijk bleek om in Vlaams-Brabant imago’s aan te treffen werd via een screening van alle Vlaamse waarnemingen een gebied geselecteerd waar het vaakst imago’s werden waargenomen in het recente verleden.

Kemmelberg-Monteberg, Dranouter

De omgeving van de Kemmelberg in het zuiden van West-Vlaanderen bleek met ruime voorsprong de beste regio in Vlaanderen om imago’s aan te treffen. Op 02/09/2011 werd daarom een bezoek gebracht aan deze regio. Aan de hand van de verzamelde waarnemingen kon bepaald worden op welke plaatsen men het meeste kans op succes heeft.

Rond 12u20 werd na een periode van gericht zoeken uiteindelijk een vrouwtje Sleedoornpage

aangetroffen in de omgeving van de Monteberg

http://waarnemingen.be/waarneming/view/56561674.

(28)

Beschrijving van de waarneming

Na enkele uren gericht zoeken langs bosranden, houtkanten, etc. waar de soort reeds was waargenomen in het verleden, werd uiteindelijk een vrouwtje Sleedoornpage opgemerkt in de omgeving van de Montebergstraat (Dranouter).

:

Hoewel op tal van locaties mooi ontwikkelde sleedoornstruwelen werden aangetroffen was de locatie waar het individu aanwezig was eerder oninteressant daar er bv. geen Sleedoorn aanwezig was in de directe omgeving.

Het wijfje Sleedoornpage werd opgemerkt toen ze een kleine onverharde weg overvloog op geringe hoogte (<2m). Voor een page komt de soort in vrucht vrij groot en traag over. De vlinder ging meermaals kort zitten op lage kruiden zoals Grote brandnetel (zie Afbeelding 14).

De vlinder leek wat rusteloos waarbij korte periodes van zonnen (met halfopen vleugels) werden afgewisseld met korte vluchtjes naar een andere locatie die vaak op minder dan 5m lag van vorige locatie. De vlinder leek de kleine geïsoleerde struiken even te controleren door langs de rand te fladderen even op een tak te landen en weer verder te vliegen.

Tijdens deze controlevluchtjes bleef het vrouwtje steeds relatief laag (<2m). Er werd geen eiafzet waargenomen noch werd waargenomen dat de soort nectarplanten bezocht.

Uiteindelijk vloog de vlinder met een snelle en schijnbaar doelgerichte vlucht naar de boomtoppen van een nabijgelegen bos om over de kruinen te verdwijnen.

Mogelijk blijft een wijfje langer aanwezig wanneer geschikte sleedoornstruwelen aanwezig zijn.

Afbeelding 14

Het aantreffen van imago’s van Sleedoornpage is vaak eerder een toevalstreffen i.p.v. het resultaat van gericht zoeken op ‘de juiste’ plek. (foto: Ilf Jacobs)

(29)

Verslagen van waarnemingen door vrijwilligers

Waarnemers: Kevin Lambeets, David ‘Billy’ Herman en Wout Opdekamp Mariembourg, Namen. 15/8 12u20

Twee vrouwtjes gedurende vijftal minuten waargenomen. Werden gezien langsheen voormalige spoorweg waarvan sporen opgebroken zijn en nu braak ligt. Langsheen spoorweg aan beide kanten houtkant met Sleedoorn. Beestjes zaten voornamelijk aan zuidkant van de spoorweg (dus zonbeschenen deel) en vlogen rond op zoek naar jonge Sleedoorn.

Eén keer eiafzet gezien, op Sleedoorn van ongeveer 75cm hoog waarbij eitje afgezet werd in oksel van 1ste zijtak. Wijfje draaide hierbij tijdje rond met haar achterlijf tot ze juiste plek gevonden had. Eitje in begin geleiachtig, na enkele minuten opgedroogd tot klassieke golfbal.

Verder werd er ook nog braam bezocht als voedselplant.

