• No results found

In de schaduw van het staatshoofd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In de schaduw van het staatshoofd"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

0

Rijksuniversiteit Groningen

In de schaduw van het staatshoofd

Het succes van vicepresidenten Richard Nixon en Walter Mondale verklaard vanuit het individu

(2)

1

Inhoud

Introductie ... 2 Historiografie ... 4 Vraagstelling ... 7 Methode ... 9 Opbouw ... 11

Hoofdstuk 1: Individuele eigenschapen ... 14

Hoofdstuk 2: Richard Milhouse Nixon ... 19

2.1 Achtergrond en nominatie ... 19

2.2 Hoogtepunten van het vicepresidentschap ... 20

2.3 Relatie met Eisenhower ... 22

2.4 Ervaring in het functioneren... 27

2.5 Politieke stijl en leiderschap ... 30

Hoofdstuk 3: Walter Frederick Mondale ... 36

3.1 Achtergrond en nominatie ... 36

3.2 Hoogtepunten van het vicepresidentschap ... 37

3.3 Relatie Carter en Mondale ... 39

3.4 Ervaring in het functioneren... 43

3.5Politieke stijl en leiderschap ... 46

Conclusie ... 51

Literatuur ... 56

(3)

2

Introductie

De president van Amerika is één van de belangrijkste en beroemdste staatshoofden van de wereld. Naast deze president staat altijd een vicepresident, wiens rol in de politiek echter een stuk onzekerder is. Er bestaan diverse, eigentijdse voorbeelden van vicepresidenten die hun stempel op de Amerikaanse politiek wisten te drukken. Zo staat Dick Cheney bekend als de vicepresident die niet alleen uit de schaduw van George Bush stapte, maar zijn spotlight zelfs over leek te nemen. Het belang van Cheney in de Amerikaanse politiek kan amper overschat worden.1 De samenwerking tussen Bush

en Cheney wordt door politieke historica Shirley Warshaw zelfs omschreven als een ‘copresidency’, waarbij de politieke invloed van beide politici gelijkwaardig is.2 De huidige vicepresident van de

Verenigde Staten, Joe Biden, lijkt echter niet zo gemakkelijk uit schaduw van zijn president te stappen. Biden lijkt vergeleken met Cheney van weinig doorslaggevende waarde voor de administratie van Obama. Waar sommige vicepresidenten na dergelijke weinig opzienbarende vicepresidentschappen nog wel een belangrijke deelnemer werden in de opvolgende presidentsverkiezingen, lijkt Biden ook hier weinig kans op te maken.3

Het vicepresidentschap is dus een opvallende functie, omdat deze door het gebrek aan functieomschrijving zeer divers kan worden ingevuld. Tot aan de Tweede Wereldoorlog was de invulling altijd weinig invloedrijk, maar de afgelopen decennia is regelmatig bewezen dat het mogelijk is om grote invloed te hebben op de Amerikaanse politiek als vicepresident. Wat de oorzaak is van deze ontwikkeling is voor historici dan ook de spil van debat. In lijn met de trend in het historisch onderzoek genaamd ‘new institutionalism’ wordt deze oorzaak voornamelijk gezocht binnen brede, algemene ontwikkelingen.4 Bovendien zijn veel onderzoeken naar de ontwikkeling van de functie zeer

beschrijvend van aard, zoals het werk van Harold Relyea en Charles Arja.5 Dit terwijl historici zoals Henk

te Velde sterke argumenten hebben voor een meer individualistische kijk op de geschiedenis.6 In deze

scriptie zal daarom de verklaring voor de toename van de invloed van de functie van vicepresident herzien worden via het toepassen van een persoonlijk perspectief.

Dat de functie van vicepresident een grote ontwikkeling heeft doorgemaakt valt het beste aan te tonen door enkele vicepresidenten te belichten die de functie in de vroegere jaren van de

1 Harold Relyea en Charles Arja, The vice-presidency of the United States: evolution of the modern office (New

York: Nova Science Publishers, 2002), 31-34.

2 Shirley Warshaw, The copresidency of Bush and Cheney (Stanford: Stanford University Press, 2009). 3 The associated Press, “As 2016 campaign begins, Biden isn’t part of Democratic mix,” New York Times, 11

februari, 2015. http://www.nytimes.com/aponline/2015/02/11/us/politics/ap-us-dem-2016-biden.html (geraadpleegd op 06-07-2015)

4 Meg Jacobs, William Novak en Julian Zelizer, The democratic experiment (Princeton: Princeton university

press, 2003), 1-3.

