• No results found

de 148 len lag ge- het ere en- ilee het en- lijk aar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "de 148 len lag ge- het ere en- ilee het en- lijk aar "

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

i:eg

ate de is na-

~he

!en

~he

en.

;10-

eall ens en-

de 148 len lag ge- het ere en- ilee het en- lijk aar

~en

ijn:

l di- aat en,

[ er- .we ch- len

~ne

de

nu-

tel- ltig

de

'TS

M. V A N DER GO E S V A N NAT ERS

DE TOEKOMST VAN DE SAAR

E en goede politiek moet zich altijd weer op de feiten oriënteren; eigenlijk mag zij zich nimmer teleurgesteld voelen, als de feiten verschillen van de over hen gemaakte prognose; dat betekent immers slechts, dat bij die prog- nose sommige factoren of onjuist zijn gewaardeerd of over het hoofd gezien.

Dit is ook het geval geweest bij de prognose van 23 October 1954 over de toe- komst van de Saar. · We zullen dadelijk zien, wie wel, en wie niet aan de toen ge- maakte vergissing schuldig zijn.

De Saar-kwestie bestaat eigenlijk pas sinds 1870, al beweren de Fransen, dat zij veel ouder is. Tussen 1870 en 1876 zette een proces in, dat Saarland politiek en economisch uit elkaar dreigde te rukken, al werd dat niet dadelijk voelbaar.

Aan de ene zijde vond eerst toen de Duitse Staatsvorming plaats; te voren was de Saar niet anders dan een conglomeraat

~an

vorstendommen - of stukken daarvan - waarvan er sommigen (bijv. het gebied rond Saarlouis) -

~eeds

lang onder Franse invloed gestaan hadden.

Aan de andere kant was, door de uitvinding van de Engelsman Thomas, het voor- dien nogal minderwaardige Lotharingse ijzer - de sterk zwavelhoudende "minette"

- volledig bruikbaar geworden voor de staalproductie, zodat het grote, toen open- gelegde, kolengebied van het Saarbekken, een ideale afnemer vlak naast de deur kreeg.

Deze affiniteit deed echter na 1870 de Saarlanders in 't geheel geen pijn, omdat in 1871 Lotharingen bij Duitsland geannexeerd werd, zodat het ijzergebied en het kolengebied tot één nationale markt en tot één economisch en monetair domein ging hehoren.

Toen Lotharingen in 1918 bij Frankrijk terug kwam, was de pijn evenmin voelbaar, omdat de Saar toen onder een speciaal volkenbondsregime kwam, dat de facto een economische unie met Frankrijk inhield ...

Dat werd anders in 1935, toen na een volksstemming die veel geleek op die van 1955, de Saar bij Duitsland werd gevoegd. Er brak toen tot 1941 een bijzonder moeilijke tijd aan, waaraan althans een deel van de Saarlanders nog de herinnering bewaart: de Saar kon alleen in het leven worden gehouden door de heffing van een

"Saarspende" in de rest van Duitsland.

Van 1941 tot 1945 waren Saarland en Lotharingen weer verenigd, maar de

641

(2)

voordelen daarvan kwamen niet meer aan het licht door de geallieerde bombarde- menten ... In 1945 werd de Saar "bezet gebied" van Frankrijk; een status, die

in

1947 werd omgezet in de huidige, waarbij de Saar - tot aan het vredesverdrag - politiek autonoom werd, doch economisch eR monetair verbonden met FranJs:rijk.

(wat voor dit land een belangrijke politieke "say" inhield.)

De verbetering van de betrekkingen tussen Duitsland en Frankrijk (Adenauer- Robert Schuman) maakte een Saarregeling, waarin Duitsland wérkelijk kon toe- stemmen, ste' eds noodzakelijker. Deze regeling is herhaaldelijk op regeringsniveau voorbereid - maar steeds mislukt. In September 1952 ging men het toen op een ander plan proberen: dat van de Europese parlementariërs in Straatsburg. Met actieve medewerking van Duitsers, Fransen, Saarlanders en andere "Europeanen"

hebben we toen het "Europese statuut voor de Saar" voorbereid, waarvoor schrijver dezes een bijzondere verantwoordelijkheid draagt. In Februari 1954 werd dit "Plan"

toegezonden aan de betrokken regeringen ' en op 9 Maart van dit jaar werd het door dr. Adenauer en president Bidault aanvaard als basis van een tussen hen te treffen accoord.

Het accoord, dat op 23 October 1954 tussen de twee regeringen is getroffen, week echter zeer aanmerkelijk van deze basis af. Waarom?

' Ons plan voorzag een politieke en een economische oplossing van het Saar- probleem. Ec;onomisch zou de - op de geologie gebaseerde innige vervlechting met Frans-Lotharingen in stand blijven, met een geleidelijke doch consequente weerspiegeling van deze verhouding naar Duitsland toe, zodat op den duur de economische unie met Frankrijk gecompleteerd zou worden door een economische unie met Duitsland, waarbij er slechts tegen gewaakt zou behoeven te worden, dat de Saar niet zou fungeren als "gat", waardoor goedkope Duitse artikelen ongecon- troleerd Frankrijk zouden binnen stromen. Deze contrÖle werd door onze deskundi- gen mogelijk geacht. '

Politiek zou de Saar " geëuropeïseerd" worden, d.w.z. de interne autonomie van de Saarlandse regering zou worden aangevuld door een Europees bestuur van de buitenlandse betrekkingen en van de defensie, een bestuur dat zou worden uitge- oefend door een Europese Commissaris, die eerst verantwoordelijk zou zijn aan de Raad van Europa, doch op den duur aan de Europese Politieke Gemeenschap (EPG).

Hier zijn we bij de kern van de zaak.

,Het is heel moeilijk, zich een economische unie met het ene land in te denken

naast een politieke "Zugehörigkeit" aan het andere land. Dat ene land, Frankrijk, had natuurlijk de Saar aan zijn, eigen Staat kunnen aanhechten, maar de grote meerderheid van de Fransen heeft die gedachte al in 1946 verworpen, want de Saarlanders zijn geen Fransen maar Duitsers. (De " Saar-Franzosen" van Poincaré hebben nooit bestaan). Wel denkbaar was - we spreken hier van het jaar 1953 - een constructie, waarbij de autonome Saar

dire~t

onderworpen was aan

~en

boven- nationalll gezagslichaam: de EPG.

Toen immers de Europese Defensie Gemeenschap (EDG) was gelanceerd, bleek

(3)

, rde- i e in Lg - :rijk.

ler-

toe-

"eau een Met len"

ijver 'lan"

het n te [ fen,

:aar- iting ente : de sche

dat con- lndi-

van

1

de itge-

1

de pe).

a ken irijk, trote

t

de caré

;3 - ven- I leek

al heel gauw, dat men (gedwongen door de Russische dreiging), te ver vooruit had gedacht: een EDe zou nooit zelf de politiek kunnen vormen, die de defensie zou dienen te richten; daarvoor was een EPe nodig, waaraan de toegetreden staten een stuk nationale souvereiniteit zouden moeten overdragen. Daartoe leken zij in 1953 bereid.

Als men immers over de hele lijn souvereiniteit uit handen zou geven, waarom zou men dat dan niet willen over een speciaal, uitzonderlijk territoriaal gebied?

Waarom zou de Saar dan niet het "eerste Europese territoir" kunnen worden?

Dat behoefde helemaal niet aan haar Duitse cultuur afbreuk te doen. De 19de eeuw heeft de staatsgedachte bepaald overschat, in de 20ste eeuw - met name door de Hitler-waanzin, zoals de Frankfurter Allgemeine Zeitung toen terecht opmerkte - is deze ,gedachte min of meer gecompromitteerd geworden ...

Kort en goed: de Duitse regering en de meerderheid in de bondsrepubliek waren toen bereid, niet om de souvereiniteit over de Saar af te staan aan een andere staat, maar wél om haar op te dragen aan een boven-nationale gemeenschap, waarin Duitsland' als gelijkwaardig partner met Frankrijk en de andere landen zijn plaats zou hebben. Dit was de juridische en morele kern van wat in de buitenlandse pers wel werd aangeduid als het "Plan-van Naters".

Tegen dit plan bestond zelfs geen verzet bij een belangrijk deel van de Saarlandse oppositie, dat op 23 October 1955 "nein" heeft gestemd ... Het heeft echter zijn actuele grondslag verloren, toen op 30 Augustus 1954 de laatste schakel tussen de practische politiek en de EPe brak, doordat het Franse parlement de EDe af- stemde. In het EDe-verdrag (reeds door vijf van de zes betrokken staten aanvaard) lag - art. 38 drukte dit met zoveel woorden uit - de opening naar de EPG.