Verder werd na bekijken van de foto’s vastgesteld dat één van de dieren opgeloste mineralen kwam drinken op de bezwete handen van één van de waarnemers. Dit is opmerkelijk want in de literatuur werd het drinken van mineralen nog niet vermeld –wat voor andere pages al wel bekend is.

Afbeelding 15

Een vrouwtje Sleedoornpage op zoek naar een geschikte eiafzetplaats. (foto: Diane Appels)

(30)

Waarnemer: Geert Carette

Omgeving Ploegsteert & Kemmelberg, Henegouwen/West-Vlaanderen.

Temperatuur rond 18-20°C.

Waarneming 1:

Ploegsteert: Vrouwtje die kwam zonnen aan de zonnekant van een kleine Sleedoorn (2m hoog). Wellicht had ze net een eitje gelegd. 11.30 uur.

Waarneming 2:

In de Beukelaarstraat in Heuvelland. Vier verschillende vrouwtjes gezien. Dit is wellicht een toplocatie voor het leggen van eitjes. Bezocht tussen 12.15 en 14.00 uur.

Eén werd waargenomen toen het een eitje legde. Ze vliegen naar het uiteinde van een jonge tak, kruipen naar beneden en zoeken een geschikte plaats op de Sleedoorn (ongeveer een halve meter onder de top van de jonge tak). Na het leggen van het ei, kwam ze even zonnen op een goed zonbeschenen plaats in dezelfde Sleedoorn. Daarna terug op zoek naar een geschikte legplaats, net op dezelfde manier als hierboven beschreven.

Op een bepaald moment ging het dier even zitten op Braam: te kort om te kunnen zien of ze al of niet voedsel zocht.

Opvallend dat we maar één gaaf exemplaar gezien hebben.

Waarneming 3:

Zuidflank van de Kemmelberg: bezocht tussen 14.15 en 15.15 uur.

Eén zat zonnend op Bramen, met Sleedoorn in de omgeving.

Eén zat te zonnen op Kers, met Sleedoorn in de omgeving.

Waarneming 4:

In ’t Eeuwenhout: twee vrouwtjes vliegend en zonnend hoog in de bomen. Gezien met

verrekijker. Te ver en te kort om gedrag goed te zien. Bezocht tussen 16.30 en 17.00 uur.

(31)

Waarnemer: Stef Spruytte

Omgeving Zuidflank Kemmelberg, West-Vlaanderen. 03/09/2011

Op 3/9/2011 werden 5 wijfjes geobserveerd en gefotografeerd op de zuidflank van de Kemmelberg, gespreid over drie locaties (zie www.waarnemingen.be).

Persoonlijke bevindingen van die namiddag:

- Alle vijf waargenomen tussen 13.00 uur en 14.30 uur. In andere jaren ook vaak in de late namiddag.

- warm en zwoel weer geeft meer kans op waarnemingen van die soort.

- zeer mobiele soort (één wijfje zag ik zich vlot verplaatsen doorheen een druivenveld, met een korte stop halfweg).

- het wijfje kruipt langzaam over jonge twijgen, kromt het achterlijf en deponeert dan een eitje in de oksel van de takdoorn; daarna vliegt ze 1m verder, houdt ongeveer dezelfde hoogte aan (1m) en herhaalt het eileggedrag opnieuw. Na enkele keren vliegt ze dan hogerop (3m) in het sleedoornstruweel om inactief te blijven zitten of neemt hoogte en verplaatst zich over geruime afstand.

- Eiafzetting gebeurde die namiddag vooral aan de NW-zijde (zonbeschenen) van de sleedoornstruwelen. Om te fotograferen niet zo interessant mits het tegenlicht was. Andere jaren zag ik ook eileg aan zuidkant, noordkant, ...

- Voorkeur voor vitale sleedoornstruiken (belangrijk om gefaseerd te snoeien!)

