• No results found

De crisis van de Amerikaanse politiek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De crisis van de Amerikaanse politiek "

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

APRIL 1968

De crisis van de Amerikaanse politiek Jaap Wolft 145 EEG-politiek funest voor Nederlandse

agrariër W. Kremer 152

Versterking van de CPN - eis van

deze tijd R. Walraven 164

De revolutionaire beweging in Latijns Amerika

Castro, Guevara, Debray en hun critici W. Vlieland 170

BOEKBESPREKING:

Marxisme en het menselijk

individu F. Schoonenberg 182

PARTIJDOCUMENTEN:

Communiqué van het partijbestuur der CPN 192

Royement W. Hulst 192

POLITIEK EN CULTUUR verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus

Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 23.11.38 De abonnementsprijs is f 7.20 per jaar,

f 3.60 per halfjaar, losse nummers f 0.70 Ons gironummer is 173127, Gem.giro: P 1527 Correspondentie over betaling en verkoop s.v.p.

zenden aan de administratie p/a Pegasus.

Alle correspondentie over de Inhoud aan de redactie van P. & C., Prinsengracht 473, Amsterdam-C., tel. 62565

I

t

(3)

28e jaargang no. 4 april 1968

POLITIEK

EN

CULTUUR

maandblad, gewijd aan de theorie en praktijk van het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der C.P.N.

De crisis van de Amerikaanse politiek

In deze lentedagen is de diepe cnSlS, waarin de Amerikaanse politiek verkeert, op een overduidelijke en dramatische wijze tot uiting gekomen. Deze crisis zal ongetwijfeld een lange na- sleep hebben, zowel in de Verenigde Staten als elders, en tot de herziening van vele standpunten en opvattingen dwingen.

Jarenlang reeds staat de Amerikaanse politiek in het teken van de barbaarse agressie-oorlog tegen het Vietnamese volk; een half miljoen Amerikaanse soldaten is naar Zuid-Vietnam vcr- scheept om de vrijheidsstrijders te bevechten en een enorme luchtvloot heeft reeds meer bommen op Noord- Vietnam ge- worpen dan in de jaren van de tweede wereldoorlog tegen Duitsland of Japan werden gebruikt. Toch heeft de machts- orgic, waaraan het Amerikaanse imperialisme zich overgaf, geen resultaat gehad. Het moedige en heldhaftige strijdende Vietnamese volk liet zich niet op de knieën dwingen. Meer nog, het bleek in staat om een vernietigend offensief in te zet- ten en grote nederlagen toe te brengen aan de Amerikaanse Ic-

gers en marioncttentrocpen.

Het rondom het Vietnamese nieuw jaar i ngezctte en daarnaar genoemde Ter-offensief heeft de Amerikaanse dromen over hun machtsoverwicht volkomen verstoord. De werkelijkheid bleek heel anders dan in de optimistische rapporten van legerleiders als generaal Westmoreland was voorgespiegeld. Het massale offensief begeleid door massale opstanden, dat de Amerikanen

op 29 januari zo onaangenaam verraste, bracht een omwente- 145

(4)

ling teweeg in de militaire en politieke vcrhoudingen in Viet- nam. Het platteland, dat de Amerikaanse legers moeizaam aan het "pacificeren" waren, werd met een slag geheel onder de controle van het bevrijdingsfront geplaatst; de Amerikaanse en de marionettenlegers t!'oesten overhaast naar de steden vluch- ten, waar in 37 van de 40 provinciale hoofdsteden hun macht in één nacht was ineengestort. In de hoofdstad Saigon, in het centrum van hun macht, werden hele stadswijken bevrijd en zelfs de Amerikaanse ambassade was uren lang bezet.

Na een maand van offensieve strijd kon het opperbevel van het volksbevrijdingsleger op 26 februari meedelen, dat in de loop van de gevechten 20.000 Amerikaanse en 70.000 mario- nettensoldaten waren gedood, gewond of gevangen genomen, terwijl meer dan 200.000 soldaten naar hun dorpen waren te- ruggekeerd (waarvan 90 procent bestuurd wordt door het be- vrijdingsfront) of zich bij het volksleger hadden aangesloten.

Een gebied met 1,2 miljoen inwoners was onttrokken aan het bestuur van het marionettenbewind en geplaatst onder het be- stuur van het volk zelf. Er werden zware slagen toegebracht aan de Amerikanen door de vernietiging van vliegtuigen, sche- pen, tanks en ander oorlogsmateriaal.

Daarnaast was er van de marionettenregering van Thieu en Ky niets overgebleven. Sinds de "verkiezings"comedie van vo- rig jaar, waaraan ook enkele Nederlandse waarnemers toen luister moesten bijzetten, hadden de Amerikaanse imperialis- ten alle mogelijke moeite gedaan om dit bewind voor te stel- len als een werkelijke kracht, die in staat zou zijn om in Zuid- Vietnam het bestuur uit te oefenen, als de Amerikaanse tanks en vlammenwerpers het terrein gezuiverd zouden hebben.

Doch tijdens het Tet-offensief bleek het anders te zijn. Om een beeldspraak te gebruiken die een cynische Amerikaanse waar- nemer in omloop heeft gebracht: het marionettenregiem is niets meer dan een vogelverschrikker, uitgedost met een uni- formpet en een oude met medailles behangen jas, zonder armen of benen, gestoken op een Amerikaanse bajonet. Macht en in- vloed bleek dit bewind in het geheel niet te hebben: alle waar- nemers zijn het erover eens, dat miljoenen mensen geweten moeten hebben hoe het algemene offensief werd voorbereid.

Een aanval die gelijktijdig op meer dan 140 punten werd in- gezet, moest precies en met medewerking van de bevolking in de betrokken plaatsen worden uitgevoerd. Dat kon niet onop- gemerkt gebeuren, maar niemand van de miljoenen die de voorbereidingen zagen, heeft er de "regering" van Thieu en Ky een woord over gezegd!

Nu de Amerikanen de steden weer onder hun controle hebben gebracht - na deze eerst zwaar gebombardeerd te hebben en soms in puinhopen te hebben veranderd - proberen ze dit "be- wind" weer een likje verf te geven en het voor te stellen alsof het de strijd moedig zal voortzetten. Een vermolmde boom- stronk wordt evenwel niet minder vermolmd als hij een kleur- tje krijgt. De openbare mening in de wereld kan daarover nooit 146 meer op een dwaalspoor worden geleid!

(5)

Wankelende dollar De militaire en politieke nederlagen in Vietnam gingen samen met een toenemende en breder wordende protestbeweging tc- gen de agressie-oorlog in Vietnam. Deze beweging ontplooide zich in de Verenigde Staten zelf en in de gehele wereld. Daarbij bleek een toenemend inzicht in de achtergronden van deze oor- log en in de wegen om deze te beëindigen. Steeds meer is de eis tot terugtrekking van de Amerikaanse agressielegers in het centrum van deze protestbeweging komen te staan.