Die werd toén dichtgegooid. Daarmee werd de mogelijkheid versperd, binnen afzienbare 'tijd een duidelijke oplossing te geven omtrent de "Zugehörigkeit" van

de Saar ...

\

Mendès-France, die hier een groot stuk van de verantwoordelijkheid draagt, heeft toen gedacht, dat hij, wat op multilaterale en Europese basis mislukt was, op bilaterale wijze zou kunnen klaarspelen. Hij was de auteur van het op 23 October 1954 gesloten Frans-Duitse accoord over de Saar, dat wel

~h

van het door ons ge- redigeerde plan vrijwel letterlijk overnam, doch zich niet uitsprak over de volken- rechtelijke "Zugehörigkeit" van de Saar.

Dit hield in, dat liefst twee referenda nodig zouden zijn: één aan het begin van de zgn. Europese periode, en één bij het vredesverdrag ...

Ook heeft Mendès-France - en Adenauer met hem - niet overgenomen de o.i.

onmisbare bepaling, dat, wat er ook te voren tweezijdig overeengekomen zou wor-

J

den, het eigenlijke "Statuut" door alle medeverantwoordelijke landen (met inbegrip van de Verenigde Staten) zou worden vastgesteld en afgekondigd.

Dit alles heeft zich nu gewroken. De Raad van Europa heeft zich in December

1954 wel voor dit accoord uitgesproken, maar, heel duidelijk, met een bèzwaard

hart, omdat anders alle Pariise accoorden op losse schroeven zouden komen te staan,

en omdat nu tenminste de weg open bleef, via dit onvolmaakte statuut naar een

wél echt Europees statuut te streven .. De "relance européenne~ zat toen reeds in de

643

(4)

lucht en een nieuwe benadering van het supra-nationale beginsel - hoewel minder uitgesproken dan nu in December 1955 - leek toch niet irreëel.

De Saarlanders hebben het in meerderheid op 23 October 1955 anders gezien.

Door het bilaterale karakter van de overeenkomst Mendès-France-Adenauer (waar- tegen de Raad van Europa steeds heeft gewaarschuwd) hebben zij gemeend: het gaat nu ' om het alternatief Frankrijk-Duitsland; dUs dan kiezen we Duitsland, Dr. Ney (de leider van de voornaamste Nein-partij) heeft mij verteld, dat het heus waar is, dat eenvoudige Saarlanders hem hebben gevraagd: als Frankrijk zelf al op 30 Augustus 1954 tegen Europa heeft gestemd, waarom zouden wij dan er voor stemmen? Ney heeft trouwens bij die gelegenheid herhaald, dat hij zelf voorstander was geweest van ons plan, vóór de verwerping van de EDG, omdat toén nog een echte Europeïsering mogelijk was ...

De negatieve conclusie van de meerderheid . der Saarlanders, daarná, is geen daad van wijs beleid geweest. Adenauer zelf heeft eens in het openbaar gezegd, dat wie tegen het statuut was, of het niet gelezen had, of door de Heilige Geest niet extra goed was behandeld, op de dag van zijn geboorte . . .

Een belangrijke factor ligt ook in het verbod van de niet-Europees gezinde op- positie-partijen, van 1947 af. Al in mijn eerste rapport voor de Raad van Europa werd dit als niet voldoende gemotiveerd beschouwd en zijn opheffing werd aan- bevolen. Die is pas gekomen op het allerlaatste moment: bij de opening van de referendum campagne in Juli 1955. Toen vloog ineens het deksel van de ketel.

En hoe! Laat men de actie-Schneider niet minimaliseren . Deze man beweert, in 1937 uit de nazi-partij te zijn getreden. Het tegendeel is waar. Toen hij in dat jaar ruzie had met sommige nazi's (omdat hij zelf Gauleiter wilde worden van Saar- land), heeft hij zijn partij-lidmaatschap met hand en tand verdedigd en tot aan de capifulatie toe weten te handhaven. Over hen, die in de oorlogsjaren tegen het Hitlerdom streden, heeft hij affiches laten ophangen met het onderschrift: "Von 1939 bis 1945 hetzten sie gegen Deutschland". Men heeft, tot geestdrift van de bevolking, het schone lied gespeeld: "Durch Gross-Berlin marchieren wir; für Adolf HitJer kampfen wir", en dit ook op andere vergaderingen dan die van de Schneider-partij.

Enfin, we komen zo volop in het "incident" - een hoogst onplezierig incident.

Wanneer echter deze stoom een jaar eerder was afgeblazen, w~s in de referen- dum-campagne zèlf de spanning beslist minder groot geweest ...

Wat nu? De nein-partijen zijn geschrokken van hun overwinning; zij kunnen hun relatie met Frankrijk, en dan liefst onder een Europese contrÖle, niet missen. Dat hebben vertegenwoordigers van de nein-partijen mij zelf verklaard. Bewijst dat niet de realiteit van het eerste plan?

Men zal nu met een' ding moeten beginnen nl. de op 23 ' October 1955 met meer dan twee-derde meerderheid genomen beslissing als uitgangspunt moeten aanvaar- den. Dat betekent: de politieke aansluiting van Saarland, in één of andere vorm, bij Duitsland.

Dit sluit niet uit: publiekrechtelijk Europees toezicht, het zij op handhaving der

(5)

den.

'aar- het and, heus I op voor

!lder een

~een

egd, :eest

op- ropa

aan-

1

de : etel.

t,

in jaar

;aar-

n

de

het L939

~ing,

[itler artij.

~ren-

hun Dat niet

neer

~aar­

il,

bij der

politieke veiligheid in Saarland, hetzij op de speciale economische regelingen over de Saar, die door de bondsrepubliek met Frankrijk zullen moeten worden getroffen.

En in het belang van de Saarlandse bevolking, én in dat van het Franse staal- bekken, én in dat van h, et gehele Europese evenwicht, met name in de Europese Kolen en Staalgemeenschap (KSG), zal een regeling moeten worden uitgewerkt, die op lang zicht een exploitatie-recht van de kolenmijnen door Frankrijk en de betalingsmogelijkheid in Franse argrarische producten of in Franse francs, vast legt.

Frankrijk heeft al jaren geleden verklaard, dat het, na de toekenning van een recht op de Saarlandse mijnen, van verdere oorlogsschade-vergoeding nu of bij het vredesverdrag af zou zien. Er is geen reden, daarin thans verandering te brengen.

Deze verschillende regelingen zullen tot stand moeten worden gebracht met Euro- pese medewerking en in stand moeten worden gehouden door Europees toezicht.

Nu er op dit gebied een competentie was voorzien voor de West-europese Unie (WEU) is er alle aanleiding, deze unie, waar Engeland een zelfde verantwoorde- lijkheid heeft aanvaard als de zes landen van het Europese integratie-streven, hier- voor te blijven gebruiken, óók nu de nieuwe taak als fundamenteel anders moet worden gezien dan de eertijds voorziene functie.

"Europa" behoeft zich over niets te schamen; het feit, dat men het te kort heeft gedaan, en dat dit zich heeft gewroken, kan slechts het Europese prestige doen toenemen.

Eén van de meest treffende verschijnselen van dit ogenblik is, dat de tegenvaller aan de Saar - tegenvaller voor de "goede" Duitsers evenzeer als voor de Fransen - de betrekkingen tussen de grote nabuurlanden niet noemenswaardig heeft, beïn- vloed. Pinay heeft in Genève op de meest loyale wijze de eenwording van Duitsland verdedigd, volgens de lijnen, die door de Duitsers zelf waren aangegeven. Aan de andere kant hebben de Duitsers even loyaal te kennen gegeven, dat ook naar hun mening er in de verkiezingscampagne verontrustende verschijnselen aan de dag zijn getreden ' en dat men die de baas moet blijven in een samenwerking, ook inzake de Saar, met Frankrijk en met de rest van Europa. Wil er nu een Europese oplos- sing komen voor wat er nog open staat van het Saar-probleem, dan dient ook die

"rest" zich bewust te blijven van zijn verantwoordelijkheid aangaande de toekomst van de Saar.

