• No results found

De rol van moeder-zoon symbiose in perversie en zedendelinquentie: een wetenschappelijke verantwoording over de mogelijke gevolgen van een symbiotische moeder-zoonrelatie die niet door vader wordt beëindigd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van moeder-zoon symbiose in perversie en zedendelinquentie: een wetenschappelijke verantwoording over de mogelijke gevolgen van een symbiotische moeder-zoonrelatie die niet door vader wordt beëindigd"

Copied!
215
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tilburg University

De rol van moeder-zoon symbiose in perversie en zedendelinquentie

Lehnecke, K.M.

Publication date: 2004

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record Link to publication in Tilburg University Research Portal

Citation for published version (APA):

Lehnecke, K. M. (2004). De rol van moeder-zoon symbiose in perversie en zedendelinquentie: een

wetenschappelijke verantwoording over de mogelijke gevolgen van een symbiotische moeder-zoonrelatie die niet door vader wordt beëindigd. Wolf Legal Publishers (WLP).

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

(2)

IN

EN -

--1.F-IN W El-INS(:1-1 A I'l'ELIKE VEIC A IN-I'WED()111)INC; C)\'lilt 1)IE MC)(;ELIIKE (;EV(11.(;IENVAN [iliN hyl\1131()-1-15( 1-Ili

N'1()El)V.12-Z.(1()!\Ill.El_.ATI E I)Ili 1\1IET 1)( )(111

V,41)Elt.WI)Ill)-r 11Ell.INI)1(;1)

(3)

BIBUO™EEK

(4)
(5)

in perversie

en

zedendelinquentie

Een wetenschappelijke

verantwoording over

de mogelijke

gevolgen van een symbiotische moeder-zoonrelatie die niet doorvader

wordt

beBindigd

PROEFSCHRIFT

TEA VERKRUGING VANDEGRAADVANDOCTOR

AAN DEUNIVERSITEIT VAN TILBURG, OP GEZAG VAN DERECTOR MAGNIFICUS,

PROF. DR. F.A. VANDER DUYN SCHOUTEN,

IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN TEN OVERSTAAN VAN EEN DOOR. HET COLLEGE VOOR PROMOTIES

AANGEWEZEN COMMISSIE IN DE AULA VAN DE UNIVERSITEIT

OP WOENSDAG28APRIL 2004 OM 16.15 UUR

DOOR

KAROLINE MATHILDE LEHNECKE,

GEBOREN OP 11 FEBRUARI 1947 TE STRAELEN, DUITSLAND

(6)

UNIVERSITEIT * VAN TILBURG

(7)

zijn de lichtbronnen van ons hele leven. Zij vormen het centrale licht

waarin heel ons zien is ingebed...'

William Wordsworth

(1770-1850)

(8)

Een wetenschappelijke verantwoording over de mogelijke gevolgen van een symbiotische moeder-zoonrelatie die nia door vader wordt betindigd.

K.M. Lehnecke. ISBN: 90-5850-075-6. Uitgegeven doorWolfLegal Publishers

(WLP).

Uitgever: Willem-jan van der Wolf

Productie: Rend van der Wolf

Dit boek is eenuitgavevan: ·RolfLegal Publishers (WLP)

Postbus31051 6503CB Nijmegen Tel: 024-3551904; Fax: 024-3554827; E-Mail: wlp@hetnet.nl Http://www.wol legalpublishers.com

Voor zoverhet maken vankopiedn uit deze uitgave istoegestaan op grondvan artikel 16 b

Auteurswet 1912 jo. het Besluit van 20 juni 1974,Stb.351,zoalsgewuzigd bu het Besluit van

23 augustus 1985, Stb.471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigdevergoedingentevoldoen aande StichtingReprorecht (Postbus 882, 1180 AW

Amstelveen). Voorhetopnemen vangedeelte(n) uitdezeuitgave in bloemlezingen,readers en andere compilatie werken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

Hoewel aan deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur noch WLP aansprakelijkheid voordeaanwezigheidvaneventuele (druk)foutenenonvolkomenheden.

© 2()04 TekstenK.M. Lehnecke

(9)

Deze dissertatie kwam tot stand mede dankzij een aantal personen die mij

persoonlijk en professioneel op geduldige en kritische wijze ondersteunden.

Mijn dank voor hun warmeen enthousiaste hulp.

In de eerste plaats bedank ik mijn promotor, Pref dr. T. I. Oei. Ik ontmoette Karel voor het eerst inde psychoanalytische stafvergaderingen in Ede. Tijdens

66n van deze vergaderingen kondigde hij aan, zijn professoraat 06cieel te

hebbenaanvaard aan deUniversiteitvan Tilburg. Toen ik aan ditforensisch -psychoanalytisch onderzoek wilde beginnen was ik erg blij dat hij mij wilde

adviseren en begeleiden. Hij heeft dit op zijn zo kenmerkende hartelijke en

stimulerende wijze, zevenjaar weten vol te houden. Ik dank hem voor zijn inzet.

Tijdens eendoorKarel georganiseerdebijeenkomstvanpromovendiontmoette

ik wijlen Dr. T. K.

de Graaf. Ik heb veel vanhem geleerd op hetgebied van

transgenerationele traumatisering. Het concept van 'thebadautonomous child' is

door hem geYntroduceerd en eloquent beschreven in zijn proefschrift (1998). In 2002 werkten

wij

samen aan een onlangs gepubliceerd artikel. Op 16 september 2003, sprak hijzichpositiefuit over mijnmanuscript en dit was voor mij een geweldigeopstekeromdat hij vond dat zijngedachtegoed op dejuiste

wijze in mijn proefschrift verwerkt was. Op mijn verzoek om als copromotor

aanwezig te zijn bij depromotie antwoordde hij positief. Kort daarna echter,

stierfhij. Ik dank Theo voorzijngedrevenheid, zijnnauwgezette, enthousiaste

enrotsvasteovertuiging vande goede afloop van onze samenwerking. Ik dank

hem voorzijn vertrouwen.

Dank komt toe aande leden vande promotiecommissie.

Prof. mr. P. 1/laardingerbroek van de vakgroep privaatrecht, Universiteit van Tilburgheeftmijwaardevolleadviezen gegevenomtrentdeconclusies van mijn

onderzoek.

Prof mr. M. S. Groenhulsen van het departement strafrechtwetenschappen aan de Universiteit van Tilburg.

Prof. dr. A. M.vanKalinthout van het departement Strafrechtwetenschappen aan

(10)

Prof dr. J. J. Baneke, hoogleraar in de gezondheidspsychologie bij de faculteit

wijsbegeerte en maatschappijwetenschappen van de Universiteit Twente. Dank in de persoon van Drs. C../.de Boer-van Schaik, aan het Ministerie van Justitie dat mij toestemmingverleende totraadpleging van dossiergegevens en

rapportagesvanjustitiabelen.

De toenmalige directie vandeTBS-kliniekOldenkotte dank ik voorderuimte die zij mij gafom aanmijn onderzoektebeginnen. Speciale dank gaat uit naar

Drs. T. H. Que.

Drs. D. F. j. Hoekstra

in

zijn functie van vast gerechtelijk deskundige die voor

mij bemiddelde in het verkrijgenvan inzage in ambulante dossiergegevens van

justitiabelen. Drs. C. Fredeveld, indertijd hoofd Forensisch Psychiatische Dienst,

Almelovoor zijn medewerking. Drs. M. Meijer,directeur van 'De Karelskamp,' en de heer P. J. Halle.

Dr. E. H. M. Eurlings-Bontekoe van de vakgroep klinische psychologie van de

UniversiteitLeiden, voor haar bemoedigende adviezen in het eerste stadium van

mijn onderzoek.

Ik ben Prof Dr. H .B. M. van derWieterkentelijk voor zijn bereidwilligheid

mijnonderzoek methodologischteondersteunen. Doordekleinschaligheid van mijn studie heb ikgemeendhem hiermee niet verderte mogen belasten.

Drs. R. A. van dm Pot, hoofd Forensisch Psychiatrische Dienst, Rotterdam en Dordrecht en mevrouw Mr. C. M. van Esch, Hqfressortjuriste. Beiden ben ik erkentelijk voor hun bereidwilligheid medewerking te verlenen aan mijn onderzoek. Corrie heb ik gewaardeerd voorhaaropbouwende suggesties.

De Forensische Psychiatrische Dienst Arnhem, in de personen van Drs. D. Daniels, Drs. T. vanderVeer, Drs. Ingnd van Woudenberg Speciale dank gaat uit

naar Daan, ook voor zijn collegialiteit in andere gremia waar

wij

elkaar veelal tegenkomen.

Al

bijna dertienjaar zijn wij intervisie-partnerswaarbij ikje heb

leren kennen en waarderen als een betrokken - en deskundig

psychiater-psychoanalyticus, met hart voor het vak. Ik hoop van harte dat wu nog lang mogen samenwerken. Een speciale waardering voor mevrouw Y. C.

Janssen-Dekker, die mij ondanks haar drukke secretariele werkzaamheden steeds behulpzaam was bij hetzoeken naardejuiste dossiers. Dank je wel Yolanda. Mr. H. Stickelbroek vanhet OpenbaarMinisterieteArnhem voorzijn bemidde-ling in hetverkrijgen van inzicht in devonnissen van betrokken justitiabelen.