(32)

2.3.3 Opstart monitoringnetwerk Sleedoornpage

Inleiding

De afgelopen jaren werd in het kader van de provinciale bijzondere natuurbeschermingsprojecten de verspreiding van Sleedoornpage in Vlaams-Brabant onderzocht. Het gecoördineerde verspreidingsonderzoek vond plaats tijdens de winter 2008- 2009 en 2009-2010 en heeft geleid tot tal van nieuwe verspreidingsgegevens.

Om de vinger aan de pols te houden wordt er vanaf 2011 gewerkt aan het uitbouwen van een monitoringnetwerk om de toestand van de soort op een gestructureerde manier op te volgen.

De idee is om in Vlaams-Brabant (en indien mogelijk over gans Vlaanderen) een aantal populaties permanent op te volgen door binnen de populatie elk jaar minstens 2 verschillende landschapselementen te controleren. Doordat elk jaar slechts 2 locaties onderzocht dienen te worden blijft de tijdsinvestering vrij beperkt. Door een volgehouden inspanning krijgen we hierdoor een beter zicht op populatietrends op lange termijn zoals jaarlijkse en/of regionale schommelingen, toe- of afname in bepaalde regio’s, enz.

Voor elke geselecteerde regio waar het voorkomen van de soort vastgesteld werd, wordt gezocht naar vrijwilligers, natuurstudiewerkgroepen, etc. die elk jaar het beperkte aantal geselecteerde landschapselementen willen bekijken. Per geselecteerd landschapselement kan een gebied worden afgebakend op www.waarnemingen.be (zie document werkwijze).

Personen die in het verleden reeds waarnemingen doorgegeven hebben uit een

geselecteerde regio waar we van start zouden willen gaan met de monitoring werden

gecontacteerd. Een aantal mensen heeft reeds bevestigd te willen participeren aan deze

monitoring. Om het project te doen slagen is echter een jaarlijkse opvolging en aansturing

nodig.

(33)

Monitoringnetwerk Sleedoornpage: werkwijze

Doelstelling:

Over gans Vlaams-Brabant (indien mogelijk Vlaanderen) een aantal geselecteerde populaties van Sleedoornpage permanent opvolgen door binnen de populatie elk jaar minstens 2 verschillende landschapselementen te controleren om een beter zicht te krijgen op populatietrends.

Opdat de gegevens in de toekomst met elkaar vergeleken kunnen worden is het belangrijk dat de geselecteerde landschapselementen aan een aantal eigenschappen

¾ Geschikt voortplantingsgebied voor de soort:

voldoen:

- minstens 10% van het landschapselement bestaat uit Sleedoorn - bij voorkeur zuidelijk geëxposeerd

- gelegen in kleinschalig landschap

¾ Er werden in het recente verleden (vanaf winter 2005-2006) sleedoornpage-eitjes waargenomen.

¾ Locatie gemakkelijk bereikbaar en toegankelijk

¾ Duurzaam karakter (weinig kans om te worden verwijderd op korte termijn).

¾ Minimale lengte van 20m, minimale hoogte 1m.

Voor elke geselecteerde regio waar het voorkomen van de soort vastgesteld werd, wordt gezocht naar vrijwilligers, natuurstudiewerkgroepen, etc. die elk jaar het beperkte aantal geselecteerde landschapselementen willen bekijken. Per geselecteerd landschapselement kan een gebied worden afgebakend op www.waarnemingen.be. Zie voorbeeld van gebied:

Halle – Sleedoornpage – Hallerbos

http://waarnemingen.be/gebied/info/126181

Methode voor het aanmaken van een Sleedoornpage-monitoringlocatie

Log in op www.waarnemingen.be

Ga naar Mijn Waarnemingen.be > Mijn gebieden - http://waarnemingen.be/user_area Kies voor 'Maak je eigen gebieden aan'

Volg de instructies en geef het gebied een naam op deze manier:

Gemeente – Sleedoornpage – Gebiednaam

Teken de vorm van je zoekgebied zo nauwkeurig mogelijk. Eindig met een dubbelklik om de vorm te sluiten en druk op OK als je het gebied hebt afgebakend. Tracht bij het afbakenen van het gebied je te beperken tot de zone die geschikt is voor de soort (bv. enkel de bosrand i.p.v. het ganse bos, een houtkant in het gebied i.p.v. een ganse zone van het gebied).