645

(6)

A. A. V A NAM E N GEN

OVERHEIDSFINANCIEN EN PLANNING

E r zijn vele redenen waarom men dr. W. Drees Jr. geluk moet wensen met zijn boek "On the level of Government expenditure in the Netherlands af ter the, war". 1). In de eerste plaats natuurlijk - en dat is zuiver persoon- lijk - omdat het hem de doctorsgraad heeft bezorgd. In de tweede plaats om het moment van de uitgave van zijn proefschrift. Nederland scheen a.h.w. op deze publicatie te wachten, was zij een paar weken vroeger of later verschenen, het effect zou minder groot zijn geweest. Door deze ' "timing" kon het boek het juiste en volle reliëf krijgen in de meest passende omlijsting, die men zich bij dit thema kan voorstellen: de algemene financiële beschouwingen over de' Rijksbegroting in de Tweede Kamer. Niet minder dan 7 maal werden zijn naam en zijn geschrift hier met ere vermeld en hoewel een socialistisch geluid in dit koor ontbrak, moet het voor ecn auteur een grote voldoening zijn geweest, zijn geesteskind een dergelijke rol te zien meespelen bij een van de belangrijkste jaarlijkse evenementen van ons politieke leven. In de derde plaats kan men de schrijver gelukwensen met de wijze waarop hij zijn betoog heeft opgebouwd en zijn gedachten geformuleerd. Op klare en onopgesmukte manier, bijna simplistisch, worden de redeneringen ontwikkeld, geen leerstelligheid en geen zwaar wetenschappelijke opschik, welke zoveel Neder- landse economische geschriften verontreinigen. Stijl en betoogtrant herinneren aan het werk van prof. Tinbergen en aan de toon die in de Angelsaksische wetenschap- pelijke literatuur gebruikelijker is dan in de onze.

En ten slotte, maar dat is het belangrijkste, een' gelukwens om de inhoud van dit werk, dat zo duidelijk constructief is in zijn bedoelingen en kerngezond in een aan- tal van zijn suggesties en denkbeelden, zo gezond dat het in actualiteit een reeks

Rijksbegrotingen zal kunnen overleven, met inbegrip van die van 1960.

Eigenlijk zou hiermee de recensie ,kunnen worden besloten. De redactie zou zich dan misschien tekort gedaan achten en haar recensie-exemplaar slecht besteed.

Zuiver terwille van haar zullen wij proberen enkele zwakke plekken in 'schrijvers harnas op te sporen. Al bijtende op de , penhouder, die ditmaal traag is met de pro-

ducti~

van passende critiek, komen enkele weinig relevante gedachten te voor- schijn. Eén daarvan is eigenlijk niet meer dan een vraag. Waarom toch werd dit werk in de Engelse taal aan ons voorgezet? Het behandelt zo overwegénd typisch

I

1)

H. E. Stenfert Kroese N.V., Leiden 1955.

646

(7)

met _ ands

>Don- 1

het

deze , het uiste lema tg in hier

t

het

~lijke

l ons Nijze klare keld, eder-

aan

! hap-

n dit aan- :eeks

zich teed.

jvers pro- ,"oor- f dit ,>isch

Nederlandse problemen en toestanden, dat men zich nauwelijks kan voorstellen dat meer dan een honderd buitenlandse lezers ervan kennis zullen nemen. Enkele gevolgtrekkingen van meer universele strekking had men beter aan de hand van wat beknopt Nederlánds feitenmateriaal in een Engels of Amerikaans tijdschrift kunnen uiteenzetten. Het nadeel van de gekozen voertaal " ligt niet alleen in een beperking van de lezerskring, maar ook in de vele voor Nederlàndse lezers nauwelijks nodige of geheel onnodige exposities over Nederlandse onderwerpen. In onze moe- dertaal geschreven had het boek nog kernachtiger kunnen worden en nog meer effect kunnen krijgen.

Het doeleinde - van het onderzoek van dr. Drees Jr. is geweest na te gaan hoe het gesteld is met de starheid van onze Overheidsuitgaven, een starheid die hoe langer hoe meer als axiomatisch wordt aangenomen en ten aanzien waarvan men in het algemeen slechts berustende verzuchtingen of demagogisch gebral verneemt. De schrijver stelt de vraag aan de orde of deze verstarring nu werkelijk een onafwend- baar noodlot voor de Nederlandse Overheidshuishouding vertegenwoordigt dan wel of men zonder opoffering van elementaire taken van de Overheid het uitgaven- niveau elastischer zou kunnen maken en vooral het jaarlijkse acres zou kunnen beheersen. Nadat hij eerst verschillende deelterreirlen heeft overzien en daarbij een aantal interessante

suggesti~s

of alleen maar vragen heeft gelanceerd, mondt zijn betoog uit in het voorstel van een plan op lange termijn voor de Staatsuitgaven, waarbij hij de keuze tussen twee alternatieven voor het begrotingsjaar 1960 ontwik- kelt, één waarvan de continuerirlg van het sinds de oorlog optredende aceres voor- stelt en het ander dat een aantal mogelijkheden oppert om dit accres weg te werken en ons zelfs nog beneden het niveau van 1955 zou terugbrengen.

Om de mate van verstarring van de Overheidsuitgaven te determineren - eigen- lijk zou men hier beter het woord "groeizaamheid" kunnen hanteren - kan men uitgaan van de nominale uitgaven in geld dan wel de waardedaling van het geld uitschakelen door omrekening tot reële waarde of ten slotte de verhoudirlg tussen uitgaven en nationaal inkomen irl de loop der jaren als uitgangspunt nemen. De schrijver toont een gerechtvaardigde voorkeur voor de laatste methode, waardoor men zo handig met een enkel percentage de ontwikkeling kan typeren. Daarmee helpt hij de lezer bijna altijd, maar één keer heeft hij het verzuimd. Daar het hier nogal eén kardirlale tabel betrof, werd de rekenkundig weinig begaande recensent genoopt zelf percentages te gaan uitrekenen, hetgeen nooit bevorderlijk is voor de stemming. Reeds in - de aanvang vl,ln het boek wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de totale Overheidsuitgaven dus Staat, provincies, gemeenten en polders, lllet de nodige correcties om dubbeltellingen te vermijden. Deze vergelijking start met het jaar 1938 en geeft vervolgens de naoorlogse jaren 1949, 1952, ] 954 en 1955. Daarbij worden dan tevens de cijfers van het nationale inkomen tegen markt- prijzen verstrekt, bijv. als volgt:

1938 1955

(in millioen guldens)

Totale Overheidsuitgaven 1,827 7,774

Nationaal inkomen tegen marktprijzen 5,395 24,070

Indien men er schoorvoetend toe overgaat het verzuimpje van de schrijver goed

647

(8)

te maken en zelf de procentuele verhouding uit te rekenen, blijkt het resultaat de moeite te lonen. In het jaar 1938 omvatten de Overheidsuitgaven 34% van het nationale inkomen, ~ het jaar 1955 32% . De verstarring blijkt dus een veel fantasti·

scher karakter te hebben dan Drees zelf aan het licht

breng~.

Hij laat nl. in zijn commentaaar op deze tabel de opmerking volgen( vertaling en spatiëring van ons):

"De Overheid financiert he den ten dag e een derde van de nationalè uitgaven", Maar dat deed deze Overheid 17 jaar geleden ook al! Hier stuit men toch wel op een kernprobleem. Men dient zich te realiseren dat onze tegenwoordige Overheid een e~sentieel andere positie in de volkhuishouding inneemt dan haar voorgangster vóór de tweede wereldoorlog. Men denke aan de omvattende sociale en defensie·

programma's, aan de afwikkeling van oorlogs- en watersnoodschade, aan ere woning- bouwsubsidiëring, aan de druk van de Staatsschuld, aan de culturele activiteit en aan de decoratieve garnituur, ' die onze Staat er tegenwoordig op nahoudt. Hebben wij thans geen ambassadeurs in plaatsen, waar we voor de oorlog nog geen hono- raire v.iceconsuls de kalmibalistische tamtam plechtigheden lieten opluisteren? Het geeft toch wel stof tot overpeinzing, dat deze innerlijk en uiterlijk zo enorm gegroeide Staat geen groter beslag op de nationale middelen legt dan de krenten- wegende Staat, waarmee wij in een vorig stadium te maken hadden. Onwillekeurig zoekt men hier naar oorzaak en gevolg. De Staat is niet alleen gebruiker, maar ook schepper van nationale middelen, direct en indirect. Zijn veelomvattende en stuwen- de activiteit in de naoorlogse periode heeft toch ongetwijfeld het nationale inkomen omhooggedrongen, ook,in de reële sfeer. Als men de Staat reeds vroegtijdig na de oorlog tot zijn oude irlvloedssfeer had teruggebracht, gesteld dat dit mogelijk was geweest, hoe zou zich dan het reële nationale irlkomen hebben ontwikkeld?