De mislukkingen in Vietnam leidden tot een verdieping van de tegenstellingen in Amerika zelf. Een commentator in de

"Washington Post" schreef, dat "het hem verbaasde hoezeer de ontevredenheid onder de leidende zakenlieden en bankiers van de Verenigde Staten over de regeringspolitiek van escala- tie van de Vietnamese oorlog was toegenomen ... " Deze onte- vredenheid zal echter niet alleen en in hoofdzaak aan het vcr- loop van de Vietnamese oorlog te wijten zijn geweest. Vooral de zwakker wordende positie van de dollar en de daaruit voort- vloeiende gevaren voor de Amerikaanse imperialisten is deze zakenlieden en bankiers een doorn in het oog.

De ondergraving van de dollar hangt echter samen met de te- korten op de Amerikaanse betalingsbalans en deze tekorten vloeien volgens schattingen weer voor de helft voort uit de oorlog in Vietnam. Dit zijn schakels van één keten.

Begin maart kwam de dollar bloot te staan aan een grote aan- val. Deze voltrok zich in de vorm van een run op het goud, dat in enorme hoeveelheden op de goudmarkten werd verhan- deld en in hoofdzaak aan de Amerikaanse goudvoorraad werd onttrokken. Het hoogtepunt van deze "tien dagen die de dol- lar deden wankelen" (een uitdrukking van de Britse "Times") viel op donderdag 14 maart. Op deze dag, die in Engeland tot

"gouden donderdag" werd gedoopt, werd op de Londense goudmarkt 225 ton goud aangekocht.

Daarna werd als noodsprong besloten de goudprijs op de

"vrije" markt niet meer binnen bepaalde grenzen te houden en de goudpool op te heffen. Zowel het goud als de dollar ver- kregen als gevolg daarvan een dubbele prijs: op de "vrije"

markt steeg de prijs van het goud en daarmee de waarde van de dollar. De Verenigde Staten moesten in het geheime beraad van de internationale bankiers daarnaast andere concessies doen om een ineenstorting van de betekenis van de dollar te voorkomen. De wankele toestand op het gebied van het inter- nationale monetaire en valuta vcrkeer duurt echter voort en de dollar blijft bloot staan aan verdere ondermijning.

Niet alleen de dollar trouwens. Een ineenstorting van de dol- lar door een devaluatie zou ook andere geldeenheden (waar- onder de gulden) aantasten en een algehele ontreddering op monetair gebied met zich kunnen meebrengen. Deze ontred- dering zou in het bijzonder de werkende mensen treffen, om- dat de kosten van dergelijke monetaire operaties steeds op hun

schouders worden afgeschoven. 147

(6)

Amerikaanse troepen uit Vietnam!

De aantasting van de dollar - en daarmee van de posities van het Amerikaanse imperialisme - wordt in de Verenigde Sta- ten diep gevoeld. De nestor van de Amerikaanse dagbladcom- mentatoren Walter Lippman zei het zo: "De verdediging van de dollar is vele jaren op schaamteloze wijze verwaarloosd ...

De loop der gebeurtenissen heeft het vertrouwen in de be- kwaamheid van de regering om de dollar te verdedigen on- dermijnd en thans moeten wij deze beproeving doorstaan".

Mislukkingen worden volgens het recept van de in Amerika geboren filosofie van het pragmatisme echter niet geduld en dit moet Johnson thans gevoelen.

Zijn verklaring zich niet candidaat te zullen stellen bij de ko- mende presidentsverkiezingen was een duidelijke erkenning van de nederlagen. Mogelijk heeft dit ook als bijgedachte te vcr- mijden, dat de verkiezingen geheel zullen gaan draaien om de Vietnamese kwestie en het gebruikelijke schijngevecht, dat ter misleiding van de kiezers bij deze verkiezingen wordt opge- voerd, achterwege zou blijven.

In dezelfde rede, waarin Johnson meedeelde van het president- schap verder te zullen afzien, kondigde hij een vermindering van de bombardementen op Noord-Vietnam aan. Deze stap kan niet los gezien worden van de andere - ze vloeit voort uit deze nederlaag en de algemene crisissfeer, waarin de Ame- rikaanse politiek verkeert.

Dit neemt niet weg, dat Washington nog steeds geen einde heeft gemaakt aan het oorlogsa vontuur en zowel door militaire operaties in Zuid-Vietnam als door voortzetting van de bom- bardementen op het Noorden blijft proberen vanuit "posities van kracht" op te treden. Noch dit armoedige misbaar, noch alle pogingen om door diplomatieke manoeuvres tijd te win- nen, zullen echter een uitweg bieden.

Het is daardoor opnieuw duidelijk geworden, dat het no- dig is de druk op de Amerikaanse politiek en de solidariteit met het Vietnamese volk op te voeren. De agressie moet ondub- belzinnig worden beëindigd en de Amerikaanse troepen zullen uit Vietnam moeten verdwijnen! Een andere weg is er niet.

Moord als wapen Op hetzelfde moment, dat Johnson probeerde zich de mantel van "vredestichter" om te hangen en te doen vergeten hoe on- der zijn bewind de steden van Noord- en van Zuid-Vietnam tot rokende puinhopen zijn gemaakt, is de wrede werkelijk- heid van de Amerikaanse klassenmaatschappij opnieuw geble- ken.

Tegen de toenemende actie en strijdbaarheid van de negerbe- volking - het meest uitgebuite en onderdrukte deel van het Amerikaanse proletariaat - stelden de reactionaire, rassisti- sche krachten in de Verenigde Staten hun "backlash" (terug- 148 slaan): de laffe en misdadige moord op dr. Martin Luther

(7)

King. Deze moord heeft het verzet der negerbevolking niet aangetast, maar het alleen met nieuwe woede geladen: in 123 Amerikaanse steden kwam zij de straat op om haar vastbeslo- ten wil tot uiting te brengen, om hoe dan ook veranderingen in haar toestand af te dwingen. Ook al werden bijna honderd- duizend soldaten (velen net uit Vietnam terug) tegen hen inge-

(,.Frame No ut e!/e'')

zet, tientallen negers doodgeschoten en duizenden gevangen gezet, al leken de beelden uit de Amerikaanse steden op die uit Vietnam, dit verzet kan niet onderdrukt worden. Slechts is een "lange, hete lente" aan de ",ange, hete zomer" vooraf- gegaan!

De crisis van de Amerikaanse politiek mist haar uitwerking op Europa niet.

In de Westeuropese landen groeit het besef, dat er iets ver::~n­

deren moet en dat het oude keurslijf van Amerikaanse en NAVO-voorschriften moet worden afgeworpen, zonder dat het vervangen wordt door een Gaullistische of Straussiaans cor- set, dat even nauw zal zitten. Er moet ruim baan komen voor de naar vernieuwing en naar uitbreiding van de democratie strevende antimonopolistische krachten. In het bijzonder onder de jeugd uit zich dit in sterke mate. Dat de arbeiders daarbij een bijzondere rol vervullen, is in ons land bijvoorbeeld geble- ken bij de golf van verzet onder de bouwvakkers tegen Rool- vinks optreden ten aanzien van de Bouw-CAO, dat laat zien dat hij dezelfde dictatoriale methoden wil blijven aanwenden als voorheen al door hem werden toegepast.