Dr. G. F. Bogels, zenuwarts en psychoanalytica voor haar waardevolle

aanwij-zingen.

Het Nederlands Psychoanalytisch Instituut, in het bijzonder mevrouw Dr../.

Zevalkink, hoofd van de afdeling Onderzoek en Kwaliteitszorg, ben ik

(11)

Mr. H. J. M. Boukemavoor zijn stimulerende woorden aan het begin van mijn

exploratie.

Mijncollega-studiegenoten: psychoanalytici in opleiding uit het jaar 1989, bij

het Nederlands Psychoanalytisch Genootschap. In hetbijzonder dank ik Drs.

MarcelSchmeetsvoor zijn vriendschap tijdens een boeiende studie en opleiding. Drs. H. van der M/eide en Dr. A. Stii/kens die mij als docenten een belangrijke

aanzet hebben gegeven en mijn interesse in de psychoanalyse en in het onderwerp 'perversie,' in het bijzonder, stimuleerden door hun boeiende maniervan doceren. Mijn speciale erkentelijkheid gaat uit naarmevrouw Dr. H. C. Halberstadt-Freud voor de inspirerende technische seminars en de waardevolle supervisies die ik bij haar ontving.

Drs. J. A. Groen, Prof. dr. A.A. Fischeren wijlen Drs. J. Waage. Zij leerden mij op ambachtelijke wijze het vakvan psychoanalytica.

Mijn collega's in mijn twee intervisiegroepen, Paul Van Woerden,Joke de

Bijl-Nachenius, juco van Rietschoten, Jo Verhoef, Peter Vermeulen, Maria Sijben, Ma,ja

Nijholf-Huijsse, Frans van Nunen.

Mijn collega's vandeRegionaleVrijgevestigdePsychotherapeutenGelderland, Catrien Bruijning, Erik DyckholI, Jos van Hofwegen-Hoppenbrouwer, Henk

Hanekamp.

Drs. C. Louwerier-den Dulk, voorhaar vriendschap, haarwaardevolle collegiale ondersteuningmaarvooral voordesysteemtheoretische kenniseninzichten die ik van haar kreeg tijdens onze samenwerking.

Mijn collega's van de Gelderse Roos te Arnhem, voor hun geduld en hun

tolerantie.

Mevrouw Rita van derStoep, voor de taalkundige correcties.

Mijnschoonzusje, Alice Goedman, dankik voorhaarnimmeraflatendeinteresse

in mijn onderzoek. De door haar getoonde, authentieke belangstelling en

vriendschap was altijd hartverwarmend.

Dr.Jellemieke Hees-Stauthamer en Drs. Yteke Hettinia voorhun innige

vriend-schap, genegenheid en enthousiaste ondersteuning. Dank voor jullie buiten-gewone inzet en voor het feitdat

jullie

wilden optreden als mijn paranimfen. Dit proefschriftdraag ik op aan mijn zonen Raemon en Duncan en aan mijn

man johan, die ik veel dank verschuldigd ben voor zijn geduld, zijn inzet en zijn buitengewone verbale

creativiteit, die mij uit

menig taalkundig en

emotioneel spagaat wistte halen.

(12)

HOOFDSTUK 1

Inleidende

beschouwingen

1.1 Inleiding . . . , . . . . - . . , .. 1

1.2 Probleemstelling en koersbepaling ... 3

1.3 Aanleiding totde studie . . . 5

1.4 Deopzet van het onderzoek ... 5

1.4.1 Eenblijvende symbiotische moeder-zoonrelatie . . . 6

1.4.2 Deindividuele psychogenetischefactor . . . 7

1.4.3 Milieu- en omgevingsfactoren . . . 8

1.5 ...13Werkwijze ... 1.5.1 Inkaderen van de data . . . .1 5 1.5.2 Selectie van dossiers . . . .1 5 1.6 Samenvatting ...15

HOOFDSTUK 2

Seksueel

afwijkend

versus ontoelaatbaar gedrag 2.1 Inleiding . . . . . . . 2.2 Perversie enparafilie in p e r s p e c t i e f. . . .1 8 2.2.1 Kenmerkenvan perversie: lustvolle sensomotorische aspecten, drang, ritueel enfantasie . . . .2 1 2.3 Perversie enparafilie geen uitwisselbare synoniemen . . . .2 4 2.3.1 Determ parafilie dektde lading niet . . . .2 8 2.3.2 Van perversie tot zedendelinquentie . . . .3 0 2.4 Samenvatting ...32

HOOFDSTUK 3

Het theoretische psychoanalytische referentiekader

3.1 Inleiding... . . . .3 5

3.1.1 De verschillende psychodynamische stromingen en

(13)

3.2 Het driftmodel . . . 37

3.3 Het

Egomodel ...42

3.4 Het objectrelatiemodel . . . .4 4

3.5 Het psychoanalytische model van de zelfpsychologie . . . .4 8 3.6 De orthodoxepsychoanalytische visie op perversie . . . .5 0

3.7 Theoretische ontwikkelingen na Freud . . . .5 1

--3.8 Object-relationelehypothesen van de perverse

ontwikkeling . . . ,3

3.9 Samenvatting ... ,...62

HOOFDSTUK 4

Aspecten van de psychodynamiek

Inleiding...···-···

4.1 63

4.2 Afweermechanismen . . . 65 4.3 Coping...,...,... . . . .6 6 4.4. G e h e c h t h e i d. . . 67

4.4.1 Gehechtheidsgedrag, gehechtheidssysteem, gehechtheidsstijl

en gehechtheidsclassificaties . . . .7 3 4.4.2 Zedendelinquenten engehechtheid . . . .7 6

4.4.3 Het gezinals oorspronkelijk vertrekpunt . . . .7 7

4.5 De interactionele psychodynamiek . . . .8 0

4.5.1 Verschillen tussen neurotische en perversevormen van

zedendelinquentie ...81

4.5.2 De compromisformatie: hetuitstellen en ombuigen van

lustbevredigingnaar maatschappelijk

geaccepteerde normen ...82

4.5.3 De aard van de gehechtheid isfundamenteel in de vorming van

de persoonlijkheidsstructuur . . . .8 5

4.5.4 Een normale, gezonde narcistische ontwikkeling . . . .8 6

4.5.5 Separatie enindividuatie in eenveilige omgeving . . . .8 8 4.5.6 Een problematische, ongezonde narcistische

ontwikkeling- ...89 4.5.7 Separatieen individuatie in eenonveilige omgeving_ . . . . .9 1

(14)

HOOFDSTUK 5

Het psychodynamisch proces geillustreerd

5.1 Inleiding . . . .9 5 5.2. Michael . . . .9 6 5.3 5.4 Cees . . . 100

5.5 »m...1.1 11 11111111 11111111111 1111111 1,1

5.6 Piet . . . 102 5.7 Maarten . . . 103 5.8 Paul . . . 105

5.9 Kritische factoren en objectrelaties . . . 106

5.10 Kritische factoren en de afweermechanismen . . . 108

5.10.1 Seksualisatie . . . 108

5.10.2 Dissociatie . . . 109

5.10.3 Identificatie, projectie en projectieveidentificatie . . . 110

5.10.4 Omkering en 'turningpassive into active' . . . 113

5.11 Kritische factoren en gehechtheid . . . 114

5.12 Kritische factoren en cognities- . . . .1 1 6 5.13 Dedrangtot

herhaling ...118

5.14 Samenvatting ... . . . 121

HOOFDSTUK 6

Het onderzoek

6,1 Inleiding . . . 123

6.1.1 Het probleem voordepsychoanalyse gedefinieerd . . . 124

6.1.2 Hermeneutiek en wetenschap . . . 125

6.1.3 Het methodisch vinden . . . 126

6.2 Verantwoording onderzoeksmethodiek . . . 126

6.2.1 Verantwoording onderzoeksgroep . . . 127

6.2.2 Selectiecriteria en gezinsconstellaties gedefinieerd voor de TBS-groep en de FPD-groep . . . 127

6.3 Hetonderzoek bijde TBS-groep...129

6.3.1 De TBS-dossiers . . . 129

6.3.2 Algemene kenmerken van de onderzoeksgroep . . . 130

6.3.3 Factoren die tot seksuele ontsporingleiden . . . 132

6.3.4 Beschouwing van de TBS-groep . . . 133

(15)

6.4.1 De dossiers van de (ambulante) FPD-groep . . . 136

6.4.2 Algemene kenmerken van de FPD-groep . . . 137

6.4.3 Oudercriteria en gezinscombinaties van de FPD-groep . . . 137

6.4.4 Beschouwing van de FPD-groep . . . 139

6.5 Overeenkomsten enverschillen tussen de TBS- en FPD-groepen 142

6.6 Slotbeschouwing...144

6.6.1 De etiologie van perversie schematischen globaal in beeld

gebracht ...151

6.7 Conclusies en aanbevelingen . . . 153

6.7.1 Conclusies . . . 153

6.7.2 Aanbevelingenvoorverder onderzoek . . . 154

(16)