Stuur een mailtje naar ilf.jacobs@natuurpunt.be als je klaar bent.

Het Waarnemingen.be team zal het gebied dan nationaal activeren zodat verschillende

personen kunnen participeren aan de monitoring in het gebied.

(34)

Tabel 3

Gestandaardiseerd Waarnemingsformulier ‘Monitoringnetwerk Sleedoornpage’.

W AARNEMINGSFORMULIER ‘M ONITORINGNETWERK S LEEDOORNPAGE

1PAGINA PER LANDSCHAPSELEMENT (HAAG,HOUTKANT,BOSRAND,…)

Voor elke geselecteerde locatie die in het kader van ‘Monitoringnetwerk Sleedoornpage’

onderzocht wordt, wordt een eigen gebiednaam en polygoon aangemaakt op http://waarnemingen.be. Gelieve bij elk bezoek zowel de gegevens in te vullen op dit invulformulier als de waarnemingen door te geven op de projectpagina ‘Inventarisatie Sleedoornpage’ op http://waarnemingen.be/waarnemingen_projecten.php?project=215. Geef in de projectpagina het totaal aantal gevonden eitjes in of vul bij aantal 0 in, indien geen eitjes werden gevonden. Nulwaarnemingen zijn immers ook belangrijk!

Het is belangrijk dat het ganse landschapselement gecontroleerd wordt, zowel begin als einde, voor- en achterkant! Bezorg de ingevulde formulieren aan de coördinator of stuur ze naar onderstaand adres.

Teller(s):……….………(omcirkel notulist) Datum:……… Begin uur: … u ….. Eind uur: … u……

Gemeente:...

Locatie: ………- Sleedoornpage -……… (Naam gebied in waarnemingen.be) Omgeving:

Landschap: kleinschalige landbouw - grootschalige landbouw - directe omgeving woonkernen – bos(rand) – natuurgebied

Toestand van de aan het landschapselement grenzende zones:

¾ Noord: akker – grasland/weide – wegberm – ruigte – bos – weg

¾ Oost: akker – grasland/weide – wegberm – ruigte – bos – weg

¾ Zuid: akker – grasland/weide – wegberm – ruigte – bos – weg

¾ West: akker – grasland/weide – wegberm – ruigte – bos – weg

Aanwezigheid hoge bomen ( > 7m) IN landschapselement: geen – weinig – veel

Aanwezigheid hoge bomen ( > 7m) in directe omgeving ( > 5m en < 50m) van landschapselement:

geen – weinig – veel Locatiekenmerken

Type: houtkant – haag – bosrand – rand van bosweg – holle weg Waardplanten in landschapselement:

Sleedoorn: geen / matig / veel Pruim/Kriek/………..

Lengte landschapselement (m): ……..

Hoogte landschapselement (m): <1 / 1-3 /3-5 / >5 m Breedte: <1 / 1-3 /3-5 / >5 m

Grondscheuten/Uitlopers: geen/weinig/veel

AANTAL EITJES PER HOOGTEKLASSE WAAR ZE GEVONDEN WERDEN.

Hoogte Aantal eitjes (turven) Totaal/hoogte TOTAAL

0 – 0,5m 0,5 – 1m 1 – 1,5m 1,5 – 2m

> 2m

OPMERKINGEN(bv. opvallende verschillen t.o.v. voorgaande jaren)

...

...

Contact: Ilf Jacobs,ilf.jacobs@natuurpunt.be, 015/29 72 73 Natuurpunt Studie, Coxiestraat 11, 2800 Mechelen.