In West-Berlijn heeft de angst voor deze ontwikkeling, die de 149

(8)

reactionaire groepen gevoelen, zich eveneens in een moordaan- slag geuit. De studentenleider Rudi Dutschke werd daarvan het slachtoffer.

De rechtse krachten proberen zich staande te houden, nu hun invloed zo begint te tanen, door aan de parlemen- taire democratie en aan het kiesstelsel te gaan tornen. In ons land worden we vrijwel elke dag vergast op allerlei plan- nen die in die richting zijn uitgedacht. Deze zijn echter al- leen ten voordele van de reactie, hoe radicaal de ontwerpers van deze aantasting van de demoeratic zich ook mogen noc- men.

Verdediging van de parlementaire demoeratic en het kiesstel- sel van evenredige vertegenwoordiging is daarom dringend noodzakelijk. De toenemende strijdbaarheid van de democra- tische krachten en hun streven naar een verenigd optreden zijn waarborgen, dat dit met succes zal kunnen gebeuren.

Crisis van het revisionisme De crisis van de Amerikaanse politiek is tevens geworden tot een crisis van het revisionisme, dat steeds zo hoog heeft op- gegeven van de kracht en de stabiliteit van het Amerikaanse kapitalisme en het regelen van de betrekkingen daarmee als het alpha en omega van de politiek zag.

Dit revisionisme heeft in de socialistische landen ernstige scha- de aangericht. In het geval van Tsjechoslowakije is zelfs ge- bleken, dat een figuur als Sejna, die hoge posten vervulde in het leger en in de organen van het Warschaupact, nauwe be- trekkingen onderhield met de CIA en onmiddellijk naar Wash- ington snelde, toen er wolkjes aan zijn revisionistische hemel kwamen. Ook op economisch gebied en op het gebied van de verhoudingen tussen het volk en de staatsorganen werden alle leninistische normen geschonden en uiteindelijk hebben de re- visionisten in de leiding van de communistische partij en het staatsapparaat geprobeerd het leger in te schakelen, toen de kritiek op hen steeds sterker werd.

De ontwikkeling in Tsjechoslowakije heeft opnieuw laten zien, dat de evolutie in de communistische beweging zich doorzet en niet door het verzet van revisionistische zijde kan worden tegengehouden. Steeds weer blijkt, dat alleen een autonome en nationale politiek werkelijk in overeenstemming is met de in- ternationale belangen van de arbeidersklasse en de communis- tische wereldbeweging.

Uiteraard is het overwinnen van dit revisionisme geen gemak- kelijk of gladverlopend proces. Met allerlei middelen probeert het zijn posities te handhaven. Tn Polen blijkt dit uit het kramp- achtige optreden, waarmee niet geschroomd wordt antisemie- tische gevoelens te gebruiken om een herstel van de leninisti- sche normen en een ontwikkeling naar socialistische democratie tegen te gaan.

Elders wordt een revisionistische lijn verdedigd door net te 150 doen of er nergens iets aan de hand is en alle problemen dood

(9)

te zwijgen (zoals bv. in de resolutie van het Centraal Comité van de CPSU van 10 april j.l.) of door de grofste aanvallen te doen op degenen die de revisionistische houding afwijzen.

In de DDR is dit bijvoorbeeld gedaan door de SED-secretaris Hager, die een filosofencongres de geschikte plaats vond om het optreden van de nieuwe Tsjechoslowaakse partijleiding aan te vallen en die steen en been kbagde over het optreden van

"moderne" marxisten.

Men zou toch zeggen, dat voor een marxist het marxisme al- tijd modern is! Maar Hager is blijkbaar voor een versteend marxisme, dat hem de moeite bespaart om nieuwe gebeurtenis- sen en verschijnselen te zien en op grondslag van nieuwe ken- nis te moeten handelen. Een houding die dubbel droevig is, als men ziet hoe er zich in West-Duitsland op het ogenblik mas- sa-bewegingen ontwikkelen, die machteloos en op zijn hoogst met propagandistische kreten worden gadegeslagen vanuit de DDR.

Hoe verkeerd het optreden van een Hager ook is, hoc schade- lijk ook de in de stroom der gebeurtenissen al haast weer ver- geten conferentie van Boedapest, het reveil van het marxisme- leninisme zet zich ondanks dit alles onweerstaanbaar door.

Een reveil, dat ook noodzakelijk is met het oog op de crisis waarin de imperialistische politiek verkeert en de frisse, strijd- bare houding die ten aanzien daarvan moet worden ingeno- men.

Onder deze omstandigheden is het vereist de op haar congres- sen uitgewerkte autonome houding van de Communistische Partij van Nederland met kracht in praktijk te brengen en te- vens op grondslag daarvan de partij en haar persorganen te versterken!

JAAP WOLFF

151

(10)

EEG-politiek funest voor Nederlandse agrariër

In vele sectoren van het economische leven treden spanningen op. Er is haast geen bedrijfstak, of er is wel iets aan de hand.

Niet dat het de grote ondernemers slecht gaat, integendeel.

Maar de spanningen worden juist veroorzaakt door het streven naar nog grotere winsten en verscherpte concurrentie op de wereldmarkt. De technische vooruitgang speelt hierbij een gro- te rol. Met steeds minder mensen kan er meer geproduceerd worden. Dit geldt ook voor de landbouw.

Daar in een kapitalistische maatschappij in de eerste plaats ge- produceerd wordt om zo hoog mogelijke winsten, staan zij die de produktie dragen steeds op het tweede plan.

Zo zien wij dat naast de 100.000 werklozen, die ons land bij de aanvang van het jaar telde, eveneens een aantal midden- groepen en zelfstandigen, zoals bijvoorbeeld de binnenschip- pers, de middenstand, boeren en tuinders, met grote moeilijk- heden te kampen hebben. Met veel moeite houdt men het hoofd boven water en soms gaat men ten onder. Al dan niet vrijwil- lig worden bedrijven geliquideerd en in de ernstigste gevallen gaan zij failliet. In de eerste tien maanden van 1967 werden reeds meer dan 2000 faillissementen uitgesproken.

Met deze algemene opmerkingen wilden wij alleen laten zien, dat het niet specifiek de landbouw is, die met grote problemen zit. Deze zijn niet los te zien van de algemene politiek, die vaak bijzonder gecompliceerd is, mede door de EEG-politiek.