Inleidende beschouwingen

1.1 Inleiding

Het gedrag en de geestestoestand van zedendelinquenten zijn al door vele wetenschapperstotonderwerpvanonderzoekgemaakt.InNederland en in het buitenlandzijntalrijkestudiesverricht naardespecifiekekenmerkenvanseksuele

delinquenten endeclassificatievan typen van zedendelicten. Begrijpelijkerwijs

is daarveel aandachtbesteed aan hetkunnen voorspellen van het risiconiveau

en het recidivegevaar. De maatschappij is immers gediend meteen adequate

preventieen bescherming tegenditsoortmisdrijven. Ookhet vindenvan snelle

en effectieve behandeloplossingen is doel van veel forensisch onderzoek. De cognitieve leertheorie, die in het midden van dejaren tachtig vanuit

Noord-Amerika naar ons toe is gekomen, heeft in praktische zin bijgedragen aan de

ontwikkeling van klinische interventies. De slogan no cure, but control werd eveneens

uit

Amerika geimporteerd;zeimpliceerde dat'eengoede,

veelbeloven-detheorie' minder belangrijk werdgevondendaneen'veelbelovende behandelin-terventie'.Denadruk kwamnietlangerteliggenophet'genezen' van de

symp-tomatologie maar op hetonder controle krijgenenhouden van het symptoomge-drag. In het forensische werkveld heeft dit verschuivende uitgangspunt veel

impulsengegevenaandirectieve, leertheoretische behandelmethoden.De neiging

om het kind met hetbadwater weg te gooien was inde begineuforie van de

'cognitievevloedgolfniet ongebruikelijk.Eengrootarsenaalvan

psychoanalyti-sche kennis en ervaring op het gebied van psychodynamische en

systeem-therapeutische expertiseisdientengevolge gemarginaliseerd, orndat het niet meer tot het gangbare protocol behoorde. Een te eenzijdige kijk op de complexe

diversiteit vandeproblematiekisechter reductionistisch endesterkenadruk op classificatieennosologie wekteen valseschijnvanzekerheiden

wetenschappelij-ke evidentie. De politiek-bestuurlijwetenschappelij-ke orde is daar misschien wel meegediend maar het werpt geen beter

licht op

de complexiteit van de onderhavige

problematiek:

'

(17)

In het gangbare bestek anno 2003 wordt naar mijn mening onvoldoende

aandacht besteed aandepersoonlijkheidsstructuur(ofpersoonlijkheidsorganisatie) vanseksuelecriminelen endeinvloedvanmilieufactoren(omstandigheden). Aan

diepgaand onderzoek naardepersoonlijkheidsstructuurenomgevingsinvloeden

die eenrolspelen in het delictgedragwordtin menige psychiatrischeinstelling onvoldoendegedaan.Meer inzicht indeontwikkeling vaneen perverse

persoon-lijkheidsstructuur endeomstandigheden (specifiekeomgevingsfactoren) die tot

delictgedragkunnenleiden zaleenbelangrijkeaanvulling zijn voorde klinisch

forensischepraktijkenmogelijkvoorbehandelstrategieBn. Deze studie biedt een aanzet tot een alternatieve manier van kijken naar de problematiek van de

zedendelinquent en de onderliggendeparafiele stoornis.

Verkrachtingenen seksuelemisdrijven met dodelijkegevolgenroepeneensterke

weerzin indemassamedia endesamenlevingop.Wanneereendergelijkmisdrijf

zichvoordoet,klinkt al snel de roepomrepressievemaatregelen,zoalschemische castratieen levenslange gevangenisstraffen,zekeralsbekendwordt datdedader al eerder voor een (zelfde) zedenmisdrij fis veroordeeld. De behandeling van zedendelinquenten is dan ook een moeilijke en complexe opgave. Het is nog

niet zo lang geleden datbeleidsmakersconstateerden dat sommige zedendelin-quentenonveranderbaar en dus ook nietmeer behandelbaar zijn. Voor hen zijn

daarom specifieke 'longstay' detentieplaatsen (levenslangeverblijven) gecreeerd

in onder meerdeinstelling Veldzicht. DeRuiteren andereforensische

weten-schappers vinden deze beleidsmatige constatering te prematuur.2 Uit hun

onderzoekvanrecentedatumi blijkt datdebehandelprogramma'sonvoldoende zijn afgestemd op de heterogeniteit en complexiteit van de te behandelen

doelgroep. In de TBS-klinieken ZOU te weinig gebruik worden gemaakt van wetenschappelijkemeetinstrumenten(zoalsonderandere dePCL-R)4,waarmee men het recidiverisico beter leert inschatten. Deze instrumenten kunnen

claarnaast ook kennis en aanknopingspunten opleveren voor een effectievere behandeling. Een bijdrage aande ontwikkeling vanzo'n meetinstrument werd in 1999geleverd door DJ. van Beck, met de delictscenarioprocedure voor de behandeling van seksueel agressieve delinquenten in de Dr. Henri van der Hoeven Kliniek. Zijn delictscenarioanalyse is een uitstekend diagnostisch

2 Uitspraak van C. de Ruiter in het tijdschrift de Psy, Over TBS, men is alsdedood voor

vemieuwing, 7, 2003, 5, p. 8-12. ' Hildebrand, e.a.,2003.

(18)

instrument en eenwaardevolle aanvulling op derisico-assessment-analyse van

een seksueeldelinquent.

1.2 Probleemstelling en koersbepaling

In de binnen- en buitenlandse wetenschappelijke literatuur zijn de afgelopen

decennia publicaties verschenen op het gebied vande nature versus n:irture en cure

versuscontrolproblematieken.5 De vraag of de oorzaak van afwijkende seksuele

voorkeurengebaseerd isop biogenetischeaspecten

ofhun

oorsprong vinden in

sociaal-psychologischefactoren

blijft

degemoederenbezighouden, zoals zij dit

al eeuwen heeft gedaan. Belangrijke onderzoeken op het gebied van de

6

classificatievan zedendelinquentenkomen onderanderevanPrentkyenKnight.

Debiosociale, leertheoretischestudiesvanMarshalen Barbaree7zijnbaanbrekend

geweest voor het theoretische fundament van risicoanalyses en

recidive-assessmentbijseksueeldelinquenten. Marshal enBari,areewsteldenonderandere

vastdatgebreken in devroegkinderlijkeaffectieve zorg indegezinssituatie, het

gebruik van geweld en gebrek aan structuur, hetopgroeiende kindbijzonder

kwetsbaarmakenvoorzoweleenzaamheidalsnegatievepeergroupbeinvloeding.

Er zijninderdaad veelfactoren die eenrolspelen indeetiologie van hetseksuele

(gewelds)delict.Welkenu preciesdedoorslaggevendefactoren zijnisbijzonder

moeilijk aan te geven omdat er zoveel typen seksuele delinquenten zijn en zij

deel uitmaken van een heterogene groep van mensen. Men kan onmogelijk alle

zedendelinquenten over 66nkamscheren. Indegedragswetenschap kan ook niet meerwordenvolstaan met eenmonocausale benadering. Huidigeopvattingen

gaan uit vanhet meervoudig-factoriale model. Dat

wil

zeggen dat errekening moetworden gehouden met eenheel spectrum vanfactoren dieertoekunnen

bijdragen dat iemandeen perversepersoonlijkheidsstoornisontwikkelt6ngeneigd

is om een delictte plegen. Zo kunnen erbiologische factoren zijn die wijzen

op constitutionele defecten. Men denke aan mannen die lijden aan het Klinefelter-syndroom. Patienten met deze ziekte hebben twee of meer x-chromosomen naasteeny-chromosoom in tenminste 66ncellijn. Mannen met

ditsyndroom vertonenseksueelafwijkendgedrag.De sociaal-culturele (milieu)

' Discussie tussen M. Lautenslager en C. de Ruiter in hetTildschrift voor Psychotlierapie. 29, 6,11,2003.

6 Prentky& Knight, 1990.

' Marshal& Barbaree, 1984.

(19)

invloeden indeontwikkeling van een jongmensspelen uiteraard ook een zeer

belangrijke rol. Finkelhorn en Lewis legden in hun onderzoek de nadruk op

hetsocialisatieproces. Volgens hen is er tijdens de socialisatie vanjongens een grote behoefte aan dominantie, macht en controle over hun vrouwelijke tijdgenoten. Dominantieen machtover vrouwen dwingen bewondering af en

die bewondering wordt door de betrokkenen als een erotiserende ervaring beleefd.

Omvolledigrecht te doen aandecomplexiteit vandeproblematiek moet zeer

diep worden ingegaan op het grote spectrum van factoren. Een dergelijke

diepgangligt buiten het kader van dit onderzoek.

Ik

beperk mij tot een klein

deel van de ingewikkelde puzzel, te weten:

a. het bestuderen van individuele, psychogenetische elementen en gezinsfactoren die een

rol

spelen indevorming vandepersoonlijkheid

b. het beschrijven vandespecifieke,interactionele dynamiek inhet gezin

c. de gevolgen die daaruitkunnen voortvloeien.