Als we nu eens een zevenmijlspas door het boek maken en terechtkomen bij de twee alternatieven, die de schrijver ons ten aánzien van de Rijksbegroting voor 1960 stelt, dan zien wij een verschil irl uitgavenaccres tussen de beide mogelijkheden van

f llBO millioen gulden. Dit betekent, dat het budget der centrale Overhe' id volgens het tweede, het zuinige alternatief 4% mirlder van het nationale inkomen in beslag neemt dan het eerste of royale alternatief. Resp. komt dit neer op 20,5% en 24,5% . Hierbij wordt het nationaal inkomen dus als onafhankelijk variabel genomen. Nu is zo'n fors milliard een heel bedrag, maar het is ook een redeloze grootheid. Hetzelfde geldt voor percenten van het nationaal irlkomen. Gesteld dat zo'n redeloos beest met z'n multiplier gewapend amok gaat plegen onder de nationale bestedingen en nog wat collega's-milliarden met zich meesleept! De ramp is niet te overzien en zelfs kunnen wij er ons in deze opgeschroefde hoogconjunctuur nauwelijks een voorstel- ling van maken. Het is natuurlijk altijd te wensen, dat de particuliere sectoren het door de Staat vrijgegeven deel van het nationaal inkomen aanwenden op een wijze, die het evenwicht irl stand houdt. Zekerheid daarover hebben wij niet. Uiteraard kunne~ wij in geval van nood teruggrijpen op deel II van de serie, waarin het boek van dr. Drees is verschenen. Dat is nl. het werk van dr. De Soet over "Aanvullende we~kgele6enheid". Als we deze op enigszins radicale wijze aanpakken, zitten wij weer spoedig op de 24,5% van het eventueel irlmiddels geslonken nationaal-inkomen.

Misschien komen we zelfs nog wat hoger uit. De starheid van de Overheidsuitgaven

ten opzichte van het nationaal inkomen kan klaarblijkelijk zowel veroorzaakt wor-

(9)

de den door een opwaartse druk op de uitgaven in de trantSvan onze na-oorlog se kabi- het netten of een benedenwaartse druk op het nationaal inkomen in de geest van onze lSti- vooroorlogse kabinetten.

zijn Zeer interessant is het gedeelte waarin de schrijver onze wetgevende en parle- ns): mentau'e technîek analyseert en een poging doet in onze staatsrechtelijke structuur

30".

oorzaken te vinden voor de weinig gebreidelde uitgavenstijging. Hij wijst hier met

op name op het specialistenstelsel in de Tweede Kamer, min of meer inherent aan de leid evenredige 'Vertegenwoordiging. Deze specialisten hebben de neiging alleen naar ster hun eigen standje te kijken, zich geen rekenschap te geven van de algemene finan-

.sie- ciële situatie en hun desiderata boven op elkaar te stuwen. Heeft men dan nog een

ing- coalitie, waarbij de Regering niet kan beschikken over een meerderheid, die zij en in het vuur kan laten treden om haar budgetaire politiek te verdedigen, dan ziet ben men hoe deze specialisten steeds maar meer vragen, elkaar de bal toespelen en de

IDO-

drang tot uitgavenvermeerdering niet beheerst wordt door in het politieke stelsel Het ingebouwde remmen. Ook de positie van de minister-president en de minister van p rm Financiën zijn in ons staatsrecht niet zodanig verzwaard, dat zij een effectief tegen- :en- wicht kunnen uitoefenen, hetzij in de ministelTaad, hetzij in het parlement.

uig Hoe belangrijk deze staatsrechtelijk-technische beschouwingen ook zijn, we moe- ook ten ons vooral niet door de uiterlijke vormen laten misleiden. De werkelijke oorzaken r en- liggen dieper, nl. bij het functionneren van onze democratie. De specialisten, die nen voor diverse belangetjes en belangen in de Kamer opkomen, spreken niet voor zich-

de zelf, maar in uitdmkkelijke of stilzwijgende opdraèht van bepaalde delen van het was electoraat. Het zou maar heel weinig verschil maken indien het genus der algemene politici, die ~ich in hun eigen district van alle markten thuis moeten tonen, weer de eens aan bod kwam. Wij kunnen dit het best met enkele voorbeelden verduidelijken.

960 Dree.s gaat bij zijn confrontatie van de twee alternatieven ook in op de weduwen- van en wezenrente. Het royale alternatief behelst een rente voor alle wezen, alle wedu- l ens wen rrict minderjarige kinderen en alle weduwen zonder kinderen boven de 45 jaar.

;lag Het zuinige alternatief sluit de weduwen zonder kinderen beneden de 60 jaar uit ,5%. en komt dus neer op een beperkte uitbreiding van de voorgestelde ouderdomsvoor-

Ll

is ziening. Nu is het duidelijk, dat in het Parlement de weduwen- en wezenspecialist

~de

van fractie X zich niet kan veroorloven onder te doen voor die van fractie Y, indien illet deze zich voor de royale oplossing uitspreekt. Anders zou hij de kans hebben dat oog een groot deel van het verweduwde electoraat, desnoods dwars door alle zuilen elfs heen, van X naar Y zou overlopen. Maar nu veranderen we eens even de coulissen tel- en stellen we districten op, waar alleen maar algemene politici - von keirierlei het Fachkenntnissen getrübt - kunnen optreden. Men hoeft geen groot mensenkenner jze, te zijn om de diverse · verleidingen aan te voelen, waaraan de vertegenwoordiger ard van partij X wordt blootgesteld, indien hij voor de taak gesteld wordt een wed uw- oek rijk district voor zijn partij te veroveren.

ode Volgende akte. Een ander changement van decors verplaatst ons naar het Enge- wij land van 1955. Hier speelt zich een volledige idylle af volgens de dromen van len. Drees Jr. Een sterke premier, een sterke kanselier van de schatkist - alles staats- ven rechtelijk gezien dan -, een meerderheidsregering zonder coalitiegekonkel, distric-

101'-

tenstelsel. Mooier nog zelfs, een suprematie van de kanselier over het hele finan-

649

(10)

ciële en economische beleid. Als men dan de capriolen ziet, die deze kanselier heeft uitgehaald met zijn voorjaars- en zijn najaarsbudget en de gevolgen daarvan voor de Èngelse volkshuishouding, slaat men de handen naar het hoofd over zoveel geborneerd electoraal winstbejag en heeft men de neiging met een variant op' Augustus uit te roepen: "Drees, Drees, geef mij mijn specialisten terug!" Maar gelukkig, ze zijn er nog, het was maar een benauwde droom. En volgend jaar, als de Kamer wordt vergroot, krijgen wij aparte specialisten én voor de weduwen én voor

d~

wezen.

Slechts een veel verdere opvoeding van het electoraat, een rijping van onze democratie, zal misschien eens in staat zijn een breidel aan te leggen op het onver- antwoord opjagen van de overheidsuitgaven. In Zwitserland schijnt men reeds zo ver te zijn.

Wij komen nu op het belangrijkste gedeelte van dit werk, nl. de poging een plan- ning op lange termijn te introduceren in onze staatsfinanciën. Daartoe ontvouwt de schrijver, zoals reeds ter sprake kwam,

e~n

tweetal perspectieven voor het jaar 1960, tussen welke beide een verschil van 1160 millioen gulden (in 195.'5-prijzen) optreedt. De beide alternatieven hebben enkele gemeenschappelijke uitgangspunten, t.w. dat tegen deze tijd de huursubsidies kunnen zijn verdwenen, de politieke wereldsituatie even gespannen blijft als nu, de economische situatie van de wereld op het huidige hoge niveau blijft en de wettelijke ouderdomsvoorziening ongeveer in de thans voorgestelde vorm zijn beslag zal hebben gekregen. Daarnaast heeft elk van de alternatieven zijn eigen uitgangspunt. Het royale alternatief is gebaseerd op de voortzetting van het huidige "behaviour" van kabinet, parlement en lagere organen, het zuinige alternatief op een bewust streven om de publieke uitgaven te verlagen, zonder échter huidige essentiële overheidstaken aan te tasten. Dit impli- ceert prijsstabilisatie, als een van de belangrijkste middelen waarvoor revaluatie van de gulden wordt aanbevolen, terwijl de stijging van de nominale lonen mede daardoor beperkt kan worden gehouden en kostprijsverhogende belastingen kunnen worden gereduceerd.