Een tweede opmerking, die nog gemaakt kan worden betreft het gebruik van onze nationale bodem. Door de vrij grote be- volkingsdichtheid - op 1 januari 1967 bedroeg zij 375 per km2 - is er steeds naar gestreefd om de beschikbare cultuur- gronden intensief te gebruiken. De laatste jaren gaat er jaar- lijks zo'n 8000 ha cultuurgrond verloren ten behoeve van de woningbouw en openbare gebouwen, aan industrieterreinen, wegen, sportvelden en andere objecten. Toch bleef het aantal ha cultuurgrond in ons land nog vrij constant door nieuwe ontginningen, maar vooral ook door inpoldering en droog- legging (in 1966 nog bijna 5000 ha). Niettemin daalde naar schatting de oppervlakte cultuurgrond gedurende de periode 1955-1966 met 2,7 procent. Toch wordt deze daling op zich- zelf, ook in de landbouw kringen niet als bijzonder verontrus- tend gezien. Er zijn echter plaatselijk zeer grote verschillen. In Zuid-Holland verminderde in tien jaar tijd de cultuurgrond met 17.000 ha, maar er kwam nog geen 160 ha bij. Uiteraard kunnen alleen de IJsselmeerpolders op een groot surplus bogen.

Deze veranderingen in het bodemgebruik maken de uitvoering van het bedrijf vaak verder onmogelijk. Overplaatsing is niet altijd eenvoudig en bovendien zijn andere gronden doorgaans in particuliere handen.

152 Maar de landbouw kent meer problemen, want in de periode

(11)

1955-1966 werden meer dan 53.000 bedrijven opgeheven, dat is 18 procent van het totaal. En alles duidt er op dat deze uittocht voorlopig door zal gaan, ofschoon hier en daar een aantal zich langer aan hun bedrijfje blijft vastklampen, aange- zien er geen behoorlijke uitwijkmogelijkheid te vinden is.

Hocwel de bevolking in de jaren 1960 tot 1966 met bijna 1 miljoen zielen toenam, daalde in dezelfde periode de manne- lijke agrarische beroepsbevolking met 100.000 of wel met een kwart! Het totale aantal vaste arbeiders dat in de agrarische sector nog in loondienst werkt is inmiddels gedaald tot bene- den 45.000. Men behoeft dus geen vreemdeling in Jeruzalem te zijn om te concluderen, dat het in de landbouw niet meer zijn gewone agrarische gang gaat, maar dat er grote veranderingen zijn opgetreden.

Dit is niet uitsluitend een Nederlands proces. Uit de toelich- ting op de Rijksbegroting 1968 voor Landbouw en Visserij blijkt, dat de agrarische beroepsbevolking in de zes EEG-lan- den in 15 jaar tijd met zes miljoen arbeidskrachten daalde, hetgeen gelijk is aan een derde deel van wat er in 1950 nog werkzaam was.

Produktiviteit aanzienlijk gestegen Maar ondanks deze massale uittocht is de voedselvoorziening geen moment in gevaar geweest. Bij herhaling zijn er volwaar- dige groenten doorgedraaid. Niet alleen in de industriële sec- tor is sprake van een revolutionaire ontwikkeling, ook de land- bouwtechniek maakt grote sprongen voorwaarts. Dat was ook wel nodig, te meer omdat door het arbeidsintensieve werk er duur geproduceerd werd in vcrhouding tot de industrie. In het verleden werd steeds getracht een zo goedkoop mogelijk levens- middelenpakket op de markt te brengen. Niet voor niets zijn de lonen in het agrarische bedrijf altijd zo laag mogelijk ge- houden; de achterstand bestaat nog steeds.

In de arbeidsmetboden zijn thans grote veranderingen opgetre- den. Soms nemen bepaalde bedrijven de vorm aan van fabrie- ken. Een onlangs gebrachte tv-uitzending liet dat nog eens dui- delijk zien bij de legpluimveehouderij. De kippen zitten in een klein vierkantje, aan de voorkant loopt het voer via een band- systeem, aan de achterkant vangt een andere band de eieren op.

Maar ook op het land gaat het volautomatisch toe. De arbeids- produktiviteit in de EEG-landen nam dan ook in tien jaar tijd met 60 procent toe. In deze zelfde periode (1953-1963) zou de stijging in de industrie veertig procent hebben bedra- gen. Nederland bleef daarbij niet ten achter. Vanaf 1955 steeg in de EEG-landen de produktie van bndbouwprodukten jaar- lijks met twee procent, in Nederland met het dubbele: vier procent!

De in het door het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) uit- gegeven werkje: "Landbouwcijfers 1968" vcrstrekte cijfers, la- ten duidelijk zien hoc het onder meer mogelijk was tot een zo grote produktivitcitsstijging en ook opvoering van de pro-

duktie te komen. 153

(12)

Inventaris diverse werktuir.en/ machines in de landbouw:

jaar 1950 1955 1960 1965

Motortrekkers 24.481! 45.149 '12.066 130.418

Maaidorsers 1.204 1.906 I 3.025 6.105

Melkmachines 3.835 9.208 18.634 ! 78.168

Kunstmeststrooiers 19.041 17.172 84.881

Aardappelrooimachines 2.164 9.818 I 9.906

Bietenrooimachines 267 1.442 3.324

Er zijn nog honderden andere werktuigen en machines, al naar de geaardheid van het bedrijf, zoals bijvoorbeeld voor het la- den en lossen. Werken, die vroeger veel mankracht vergden, worden nu mechanisch uitgevoerd.

Het is vanzelfsprekend, dat vele kleine bedrijven deze ontwik- keling financieel onmogelijk konden bijhouden, te meer ook omdat het Borgstellingsfonds voor de landbouw te weinig soulaas bood.

Een en ander na;11 niet weg dat de ontwikkeling voort ging en er een grotere hoeveelheid aan produkten op de markt ver- scheen, ondanks de sterke daling der agrarische beroepsbevol- king. Ook hiervan geven de cijfers een aardig beeld.

De stijging van de bruto-produktiewaarde van land- en tuin- bouwprodukten, berekend naar de prijzen af-boerderij blijkt uit onderstaande tabel:

1960 I 6.290 miljoen 1961 I 6.550 "

1962 I 6.826 "

1963 I 7.082 "

1964 I 8.102 "

1965 I 8.865 "

1966 I 9.055

"

Vele landbouwprodukten vormen de grondstoffen voor be- paalde industrieën. En voordat het produkt, via tussenhandel bij de consumenten komt, is het vaak twee tot driemaal zo duur geworden.

EEG geen zegen maar schade Ons land was vroeger een sterk exporterend land van land- bouwprodukten. Ook thans is de export voor de landbouw bij- zonder belangrijk. Ondanks de naoorlogse industriële ontwik- keling bestond de Nederlandse export in 1966 nog voor een kwart uit la'1dbouwprodukten, namelijk 6,6 miljard gulden.

Toch vormt de stijgende produktie één der grootste problemen.

De concurrentie is vrij groot, zodat de afzet één van de moei- lijkste punten is geworden, terwijl men kennelijk meer aandacht aan de EEG-markt heeft willen schenken dan aan het eigen land.