5 Harold Relyea en Charles Arja, The vice-presidency of the United States: evolution of the modern office (New

York: Nova Science Publishers, 2002).

(4)

3 Amerikaanse geschiedenis hebben vervuld. Tijdens de eerste decennia na de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten werd de functie namelijk nog bespot om hoe irrelevant deze was. De eerste vicepresident van het land, John Adams, noemde zijn functie “the most insignificant office”.7 Deze

uitspraak valt te verklaren wanneer er gekeken wordt naar de functiebeschrijving van de vicepresident zoals deze is opgenomen in de constitutie uit 1789. De enige taak van de vicepresident die helder omschreven staat in de constitutie is dat deze de voorzitter van de senaat zal zijn. De vicepresident heeft geen stem in de senaat, tenzij daar een gelijke stand is; dan heeft de vicepresident de doorslaggevende stem.8 Het enige andere wat er over de functie van vicepresident vermeldt staat is

dat wanneer de president sterft, afgezet wordt of niet langer in staat is zijn taak te vervullen, de vicepresident diens positie overneemt.9 Behalve dat het vicepresidentschap constitutioneel gezien dus

weinig inhoud, werd het functioneren van de vicepresident bovendien in de eerste decennia na het opstellen van de constitutie belemmerd doordat de functie vervuld werd door de presidentiële kandidaat die na de president de meeste stemmen had gekregen. De president en de vicepresident waren dus directe concurrenten van elkaar die veelal niet dezelfde politieke ideeën hadden. De president had daarom geen reden om de vicepresident in het besluitvormingsproces van de politiek te betrekken. Deze wet werd echter aangepast in 1804 met de toevoeging van het twaalfde amendement aan de constitutie, waarin het huidige systeem van het stemmen op een ‘ticket’ met een presidents- en een vicepresidentskandidaat werd ingevoerd.10

Ondanks het feit dat vicepresidenten vanaf dat moment samen met de president op hetzelfde ‘ticket’ verkozen werden, bleef de functie weinig relevante taken inhouden. In de eerste helft van de 19e eeuw bekleedden bovendien een aantal mannen de functie die de reputatie van het

vicepresidentschap sterk verslechterden. Zo was de vicepresident van Thomas Jefferson, Aaron Burr, een verdachte van de moord op Alexander Hamilton. Diens opvolger, George Clinton, was seniel en de vicepresident van James Monroe, Daniel Tompkins, was een alcoholist.11 Hoewel dergelijke extreme

gevallen in de loop van de twintigste eeuw afnamen, werd pas voor het eerst serieus beroep gedaan op een vicepresident door Franklin Delano Roosevelt. Een belangrijke verandering in de methode van de verkiezing van de vicepresident was hier de oorzaak van.

7 Jody Baumgartner, The American vice-presidency reconsidered (Westport: Praeger Publishers, 2006), 1. 8 The American constitution, article 1 section 3,

http://www.archives.gov/exhibits/charters/constitution_transcript.html (geraadpleegd op 06-07-2015) en Michael Medina, “American vice-presidency: towards a more utilized institution", Frederic Dorwart law 13 no.1 (1990), 77-79.

9 The American constitution, article 2 section 1,

http://www.archives.gov/exhibits/charters/constitution_transcript.html (geraadpleegd op 06-07-2015)

10 The American constitution, amendment 12,

http://www.archives.gov/exhibits/charters/constitution_amendments_11-27.html#12 (geraadpleegd op 06-07-2015)

(5)

4 Tot aan het presidentschap van Franklin Delano Roosevelt had de partijleiding, op enkele uitzonderingen na, altijd de vicepresident gekozen. De presidentskandidaten hadden daar geen stem in. Roosevelt stond er in 1942 echter op dat Henry Wallace zijn ‘running mate’ zou worden, en wist de partijleiding te overtuigen. Vanaf dat moment kozen presidentskandidaten hun eigen vicepresidenten.12 In 1947 werd er voor het eerst een vaste, inhoudelijk taak aan de functie

toegevoegd. De National Security Act zorgde ervoor dat de vicepresident voortaan voorzitter was van de Economic Defense Board.13 Hierna gebeurde het steeds vaker dat vicepresidenten taken kregen in

besturen of comités waardoor ze politiek gezien een belangrijkere rol begonnen te spelen. Doordat het belang van de functie van vicepresident begon toe te nemen, werd het als problematisch gezien dat er in de constitutie niets vermeld stond over of een vicepresident vervangen moest worden wanneer deze zijn taak niet meer uit kon voeren. Daarom werd in 1967 het vijfentwintigste amendement op de constitutie geratificeerd, waarin werd vastgesteld dat net als de president, ook de vicepresident diende te worden vervangen wanneer deze zijn functie neer zou leggen. Sinds dit amendement op de constitutie is de officiële functiebeschrijving van het vicepresidentschap niet meer veranderd.14