Dezedriepijlers beinvloedenelkaar. Mijnstudie richtzich hoofdzakelijk op de vroegkinderlijke ouder-kindinteracties binnen hetgezinssysteem,toegespitst op

desymbiotischemoeder-zoonrelatie en de vaak afwezigevader. Indezerelaties speelt een aantal aspecten een rol die de ontwikkeling van dejongen zodanig

kunnen beinvloeden dat hij bepaalde persoonskenmerken ontwikkelt die tot

perversie ofzedendelinquentie kunnen leiden. De centrale vraagstelling luidt welke specifieke, habituele, interactionele gezinscriteria kunnen leiden tot de ontwikkeling vaneenperversepersoonlijkheidsstoornis,resulterendin

zedende-linquentie.

De volgende zes gezinscriteria werden onderzocht en in twee verschillende groepen zedendelinquenten met elkaar vergeleken:

- De symbiotische moeder-zoonrelatie (S) - De dominante moeder (D)

- De

zwakke, onderdanige vader (Z)

- De veel afwezigevader (V)

- De mishandelende vader (A)

- Hetsociale trauma (E)

(20)

Er is tot nutoe weinigonderzoek verricht (vanuiteen psychoanalytisch

denk-kader) naar het verband tussen deze criteria en de problematiek van seksuele

delinquenten.Mijnonderzoek iseen aanzetombepaalde, kwetsbare

gezinscom-binaties te kunnen vinden die een substraat kunnen zijn in de vorming van

pervers gedrag.

1.3 Aanleiding tot

de studie

Tijdensmijnspecialistischeopleidingtotpsychoanalytica werdikgeboeid door het thema perversie. In het cursorische gedeelte van de opleiding werden

verschillende aspecten van perversie onder de loep genomen. Als moeder van

tweezonenboeide mij indepsychoanalytischewetenschappelijke literatuur in

het bijzonderdatperversievormingofstagnatie vandepsychologische

persoons-ontwikkeling het gevolgzou kunnen zijn van een syrnbiotische relatie tussen

moederenzoon.10 In 1995 trad ik a;inalshoofd vandepsychotherapeutengroep in deTBS-kliniekOldenkotte.Dezewerkomgevinggafmijdegelegenheid mijn

forensische belangstelling voor dit onderwerp verder uit te bouwen en te

verifieren ofde psychoanalytische theorie klopte met de feiten. Door wat ik vond, nam mijninteresse toe enik verzocht prof. dr. T.I Oei mijtebegeleiden

bij mijnonderzoek. In 1999 meldde ik mij aan bijde Forensisch Psychiatrische Dienst omalsProJustitia-rapporteur i.0. additionelediagnostische kennis op het gebied vanseksueledelinquentieteverwerven. Tijdens aldezewerkzaamheden

heb ik mijn kennis aanzienlijk kunnen verbreden. Bij de Gelderse Roos (v/h

Riagg)inArnhem, waar

ik

sinds 1991 alspsychoanalytica werkzaam ben, en in

mijn zeltitandige psychotherapiepraktijkbehandel ik, onder andere, patienten metparafilieofmetanderewoorden: meteenperversepersoonlijkheidsstructuur.

1.4 De opzet van

het

onderzoek

De these van dit onderzoek is dat een sterke symbiotische relatie tussen een

moeder en haar opgroeiende zoon kan resulteren in een problematische

'" De moeder-zoon relatie is in dit onderzoek geaccentueerd omdat onderzoeker voornamelijk met een mannelijke (forensische) populatie werktwaarin een perverse persoonlijkheidsstructuurmanifest is. Datwilechter nietzeggen dat erinandere

ouder-kindinteracties,zoals o.a.vader-dochter,geen specifieke gedrags-

ofgehechtheidspatro-nenkunnenontstaan diekunnenresulteren in eenproblematische,perverse

(21)

gehechtheidwaaruit het kindzich psychischmoeilijkofniet meerkanbevrijden. Indiendaarspecifiekeomgevingsomstandighedenbijkomen,zoals eenafwezige

en/of

mishandelende vader en een sociaal trauma in de vorm vanjarenlang

isolement,

neemt de kans op

een perverse persoonlijkheidsontwikkeling significant toe.

1.4.1 Een blijvende symbiotische moeder-zoonrelatie

Symbiotischeinteractiepatronen tussenmoeder en zoon kunnen leiden tot een

te hechte band, ookwelgeparentificeerdebandgenoemd.Doordat het kind als het ware gevangen zit in de dyadische relatie leert het bepaalde psychosociale

vaardigheden niet aan, die het inzijn ontwikkeling nietkanmissenendreigt het

in een sociaal isolement te raken.

Dit

heeft negatieve gevolgen voor zijn ontwikkeling op school en kan leiden tot gepest worden

of

uitsluiting door leeftijdgenootjes (peergroup). Een paradoxale,negatiefvicieuze spiraalvorming

kan zich danvoltrekken. Het kind dat zich in eentehechte (symbiotische) relatie

met de moeder bevindt, waaruit het zich niet kan bevrijden

of

losmaken, zal

gebrekkigepsychischeen socialevaardighedenontwikkelenenraaktsteeds meer aangewezen opdemoeder vanwiehetjuist moet, casu quo,

wil

loskomen. Zo

zit de zoon gevangen ineennoodlottige,11 symbiotischebinding.

Hij

loopt een ontwikkelingsachterstand op. Zijn losmakingspogingen en alles wat daarmee verbandhoudt zijnvaakmanifestaties vanwanhoopspogingen die zichineerste

aanleg uiten in oppositioneel gedrag; in latere instantie kunnen deze eerste

vergeefse pogingen uitmonden in pervers gedrag en in het extreme geval in

zware seksuele delinquentie.

Een tweede factor isde positie van de vader in het gezin. Indiende vader op

eennegatieveofnauwelijkspositieve manier betrokken is bij deopvoeding van

zijn zoon, ervaart het kind hem nietalsbeschermer. De vaderwordtbeleefd als

(fysieken/ofemotioneel) 'afwezig'. Determ'afwezig'kanbetekenen dat vader

er letterlijk niet is, maar kan er ook op duiden dat hij geen betekenisvolle rol

speelt als identificatiemodel voor het kind. De 'afwezige' vader kan dus een

submissieve vaderzijn,wiensaanwezigheid doordedominantie vandemoeder voor het kind niet sterk

of

positiefopvalt. De gezinsconstellatie 'dominante

(symbiotische)moederenafwezige vader' is inmijnthese eensubstraat voor een eventuele perverseontwikkelingsstoornis.Deernst vandeontwikkelde

psycho-11 Noodlottig

heeft hiergeenreligieuze,defaitistische betekenis maarduidt voornamelijk op de ernstigegevolgendiedikwijls noodlottigkunnen zijnvoorzoweldedader als het

(22)

pathologie zaleen afspiegelingkunnen zijn van de mate vanwerkzaamheid en

zelfredzaamheid van het individu in demaatschappij. Mogelijk is aan te tonen datdeernst vandegeparentificeerdheid, casu quo,desymbiose, ofde mate van de desbetreffendepsychopathologie, recht evenredig is aan de problematische

integratie indemaatschappij,respectievelijk aan hoegewelddadigde

geseksuali-seerdemanifestatieskunnen zijn. Alsgevolgvan ernstigeparentificatieraakt het

kindalsregel ineensociaalisolement. Hetisolement12waarin een kind zich soms

jarenlang bevindt, wordt aangegeven als een 'sociaal trauma'.

1.4.2. De individuele psychogenetische factor

Opindividueel,psychobiologisch niveau zullen eralsgevolg van bovengeschetste

ontwikkelingsachterstand in bepaalde kritische fasen gebreken ontstaan.

Ontwikkelingsachterstand moet hier worden begrepen als een gebrekkige

psychischeegostructuur,gebrekkig normbesef gebrekkige identiteitsontwikke-ling, onvoldoendesociale vaardigheden, etcetera. Dit zijn enkele kenmerken die menbij zedendelinquentenkantegenkomen. Ondanks het feit dat een indi-vidu genetisch ruimvoldoende mogelijkheden heeft, buvoorbeeldeen boven gemiddeld I.Q., kan de inperkende gezinspathologie toch resulteren in een gebrekkige cognitieve (en affectieve) ontwikkeling. Zoals later duidelijk zal

worden heeft ditverregaande consequenties op allerleilevensniveaus, maar in

het bijzonder is het van invaliderende invloed op het aangaan van intieme,

vertrouwde relaties. Door de specifieke (moeder-zoon) gezinsconstellatie kan

er geen

of

onvoldoende triangulatie13

plaatsvinden. Mede daardoor kan het jongege niet de gezonde fallische (mannelijke) ontwikkeling doormaken die

nodig is vooreencongruenteseksueleidentiteitsontwikkeling. Metditonderzoek wil ik aannemelijk makendat vermeldegezinsdynamiek hetsubstraat kan zijn vooreeninstabiele psychoseksueleidentiteit eneenonevenwichtige ofzwakke persoonlijkheidsontwikkeling.Alsgevolghiervan kanhetgebeuren dat het kind

12

Een letterlijke vormvan sociaalenfysiekisolement wordt geillustreerd in het leven van

M. Proust, door zijnpsychosomatischeenhypochondrischeproblematiek, dieaangezet en/ofin standgehouden wordt door de symbiotische relatie met zijn overbezorgde

moeder, en deemotioneleafwijzing doorzunvader die hemeenandere carriare dan

diealsschrijverhadingeboezemd. Zie ookR.Hayman, Proust;abiography,Carrol & Graf Publishers, Inc. New York, 1992, p.3-564, in het buzonder, p. 115 e.v.