154 Men moet wel uit klei gebakken zijn om thans nog vol te hou-

(13)

den, dat de EEG-landbouwpolitiek een zegen voor de agrariërs zou zijn. Hoe vaak is hen niet voorgehouden, dat zij gemak-- kelijk vanwege hun voorsprong in de EEG zouden kunnen concurreren en dat er een ruime afzetmarkt geschapen zou wor- den. Met name toch in Frankrijk en in mindere mate in West- Duitsland lag de ontwikkeling van de landbouw achter. Maar het is onwaar gebleken dat er een soort marktordening zou komen en dat bepaalde landen steeds bepaalde produkten zou- den blijven leveren. Beide genoemde landen streven naar self- supporting en met name Frankrijk was er steeds als de kippen bij om gebruik te maken van het Europese landbouwfonds. De voorsprong van de Nederlandse landbouw, die indertijd in ver- schillende sectoren heeft bestaan, wordt steeds kleiner en is in meerdere gevallen al te niet gedaan.

Als goed "Europees partner" hield Nederland zich aan de af- spraken van Brussel, brak bepaalde subsidies sneller af en stel- de de grenzen open voor de zogenaamde vrije markt.

Wij zijn niet voor een eenzijdige ontwikkeling door onze export voornamelijk op de EEG-landen te richten. Deze oriëntatie zou op een bepaald moment zeer gevaarlijk kunnen worden. En dat de Nederlandse agrariërs en belastingbetalers offers moe- ten brengen voor een zogenaamde Europese markt, waarvan de ontwikkeling allerminst florissant genoemd mag worden, wil er bij ons beslist niet in. Als voorbeeld zouden wij de han- del met Frankrijk willen stellen. Buiten de landen van de franc- zone blijkt dat de Franse invoer uit niet-EEG-landen sneller stijgt dan de invoer uit EEG-landen. Het is echter bekend, dat Nederland van de EEG-landen de belangrijkste importeur voor Frankrijk is. Als wij de prijsstijgingen buiten beschouwing la- ten, dan blijkt dat onze uitvoer naar Frankrijk vanaf 1964, die toen een waarde beliep van 852 miljoen francs, in de loop vau.

twee jaar met 230 miljoen francs daalde, dat is niet minder dan 27 procent! Maar de Franse uitvoer van landbouwproduk- ten naar EEG-landen steeg sneller dan die naar derde landen.

Dat is dus precies het omgekeerde van wat was voorgespie- geld.

Evenals de industrie kent de landbouw vele bedrijfstakken. Met het geven van een algemeen beeld is men niet klaar. Niet onbe- langrijk was voor ons land de afzet van zuivelprodukten. Ons land zou er nog slechter voor komen te staan, wanneer niet de export naar niet-EEG-landen zo'n belangrijke plaats innam. Al- leen de uitvoer van kaasprodukten naar de EEG-landen neemt nog een belangrijker plaats in. Van 1964 tot 1966 daalde onze boteruitvoer naar de EEG-landen met meer dan een derde. De koelhuizen zitten momenteel vol. De minister van landbouw schrijft dan ook in zijn begroting, dat de boterexport een te- leurstellend beeld vertoont. Dat zou evenwel niet het gevolg zijn van de EEG-zuivelregelingen. Dan volgt: "De oorzaak ligt in de stijgende boterproduktie in de partnerlanden, hetgeen er- toe heeft geleid dat België, Frankrijk en West-Duitsland netto- exporterend zijn geworden. Gezien deze situatie is het niet ver- wonderlijk, dat de boterexport naar de lidstaten van geringe

omvang is geweest". Dat is natuurlijk zo waar als een koe, 155

(14)

maar het verandert niets aan het feit, dat de veehouderij voor tien jaar terug wel iets anders in het vooruitzicht was gesteld.

EEG bederft binnenlandse botermarkt Daar komt nog iets bij. De helft van de Nederlandse boter- produktie en veertig procent van de kaasproduktie vindt zijn afzetmarkt -;-n eigen land. Dat is een belangrijke zaak. Ma<u hoc staat het met die Nederlandse afzetmarkt? Het verbruik van boter is in ons land sterk dalende. Volgens het ministerie van landbouw was het verbruik per hoofd van de bevolking van 5 kg gedaald tot 4,8 kg in 1964. Over 1965 werd het 4,3 kg en in 1966 was het nog precies 4 kg.

Het Landbouw-Economisch Instituut geeft in het jaarvcrslag van 1966 daar een reden voor. Wij citeren letterlijk: "Het bo- tcrverbruik, dat sinds 1960 rond de 5 kg per hoofd schommel- de, zal dalen als gevolg van de te vcrwachten relatief grote prijsstijging in verband met de aanpassing van de Nederlandse zuivelpolitiek aan het EEG-systeem. In 1970 en 1975 zal het boterverbruik per hoofd naar verwachting respectievelijk 3,4 kg en 3,2 kg bedragen". Vrij vertaald komt het er dus op neer dat de EEG bezig is onze eigen markt te bederven. En dat gaat zelfs sneller dan in het genoemde jaarverslag wordt verwacht.

Het boterverbruik is namelijk over 1967 al gedaald tot 3,28 kg per hoofd van de bevolking. In de andere EEG-landen was in 1966 het boterverbruik tweemaal zo groot als in Nederland.

Nu per 1 april opnieuw de boter per pakje van 250 gram met zeven cent is verhoogd is de algemene verwachting, dat de om- zet nog verder zal dalen. De voorzitter van het produktschap voor zuivel verklaarde in begin maart, dat als gevolg van de prijsstijging in 1967 de afzet van boter met 16 procent zakte tot in totaal 41.000 ton. Dat betekent dat er in 1967 ruim 8500 ton minder verbruikt werd. Dat cijfer is goed om te onthou- den omdat er op dit moment zo'n I 0 tot 11.000 ton boter op- geslagen ligt in de Nederlandse koelhuizen.

Op het moment dat wij dit artikel schrijven zijn de ministers van landbouw van de EEG-landen in Luxemburg bijeen voor het vaststellen van een nieuw zuivelbclcid, dat oorspronkelijk op 1 april 1968 had moeten ingaan, maar de heren konden niet tot overeenstemming komen. Het heeft geen zin op de gewij- zigde voorstellen van de Europese Commissic in te gaan, om- dat niet van te voren vast staat dat deze aangenomen worden.

Toch zijn twee punten wel van belang om genoemd te worden, omdat naar alle waarschijnlijkheid Nederland daarmee accoord zal gaan.

Zoals bekend is de boterberg in de EEG-landen groot. In vcr- houding staat ons land er minder slecht voor. Maar de huidige voorraad vormt een sta in de weg voor een zogenaamd nieuw zuivelbcleid. Zoals wij reeds opmerkten wordt de boter in Ne- derland duurder wanneer de gcmeenschappelijke zuivelmarkt tot stand komt. Maar in België en West-Duitsland zal de prijs 156 evenwel drastisch verlaagd worden! Dat zal natuurlijk een da-

(15)

ling van de omzet in Nederland en een stiJging in andere lan- den tot gevolg hebben. De vraag is tlnns: wie beta:1lt de hui- dige boterberg? Het voorstel van de Europese Commissie w:1s, dat de lidstaten de helft van de kosten van afzet van de hui- dige botervoorraad zelf dragen. De andere helft - genoemd werd een bedrag van 125 miljoen dollar - zou dan ten laste moeten ko;11en van het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw. Aangezien het Nederlandse aandeel veel geringer is in de huidige voorraad en iedereen er van overtuigd is, dat andere landen bewust de voorraad hebben laten groeien om van de nieuwe regelingen te kunnen profiteren, komt het er dus op neer dat Nederland via de EOGL extra moet betalen.