Zo voortreffelijk de hier ontworpen techniek als systeem tot doelbewuste keuze

voor het gebruik der nationale middelen, des te meer beseft men de practische en

politieke moeilijkheden der tenuitvoerlegging. Wij zullen daarvan eens enkele

voorbeelJen aanhalen. In de eerste plaats valt het op, dat terwijl uitgegaan wordt

van de 1955-prijzen verschillende posten van het royale budget een toeneming

vertonen wegens verder verwachte prijsstijging. Daardoor wordt de vergelijking

niet

z~er

zuiver. Nog belangrijker is, dat de schrijver zijn zuinig budget voortdurend

poogt te verdedigen met de door hem voorgestane revaluatie, waardoor prijsstabi-

lisatie verzekerd wordt en men aan verhoging van bepaalde begrotingsposten ont-

komt. Nu willen wij hier niet op het pro en contra van revaluatie ingaan, dat is

tijd geleden in dit tijdschrift op meer deskundige wijze gedaan dan waartoe wij

in staat zijn. 2) Men kan echter in elk geval stellen, dat er bepaalde constellaties van

onze volkshuishouding zijn, waar dit paardemiddel absoluut niet in aanmerking

komt. Vervolgens moet men om het reële karakter van dit instrument tê beoor-

2) Prof. Kuin in S & D, December 1954.

(11)

~eft

'oor reel

op' aar als én

nze 'er-

zo

an- de 60, en) en,

~ke

eld eer eft

~rd

~re

te b li-

tie de en

lze

~m

~le

'dt ng ng ad oi- lt- is vij an

Ir-

delen rekening houden met de te verwachten weerstand van het bedrijfsleven, dus van het parlement, dus van het kabinet. Wij menen dat men de budgetvergelijking volgens het systeem-Drees veel van zijn realiteit ontneemt door het hierin betrekken van dit monetaire element en dat daardoor het zuinige alternatief té rooskleurig wordt voorgesteld. Dat flinke

milli~d,

dat te besparen zou zijn, heeft ongetwijfeld velen het water uit de mond doen lopen. Dit vocht zal bij een deel daarvan echter even snel teruglopen indien men met de consequenties van een revaluatie wordt

geconfronteerd.

\

Vervolgens ziet men een aantal posten, waarbij de overheidstaak langzamer of beperkter wordt ontwikkeld dan' in het royale alternatief. Zover deze taken niet door de maatschappij kunnen worden overgenomen en zover zij inderdaad een eminent nut voor ons volk zijn, zou men zich op het standpunt kunnen stellen, dat hierin alleen gesnoeid mag worden, indien het nationaal inkomen terugloopt of een con- juncturele overspanning een beperking van bestedingen zowel in de publieke als in de particuliere sfeer voorschrijft. De schrijver heeft geen van deze voorwaarden in zijn calculaties betrokken. Wij zullen enkele voorbeelden aanhalen.

Dr. Drees ziet de mogelijkheid om f 5 millioen te besparen op het middelbaar onderwijs door afschaffing van het Grieks. Eerder in zijn geschrift is hij op uit- voerige wijze en bijna buiten de orde ingegaan- op de noodzaak de studie in exacte vakken te bevorderen. Men weet dat men zich in Amerika juist in de laatste tijd bezorgd maakt over de achterstand in de opleiding voor de exacte en technische vakken. Hoeveel meer reden tot bezorgdheid hebben wij in Nederlandl Iedere cent die op het Grieks wordt bespaard kan dubbelop aan de uitbreiding van ander onderwijs. Ook de beperking der verlenging van de leerplichtige leeftijd tot één jaar in plaats van twee jaar, hetg, een de beide alternatieven op dit punt van elkaar onder- scheidt,. kan alleen acceptabel zijn, indien wij eenvoudig niet over de middelen beschikken om de achterstand in ons onderwijs ten opzichte van andere Westerse landen in te halen. Mutatis mutandis kan men hetzelfde zeggen over beperkingen in de ruilverkaveling, landaanwinning (Zuiderzee!), krotopruiming, openbare gebou- wen, hulpverlening aan Suriname en Nieuw-Guinea, investeringen in overheids- bedrijven. Al deze taken kunnen alleen door de overheid worden uitgevoerd, over het nut ervan is ,geen of nauwelijks twijfel aanwezig, dus alleen de ijzeren noodzaak kan ons ertoe brengen op deze gebieden het zuinige, d.w.z. in deze gevallen het ongunstige of armoedige alternatief te kiezen.

Dan zijn er nog enkele besnoeiingen, die politiek zeer précair zullen zijn. Wij noemden hierboven reeds de bepèrktere opzet voor de weduwen- en wezenrente.

Hiertoe behoren ook de beperking van de subsidiëring aan de kleine boeren, de afwenteling van de administratiekosten van f 20 millioen van de verplichte ouder- domsverzekering op de verzekerden en het achterwege laten van financiële steun aan de bezitsspreiding.

Ten slotte zijn er iIog enkele slagen in de lucht, zoals bijv. de reducering van de steun aan de achtergebleven gebieden tot f 100 millioen in plaats van f 200 millioen volgens royale opzet, en de post onvoorzien, welke resp. in het royale en het zuinige budget op f 500 millioen en f 300 millioen wordt gesteld. Dergelijke cijfers hebben geen achtergrond .

651

(12)

Indien we al deze aftrekposten in mindering zouden brengen:, zouden er van de

f 1160 millioen nog slechts een paar honderd millioen overblijven. Is daarmee het voorstel of de methode veroordedd? Geenszins. De gedachte van een dergelijke planning lijkt on; uitermate vruchtbaar, de daarvoor door de schrijver aangegeven methode is de moeite van onderzoek en van experimentele toepassing dubbel en dwars waard. Dit is uiteraard geen éénmanswerk, hiervoor is een apparaat nodig en hiervoor moet voeling genomen worden in diverse kringen, en vooral in de politieke sfeer. Alleen al de bewustmaking van het vraagstuk en de verhoging van het inzicht dat men met de uitwerking / van dergelijke alternatieve methodes kan bereiken, maakt de proefneming verantwoord. Het is' te wensen, dat de Partij van de Arbeid niet achterblijft bij het ondersteunen van het werk in deze richting of nog veel beler, actief ertoe bijdraagt dat de planning op lange termijn van de overheids- financiën op gang komt.

652 •

(13)

1

de mee lijke 3ven 1 en odig

l

de

van kan

[l

de nog

~ids-

S. TAS

TOCQEV ILLE REVISITED

D e moderne techniek heeft nog niet veranderd dat een reis naar Amerika . een hele onderneming is. Het water schijnt een bijzondere weerstand op te leveren, groter dan het land of de lucht. Is het de meerdere tijd van de reis die wij in meerdere afstand omzetten? Je merkt het als je het kanaal oversteekt.

Het luchtverkeer, zou men zeggen, doet die weerstand weer te niet; blijkbaar slechts voor de anderen.

Niettemin, als ik de eerste kennismaking met New York te boven ben, is de nieuwe wereld me vertrouwder dan Engeland. (Natuurlijk - New York geeft een schok;

maar New York is Amerika niet; dat blijkt later. New York is het punt waarop een in wezen isolationistisch land zich met de buitenwereld confronteert. Verklaart dat misschien de korzelige toon die me in die stad zo dikwijls tegenklonk? Het is cos- mopolitisch en oversophisticated, -dit New York, waarbij alle andere wereldsteden klein, arm en tam lijken.)

Maar het vertrouwde komt op me af in zulke omvang, dat het me weer bijna omwerpt. Niets grijpt zo aan als het vertrouwde in nieuwe vorm. Amerika is voor mij allereerst het land waarin voortdurend de kwantiteit in de kwaliteit omslaat.

Daar is de ontzaggelijke ruimte die ons in nieuwe afstanden doet denken en via dit weer in nieuwe snelheden. De families worden er door verpulverd; want ze worden uit elkaar gedreven over afstanden die de lengte van Europa te boven gaan.

Als de familieleden elkaar dan weer willen opzoeken, gaat dat gepaard met een tijdverlies dat het leven bijna weer een behagelijk tempo terugschenkt. De vader van New York, die zijn zoon in Los Angeles bezoekt, verliest meer tijd dan de Amsterdamse vader die in de achttiende eeuw met de- trekschuit zijn zoon in Den Haag opzocht. Au fond zijn de Amerikaanse spoorwegen niet veel anders dan zeer behagelijke trekschuiten die hun snelheid aan de grotere afstanden aangepast heb- ben. De gevolgen van die aanpassing wil ik overigens volstrekt niet verkleinen.

Wat ik alleen wil beweren is, dat de enorme snelheden die Amerika geschl\pen beeft, vaak slechts achter de afstand aanhollen die Amerika te voren geschapen had.

Slechts met moeite en slechts gedeeltelijk lopen de snelheden het tijdverlies in dat bet leven-over-afstanden meebrengt. Men ziet dat al in de dagverdeling van de commuter, men ziet het heel duidelijk in New York, waar de c:oncentratie van mensen - en dus van afspraken, de toch al niet geringe afstanden van die stad nog ettelijke keren vermenigvuldigt.