13 Triangulatie iseenproces datplaatsvindt in hetgezin. Een kind leert (indeleeftijd van

3-7 jaar) dateenexclusieve (erotische)relatie metdeouder vanhet andere geslacht niet mogelijk is. Het leert datdezeexclusiviteit er istussen vader enmoeder. Triangulatie refereert aan de driehoeksrelatie binnen een (gezins) systeem waarin onderlinge

(23)

onvoldoendedraagkrachtontwikkeltom frustratieenspanningen opeengoede

manier te laten afvloeien. Als zijn draagkracht niet sterk genoeg is, kunnen spanningenenmachteloosheidsgevoelensgeseksualiseerdofgeiirotiseerd worden, waardoor de wegnaar perverse oplossingen geplaveid wordt. Zo kunnen de wanhoopspogingen (ofspanningen) eenlustbevredigend doel opzich worden. Omdat het altijd kortetermijnoplossingen zijn moetersteedsopnieuw

bevredi-ging wordengevondenen ontstaat erdevicieuze cirkel vaneenaltijd

terugke-rende,

of

recidiverende, geseksualiseerdesmacht die eigenlijkeenzoektocht is

naar spanningsreductie. In de loop dertijd wordtdezezoektochtdrangmatiger. Ook dit is specifiek in het perversieve gedrag van zedendelinquenten.

Er zijnbiologische onderzoeksgegevens diewijzenopgenetisch-constitutionele

defecten, zoals mannen dielijden aan hetKlinefelter-syndroom. Berlin, Rada, LangevinenHuckerenBainwonderkennen hetbelang vandegenetischefactor

alseenmogelijke bronvan seksualiteitsproblematiek, maar menenmetstelligheid

datdeprimaire factor indeetiologievanseksueleproblematiekeendefectueuze

ontwikkelingvangenderidentiteitengenderrol is. Het iseenprobleem dat zich

bu sommigenalopjongeleeftijdmanifesteert. Radaonderzochtde

testosteron-spiegels van 52verkrachters en 12gewelddadigepedofielenentrofdeze binnen

de normale waarden aan. In een andere studie, waarin hij zeer gewelddadige

delinquenten onderzocht,trof hijwelhogere waarden aan.

Zijn

conclusie is dat onze kennis nog indekinderschoenenst:aat.Berlinwaarschuwt dateen succesvolle

biologische behandelingsmethode nog niet het bewijs is dat de lichamelijke

conditie en behandeling in direct verband met elkaar staan. Alle genoemde

onderzoekers zijn vanmening datdeontwikkeling vaneengebrekkigeseksuele

identiteit een wezenlijke factor is in de pathologievorming. Doch niet alleen

biologieofgezinsfactoren spelen een rol,ookpeergroupinvloeden zijnvan belang in de etiologie.

1.4.3 Milieu- en omgevingsfactoren

Milieu-ofdebrederesocialeomgevingsfactoren spelen een rol,nietalleenbinnen

het gezin maar uiteraardvooral daarbuiten, op school en later in het werk. De invloed van de peergroup wordt belangrijkerals kinderen ouder worden. Een

peergroup iseenbelangrijkekatalysatorvoorsocialeconditioneringsprocessen.

Diverse onderzoekers hebben geconstateerd dat teagressievekinderen door de

14

(24)

peergroup worden afgewezen en buitengesloten.15 In de peergroup worden

belangrijkemannelijke identificatiepatronenverankerd,zegt Bancroft.16Hierleert mendatfallisch gedrag(mannelijke dominantie) beloondwordtmet verhoogde

status, een begerenswaardigepositie inde groep. Bancroftgaat zelfs zover om de westerse maatschappij eenrape- supportive culturete noemen. Die stelling baseert

hij onder meer op het feit dat verkrachte vrouwen die aangifte doen van een

seksueelmisdrijf,zelfs in onze tijd nog, vaak alshoer wordenbejegend. Tijdens juridische procedures (vooral in de U.S.A. en U.K.) moeten deze vrouwen

rekening houden met eenzeervernederende rechtsgang. Bancroft 17

vermeldt

dat mannen gemakkelijk seksueel geprikkeld raken, ook als gevolg van

niet-seksuelestimuli.Volgens hem gaat hetombepaalde leerprocessen dieinsociale

context plaatsvinden, zoals onder andere in een peergroup. Bijjongens in de

puberteit komt hetveelvuldig voor dat er een verhoogdeseksuelerespons (of

erectie) plaatsvindt, ook naar aanleiding van niet-seksuele situaties, zoals in sportsituatieswanneergebeurtenissen spanning oproepen.Alsjongensvolwassen warden volgt ereenperiode waarinsprake is van eenonderscheidend leerproces,

zodateenseksuele responsgekoppeld wordt aaneentoepasselijkeseksueleprikkel.

Bancroft is van mening dat ditleerproces in de peergroup gestuurd wordt en

richting krijgt. Zo kan depeergroup als het wareeendoorgeefluik worden van een seksueelscenario.Dejongeman diezichdominantopsteltenmachtuitoefent

overzijnvrouwelijke tijdgenoten,geniethoogaanzieninbepaaldesocialemilieus.

De verhoogde sociale status in de groep is een sterke bekrachtigingsfactor.

Bewondering en erkenning van gewaardeerde anderen kunnen erotische belevingen luxeren. Dat is volgens Bancroft een voorbeeld van hoe sociale

leerprocessen in de peergroup verankeren en later door het individu worden verinnerlijkt. Machtige (dominante) mannenworden aantrekkelijk gevonden. Bancrofttrektdeconclusie dat er opdezewijzeeenbevorderende,

maatschappelij-ke context wordt geschapen voor seksueel geweld. Hij noemt dit een

rape-supportivecultuur omdat verkrachting een machtsmiddel kan zijn, een instrument om woede, haat en vernedering manifestte maken.

Eenexpliciet voorbeeld vande dubbele standaardtenaanzien van vrouwen en

vandemanifestatie van fallische dominantie, isbreeduit te zien inde media en

filmwereld. Filmhelden zijnvaakgeweldigeverleiders die er nietvoorschromen

om vrouwen te misbruiken ofte bedriegen voor welk doel ook.James Bond

15 In deTruthtabelblijkt dathetmerendeel vandezedendelinquentengeisoleerdwerden door peergroup-afwijzing.

16

Bancroft, 1990.

17

(25)

iszo'ngeslepen,nietsontziendeversierder dieslechtszeer kortstondige seksuele

ontmoetingenheeftmet bloedstollend mooie vrouwen, waarna hij er weer snel

vandoor gaat. Miljoenen filmliefhebbers genieten vanzijn verleidingskunsten waarinopsubliminaalniveaupromiscuiteit, overspelofdehumanisering van de

vrouw wordt aangemoedigd. Vaak maken filmmakers gebruik van bekende

vrouwelijkearchetypes, zoals demadonna en hethoerentype. Hethoerige type kan hartstochtelijk begeerd worden (Marilyn Monroe)

of

straffeloos worden verkracht. Het isdezevrouwvanvlees enbloedwaartegendeanderearchetypes,

demadonna's(deJulie Andrews endeGraceKellytypes) moetenconcurreren. De madonna's moeten tederheid

opwekken. Zij zijn

de leven brengende, koekjesbakkende (a-seksuele) moeders die 's avonds de kinderen liefdevol

instoppen. Indefilm'FatalAttraction' wordtdesplijtingtussenmadonna en hoer expliciet enzeerbeeldend gemanifesteerd. Het zijn netzulkegrote tegenstellingen

ophetwitte doek als de baby beleeftwanneer hij zijn moeder inde 'goede' en

de 'slechte' moeder splitst omdat hij psychisch nog onvoldoende integratieve mogelijkhedenheeft.Dedubbele moraalissociaal-cultureelbreed geaccepteerd. Deverslindende, verderfelijke hoer die zich meteengeweldigehonger op haar

slachtoffer stort is veelprikkelender dan de moederdiekoekjes bakt. Dat geldt

ook voordedominante,fallischemannen van hetfilmdoek. De heldin'American Beauty' wordtwakker uit zijn ingezakte 'huis, tuin enkeuken'-bestaan en gaat

een wervelende,fantasievolle relatie aan metdevriendin van zijn dochter. Een

filmscenariowaarindeprotagonist dolverliefd isenblijft opzijnechtgenote heeft

echterniets heldhaftigs en zal geenkassakrakerworden.

Zo'n

trouwehuisman

iseerderobject voordekomische enscenering van een Dick vanDyke-type,zoals

in'FatherknowsBest,' waarmeeweinigjongemannenzichwillenidentificeren.