Een tweede ernstige zaak voor ons land met nogal vcrstrek- kende gevolgen is de reeds aangekondigde "margarinebelas- ting". Reeds in 1963 werd in principe besloten om een heffing in te voeren op plantaardige olie en vetten, inclusief traan. De consequentie daarvan is, dat alle produkten die deze grond- stoffen vcrwerken in prijs zullen stijgen. Dat geldt dan met name voor margarine. Per pakje kan dat tegen de 20 cent he- lopen.

Wat in 1963 werd besloten wordt nu gekoppeld aan de zoge- naamde gcmeenschappelijke zuivclmarkt. Genoemde heffingen zouden 87,5 miljoen dollar moeten opbrengen. Het "Europese Parlement" zou dan de controle over dit bedrag moeten heb- ben. Het wordt dus hoe langer hoc fraaier! Het laat zich na- melijk aanzien, dat inderda1 d deze "margarinebelasting" in- gevoerd zal worden, 0~11Lht het besluit daartoe vijf jaar gele- den reeds werd genomen. Het is daarentegen wel mogelijk dat Nederland zijn veto uitspreekt, maar dan staat het gehele zui- velbeleid op het spel en daar schijnt de minister van hndbou w, Lardinois, niets voor te voelen. Dat een hogere margarineprijs de consument ertoe zal bewegen meer boter te gaan gebruiken, is zeer twijfelachtig. Door de hogere prijs van margarine, maar ook van andere produkten wordt immers een aanslag gepleegd op het huishoudboekje, zodat er juist minder ~~eld overblijft.

Pikant in deze zaak is ook de eventuele uitwerking voor som- mige ontwikkelingslanden, zoals bijvoorbeeld in Afrika. Zij zijn grote leveranciers v:tn planta:trdige olie en vetten. Wanneer er dus bij de invoer heffingen geheven zullen worden en de grond- stoffen in de EEG-landen daardoor duurder worden, zullen de exportmoeilijkheden voor deze ontwikkelingslanden stijgen.

En die zijn al groot wanneer we denken :tan het feit, dat de totale export v:tn deze landen over 1967 slechts met één procent ten opzichte van 1966 toenam. Of deze landen zullen minder kunnen exporteren, óf zij zullen de prijzen moeten ver- lagen. Fen schoolvoorbeeld van imperialistische politiek en

"hulp" voor de armere landen.

Belangen boeren en arbeiders nauw verbonden Onze partij heeft altijd veel waarde gehecht en aandacht ge-

vraagd voor de binnenlandse markt. De voornaamste afnemers 157

(16)

in getal zijn zij, die in de een of andere vorm in loondienst staan. Verhoging van het reële inkomen verhoogt de koop- kracht. Het is niet de bedoeling van dit artikel hier nu op in te gaan, maar vermeld mag worden dat deze koopkracht ten aanzien van andere Westeuropese landen ver ten achter ligt!

Hoewel de nota van de Rotterdamse Kamer van Koop- handel en Fabrieken "Ondernemen in Nederland" niet direct werd uitgegeven met de bedoeling om de lonen van de werk- nemers te verhogen, is toch één van haar eerste conclusies: "Ne- derland heeft in vergelijking met andere Westeuropese landen een laag welvaartspeil".

Laten wij weer terugkomen op de afzet van agrarische pro- dukten in ons eigen land. Gezien de produktie in 1966 kan de melkproduktie voor het afgelopen jaar op 7,5 miljard kg wor- den gesteld. Dit is dus de beroemde melkplas. Het komt neer op 1,6 kg melk per Nederlander per dag, zonder dan nog met de verwerkin~ van melk voor industriële doeleinden rekening te houden. Doch de leuze "Met melk meer mans" is nog geen algemeen goed geworden. Zelfs de gunstige resul- taten, die artsen menen te kunnen vaststellen bij school- kinderen bij het lager onderwijs, hebben het melkverbruik niet kunne11 bevorderen. Het verbruik is vanaf 1950 jaar op jaar achteruit gega<l11 en is nauwelijks meer dan in 1938. Iedere Ne- derlander drinkt nog geen halve liter melk per dag, inclusief wat in koffie ged<èan wordt, hij smeert nog geen 10 gram bo- ter op zijn brood en komt maar net aan 20 gram kaas als be- legging toe. Het is dus wel een heel klein stukje dat wij in het vui~tie kriigen. De regeringspolitiek is niet gericht op vergro- ting van de omzet in eigen land. Als ooit werd bewezen dat de belanc~en van de werkende boeren en de arbeiders nauw met elkaar zijn verbonden, dan blijkt dat heden ten dage overduide- lijk. De lage lonen in ons land zijn de voornaamste oorzaak dat uitstekende levensmiddelen niet gekocht worden. Het is bovendien een schandelijke on-nationale politiek om straks de Nederlandse belastingbetaler te laten betalen voor de "Euro- pese boterberg", die momenteel zo'n 150.000 ton bedraagt. Be- talen voor de boter, die men niet krijgt.

De Nederlandse rundveestapel was in 1967 de vier miljoen stuks gepasseerd. Maar ook zonder dat er één melkkoe bijkomt, zal de melkproduktie in 1968 met acht tot negen procent kun- nen stijgen, vanwege de groeiende melkopbrengst per koe, die in ons land groter is dan in welk ander Europees land ook.

Aangezien de melkveehouderij niet evenredig over ons land is verdeeld - Friesland. Overijssel. Gelderland en Noord-Brabant nemen meer d<m de helft voor hun rekening - kunnen daar de komende jaren bepaalde bedriiven in grote moeilijkheden komen. Het zal ook nieuwe problemen scheppen in verband met de werkgelegenheid, want meer dan de helft van de werk- krachten in de landbouw zijn werkzaam op de weide- en ge- mengde veeteeltbedrijven.

Ook voor de legpluimveehouderij is 1966 geen gunstig jaar ge- weest, zoals in de rijksbegroting voor 1968 toegegeven wordt.

158 Vorig jaar september bracht de Nederlandse Vereniging van

(17)

Legpluimveehouders een rapport uit over de noodsituatie. Na lezing kan men moeilijk nog veel enthousiasme opbrengen voor de EEG-politiek en nog minder voor de elkaar opvolgen- de ministers van landbouw.

Na de oorlog was er van de pluimveestapel nog slechts een vierde deel over. Op zich zelf was dit niet zo erg, want een kip heeft een zeer groot reproduktievermogen. Het winnen van 1 00 bruikbare broedeieren per jaar is geen kunst. Maar kippen eten in hoofdzaak graan en d~t w~s nu juist wel een probleem.