(35)

Monitoringnetwerk Sleedoornpage – adoptievoorstel van populaties

(36)

3 Samenwerking en sensibilisatie

Inleiding

De Sleedoornpage is een soort die voor een aanzienlijk deel voorkomt buiten de natuurgebieden. Om in de toekomst –en bij voorkeur op korte termijn- effectieve acties te ondernemen rond de soort is het belangrijk dat zoveel mogelijk betrokken actoren binnen de natuurbehoudsector samen werken zodat ieder ‘binnen zijn niche’ kan verdergaan met gepaste beschermingsmaatregelen.

Het sensibiliseren van partners en het opstarten van goede samenwerkingsverbanden is één van de belangrijkste pijlers voor een duurzame bescherming van deze soort. Daarom wordt gestreefd naar een nauwe samenwerking tussen partners door sensibilisatie en overleg.

Uitgevoerde acties

Sinds de opstart van de provinciale projecten werden tal van initiatieven genomen om de Sleedoornpage bekend te maken in de natuurbehoudsector.

De belangrijkste acties worden hieronder weergegeven:

x Sensibilisatie van de verschillende actoren.

x Bundelen en beschikbaar maken van beschikbare kennis over Sleedoornpage

x Opmaak en ter beschikkingstelling van ‘Technische fiche Sleedoornpage’

(37)

3.1.1 Sensibilisatie

In de afgelopen jaren werd er veel energie besteed aan de sensibilisatie van zoveel mogelijk mensen en partners. Dit heeft geresulteerd in een grotere betrokkenheid binnen tal van verschillende organisaties, overheden, locale natuurbeheerders, natuurstudiewerkgroepen, enz.

Ondersteuning van het vrijwilligersnetwerk bij verspreidingsonderzoek

De ondersteuning van de geïnteresseerde en participerende vrijwilligers bestond uit het aanbieden van gestandaardiseerde formulieren en op vraag konden veldkaarten worden aangeleverd. Iedereen kreeg de kans om bij te dragen aan het onderzoek, door zelfstandig of tijdens georganiseerde activiteiten op zoek te gaan naar de Sleedoornpage.

Met losse waarnemingen (ook nulwaarnemingen) konden de vrijwilligers terecht op de online

invoermodule op de Sleedoornpage-projectpagina

http://waarnemingen.be/obs/create/?id_project=215.

Het coördineren van een onderzoeksproject wordt sterk gefaciliteerd door gebruik te maken van een online invoermodule. Elke melding is direct zichtbaar en geeft ons bijvoorbeeld een beeld van wanneer het vliegseizoen van start gaat, waar eventueel grote aantallen vlinders waargenomen werden. Bovendien kunnen we door gebruik te maken van dit systeem goed bijhouden waar specifieke zoekacties succes hebben.

De pagina http://waarnemingen.be/tel_project_new/gmap/215 toont steeds het meest recente verspreidingskaartje. De geposte waarnemingen werken stimulerend om zelf op pad te gaan.

Ondersteuning van het vrijwilligersnetwerk bij beheerkwesties

Meer en meer beheerders hebben interesse in de ecologie van de Sleedoornpage en wensen hun beheer aan te passen in functie van de soort.

In de loop van het project werden beheerders geïnformeerd indien zij vragen hadden over de

soort. Nu het gedetailleerd beheeradvies is afgerond en de technische fiche is gerealiseerd

kunnen de beheerders op een eenvoudige manier worden voorzien van informatie.

(38)

Laagdrempelige sensibilisatie voor het brede publiek

Sensibilisatie dient zich best zo breed mogelijk uit te spreiden. In het hoofdstuk

‘Gedetailleerd beheeradvies’ worden mensen bediend die al wat verder gevorderd zijn wat betreft soortkennis en gerichte beheersmaatregelen.

Om binnen de natuursector ook andere mensen te bereiken werden tevens laagdrempelige sensibilisatieacties ondernomen.