653

(14)

Maar kwantiteit is een abstract begrip, waarmee men onbeperkt zou kunnen goochelen; het gaat om kwantiteiten van dingen, d.w.z. wat Amerika ten slotte tot Amerika gemaakt heeft, is zijn welvaart, zijn overvloed. Overvloed . van machines ten eerste. Al het andere kan daarvan afgeleid worden. En van die machine is de meest invloedrijke, degene die het meest het dagelijkse leven van de Amerikaanse burger beïnvloed heeft: de auto.

En inderdaad: wat zou de ruimte betekend hebben, zonder de wagen? Er is ruimte in Spanje en in sommige delen van Frankrijk. Wat ontbreekt is het heir van auto's dat het mogelijk maakt een geheel volk op wielen te zetten en over de eindeloze wegen te jagen. Daardoor werd het mogelijk. dat vandaag nog legioenen arbeiders elke keer opnieuw van stad, van staat, ja van klimaat veranderen, om ander we~k te zoeken. Om de potenties van dit land te leren kennen moet men, om te beginnen, zijn ruimte vermenigvuldigen met zijn bewegelijkheid.

Wat men in Europa de Wanderburschenbeweging noemde, verzinkt erbij in het niet. Zeker, we hebben die bewegingen gezien in de pionierstijd van Amerika. Maar het levenspeil en de verschillen in levenspeil waren toen groot; evenals de nood.

Evenals dus çle drang naar verplaatsing. Maar we zien het vandaag weer gebeuren:

in de gigantische verplaatsing van arbeiders naar het Westen, naar Californië, om de fabrieken te bevolken die in afwachting van hun komst al zijn opgericht. De stuwkracht van de nood is dit keer zoveel geringer dat men de massale verplaatsing zelve alleen kan verklaren als een van de vele verschijnselen van de overdaad der Amerikaanse samenleving. De sociale verliezen die uit de verplaatsing - en het afschrijven der oude fabrieken voortvloeien kan ze blijkbaar gemakkelijk dragen.

De trek naar het Westen is nog eens overgedaan; ze heeft hetzelfde effect alsof men nieuwe grond aan Amerika toegevoegd had. De bewegelijkheid heeft dus ruimte geschapen. En toch - historische bodem werd omgeploegd, figuurlijk... én letterlijk. Toen ik in Californië aankwam, het stof van de woestijn die ik doorkruist had nog in de ogen, zag ik ze bezig met het omhakken van de sinaasappclboom- gaarden. Ze moesten ruimte maken voor woonwijken. "Hoe nu," zei ik, "en de kost- bare grond?" Want ik had vernomen dat er in Amerika een waterprobleem - en via dat waterprobleem een grondprobleem - op komst is.

"Die grond is vruchtbaar," antwoordde men mij, "omdat we er water gebracht hebben. Woonwijken vergen evenveel water als akkers. We kunnen dus met dezelfde inspanning zowel nieuwe boomgaarden als nieuwe woonwijken · scheppen! Voor van- daag leveren de laatste hier meer op. We laten mens en akker van plaats verwis- selen, dat is alles."

Uit deze redenering spreekt een realisme dat de zoon van het overbevolkte Ne- derland haast cynisch voorkomt. Ze is eenvoudig het kind van de overvloed. Ze verschilt trouwens in wezen niet van het realisme van socialistische plan-economen (dat - dan ook door de splinterbo~r dikwijls als cynisme ervaren wordt). De planeco- nomie staat tot de Amerikaanse overvloed als het sparen tot het afbetalingssysteem.

Amerika is Europa dus voor, maar het is Europa zover voor dat ook hier de kwan-

titeit in de kwäliteit omslaat. De Marxisten hebben dit probleem nooit kunnen op-

lossen. Hier was een land dat de kapitalistische industrie ontwikkelde in zulke

654

(15)

nnen ,lotte hines is de lanse Er is

heir lr de enen , om

I,

om

1

het

\1aar lOod.

.rren:

, onl

· De tsing I der I het

~n.

alsof l imte

· én ruist oom- kost-

1

via

'acht

~Ifde

van- :wis.- Ne-

· Ze men . eco-

~em.

lI'an- op-

;ulke

omvang en zulke ruimten dat men vrijwel van een reincultuur kon spreken. De smeltkroes die de emigrantengroepen aaneensmolt, ontwikkelde zulk een gloed, dat de Europese ideologieën erin weggebrand schenen. En inderdaad, er ontwikkelde zich een maatschappij waarin de economische krachten zich onverhuld lieten geiden, ook in het denken. Er zijtl weinig landen waar de economie als sociale kracht, als politieke kracht, als historische kracht, zozeer wordt erkend. Geld is er geen on- fatsoenlijk onderwerp van discussie; verkiezingen zijn uitgevochten op de contro- verse over een banksysteem.

Maar het Marxistisch denken is er nooit serieus genomen. Dat de Amerikaanse arbeider "omgekocht" was door het Amerikaanse imperialisme, is natuurlijk geen verklaring; het is een morele dooddoener, die vloekt met het hele systeem der dialectische verklaringswijze.

In werkelijkheid had zich in Amerika een kapitalisme ontwikkeld dat het Europese - waarin Marx geleefd had - zover vooruit was, dat van een nieuw systeem ge- sproken moest worden, een ander kapitalisme, dat spotte met alle Marxistische leer- stellingen, vanaf de arbeidswa,ardeleer tot aan de dialectische ontwikkeling.

De wetten die schenen te gelden voor het primitieve kapitalisme van Engeland en de achterlijke politieke wereld van Pruisen, werden ridicuul in de stormachtige ontwikkeling van hef Amerikaanse kapitalisme en de vrije atmosfeer van het zich geografisch voortdurend uitbreidende Amerika. Er kwamen in Amerika zeker over- eenkomstige verschijnselen voor: crises en conflicten. Maar hun omvang, hun vorm en hun uitwerking waren altijd anders.

Te zeggen dat de Amerikaanse arbeiders minder klassebewust zijn dan hun Europese collega's is óf een tautologie óf een dwaasheid. Het heeft die arbeiders zeker niet aan strijdvaardigheid ontbroken. En daarvoor hoeft men zich volstrekt niet te beperken tot de laatste twintig jaren. Als men dan met geweld die termen wil gebruiken:

De Amerikanen zijn niet minder klassebewust dan de onze - maar hun klassen zijn anders!

Het levenspeil van de gevestigde Amerikaanse arbeider - met zijn bungalow, zijn gazonnetje ervoor, zijn auto (zoal niet twee) zijn door centrale verwarming over- verhitte kamers, zijn ijskast en televisietoestel, met zijn kinderen op highschool en universiteit - is naar Europese maatstaven een middenstandspeil. Maar dat is voor hem nog geen reden om onze proletarische of kleinburgerlijke ideologieën over te nemen. Hij heeft andere zorgen.

Niettemin, de staat van arbeiders en boeren, waarover de russophielen zo de mond vol hebben, nergenS'Îs ,ze meer benaderd dan in Amerika. Want men moet ze gezien hebben, de Amerikaanse boerderijen, met hun weelde van electrisch licht en dito apparaten, hun van chroom blinkende wagens en glimmende machines, om te beseffen hoezeer in dit land de kloof tussen stad en platteland is overbrugd. De boer die met zijn wagen naar de dichtstbijgelegen stad kan rijden en die op zijn televisie- toestel de vermaaksevenementen van New York of Hollywood kan volgen, wat heeft hij de stad nog te benijden?

Sear Roebuck, die gigantische marskramer-per-post, heeft er al de conclusies uit gëtiokken. Hij heeft, toen hij zijn omzet postbestellingen op zijn catalogus zag ver-

655

(16)

minderen, het aantal van zijn warenhuizen in de provinciesteden uitgebreid. De boeren komen nu naar hem toe.

Er is natuurlijk de bourgeoisie. Maar het is dezelfde bourgeoisie niet meer van voor de New Deal. De New Deal is niet met de grond gelijk gemaakt; zelfs niet door Eisenhower. En geen regering zal dat ook meer kÛnnen doen. Dit perkt de macht van die bourgeoisie al in. Het bedrijfsleven is bovendien via de vertrusting en de innerlijke vervlechting al.aardig in handen geraakt van de managers. Sommige Mammouth-bedrijven zijn eigenlijk al geen privé-bedrijven meer, het zijn instellin- gen geworden. Dat geldt al voor General Motors. Het geldt nog meer voor Ford.

Negentig procent der winstgevende aandelen van Ford is overgedrag en aan de Ford Foundation, een instelling die aan de Madison Avenue een keurige verdieping beo slaat die van het gigantische kantoor te Detroit even ver afstaat als een moderI)e dokterswachtkamer van een machinekamer.