Ishet hebben vaneenfallus eendoorslaggevende factor inhetverschijnselseksueel

geweld (zoals bovengenoemde onderzoekers melden) of zijn er ook andere

factoren die een bevorderende rol spelen? Het hebben van een fallus zou een

plausibeleverklaring kunnen zijn voor het feitdatseksueelgeweldinhoofdzaak

eenmannelijkverschijnselis,aldusBancroft. Maarookandere onderzoekers zijn

dezemeningtoegedaan.Blos18,FinkelhornenLewisig menendat seksueelgeweld een cultureel fenomeen is. Zij gaan uit van een sociaal-psychologisch concept

en stellen vast dat de behoefte aan dominantie tijdens de socialisatie van jongens/mannenmoetworden overwogenalsbelangrijke factor.Salter enMiletski zijneenanderemeningtoegedaan.20

Zij

hebbenonderzoekgedaannaarseksueel

18 Blos, 1991.

„ Finkelhorn &Lewis, 1988. 20

(26)

misbruikdoormoeders/vrouwen.21Desociaal-cultureleontkenningvan

moeder-zoon incestisgroot.ToenFreud in 1896zijn 'verleidingstheorie' introduceerde,

was demaatschappelijke(enwetenschappelijke)verontwaardigingzointens dat

hij zijn bevindingenaanpaste aande'politiekecorrectheid' van zijn tijd. Alsgevolg hiervan veranderde hij zijn stelling: zijnpatienten warenin werkelijkheid niet verleid, maar hun symptomenzouden te maken hebbenmetonbewusteseksuele

fantasieitn. Deze visie was maatschappelijk acceptabeler. Vandaag dedagheeft

de'zeldzaamheid' vandemoeder-zoonincest meertemaken metde

maatschappe-lijke ontkenning van het idee dan methet taboe zelf. Vrouwenbehoren geen

seksueledaders te zijn. Dit iseenmisvatting en er zijn nog meermisconcepties die er toe bijdragen datditfenomeen goed weggestoptblijft.Enkelehiervan zijn:

1. Menkanalleenvanmoeder-zoonincest sprekenalsersprake isvan geslachtsge-meenschap;2.Jongenskunnennietseksueelmisbruikt worden(door vroutvenK.L.);

3. Alleen mannen kunnen zedendelicten plegen; 4. Moederliefde is vrij van seksuelebedoelingen;5.Moeder-zoonincest ishet gevolg vaneenpsychiatrische

stoornis.22

Inveel situaties, zo neem ikaan, zullenvrouwen minderdan mannengebruik

makenvangeweld om kinderen te'verleiden'. Salterontkentdezeaanname en zegt dat vrouwelijke daders net zulke ernstige delicten kunnen plegen als

mannen.23

Zij

vermeldt dat veel van de doorhaaronderzochtevrouwelijke

zeden-delinquenten die hun eigenjonge (onder de zes jaar) kinderen misbruikten, ernstigesadistischetrekkenvertoonden.Een andere groep vrouwenhanteerde

verleidingstechnieken, meestal ten aanzien van teenagers

of

adolescenten. Zij haddendeneiging hun misbruikteromantiseren.In tegenstelling totdemoeders vandejongekinderen, hadden zij nietdefysiekeovermacht over hunslachtoffers.

Salters laatste groep vrouwelijke daders kan men nietechtvergelijken met de

'gebruikelijke' zedendelinquent want hier gaat het omvrouwen die door hun

partners gedwongen worden om met (hun) kinderen seks tehebben. In mijn onderzoekishiervanslechts 66nkeersprakegeweest(ziehoofdstuk vijf).Miletski

spreekt van covert seksuele gedragingen vanvrouwenjegens hun zonen zoals

hetongepast habitueel verschijnen als deze zichdouchen, hem nogsteedsbaden

tot ver in de tienerleeftijd, gezamenlijk baden tot ver in de tienerleeftijd, zijn

anus natoiletbezoek schoonvegen ook al is hij oudgenoeg datzelfte doen, de zoon parentificeren. Dat wil zeggen hem verantwoordelijk maken voor haar

fysieke en emotionele welbevinden. In het algemeen zal men sneller geneigd

21

Salter,2003; Miletski, 2002. 22 Miletski, 2002.

(27)

zijn om bovengenoemdgedrag vanvrouwelijke'daders' afte doen methetetiket 'niet schadelijk' in tegenstelling tot hun mannelijke counterparts die eerder van

seksueel misbruik beschuldigdworden.

Het sociaal-culturele aspect van seksueel geweld speelt een grote rol. Een

additionele sociaal-maatschappelijke factor is dat onze samenleving zeer

verschillendreageert in hetbeoordelenvan zedendelicten. De publiekeaversie

is grootalsernstige incestenpedoseksueledelicten bekendgemaaktworden. Het

'gevaarkarakter' (juridisch)enhet'ziektegehalte'(psychiatrisch) voordezevormen

vanseksueelgeweldwordenzwaarder gewogendan,bijvoorbeeld,seksueelgeweld tegen vrouwen. Die verontwaardiging heeft zeker te maken met de grote

machtsverschillen in het geval van seksueel kindermisbruik. Natuurlijk is het moeilijkomobjectiefteblijveningevallen van ernstigmisbruikvanzeerjonge

kinderen, zoals inhet Zandvoortse kinderpornoschandaal (iuli 1998), om maar niettespreken van dezaakDutrouxin Belgia. Seksueelmisbruik van een baby is gruwelijk, maar een verkrachting van een volwassene24 is dat eveneens.

Machtsverschillenkunnen bevorderende condities zijn voordeexploitatie van seksueelgeweld en hetisevident dat dedominante statusvan volwassenen bij

mannen en vrouwen een doorslaggevende factor is bij seksueel misbruik van kinderen.

Vele factoren kunnen dus bijdragen aan het tot stand komen van seksueel

delinquentgedrag.Biologischeenomgevingsfactorenspelen eengrote rol, doch individuele,persoonsgebonden variabelen zijn naarmijnmeningessentieel. Het

is immershetindividu datdenormenenwaarden vanzijncultuurinternaliseert, interpreteertenbetekenis geeft en daar iets mee doet. Van belang isdatnormen

en waarden een plek krijgen in depersoonlijkheidsstructuur van hetindividu.

Als datnietgoed genoegisgebeurdenindividuelecontrolesmatig ofhelemaal

afwezigzun,danwordenregels engrenzengemakkelijkerovertreden.Biologische

en sociaal-maatschappelijke factoren hebben invloed op de ontwikkeling van seksueelafwijkendgedrag. Maar alsmen denkt aandeschiereindelozerij 'dingen' waar menzoal seksueelopgewonden van kan worden (fecalien, geamputeerde

lichaamsdelen,lijken,schoenen,etcetera)zijnbiologischeenculturele

verklaring-en, inde meestegevallen,niet toereikend. Fysiologiespeelt een rol eneen groot

aantal cellen in de hypofyse zal geactiveerd worden wanneer een erectie plaatsvindt. Dat iseenfysiologisch gegeven. Maar alsdeerectieeengevolg is van

het ruiken aan ontlasting, of het zien van een schoen ofeen pasgeboren baby

24

(28)

iseenbiologische verklaring niet meer voldoende. Individuele psychologische

invloeden en conditionerende omgevingsfactoren zijn betekenisvol in de

ontwikkeling vaneenperverse persoonlijkheidsstructuur. Deindividuele psycho-dynamischeontwikkeling,hetkerngezin endewijderesocialeomgeving waarin

hetkindopgroeit,bepalen inbelangrijke matehoeiemand zichontwikkelt om

als volwassen persoon te kunnen functioneren.

Eenintegratieve benadering waarin zowel individuelegrondslagen als de

gezins-dynamiek en transgenerationele factoren in kaart worden gebracht vanuit meervoudige theoretischekaders, zalnietalleenmeerhelderheidbrengen, maar ookdeingewikkeldheid vandeproblematiekmeer recht doen. Ik zalmijbeperken totde specifieke psychologische eninteractionele factoren. Seksueel geweld is niet iets dat er plotsklaps is. Het ishetgevolg vaneenlangdurig, sluipend

ontwik-kelingsproces. Hetkrachtenveldvanmotivationele drijfveren die eenrolspelen

in hetdelictgedrag is essentieel en behoort bekend te zijn, wil een eventuele behandelingmogelijkhedenbieden.Ditonderzoek iseenaanzet omdecomplexe

psychodynamiekinkaart te brengen dietotseksueeldelictgedrag kanleiden. Het

zij gezegd dat het niet pretendeert aHindusive te zijn en op alle ingewikkelde

vragen antwoord te hebben gevonden. Ik heb aandacht geschonken aan zeer specifieke interactiepatronen en de effecten die deze kunnen hebben op de ontwikkelingsgangvan perversie, respectievelijk zedendelinquentie. Hierdoor meen ik eenbescheiden bijdragete kunnen leveren aan het omgaan met een

complexenmoeilijkmaatschappelijkprobleemwaarvoor, naar ik hoop,wij nooit zullenopgeven goede antwoorden en oplossingente zoeken.