Het bijzondere aan de huidige functie van vicepresident is dus dat ondanks dat vicepresidenten een aantoonbare rol kunnen hebben in het besluitvormingsproces in Washington, constitutioneel gezien de functie nog steeds weinig inhoudt. Vicepresidenten hebben geen gerichte functieomschrijving en hun taken kunnen dus per vicepresident verschillen. Toch is aan de hand van de verworvenheden van de vicepresidenten sinds de Tweede Wereldoorlog aan te tonen dat de functie wel structureel aan invloed heeft gewonnen in de tweede helft van de twintigste eeuw. De functie van de vicepresident van de Verenigde Staten van Amerika is dan ook onderwerp geworden van een uitgebreid historiografisch debat.

Historiografie

Aangezien vicepresidenten politieke gezien steeds belangrijker zijn geworden, is de aandacht van historici voor de functie toegenomen. Zo bestaat er een uitgebreide stroming in het historiografisch debat over het vicepresidentschap die pleit voor een herziening van de selectiemethode van de vicepresident.15 Een belangrijk artikel uit deze stroming is het in 2005 gepubliceerde “The evolving vice

12 Alvin. S. Felzenberg, “The vice presidency grows up,” Policy Review 108 (feburari 2001), 18. 13 Felzenberg, “The vice presidency grows up,” 19, 20.

14 The American Constitution, amendment 25,

http://www.archives.gov/exhibits/charters/constitution_amendments_11-27.html#12 (geraadpleegd op 06-07-2015) en Allen Sindler, Unchosen presidents: the vice president and other frustrations of presidential

succession (Los Angeles: University of California Press, 1976), 3, 4.

15 Jamin Soderstrom, “Back to the basics, looking again to state constitutions for guidance on forming the

(6)

5 presidency” van Richard Albert. Albert stelt dat de selectie van de vicepresident ondemocratisch is en dus niet past bij de politieke invloed die gepaard gaat met de functie. Als de Verenigde Staten op legitieme wijze willen strijden voor democratie in bijvoorbeeld hun ‘War on Terror’ in het buitenland is het noodzakelijk dat de democratie in eigen land gewaarborgd wordt. De herziening van de selectieprocedure van de vicepresident is hier een cruciale component van, aldus de auteur.16

Sommige rechtshistorici gaan echter nog een stap verder door te eisen dat niet alleen de selectiemethode herzien dient te worden, maar dat de volledige functiebeschrijving van het vicepresidentschap herzien en geëxpliciteerd dient te worden om de democratie te waarborgen.17

Deze gehele stroming in het historiografisch debat komt voort uit het gegeven dat de functie van de vicepresident in de afgelopen eeuw aan politieke betekenis heeft gewonnen. Toch concentreert zich slechts een klein deel van het historisch onderzoek op de oorzaak van de toegenomen invloed van het vicepresidentschap na de Tweede Wereldoorlog.

Het bestaande historisch onderzoek naar de toename van de politieke invloed van het vicepresidentschap is veelal zeer beschrijvend van aard. Een goed voorbeeld van een dergelijk werk is Relyea en Arja’s The vice-presidency of the United States: evolution of the modern office.18 In het werk

wordt de evolutie van het vicepresidentschap uiteengezet door een chronologische aaneenschakeling van korte samenvattingen van het functioneren van alle Amerikaanse vicepresidenten. Hoewel op deze manier aangetoond kan worden dat vicepresidenten vanaf de Tweede Wereldoorlog steeds meer politieke invloed konden uitoefenen, mist deze methode een analytische component die oorzaken poogt te vinden om deze toename te verklaren. Jules Witcover gaat in zijn werk The evolving

vicepresidency: from irrelevance to power, na wederom een zeer beschrijvende uiteenzetting van het

functioneren van alle vicepresidenten, in het achtenveertigste en laatste hoofdstuk nog wel beknopt in op de oorzaak van het toegenomen politieke belang van de functie. Witcover concludeert hierin dat de groei van de politieke invloed van het vicepresidentschap voornamelijk samenhangt met het feit dat niet langer de partij, maar de president de vicepresident kiest. Bovendien is het belang van de functie volgens Witcover ook voor een groot deel toegenomen omdat het steeds vaker als ‘springboard’ voor het presidentschap wordt gebruikt.