Het is waar, de familie bezit nog de meerderheid van de stemhebbende aandelen, maar het is de vraag hoe lang dat duren zal.

Men moet de jaarverslagen van zulke instituten nalezen: men zal dan zien dat bijvoorbeeld Ford negen tiende van zijn inkomen besteedt voor sociale onderzoekin- gen die in Europa door wetenschappelijke . instituten van de arbeidersbeweging verricht zouden worden.

I

Uit deze werkzaamheid blijkt - wat trouwens voor de gehele sfeer van Amerika kenmerkend is - een kolossale belangstelling voor alles wat met de mens en hier dan vooral de mens in zijn groep, te maken heeft. Deze instituten vullen 'de ruimten tussen de klassen op, door werkzaamheden die in Europa de arbeidersbeweging van de regeringen en van de staat afgedwongen heeft. Een kant daarvan is het systeem van beurzen, dat door allen, Ford, Carnegie, Rockefeller, Guggenheim-stichtingen gesteund wordt. Men kan gerust zeggen: elke arbeiders- of boerenjongen, die een meer dan middelmatige begaafdheid toont, kan studeren. Niets staat zijn carrière in de weg. De verwaarlozing van talenten is geringer dan in Europa.

Niets tenslotte is belachelijker dan het snode wereldkapitaal te symboliseren in Wall Street - gesnoeid beurscentrum dat op dit ogenblik al in hoofdzaak zaken doet voor de arbeiders en boeren uit het land. Want zij zijn het die - tezamen met de kleine middenstand - klein dan naar Amerikaanse begrippen - het ieeuwendeel van het aandelenkapitaal in handen hebben.

Moedige pioniers heeft Amerika genoeg gehad; het was trouwens niet

gemakkel~jk

voor een begaafd pionier zijn kwaliteiten voor zichzelf verborgen te houden; de ruime mogelijkheden lokten ze als het ware haar buiten. Maar op den duur werd dit grootscheepse handelen ook weer systeem, schema, cliché. Vandaar dat me~ in Amerika onder het giganteske oppervlak zoveel klein burgerlijks terugvindt en klein- steeds, dat zich in het gigantische schema een veilige plaats verschaft heeft - onge- veer zoals de twintigste eeuwse zakenlord in de voortrazende Pacific-trein de rust terugvindt van de trekschuit.

Amerika is een provincie - maar een gigantische, zei me ïemand. Het s.chijnt het

tegendeel van de opmerkingen over de kwan.titeit die in kwaliteit omslaat, waarmee

ik aanving, doch het is er slechts het complement van. Er schuilt zeker veel waars

(17)

De

van niet

de ting 1Ïge llin- ord.

'ord be-

~rI).e

len,

dat kin-

~ing

rika hier lten

van

~em

.gen een ière

Qin loet : de

van

~lijk

de rerd [l in ein- 1ge- rust

het mee aars

in. Een provincie, maar dan een gigantische, of een conglomeraat van gigantische.

Dit verklaart misschien de enorme populariteit die de Middle Western in Amerika geniet. Iedereen noemde mij hem als het voorbeeld van de klassieke Amerikaan.

De boer van het Midden Westen is toch slechts een kleine greep uit het Ameri- kaanse mensenmateriaal. Maar het is duidelijk dat haast iedere Amerikaan - de inwoner van Texas misschien uitgezonderd - zich met de boer van het Midden Westen wil identificeren. Is het niet omdat hij de geïdealiseerde verpersoonlijking geworden is van de provinciaal, het monumentale standbeeld van de gigantische provincie?

De provinciale decentralisatie - het weer teruggrijpen op kleinere grootheden - is trouwens een noodzakelijk correctief op de gigantische blokvorming der V.S. Wat zou er van het politieke leven der V.S. terecht zijn gekomen indien de staten met hun parlementen niet de politieke universiteiten geleverd hadden, waarin Amerika zijn politieke elite kon kweken? Om niet te spreken ~n de universiteiten zelf, die

studie-sted~n,

met hun grandioze laboratoria, hospitalen, bibliotheken, hun heir van studenten dat, ook alweer door zijn kwantiteit, na de bloemlezing door competitie een elite van het eerste plan mogelijk maakt.

Decentralisatie is trouwens het onvermijdelijke wachtwoord geworden voor de gigant-steden, ware werelden, die het optimale stadium van concentratie echter al hebben overschreden en de phase der afbrokkeling zijn ingegaan.

De Europeaan, die in machinale ontwikkeling bij Amerika ten achter bleef, trachtte dikwijls die achterstand in metaphysieke en culturele voorsprong om te praten. Vooral de nagelbijters van de école normale waren daar sterk in. Maar ten slotte is de machine een menselijke uitvinding, geboren onder de druk van zeer sociale en dus menselijke overwegingen. De Amerikaanse samenleving is een zeer menselijke samenleving niet ondanks, maar vaak juist dank zij de machine. Men moet maar nagaan wat de ~achine in Amerika gedaan heeft voor de overbrugging van de seksen en de klassen.

Niets is minder waar dan dat de Amerikaan door de machine beheerst wordt.

Indien ergens de machine zonder complexen bekeken en gehanteerd wordt, dan wel in Amerika. Er zijn in Europa kringen waarin de machine tot afschrikwekkend sym- bool - en dus in spiegelschrift tot idool - verheven werd; maar ik vond die houding nergens in Amerika. Het is waar, er worden in Amerika telkens nieuwe machines en machientjes voortgebracht. Maar ze worden met dezelfde snelheid vergeten als geschapen. Ze maken daar gadgets zoals een ander doodles. Dat de Amerikaan door de machine voortgejaagd wordt is evenmin waar. Waar hij gejaagd is, is dat niet een machinistisch maar een urbanistisch verschijnsel. Buiten de grote steden - en in vele grote steden buiten New York, Chicago, Los Angeles - is de Amerikaan volstrekt niet gejaagd, maar uitgesproken langzaam. Het is de langzaamheid van de provincie - misschien. Het is zeker zo vaak de langzaamheid van de man die ge- wend is machines te hanteren en die weet dat je daarbij niet je hoofd en nog minder je geduld moet verliezen. Dat kan je een paar vingers kosten.

Ten slotte mag al dat metaphysieke hoongelach der anti-machinisten ons niet doen

vergeten' dat Amerika Europa alleen maar voor is op een weg die Europa zelf, maar

met minder succes, heeft afgelegd. De machine heeft het handwerk vernield en we

657

(18)

hebben eerst later gemerkt hoezeer de kunst, vooral de beeldende, verbonden was met de tradities van het handwerk. De overwinning van de machine heeft niet alleen de basis van de traditionele kunst aangetast maar ook een ruwe stoot toege- bracht aan de smaak. Met de nadelen ervan worstelen we nog steeds, maar niet alleen in Amerika_ De verwoestende werking van de machine is zeker zo sterk geweest in Engeland. En dit verklaart waarom zekere Amerikaanse wanproducten waartegen de Europese intellectuelen zich - soms terecht - verzetten, in Europa bij de massa zo geweldig populair waren. Men kan dit moeilijk aan de Amerikaanse

. intellectuelen wijten die in hun eigen land een soortgelijke strijd voeren, en die

alleen te verstandig zijn om de geringe belangstelling voor Amerikaanse avant garde-producten in hun eigen land en in Europa tegen Europa uit te spelen.

Maar men hoeft niet nodeloos pessimistisch te zijn. Neem

Televisi~,

de laatste

"technis' che kunst". Het is inderdaad opvallend, met welk een fantastische snelheid de Amerikaanse televisie talentèn - vooral komische talenten - verbruikt en daad- werkelijk uitput. Maar juist op het ogenblik dat dit verbruik verontrustend begint te worden, zijn de eerste proeven afgelegd - en geslaagd - met avant-garde- televisie-toneel. De Amerikaanse televisie is door het punt van de oververzadiging gegaan, dat wil zeggen heeft het punt bereikt waarop het zijn reactie tegen zijn eigen gevaren begint voort te brengen, op een ogenblik dat Europa nog met de meest primitieve problemen der programmavorming worstelt.