1.5 Werkwijze

Deze studie onderzoekt de gedragskenmerken, de interactionele aspecten en

objectrelatiesbinnenenbuitenhet gezin vandertigzedendelinquenten.Destudie meetnietkwantitatiefmaarheeft eenkwalitatieve, vergelijkende invalshoek. De

onderzochte populatie is te klein van omvang voor grote generaliseerbare

statistische analyses en zaldaaromvanuiteenheuristischvertrekpunt,eenmultiple

N=l studie (MCS=MultipleCaseStudyMethod) wordenvergeleken.Dekeuze

voordezewerkwijze istotstandgekomenmetsteun van dr.T.K.deGraaf.25 De toepassing vanzijn Boolean-methodebiedtdemogelijkheid omdataoverzichtelijk te ordenen in een 'Waarheidstabel' en door een proces van combineren en

reduceren een mogelijkecausale keten van factoreninzichtelijk te maken. De

25

(29)

initiale hermeneutische gegevens resulteren op deze wijze in heuristische

evidentie.26Hetstudiemateriaalleent zich vooreenmeervoudige

gevalstudiestrate-gie om, zij het

in bescheiden zin, algemene uitspraken te doen over de

generaliseerbaarheid (externevaliditeit ofoverdraagbaarheid) vande resultaten van onderzoek. Het is belangrijk om in gedachte te houden dat gevalstudies

meestalniet gericht zijnop statistische generaliseerbaarheid (regelmaat). Anders

gezegd: niet de statistische regelmaat is het uitgangspunt van de onderhavige

meervoudigegevalstudie, maarhetzoeken naar'eenheidinverscheidenheid'.27 Met de uitspraak van Huges en van Buren28 heb ik affiniteit: 'Naarmateer sprake

is van een grote diferentiatie in de te onderzoeken gevallen, zullen de condusies van de studie aan geldingskracht kunnen toenemen. Het accent ligt op diepgaande bestudering van de onderzochte verschijnselen om te kunnen vaststellen binnen welke context van

relevante condities een (theoretische) hypothese wel en niet opgaat, of op zal gaan:

De bevindingen wordenbeschrevenmet behulp van psychoanalytische theorieEn.

Vande wetenschappelijke literatuur en hetpilotonderzoek leerde ik, voor de teonderzoeken psychoanalytische begrippen operationele definities vastte stellen, de vraagstelling aantescherpen ennauwkeurige criteriateselecterenvoorverdere dataverzameling. In het naderuitwerken vandeprobleemstelling heb ik niet alle

factoren die verband houden metdeonderzochte problematiek enallemogelijke relaties daartussen in hetonderzoek kunnen betrekken. Het psychoanalytisch

conceptueel model fungeert voor mij als een selectie bij het bestuderen en

observeren vandewerkelijkheid.Hetspreektvanzelfdatdekeuze vaneenenkel theoretischvertrekpuntbeperkendwerkten plausibeleverklaringen vanuitandere

disciplines

of

theoretische gezichtspunten uitsluit. Zoals eerder gezegd, is het

binnenhetbestek vanditonderzoekniethaalbaar omallemenswetenschappelijke

disciplines en haar eigen inhoudelijketheorieen aan bodtelatenkomen. Ik ben mijervanbewust datdegekozeninvalshoekeenselectievefunctie heeft. Ik heb

zeker een open oogvoorandereinvalshoeken, maardeonderhavige studiewilde ik primaireenpsychologische studie laten zijn dievanuiteenpsychoanalytisch

denkkader debevindingen probeert teverklaren.

Voordit onderzoek is toestemming van het MinisterievanJustitie verkregen om dossieronderzoekteverrichten. De toestemmingbetekende dat ikmij mocht wenden tot documentatiemateriaal van klinische en ambulante justitiele instellingen. Gekozen werd omdossiersteonderzoekenvanzedendelinquenten

die in de periode 1996-1998 waren opgenomen in eenTBS-instelling en Pro

26 Ibid.,p. 141. 27 Ragin, 1987. 28

(30)

Justina-dossiers van zedendelinquenten die in een ambulante Forensisch Psychiatrische Dienst, in de periode 1999-2003 waren onderzocht.

1.5.1 Inkaderen van de data

Hetmateriaalisverzameld aan de hand vandomeinenenitems (aandachtspunten

die met de vraagstelling temaken hebben). Domeinen zijn grote kaders zoals de'levensgeschiedenisofwerkgeschiedenisetcetera.' vaneenpersoon,en onder-werpen die binnendatkader (domein) vallen.

1.5.2 Selectie van dossiers

Ineersteinstantie isdekeuze van het typeTBS-dossier(zedendelinquent

ofniet-zedendelinquent) opengelaten omdat de compleetheid in de meeste gevallen gegarandeerd leek.Dedossiers van deForensisch PsychiatrischeDienst werden geselecteerd op: compleetheid, uitvoerigheid van de casusbeschrijving(en) en

expertise vande interviewers. Dossierinformatie werd verzameldop basis van

multipele,oftriplerapportages. Datwilzeggen dat inallegevallen er meerdere deskundigenhun bevindingenmiddels66nofmeerinterviewshebben gerappor-teerd. In 40% van de gevallen werd een derde rapportage gedaan door een

milieudeskundigeen/ofeenreclasseringsambtenaar.Dossierinformatieisgebaseerd

opdirect patientencontactviainterviews enop collateraleinformatie van twee,

somsvier, beedigde deskundigen diebetrokkenen ieder individueelinterviewden. Het zijneenpsychiater,eenpsycholoog,een reclasseringsambtenaar eninsommige gevallen een systeem-engezinsdeskundige(milieurapporteur).Vakkundig oor-deelsvermogen van deze deskundigen werd in alle gevallen vergezeld van

gestandaardiseerde psychologische tests. Niet-beedigde rapporteurs werden in

hun werk gesuperviseerd door gekwalificeerde deskundigen. Allerapporteurs beschikken overde nodige professionele kwalificaties.29 Andere informatie in

de (straf)dossiers bestaat

uit

procesverbalen en divers collateraal materiaal.

1.6 Samenvatting

Indithoofdstukwordtduidelijkhoecomplexengedifferentieerddeonderhavige

problematiekis.Vanwegedezecomplexiteit endeheterogeniteit vandepopulatie

zedendelinquenten is het belangrijk om te beseffen dat een monocausale

benadering niet volstaat. Inhet verlengde daarvan kan het ook niet zo zijn dat

29 BIG

(31)

slechts 66ntheorieof66nsoortbehandelmodel hetpanacee isvooriedereen en

laat staan voor allezedendelinquenten. Exponenten vandecognitieve, gedragsthe-rapeutische theorie- en behandeloriiintatie hebben zich terecht sterk gemaakt

voorhun gedachtegoed enbevelen met verve hun methodiekaan. Sommigen

gaan echter zo ver omhunverworveninzichtenalssuperieurtepresenteren als

ware hetdeenige'evidence-based'kennisdie dientteworden aangewend. Alle

andereonderzoekmethoden schijnenhen'natte vinger' werk. Welke

wetenschap-pelijkediscipline menookaanhangt, er magnooitsprake zijn van eenheidsworst, want dan is men meeralsmissionaris bezig danalswetenschapper. Evidence-based

kennis kan via verschillendevormenvanwetenschappelijk, klinisch onderzoek vergaard worden: onderandere via grote epidemiologische studies maar ook middelskleine kwalitatieve, hermeneutische methoden.Wetenschapisgediend

met transparantie en goedonderbouwde argumenten. Onderhavig onderzoek

iseenkleine,kwalitatievestudiedie onderzoekt watdedrijfverenenbouwstenen kunnen zijn in de ontwikkeling van perversie en zedendelinquentie. Er zijn

verschillende thema's inhetonderzoekdieextraaccentkrijgen:desymbiotische

moeder-zoonrelatie, devaakafwezige vader enbepaaldespecifieke

object-relatio-nele patronen in het gezin.Hetverklaringsmodel datikhanteer isde

psychoanaly-se, nietomdatdezetheorie verhevenisbovenandere maaromdatde

psychoanaly-tische theorieenhet intrapsychisch functionereninzichtelijkmakenenbetekenis verlenen en al meerdanhonderdjaardeskundigheidhebbenopgebouwd in het bestuderen van fantasie, middels scripts, herinneringen, beelden en affecten

(gevoelens,stemmingenenemoties) diefantasietotleven brengen.De psychoana-lytische theorie onderzoektwelkedebouwstenen zijnvansymptoomgedrag en streefternaarombetekenisteverlenenaanmanifest gedragvanuit verschillende

perspectieven. Indekomende hoofdstukken zullendie perspectievenuitvoerig

aanbodkomen. Met mijnonderzoek hoop

ik

additionelekennis aantereiken

(32)

Seksueel

afwijkend

versus

ontoelaatbaar gedrag

2.1 Inleiding

Seksueelafwijkendgedrag komtnietplotsklaps uitdeluchtvallenmaarontwikkelt

zich door dejarenheen, waarbij de seksuele ontwikkeling van eenkindnooit

los staat vanzijnalgehele (cognitieve, emotioneleenbiosociale) ontwikkeling.

In bepaalde periodes offasen zullen specifieke seksuele gedragingen manifest

worden die bijdeleeftijdpassen.Wanneer hetpsychoseksuele gedrag niet (meer) past bij deleeftijd van een kindenproblemen oplevert voorde voortgang van

een normale ontwikkeling, kan van een psychoseksuele afwijking worden gesproken.Bijvoorbeeldwanneer een kind opkleuterleefiijdfrequent masturbeert.