De verklaring van Witcover voor de toegenomen invloed van het vicepresidentschap is niet alleen erg kort, maar ook zeer algemeen. Witcover schenkt geen aandacht aan de individuele

ticket, how selecting a vice-president has changed in the modern era,” (Masterthesis: Virginia Polytechnic University, 2008), 7-9.

16 Richard Albert, “The evolving vice presidency,” Boston Law 78, no. 4 (2005), 813, 893, 894.

17 Richard Friedman, “Some modest proposals on the vice presidency,” University of Michigan Law School 86,

no. 1 (1988), 1703, 1704.

18 Harold Relyea en Charles Arja, The vice-presidency of the United States: evolution of the modern office

(7)

6 mogelijkheden die vicepresidenten hebben om hun functie in te vullen, noch aan de rol van hun persoonlijke eigenschappen in hun succes.19 De neiging om de oorzaak van de toegenomen invloed

van het vicepresidentschap op een zeer algemeen niveau te zoeken, zoals Witcover doet, is toonaangevend voor de literatuur over de verklaringen van de toegenomen invloed van het vicepresidentschap. Het is bovendien in overeenstemming met de trends in het schrijven van Amerikaanse geschiedenis. In het werk The democratic experiment gaan Meg Jacobs en Julian Zelizer in het eerste hoofdstuk “The democratic experiment: new directions in American political history” in op stromingen binnen de Amerikaanse geschiedschrijving. Zij beargumenteren dat de afgelopen jaren de geschiedschrijving veelal vanuit structurele ontwikkelingen onderzocht wordt in plaats van dat oorzaken gezocht worden in specifieke gebeurtenissen of personen. Deze trend noemen zij ‘new institutionalism’.20 Deze stroming in de geschiedschrijving wordt onder andere toegepast in één van

de belangrijkste artikelen over de ontwikkeling van het vicepresidentschap, namelijk Alvin Felzenberg’s “The vice-presidency grows up”.21

Ook Felzenberg verklaart de verworvenheden van verschillende belangrijke vicepresidenten vanuit algemene oorzaken, zoals de omschakeling van het kiezen van de vicepresident door de partij naar de presidentskandidaat.22 Hoe de individuele eigenschappen van de vicepresidenten tot uiting

kwamen in de toenemende uitbreiding van hun functie is geen onderdeel van zijn analyse. Het gebrek aan onderzoek naar de invloed van individuele vicepresidenten op hun functie betekent dat er een cruciale component mist in de kennis die wij hebben van de oorzaak van de ontwikkeling van het vicepresidentschap. Bovendien betekent dit dat de historische waardering die vicepresidenten tegenwoordig hebben niet gebaseerd is op de rol van individuele eigenschappen in hun functioneren. In plaats daarvan is hun historische waardering enkel gebaseerd op de algemene successen die zij behaald hebben, ongeacht hun rol hierin.

Een historicus die een belangrijk werk heeft geschreven waarin hij de noodzaak stelt van onderzoek gericht op individuen is Henk te Velde. Te Velde publiceerde in 2003 het korte werk Het

theater van de politiek waarin hij aan de hand van de betekenis van politieke cultuur argumenteert

tegen de waarden van het ‘new institutionalism’. Te Velde zet zich specifiek af tegen de stelling van socioloog Mark Elchardus dat de politieke vorm los te zien valt van de politieke redelijkheid. Het door te Velde ‘theatraliteit’ genoemde aspect van politiek, waaronder onder andere retorica valt, is volgens hem een integraal onderdeel van de politiek. Deze politieke vorm is sterk verbonden aan de individuen die onderdeel uitmaken van de regering. Te Velde stelt dan ook dat het belang van het individu niet te

19 Jules Witcover, The American vice presidency (Washington: Smithsonian Publishers, 2014), 509-512. 20 Meg Jacobs, William Novak en Julian Zelizer, The democratic experiment (Princeton: Princeton university

press, 2003), 1-3.