I

Om het beeld af te ronden: het is evenmin waar dat Amerika - slechts het beeld van een massa-cultuur toont. Ik vçmd er een enorme verscheidenheid, een differen- tiatie in type, gewoonte en op het platteland zelfs in de kleding die niet onderdoet voor die van bijvoorbeeld Frankrijk. Indien de massa-productie tot zekere monoto- nieën aanleiding gegeven heeft - in de voedselproductie, en in de steden vooral in de kleding - het is zeker onjuist van een geestelijke massaproductie te spreken, Zeker, men moet zijn tol aan de gemeenschap betalen; zekere advertènties gebrui- ken niet zonder reden de leus dat het geadverteerde product je helpt " to belong", En in de kleine gemeenschappen wordt zeker een sterke druk op' de inwoner uit- geoefend opdat hij zijn aandeel in het publieke leven levert. De goede Amerikaanse burger (en vooral burgeres) is lid van een ontelbaar aantal verenigingen. Maar ten slotte bewijst dit alleen dat de burgerzin een levende traditie is, ook al manifesteert die traditie zich dan ook in de vorm van collectieve druk.

De gemeenschap der feodale maatschappij waaroveJ; sommige katbolieke filosofen van Europa zo hemels kunnen doen, werkte 'trouwens niet anders~ Maar ten slotte zijn dat vooral activiteitsgemeenschappen; geen organen voor meningsvorming. De gemeente moet bestuurd, de politieke belangstelling onder de vrouwen gewekt, de armen geholpen, de oorlogsgewonden bijgestaan worden.

Het individu, en vooral de intellectueel, hebben een zeer grote vrijheid. De Ame-

rikaan is bijzonder tolerant. Het is bij hem misschien gedeeltelijk verkapte weetgie-

righeid. Het is zeker ook voor een deel bescheidenheid. Het is waar, Mac Carthy en

het Maccarthyisme hebben in Amerika gewoed. De nagelbijters van de Ecole Nor-

male hebben zich op hem gestort met een welbehagen, het was duidelijk: 'indien hij

niet bestaan had hadden ze hem uitgevonden. Amerika

~eeft

herhaaldelijk zulke ver-

658-

(19)

was schijnselen gekend. Meestal duiken ze op in de provincie. Dat krijgt men als men niet gigantische provincies heeft. Daardoor kunnen zulke fenomenen kracht verzamelen ege- voor ze met het cultuurcentrum van het land in aanraking en in botsing komen. Ook niet hier werkt de afstand. Maar ten slotte heeft Amerika al die verschijnselen ook weer

;terk zonder uitzondering verteerd. Maar zijn ze gebleven - de Bilbo's, Huy Longs, de cten Father Coughlins, de Townseds etc? Thans was het Mac Carthy's beurt verteerd te ropa worden; hij maakt de voorpagina niet meer.

anse Er is heel wat te doen geweest over de actie die de Amerikaanse geleerden, en die vooral de atoomgeleerden gevoerd hebben! Sommigen zagen er een bewijs in van de vant terreur die de maatschappij op de intellectuelen uitoefende. Anderen, die erkennen dat de intellectueel een eigen politieke verantwoordelijkheid heeft (omdat hij een lts te eigen verantwoordelijkheid heeft zonder meer) vroegen zich af of die bemoeiing : 1eid met de politiek nu altijd wel van de als minimum vereiste deskundigheid op politiek lad- gebied getuigde. Maar niemand kan ontkennen dat de actie der intellectuelen om

gint hun geestelijke armslag te bevrijden van de boeien die het Maccarthyisme hen rde- trachtte op te leggen - dat bijvoorbeeld de actie van de atoomgeleerden ten bate ging van dr. Oppenheimer, een typische intellectuele groepsactie was. Zo waren er meer.

zijn Dat bewijst ze dat de Amerikaanse elite niet zonder wapens is. Dat de terreur op : de massa-niveau in Amerika altijd het laatste woord heeft is niet ernstig vol te houden.

eeld ren- :loet oto- oral ken.

I rui- rlg".

uit- mse

ten eert

)fen otte De de

me- gie- r en

~or­

. hij ver-

We zullen straks zelfs het tegendeel tegenkomen.

(20)

J. J. BUS K E S JR.

HET PROBLEE M VAN ZU ID-AFRIKA

NMr aanleiding van "The Problem of South Africa by professor Her- bert Tingsten", Victor Gollancz LTD, London 1955.

Het getuigt van een goed inzicht in de historische achtergronden van, het probleem van Zuid-Afrika, dat prof. T. begint met een hoofdstuk over "De Grote Trek", welke inderdaad de hoeksteen is van de ideo- logie, die de geesten in de Unie beheerst.

De Voortrekkers zijn de grote inspirators van het tegenwoordige Zuid-Afrika. De geschiedenis van de Grote' Trek wordt uit de aard der zaak door de Afrikaners ge- ïdealiseerd en geromantiseerd. Wanneer ee}l geschiedenis tot hoeksteen van een ideologie wordt, is dat altijd het geval.

De Voortrekkers beschouwden zichzelf als de vertegenwoordigers van de blanke en

~hristelijke

beschaving. In feite stonden ze buiten de Europese geschiedenis. Zowel de Amerikaanse als de Europese revolutie is ' volgens T. volstrekt aan hen voorbijgegaan.

Hij had .hetzelfde kunnen zeggen van Renaissance en Aufklärung. De Afrikaners leefden in volstrekt isolement. Zij zijn van de zeventiende eeuw overgestapt in de negentiende en twintigste. In de ossen- wagen, het symbool. van de Grote Trek, bevond zich geen ander boek dan de bijbel.

Natuurlijk, ook de bijbel betekent cultuur en een zeer waardevolle, maar een cultuur van het verleden. De Boeren beschouwden zichzelf als Gods uitverkoren volk' en ver- geleken hun Grote Trek met de Exodus van de Israëlieten uit Egypte. En Calvijns uitverkiezingsleer betekende voor hen een godsdienstige rechtvaardiging van de suprematie van de blanken en de inferiori- teit van de zwarten.

660

De Boerenoorlog (1899-1902) werd door de Boeren verloren, maar de vrede werd door h en gewonnen. In 1910 werd de Unie van Zuid-Afrika geproclameerd. De Voortrekkers hebben Zuid-Afrika vèroverd op de Britten. Hun gedachtenwereld is het, die Zuid-Afrika beheerst. Daarom spreekt men in Zuid-Afrika met evenveel eerbied over de Voortrekkers als waarmee dezen spraken over het uitverkoren volk van de Joden. Het Voortrekkersmonument van Pretoria staat in het hart van het tegen- woordige Zuid-Afrika.

De Unie heeft vanaf 1910 tot 1954 slechts vier eerste-ministers gehad. Het waren allen Boeren. Drie van hen - Botha, Smuts en Hertzog - waren Boe- rengeneraals. Malan werd volwassen tijdens de Boerenoorlog. Havenga, die men korte tijd als opvolger van Malan beschouwde, spreekt nog altijd trots over de elf wonden, die hij in de Boerenoorlog opliep. Wanneer men van d eze feiten nota neemt, begrijpt men, dat de Boerenoorlog meer dan een halve eeuw het leven en denken van Zuid- Afrika bepaald h eeft. Toch ontvingen de verschillende regeringen ook altijd steun van het grootste deel der Engels sprekende bevolking. Smuts en Hertzog waren .ook de mannen van het Britse Zuid-Afrika. Dat veranderde 'pas in 1948, toen Malan eerste- minister werd en de Nationalisten aan het . bewind . kwamen. Toen ' werd het Boeren-

nationalism e oppermachtig. De geboorte

van een nieuw volk met een speciale roe-

ping werd geproclameerd. Dat nationalisme

was er al vele jaren, maar het werd jaar

na jaar sterker, vooral gedurende de beide

wereldoorlogen . De Broederbond, de be-

kende geheime organisatie, die in wezen

met alle democratie in strijd is, zegt het

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Within this heyday of the medium the research project Projecting knowledge focuses specifically on the transfer of scientific knowledge with the optical lantern by academics,

Hij legde de schuld als het ware bij mij neer, met de woorden, ik zou door mijn ongeloof niet in de hemel komen en mijn vrouw was door mijn onge- loof niet genezen.. Ik spreek hem,

De meeste gereformeerden geloven dat Christus stierf als een Plaatsvervanger en dat Hij de straf van de zonde betaalde enkel voor de uitverkorenen, en dat zijn zij die

En, ik heb het niet precies uitgerekend, maar 280.000 vrachtwagens achter elkaar geparkeerd is ongeveer een rij vanaf de Beu ningse plas naar Napels, in zuid Italië, en weer

Eventuele wensen en bedenkingen naar voren te brengen ten aanzien van de ontwerpbegroting 2016 van het

kennis te nemen van het verloop van de Algemene Reserve

akkoord te gaan met het voorstel om een pilotproject

Subsidieaanvraag VVN voor werkplan 2018 akkoord bevinden voor maximaal € 11.250,00 waarvan 80% gesubsidieerd wordt door de provincie en waaraan de gemeente de overige 20%