Er kwamen allerlei beperkende bepalingen, zoals teeltregelin- gen, vergezeld van de nodige bureaucratie. In tegenstelling met omliggende landen bleven de maatregelen bestaan, hoewel het graantekort geen rol meer speelde. Pas in 1962(!) werd de teelt- regeling opgeheven, maar dat was precies het moment dat de EEG-maatregelen in werking traden. De eierprijzen daalden zo sterk, dat uit de opbrengst van de eieren zelfs het voer van de kip niet meer kon worden betaald.

Hoe meer kippen men had, hoe groter de strop. De regering bood' in die dagen geen enkele hulp. In het kader van de EEG werden de infraheffingen voor eieren in het handelsverkeer binnen de EEG ingevoerd. Pas in juli 1967 verdwenen deze heffingen. Ook in dat jaar werd pas de discriminerende stem- pelplicht voor export naar West-Duitsland opgeheven. Boven- dien nam ons land een nadelige positie in, omdat de Duitse be- drijven vrijgesteld waren van omzetbelasting op veevoeder, terwijl de Belgen bij export van hun produkten restitutie op de omzetbelasting kregen.

Wij vermelden deze gang van zaken, omdat de gevolgen voor deze bedrijfssector catastrofaal werden: in 1962 was de eier- produktie nog ruim zes miljard stuks, waarvan de helft naar West-Duitsland ging. In 1966 was de totale produktie nog vier miljard en voor 1967 zal het waarschijnlijk weer met een half miljard zijn gedaald!

De export van consumptie-eieren, zal naar verwachting van het produktschap naar West-Duitsland over 1967 wel beneden de 700 miljoen liggen. Ook het verbruik in Nederland is da- lende: in 1966 was het 204, tegen 225 in 1964 per hoofd van de bevolking.

De ontwikkeling in ons eigen land was zo ongunstig, dat er verleden jaar zelfs eieren uit België werden ingevoerd.

Toch was steeds verkondigd dat ons land een gunstige concur·- rerende positie - met name in deze tak - zou kunnen inne- men en dat wij met een gerust hart de EEG-strijd konden voe- ren. De werkelijkheid is dat onze produktie straks is gehalveerd.

maar dat West-Duitsland zijn produktie vanaf 1963 met meer dan drie miljard stuks verhoogde en nu reeds ver boven de twa:tlf miljard is gekomen. Nog een paar jaar en de self-sup- porting is compleet. D::tt is trouwens ook steeds de bedoeling geweest.

Natuurlijk treft het in de eerste plaats de ondernemers van deze bedrijven; maar ook is schade toegebracht aan tal van ne- venbedrijven.

In de eerste maanden van 1967 zijn de eierprijzen opnieuw ge- 159

(18)

daald en steeg de prijs voor het voeder. Men behoeft waarlijk geen profeet te zijn om vast te stellen, dat hoc men ook me- chaniseert, rationaliseert en hoe hard men ook wil werken, het met zo'n politiek - met name de EEC-politiek - onmogelijk is een bedrijf staande te houden.

Een ingewijde zal tegenwerpen dat het met de pluimveehou- derij niet in alle sectoren zo slecht is gegaan als met de leg- pluimveehouderij. Inderdaad heeft het mesten van slachtkui- kens grote vormen aangenomen. Maar die het zo zou willen stellen redeneert wat simpel en houdt geen enkele rekening met de producenten. Verandering van bedrijfsstructuur is niet even eenvoudig als stuivertje wisselen.

In 1960 waren er nog 199.000 bedrijven met hoenders. Dat daalde in 1966 tot 104.000 bedrijven. Hierin zijn de sbchtkui- kenmesterijen inbegrepen! Maar dat aantal is niet meer dan 4000 en bleef vrij constant. Van overschakelen kon weinig sprake zijn, ook omdat de slachtkuikenmesterij voor een deel in handen is van grote ondernemers.

Als Brussel nee zegt, zegt Den Haag geen ja Dat de prestatics in de land- en tuinbouw waarlijk niet ge- ring zijn bewijst bijvoorbeeld ook het Westland. In dit tuin- bouwcentrum - het belangrijkste van ons land - steeg de vei- lingomzet van 1960 tot 1965 van 177 miljoen tot 291 miljoen gulden. De export groeide van 72 tot 83 procent. De tuinders zelf konden zich handhaven maar hebben weinig of niet ge- profiteerd van de grotere omzetten. Wie het Westland vanuit de lucht bekijkt, heeft het gevoel of dit gebied een glasbodem heeft. Maar er liggen ook kapers op de kust, d'ie niets liever willen dan het Westland bij de Europoort te betrekken. Niets is het monopolistische kapitalisme te dol. Maar los daarvan gaat het in de tuinbouw niet overal naar wens. Er zijn tuin- ders, die de hulp van de bijstandswet moeten inroepen. De in- vesteringen voor nieuwe bedrijven zijn bijzonder groot en be- lopen tussen de 2 tot 300.000 gulden. In enkele delen van het land gaat de overheid f 10.000,- à fonds perdu verstrekken voor nieuwe bedrijven. Maar iedereen kan begrijpen, dat wan- neer men niet over enig bedrijfskapitaal beschikt, de aflossing bijzonder zwaar op de maag komt te liggen.

Hoe men de zaak ook gaat bekijken, de enorme produktivi- teitsstijging in de gehele agrarische sector is maar voor een zeer gering deel ten goede gekomen van de producenten zelf. De rijksbegroting zelf geeft daarvan een beeld met de mededeling dat gedurende de jaren 1960-1966 het gemiddelde arbeids- inkomen soms daalde of gelijk bleef. Alleen de grotere (klein-) bedrijven konden bogen op betere resultaten, waarbij aangete- kend dient te worden, dat ook daar de laatste jaren een stil- stand is ingetreden.

Om uit de niet al te beste positie te geraken waarin de land- bouw in het algemeen verkeert, menen diverse "deskundigen", 160 vooral in kringen van de Partij van de Arbeid, dat het middel

(19)

daartoe schaalvergroting is. Er zouden zoveel mogelijk kleine bedrijfjes gesaneerd moeten worden. Dat zou gepaard moeten gaan met grootscheepse ruilverkavelingen. De huidige ruilver- kavelingswet van 1954 zou moeten verdwijnen en een besluit tot vcrkaveling zou eventueel genomen moeten worden door de provinciale staten. Dat laatste lijkt wel democratisch, maar is het daarom nog niet. Want dan zal er beslist worden over de boeren en tuinders, zonder dat zij een noemenswaardige in- spraak daarbij hebben. De Tweede-Kamerfractie van de CPN heeft zich dan ook niet eens verklaard met dergelijke plannen.

Wij zijn niet tegen ruilverkaveling, noch tegen grondverbete- ring en een betere ontsluiting door de aanleg van landbouw- wegen. Integendeel, door de Statenfracties van onze partij is daar meermalen op gewezen. Maar één en ander moet niet ten koste van de agrariërs gaan . .Juist de land- en tuinbouw is een bijzonder kwetsbaar bedrijf. De faciliteiten zijn doorgaans niet zo groot.