(8)

7 verwaarlozen valt en dat zonder onderzoek naar de rol van de individu in de politiek er geen compleet beeld kan worden gevormd van de politieke praktijken van een land.23 In deze scriptie zal daarom in

de lijn van de argumentatie van te Velde een persoonlijk perspectief gehanteerd worden om bij te dragen aan het historiografisch debat over de toegenomen invloed van het Amerikaanse vicepresidentschap sinds de Tweede Wereldoorlog.

Vraagstelling

De vraag die in deze scriptie beantwoordt zal worden luidt als volgt:

In hoeverre hebben de individuele eigenschappen van Richard Nixon en Walter Mondale een bijdrage geleverd aan het succes van hun vicepresidentschap?

Bij het vormen van deze vraag is gekozen voor het gebruik van Richard Nixon en Walter Mondale als case studies voor de rol van het individu binnen het vicepresidentschap. Om deze keuze te verklaren zal er eerst in worden gegaan op de keuze voor een onderzoek aan de hand van case studies, om vervolgens de keuze voor Nixon en Mondale te expliciteren. Als laatste worden de deelvragen van dit onderzoek uiteen gezet.

Het moderne vicepresidentschap van de Verenigde Staten beslaat een periode van ruim vijftig jaar en is dus teveel om op een verdiepende wijze te onderzoeken in deze scriptie. Bovendien is het voor het doel van deze scriptie onnodig. Dit onderzoek poogt namelijk bovenal de invloed van het individu op de ontwikkeling van het Amerikaanse vicepresidentschap aan te tonen. Om dit aan te tonen is het geen vereiste om iedere moderne Amerikaanse vicepresident aan een analyse te onderwerpen. De reden dat ervoor gekozen is om niet één, maar twee casestudies te onderzoeken is gelinkt aan de diversiteit van de individuele eigenschappen van vicepresidenten. Door twee case studies centraal te stellen in dit onderzoek kan de diversiteit van de rol van persoonlijke eigenschappen in het functioneren van een vicepresident op een verhelderende wijze worden geportretteerd. Deze diversiteit zal dan ook binnen de keuze van de twee vicepresidenten tot uiting komen, om het gebruik van twee in plaats van één case studie ten volle te benutten.

Als case studies zijn er twee vicepresidenten gekozen waarover in de historiografie over de ontwikkeling van het vicepresidentschap gesteld wordt dat zij hun vicepresidentschap op een invloedrijke wijze hebben ingevuld. De reden hiervoor is dat het onderzoek gericht is op de toename van de invloed van de functie, waardoor het dus van belang is dat de case studies hier representatief voor zijn. Daarnaast is het mogelijk om een scherpere analyse uit te voeren van de rol van individuele eigenschappen in de toename van invloed, wanneer al zeer specifiek bekend is op welke momenten en op welke wijze de vicepresidenten succesvol waren. Het gebruiken van succesvolle vicepresidenten

(9)

8 als case studies is dus niet alleen in de lijn met de aanleiding van dit onderzoek, maar bevorderd ook de kwaliteit van de analyse.

De eerste vicepresident die daarom als case studie zal worden geanalyseerd is Richard Nixon. Nixon wordt door verschillende historici aangewezen als de eerste moderne vicepresident.24 Historicus

Joel Goldstein stelt zelfs dat “The office [of vice-president] remained hollow until Nixon assumed office in 1953”.25 Waar zijn voorganger Truman niet eens op de hoogte was van het Manhattan Project toen

hij het presidentschap van Roosevelt over moest nemen, werd Nixon door Eisenhower ingezet op een manier waardoor Nixon volledig voorbereid was op het presidentschap.26 De tweede case studie zal

gericht zijn op Walter Mondale. Walter Mondale staat bekend als één van de belangrijkste vicepresidenten in de ontwikkeling van de functie.27 Hij was zeer nauw betrokken bij de politieke

besluiten van president Jimmy Carter en was één van zijn belangrijkste persoonlijke adviseurs.28