Voorstelling van de Sleedoornpage in Natuur.blad en aanzet om gegevens door te geven.

Voorbeeld van een laagdrempelige actie:

Natuurpunt.blad heeft een oplage van 90.000 exemplaren. Door deze actie is de Sleedoornpage in heel wat huiskamers binnengedrongen.

Sleedoornpage

De Sleedoornpage is een bedreigde schoonheid. In tuinen met Sleedoorn kan je hem met wat geluk toch nog aantreffen. Dagvlinderwaarnemingen die worden gemeld via

www.waarnemingen.be

of via www.vlindermee.be worden gebruikt om de toestand van onze biodiversiteit in kaart te brengen. Foto: Jeroen Mentens

Afbeelding 19

Er werd getracht om de soort zo veel mogelijk onder de aandacht te brengen, zoals hierboven in het Natuur.blad.

(39)

3.1.2 Bundelen en beschikbaar maken van kennis over Sleedoornpage

De afgelopen jaren werd de Sleedoornpage erg intensief bestudeerd in Vlaanderen. Eén van de doelstellingen van dit project was het bundelen van alle beschikbare informatie over de soort.

Op de website van de Vlinderwerkgroep wordt zoveel mogelijk literatuur over de soort verzameld. De verzamelde informatie bestaat uit rapporten uit binnen- en buitenland, soortfiches en folders, interessante websites, etc.

Waar mogelijk zijn de documenten downloadbaar gemaakt en ook enkele interessante links toegevoegd.

Voor meer informatie wordt verwezen naar http://www.vlinderwerkgroep.be/

3.1.3 Opmaak en ter beschikkingstelling van ‘Technische fiche Sleedoornpage’

In het onderdeel ‘Gedetailleerd beheeradvies’ worden alle componenten van het soortspecifiek beheer in detail en vaak vrij technisch uitgewerkt. Om deze maatregelen zo breed mogelijk ingang te doen vinden is er een fiche uitgewerkt die breed verspreid kan worden en iets laagdrempeliger is.

Voor de volledigheid wordt in deze fiche buiten het beheersfacet tevens ecologische informatie verwerkt, op die manier heeft de technische fiche een hoge educatieve waarde.

Deze ‘hapklare’ soortfolder heeft als hoofddoelstelling soortgericht beheer voor de

Sleedoornpage meer ingang te doen vinden binnen de natuurbehoudsector.

(40)
(41)
(42)
(43)
(44)

Referenties

Aebischer, N.J. (1991) Twenty years of monitoring invertebrates and weeds in cereal fields in Sussex. The Ecology of Temperate Cereal Fields (ed. by L.G. Firbank, N.

Carter, J.F. Darbyshire & G.R. Potts), pp. 305–331. Blackwell, Oxford, UK.

Anthes, N., T. Fartmann, G. Hermann & G. Kaule 2003. Combining larval habitat quality and metapopulation structure – the key for successful management of pre-alpine Euphydryas aurinia colonies. – Journal of Insect Conservation 7: 175–185.

Arnyas, E., Bereczki, J., Toth, A., Pecsenye, K. & Varga, Z. (2006) Egg-laying

preferences of the xerophilous ecotype of Maculinea alcon (Lepidoptera: Lycaenidae) in the Aggtelek National Park. European Journal of Entomology, 103: 587–595.

Asher, J., M. Warren, R. Fox, P. Harding, G. Jeffcoate & S. Jeffcoate 2001. The millenium atlas of butterflies in Britain and Ireland. – Oxford University Press, Oxford. 430 pp.

Baguette M. & Ph. Goffart, 1991. Liste rouge des Lépidoptères Rhopalocères de Belgique. Bull. Annls Soc. r. belge Ent., 127: 147-153.

Batáry, P., Örvössy, N., Körösi, A. & Peregovits, L. (2008) Egg distribution of the southern festoon (Zerynthia polyxena) (Lepidoptera, Papilionidae). Acta Zoologica Academiae Scientiarum Hungaricae, 54: 401–410.