De huidige ruilverkavclingswet zegt dat een besluit tot ruil- verkaveling is genomen, wanneer de helft plus één van de in- gelanden (eigenaars) voor rui I verkaveling stemt. Zij die niet naar de stemming toe komen, worden geacht vóór te zijn. Maar er is ook nog een tweede mogelijkheid. Wanneer meer dan de helft van de eigenaars tegen de verkaveling zou stemmen, maar de minderheid bezit meer dan de helft van de gronden, ook dan gaat de verkaveling door. Naar onze mening gaat dit al zover, dat wij geen behoefte aan uitbreiding hebben. De be- zwaren, die de boeren vaak hebben, liggen op het financiële vlak. De lasten zijn doorgaans niet gering. Het is ook om deze reden, dat wij er voor pleiten dat het rijk bepaalde lasten over- neemt, die nu in waterschapsverband betaald moeten worden.

Zonder een werkelijke reële inspraak wordt over het lot van de boeren en tuinders in Brussel (EEG) beslist. Als iets niet in dat straatje past, omdat er geen vcrordening voor is gemaakt, kortom als het niet in het EEG-boekje staat, dan is men aan zijn lot overgelaten. Een duidelijke demonstratie daarvan gaf wel de noodtoestand van de koolvcrbouwers in Noord-Hol- land. Niets aan te doen, zei de minister van landbouw: voor kool bestaat geen interventieregcling. En als Brussel nee zegt, zegt Den Haag geen ja.

In 1967 liep de omzet van kool op de veilingen in het Geest- merambacht met I 0 miljoen gulden terug. Wij zeggen niet, dat er al maar meer kool gegeten moet worden. Wij weten ook dat het een riskante teelt is en dat juist daarom medewerking en hulp van de overheid is geboden. De toestand hield' vcrband met de scherpe concurrentie binnen de EEG! Daarom werden er eind vorig jaar van de aangeboden 500 wagens, zijnde vijf miljoen kg, er 486 w:1.gens doorgedraaid. In het gunstigste ge- val werd de koolnog gebruikt als veevoerder, voor de rest voor demping van sloten! Het LEI stelde over het seizoen 1966- 1967 een niet al te rooskleurig rapport op. De rijkstuinbouw- voorlichtingsdicnst kent trouwens al evenzeer de toestand. Be- gin januari van dit jaar werd op een druk bezochte bijeen-

komst van die streek door één van de voorlichters gezegd, dat 161

(20)

men er wel uit zou komen, nuts er maar goedkoper werd ge- produceerd. Waar die produktie naar toe moest, bleef in het vage. Ook werd er de conclusie getrokken, dat ruilverkaveling niet het middel zou zijn om het probleem op te lossen. Maar dit is zeker in dat gebied nodig. Op dezelfde bijeenkomst werd ook gezegd dat binnen een periode van vijf jaar het aantal be- drijven van 600 met de helft diende te worden verminderd.

Het gaat hier om een oppervlakte van 2500 ha. Dat zouden dus tuinbouwbedrijven van gemiddeld 8 ha groot moeten wor- den. Een vreemde voorlichting, want hier is geen sprake van glascultures. Maar 8 ha koudegrondteelt als tuinbouw wel te verstaan, is bijzonder risicodragend. Toen in de Tweede Ka- mer daarop werd gewezen - het ging immers om ongeveer 600 bedrijven - antwoordde de minister van landbouw dat er ie- dere dag vele consulenten en assistenten zijn die veel beweren.

Formeel was hij er misschien(!) wel verantwoordelijk voor, maar in dit vlak moest de vrijheid van wetenschap heersen.

Hij was de mening toegedaan dat bij dit soort onderwerpen hij deze verantwoordelijkheid niet reëel behoefde over te ne- men. Dat is kennelijk de nieuwste vorm van democratie. En met zulke peuleschilletjes mag men zeker niet bij een EEG- minister komen aandragen. Nationaal beleid schijnt helemaal zoek te zijn.

Hij, die de kop van Noord-Holland doorkruist, zal tot de con- clusie moeten komen, dat er in deze traditionele tuinbouw- wereld wat moet gebeuren. Maar de regering is tot op dit mo- ment niet bereid dezelfde steun te verlenen als bijvoorbeeld aan de drie noordelijke provincies, door onder meer een bijdrage te verlenen voor het oprichten van tuinbouwkassen.

Noch het Landbouwschap voor de boeren, noch de EEG voor de boeren én de consumenten brachten grotere welvaart. De eerste kan gemist worden als kiespijn, evenals alle andere be- drijf- en produktschappen. Soms sterft een schap aan bloed- armoede en is er werkelijk niets meer te bedenken het staande te houden. Een fraaie illustratie daarvan vormde de opheffing van het produktschap voor tuinbouwzaden. De belangrijkste werkzaamheden vormden uiteindelijk nog het verzamelen van statistische gegevens over de in- en uitvoer van tuinbouwzaden.

Het vermogen van het produktschap werd geschat op

f 300.000,-. Maar de afvloeiïngsregeling voor het uit zeven man tellende personeel kan oplopen tot over de zes ton. Wij hebben geen bezwaar tegen een goede wachtgeldregeling voor de betrokken ambtenaren - wel tegen de hoge salarissen van

f 60.000,- voor diverse voorzitters, maar wij stellen dit om maar even vast te leggen waar de centen blijven.

Men moet wel heel sterke argumenten weten te vinden om de EEG aan te prijzen als een uitkomst voor de boeren. Zo ook voor de consumenten. Bij de al gebrachte voorbeelden, waaruit onze achterstand bleek in het verbruik per hoofd van de be- volking, kan men nog toevoegen dat het verbruik van groente iets meer dan de helft van het gemiddelde van de EEG-landen is. Het verbruik van fruit ligt op tweederde deel, maar met het 162 eten van aardappelen liggen wij boven het gemiddelde. Voor

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Partij voor de Dieren wil graag weten hoeveel letsel het afsteken van vuurwerk dit jaar bij mensen heeft aangericht in de gemeente Groningen.. Hoeveel mensen hebben zich bij

We found HIV-positive lung cancer patients were younger, significantly more likely to have a poor ECOG performance status of ≥3 at presentation and significantly less likely to

Steps 1-4 in Fig. 2-2 can thus still be seen in terms of the more general levels of course design. Selected elements from A2 3. Syllabus Political Sociological etc.. elaborate

In de praktijk zien we vaak dat leidinggevenden - goedbedoeld of uit onmacht - niet ingrijpen. Ze willen neu- traal blijven en ‘geen partij kiezen’ voor een werknemer.

[r]

Kinderen met hardnekkige klankproductieproblemen die al lange tijd hiervoor logo- pedisch behandeld zijn, maar toch onvoldoende vooruitgaan, kunnen sinds vijf jaar in het Spraak

In verband met het bovenstaande werd een oriënterend onderzoek verricht (38) met het antibioticum Pimaricine, dat ons ter beschikking werd gesteld door de Koninklijke

vergroeningspremie naar een uniforme premie in 2019 - als variant 4 - gekoppelde toeslagen plus een uniforme hectaretoeslag in 2019 - leveren soortgelijke verdelingen van de