George Edwards en Lawrence Jacobs introduceren in hun artikel “The new vice-presidency: institutions and politics” zelfs de term ‘Mondale model’. Zij zien de invulling van de functie door Mondale als dermate cruciaal voor de ontwikkeling van het vicepresidentschap dat ze zijn niveau van invloed als een apart model zien. Vervolgens introduceren zij ook de term ‘Cheney Model’, wat volgens hen de volgende grote stap aantoont in de ontwikkeling van de functie.29 Omdat veel primaire bronnen uit de

tijd van het vicepresidentschap van Dick Cheney echter nog niet openbaar zijn, is een analyse van de invulling van de functie door Cheney voor deze scriptie nog niet mogelijk. Ook Lyndon Johnson was een interessante keuze geweest als case studie, voornamelijk wegens zijn unieke politieke stijl. In de historiografie over het onderwerp worden Nixon en Mondale echter belangrijker voor de ontwikkeling van de functie geacht dan Johnson. Bovendien heeft Johnson overeenkomsten met zowel Nixon als Mondale, terwijl deze twee laatstgenoemden in hun individuele eigenschappen sterk van elkaar verschillen, wat het onderzoek ten goede komt.30

De diversiteit van de eigenschappen van Nixon en Mondale is zeer groot. Zo had de Democratische Mondale een goede relatie met president Jimmy Carter. Mondale was gespecialiseerd in binnenlandse kwesties en hield zich tijdens zijn vicepresidentschap voornamelijk bezig met educatie.

24 Paul Kengor, “The vice president, secretary of state and foreign policy”, Political Science Quarterly 115, no.2

(zomer 2000), 184-186.

25 Joel Goldstein, The modern American vice-presidency: the transformation of a political institution (Princeton:

Princeton University Press, 1982), 137.

26 Felzenberg, “The vice presidency grows up,” 19.

27 Mark Hiller en Douglas Kriner, “Institutional change and the dynamics of the vice presidential selection,”

Presidential studies quarterly 38, no. 2 (2008), 402.

28 Felzenberg, “The vice presidency grows up,” 23. En George Edwards en Lawrence Jacobs, “The new

vice-presidency: institutions and politics,” Presidential Studies Quarterly 38 no. 3 (September 2008), 371, 372.

29 Edwards en Jacobs, “The new vice-presidency: institutions and politics,” 371, 372.

30 Harold Relyea en Charles Arja, The vice-presidency of the United States: evolution of the modern office

(10)

9 Mondale was bovendien een zeer onomstreden politicus zonder een uitgesproken politieke stijl.31 De

Republikeinse Nixon had in tegenstelling tot Mondale geen goede relatie met president Dwight Eisenhower. Zijn specialisatie lag bij buitenlandse verhoudingen en tijdens zijn vicepresidentschap hield hij zich dan ook vooral bezig met het anticommunisme en met ‘goodwill missions’ naar het buitenland. Nixon had een zeer typerende politieke stijl. Hij was zeer krachtig in debatten en speeches, maar was niet compleet onomstreden. Zo vormde zich een corruptieschandaal rond de vicepresident nog voor de verkiezingen van 1952 hadden plaatsgevonden.32 Nixon en Mondale hebben het

vicepresidentschap dus beiden op verschillende, maar zeer succesvolle wijze ingevuld. Zij zijn dus geschikt voor een heldere analyse van de invloed van hun persoonlijke eigenschappen op de ontwikkeling van hun functie.

De deelvragen die bij het beantwoorden van de hoofdvraag aan bod komen zijn gebaseerd op drie specifieke individuele eigenschappen die voor beide vicepresidenten geanalyseerd zullen worden. De keuze voor deze drie eigenschappen zal verderop uiteengezet worden. De deelvragen luiden als volgt: wat was de rol van de relatie met de president op het succes van het vicepresidentschap? Wat was de rol van de ervaring van de vicepresident op het succes van diens functioneren? En wat was de rol van de politieke stijl en leiderschapsstijl op het succes van het vicepresidentschap? De individuele eigenschappen van Nixon en Mondale worden binnen deze methode dus relatief geïsoleerd van elkaar geanalyseerd. Een nadeel hiervan is dat er regelmatig overlap plaats vindt tussen de eigenschappen en de effecten die zij hebben. Successen zijn immers bijna altijd het resultaat van een combinatie van factoren. Het voordeel van de methode is echter dat door een heldere definiëring te geven van de eigenschappen en ze geïsoleerd te onderzoeken, het mogelijk is om het primair bronnenmateriaal op een zeer specifieke wijze te analyseren. Bovendien kan er op deze manier straks niet alleen iets gezegd worden over in hoeverre het individu een rol speelde binnen het succes van het vicepresidentschap, maar kan er ook specifiek iets gezegd worden over de aard van de eigenschappen die een aantoonbaar effect hebben gehad.