Om in deze fase al tespreken vanperversieisprematuur, omdatde psychoseksuele (persoonlijkheids)structuurnog onrijpis.30Psychoseksuelerijping komtpastijdens de adolescentietotstand.Vanbelang isdevraag hoeeenperverseontwikkeling

tot stand komt.31

Van seksueel afwijkend gedrag kan men spreken wanneer iemand seksueel

opgewondenwordtalsgevolg van eenongebruikelijke prikkel, bijvoorbeeld een

niet-seksueelobject./Usiemandseksueel opgewondenwordt (enkel) door het

aanraken van een schoen, dan is dat een ongebruikelijke respons die door de

maatschappijalsabnormaal gedragwordtbeschouwd. De 'gebruikelijke' norm isniet expliciet ineengeschrevenregel vastgelegd, maar berust opde

ongeschre-ven regel datseksueelopgewonden worden dooreenschoennietnormaalis maar

pervers'. Dienormconstitueert zich doorhetopenbare communicatieve handelen van deleden van de samenleving en kan dus veranderen als de opvattingen in desamenlevingevolueren. Wat ooitalsnormaliserend werdgezien kanlater als

moraliserendwardenbestempeld.Inplaats vanhet pejoratieve'perversie'wordt

daaromintoenemende matedeminderbeladen classificatie'parafilie' gebruikt.

Daannee dreigt mijnsinzienseenwezenlijkonderscheid verloren te gaan dat in

de psychoanalytischeterminologie nogwordtgehanteerd, namelijk dat tussen het geisoleerdesymptoom(parafilie) en deintegralekarakterstoornis (perversie).

30 Zwanikken et al., 1990. 31

Devroege psychoanalytischeliteratuurbestuderend zou men zichook afkunnenvragen

hoe het komt dat de mens nietperversbl ft! Freud postuleerde datdeseksualiteit van

(33)

2.2 Perversie en parafilie in perspectief

Deseksueleontwikkeling, ook welhetdriftlevengenoemd,ontwikkelt zich via

partiBle, auto-erotische32aandriften dielater toteensoortcollectiefsamenvloeien.

degenitale seksualiteit. Partieel

wil

zeggen'een deel vanhetlichaambetreffende'

ofaansluitendbijbepaaldelichaamszones, zoals de mond (het orale lichaamsdeel),

de anus (de analelichaamszone),hetgenitaal (fallischelichaamszone33).Volgens

Freud is eenklein kind een'polymorf-pervers'wezentjedat geheel opheteigen

lichaam is gericht. De volwassen (genitale) seksualiteit moet zich uit deze

'polymorf-perverse' coconontwikkelen.Devraag hoemannen34totzedendelicten

komenheeftdeaandachtgetrokken vanveel wetenschappers vanuiteenlopende disciplines. GerenommeerdeonderzoekersalsKnighten Prentky35maakten een

typologische indelingvan verkrachters, met als uitgangspunten het gepleegde delict,demanifestemotieven enhundisposities.Hieruitdistilleerden zij specifieke

kenmerken vanbepaalde typenverkrachters.ZoonderscheidenKnightenPrentky

a): de opportunistische verkrachter, b): de compenserende verkrachter, c): de

wraakzuchtige verkrachter, d):deglobaleboosheidverkrachter, en e):de sadistische

verkrachter.Detypologie2n gevendemotievenen gedragsdisposities van de daders

aan. Bijde dadersdiePrentkyenKnightonderzochten waseraltijdsprake van een afwijkende vorm vanseksueleopwinding, het directvertalen van spanningen en emotiesinseksueel gedrag (seksualiseren), agressiviteit,impulsiviteit, cognitieve vertekening, zoals het rationaliseren van het delictgedrag (bijvoorbeeld het

rechtvairdigenvan mannelijkedominantieen controle), en van gebrekkigesociale

vaardigheden.Detypologieenvormen duidelijkebeschrijvingen maargeven geen

verdereverklaring omtrent de etiologie van hetgedrag.

Anderedeskundigen legdende nadruk op biologische factoren om het gedrag van zedendelinquentente verklaren. Hierbij gaat het om verkrachters bij wie men de hormoonspiegels meet en vergelijkt met die van niet-verkrachters.

Bradford36 meldt succesvol te zijn in debestrijdingvanseksueelpervers gedrag

32

Ophet eigenlichaam gericht. 33

Freuds psychoseksueleontwikkelingsmodel heeft uitsluitend betrekking op de man. Hij slaagde er niet goed in omeen modelte maken voorhet meisje. Laterheeft Melanie

Klein eenbijdrage geleverd en een model geproduceerd datbetrekking heeft op de psychoseksueleontwikkeling vanhetmeisje.

34

Deze onderzoeksgroepbestaatalleenuitmannen. 35

(34)

door middelvan'serotinine re-uptakereminers:37 Eenverlagingvanserotonine (5-Hydroxytryptamine 5HT) indehersenenbrengteen verhoging vande seksuele

activiteit teweeg en omgekeerd, een verhoging van serotonine (5HT) zou resulteren in een reductie vandeseksuele activiteit. Drugsdie invloedhebben op het5HTniveau indehersenenkunnenmanifestseksueelgedragverminderen

maar ook het doel (de richting) ofde seksuele voorkeur beinvloeden, aldus

Bradford. Hij is van mening dat hetsucces vanzijnmedicamenteuze experimenten

aangeeft dat het couperen van perversie te maken heeft metveranderingen in

de hersenactiviteit.

Hij

onderzocht

of

seksueel gedrag te koppelen is aan farmacologischeactiviteit en in verbandkanwordengebracht meteenspecifieke

serotonine receptor (bijvoorbeeld, 5HT-Ia).VolgensBradford biedt deze weg succesvolleoplossingen voordebestrijdingvan parafilieen.De bevindingen van

andere wetenschappers, zoalsGooren38laten niet zo'n eenduidig envaststaand

beeld zien.

Hij

toonde aan dat er weleenverhoogde testosteronspiegeliswanneer er sprake is vanseksueleopwinding, maar decorrelatie tussenseksueel geweld

6n eenverhoogdetestosteronspiegel is nietteleggen. Er is dus noggeenduidelijke evidentie dat agressieve zedendelinquenten een afwijkende hormoonspiegel

hebben(Huckeren Bain39) Betere diagnostischeinstrumenten,zoalsMRI40 van

dehersenen(hersenscans),zullen indetoekomstwellichtmeerhelderheidbieden

aangaandehersenafwijkingen, casu quo, hersenactiviteitenbijzedendelinquenten.

Voorlopig is de causaliteitsvraagnogverre van opgelost.

In de biologie en in de gedragswetenschappen is erbijnanooitsprake van een monocausalegenese, dat

wil

zeggen dat er slechts 66nenkele oorzaak ten grondslag ligt aaneenziekteofgedragsafwijking.Meestal heeft mentemaken meteenaantal

causale factoren die gezamenlijk een bepaald resultaat tot gevolg hebben

(multiconditionelegenese). Elk vandeze causalefactoren vervult dan de rol van

'noodzakelijke voorwaarde' binnende causaleketen. Voor wat betreftdevraag

naarhetrelatieve belang vanbiologischefactoren, zoalshot:moonhuishouding,

erfelijkheid ofeenafwijkendebouwofchemie vandehersenen, tasten wij nog

grotendeels inhetduister. Wat is ereerst?Een defect indehersenenwaardoor

eenproblematischeseksueleontwikkeling ingangwordtgezet?Ofdenegatieve, verwaarlozendeouder-kindrelatie die invloedheeft opdepsychoseksuele,sociale

ontwikkeling en secundair ook het biologische apparaat beinvloedt? Zeer

37

DrieverschillendeSSRIs zoals: sertraline (hydrochloride), fluoxetine (hydrochloride)

enfluvoxamine (hydrochloride).

38 Gooren, 1994. 39

Hucker & Bain, 1990.

40 MRI

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

11 † Uit het feit dat moeder (6) zelf gezond is maar twee zieke zoons (12 en 15) heeft, blijkt dat het (X- chromosomale) gen voor hemofilie recessief

De oudvader Augustinus bad tijdens zijn ziekte: 'O Heere, Gij hebt de dood niet geschapen, zo bid ik U dan, laat toch niet toe, dat wat Gij niet gemaakt hebt, zou

komt nog wekelijks langs, maar hij dringt nooit wat op”, zegt Ingburg De Bever.. Een fijne verstandhouding tus- sen samenwerkende generaties en hun partners blijkt

Daarmee zou zijn vreselijke leed niet teniet zijn gedaan, maar het zou hem in staat hebben gesteld om met meer rust, zonder inkomensverlies en druk van de werkgever zijn leven en

4.4.1 Tijdens de procedure bij het College van Toezicht zijn de klachtonderdelen 4 en 5 als volgt geformuleerd: “De moeder verwijt de jeugdprofessional dat zij de RvdK

Een oor van iemand die denkt dat de gedachte in zijn eigen hoofd wordt geboren als­ie op een dag bij de Verlengde Kruisweg de Vlaaksedijk op draait, uit eigen beweging naar

Annabel, mijn beste vriendin, vindt dat het niet eerlijk verdeeld is, maar ik heb haar uitgelegd dat Mariekes vader nu eenmaal veel geld heeft en zijn dochter graag verwent en

Herb en Anna waren al weer naar hun eigen huis; doch dit was alleen voor Alard iets als gemis, omdat Herb nu niet meer soms over de sloot, dwars door de akkers naar hem toe kwam,