Baudry, J., Bunce, R.G.H. & Burel, F. (2000) Hedgerows: An international perspective on their origin, function and management. Journal of Environmental Management, 60: 7–22.

Berwaerts, K. (2002). De Sleedoornpage in Vlaams-Brabant: een nieuwe kijk op de verspreiding.

Natuur.Focus, 1: 81-82.

Berwaerts, K. & Vints, E. (2003). De E314-wegbermen in Vlaams-Brabant: een habitat voor de Sleedoornpage? In: Jaarboek BRAKONA 2001 (red. stuurgroep Brakona) pp 72-76, Acco, Leuven.

Bengtsson, J., Angelstam, P., Elmqvist, T., Emanuelsson, U., Folke, C., Ihse, M., Moberg, F. & Nystrom, M. (2003) Reserves, resilience and dynamic landscapes.

Ambio, 32: 389–396.

Benton, T.G., Bryant, D.M., Cole, L. & Crick, H.Q.P. (2002) Linking agricultural practice to insect and bird populations: a historical study over three decades. Journal of Applied Ecology, 39: 673–687.

Bignal, E.M. & McCracken, D.I. (2000) The nature conservation value of European traditional farming systems. Environmental Reviews, 8: 149–171.

Bink, F. A., 1992. Ecologische Atlas van de Dagvlinders van Noordwest-Europa. — Schuyt & Co., Haarlem, 512 p.

Boccaccio, L., Brunner, A. & Powell, A. (2009) Could do better - How is EU Rural Development policy delivering for biodiversity? Report of BirdLife International.

Bos et al. (2006) De Dagvlinders van Nederland, Nederlandse Fauna 7. De Vlinderstichting Bourn, N.A.D. & Warren, M.S. (1998) Species Action Plan Brown Hairstreak Thecla

betulae. Butterfly Conservation, Wareham, UK.

Bourn, N.A.D. & Thomas, J.A. (2002) The challenge of conserving grassland insects at the margins of their range in Europe. Biological Conservation, 104: 285–292.

Boyce, M.S., Rushton, S.P. & Lynam, T. (2007) Does modelling have a role in conservation? Key Topics in Conservation Biology. (ed. by D.W. Macdonald & K.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel de voorkeur van de soort om zijn eitjes af te zetten op jonge sleedoorntwijgen in dit onderzoek niet bevestigd werd, is deze preferentie door heel wat onderzoekers vastgesteld

onvoldoende vergoeding voor meerkosten en operationele kosten voor HS-netten. Met het herziene methode- en x-factorbesluit voor de 4e reguleringsperiode is daarom bepaald dat alsnog

Bogenoemde vier standpunte kan soos volg saamgevat word: (1) 2 Kronieke 6:13 is doelbewus deur die Kronis as verduidelikende kom- mentaar bygevoeg; (2) Die vers kom via ’n ander

In tabel6 (blz. 24) wordt meer gedetailleer- de informatie hierover gegeven voor de verschillende provincies. Hoewel de animo kleine bedrijven over te nemen in alle provincies

Die eerste subdoelwit van die artikel is om te kyk na hoe en tot watter mate gedigte binne die taakgebaseerde benadering gebruik kan word ten einde die onderrig en leer

Bonferroni post hoc tests indicated no significant treatment effect in the socially reared rats for frontal cortical Dopac, HVA, 5-HT, 5-HIAA, NA and MHPG (figure 4A-F)... Addendum

ziekteverzuimpercentage blijft nog net boven het percentage van 2008. De daling van het aantal ziektedagen is wellicht te wijten aan het feit dat er geen noemenswaardige

aanverbinden dat het niet klopt dit niet fout rekenen, omdat significantie (vak spec regel 3.4) niet gekend behoeft te worden.. Komt dat omdat met naar het gaas van de Bench