Methode

Om op een gestructureerde wijze onderzoek te kunnen doen, zullen allereerst de individuele eigenschappen die gehanteerd worden aan de hand van secundaire literatuur worden gedefinieerd. De eigenschappen die in deze scriptie onderzocht zullen worden zijn (zoals in de vraagstelling al naar voren kwam) de politieke stijl en leiderschapsstijl, de relatie met de president en ervaring. De keuze voor deze drie individuele eigenschappen en de definiëring van de begrippen zal in het eerste

31 Harold Relyea en Charles Arja, The vice-presidency of the United States: evolution of the modern office, (New

York: Nova Science Publishers, 2002), 26, 27.

(11)

10 hoofdstuk van deze scriptie uiteengezet worden. Verder zal ook per case studie in een subhoofdstuk aandacht besteedt worden aan wat het succes van beide vicepresidenten inhield. Hierin zullen de aspecten van het vicepresidentschap van Nixon en Mondale die ertoe hebben geleid dat historici deze tegenwoordig waarderen als een belangrijke stap in de ontwikkeling van de functie uiteengezet worden. Hiervoor wordt onder andere gebruik gemaakt van de bestaande literatuur over de belangrijkste momenten van beide vicepresidenten, zoals dit tot op heden zeer beschrijvend is behandeld door verschillende historici, zoals Harold Relyea en Charles Arja.33 Aan de hand van deze

uiteenzetting kan vervolgens geanalyseerd worden wat de rol van de individuele eigenschappen van beide politici was in deze elementen van hun functioneren.

De analyse van de rol van de drie individuele eigenschappen zal gebaseerd worden op diverse primaire bronnen. Allereerst zal er gebruik worden gemaakt van autobiografieën. Al in 1978 bracht Richard Nixon de memoires uit van zijn politieke loopbaan, getiteld RN: the memoirs of Richard Nixon.34 Walter Mondale heeft in 2010 zijn memoires uitgebracht onder de titel The good fight: my life in liberal

politics.35 Deze autobiografieën geven inzicht in wat belangrijke momenten en thema’s in het

vicepresidentschap van beide politici waren. Daarnaast bieden autobiografieën informatie over hoe de politici de rol van hun individuele eigenschappen zelf waardeerden. Een analyse van de autobiografieën biedt bovendien ook inzicht in hoe de individuele eigenschappen van de politici onbewust effect hadden op hun functioneren. Hoewel autobiografieën dus een relevante en praktische bron zijn voor dit onderzoek, dient er wel rekening gehouden te worden met de mate subjectiviteit van dergelijke bronnen. Autobiografieën worden immers gepubliceerd voor een groot publiek. Vaak wordt er gepoogd een bepaalde visie op hun persoon en functioneren neer te zetten, wat afwijkt van de werkelijkheid. Daarom zal in dit onderzoek naast autobiografieën ook veel gebruik worden gemaakt van de primaire bronnen van het functioneren van beide politici die te vinden zijn in het Roosevelt Study Center (RSC) te Middelburg. Het RSC heeft een uitgebreide collectie van voormalig geclassificeerd materiaal over beide administraties, wat onder andere bestaat uit notulen van vergaderingen, brieven en telefoongesprekken en alle nieuwsconferenties en publieke mededelingen.

Voor de analyse van het functioneren van Nixon als vicepresident zullen voornamelijk de ‘Minutes and documents of the cabinet meetings of Dwight Eisenhower’ en ‘The diaries of Dwight D. Eisenhower 1953-1961’ gebruikt worden. Ook andere series die aangeboden worden door het RSC, zoals ‘President Dwight D. Eisenhower’s office files’ en ‘President Eisenhower’s meetings with leglislative leaders’ zullen aan een analyse onderworpen worden. Voor Mondale zullen de vier reeksen ‘Papers of the

33Relyea and Arja, The vice-presidency of the United States, 2002.

(12)

11 special assistance for black affairs’ geanalyseerd worden.36 Daarnaast zullen de gepubliceerde ‘White

house diaries’ van Jimmy Carter gebruikt worden.37 Als laatste zullen ook de ‘public papers’ van zowel

de Eisenhower als de Carter administratie geraadpleegd worden.38

Het Roosevelt Study Center biedt online uitgebreide zoeklijsten aan van de primaire bronnen waarover zij beschikken.39 Dit maakt het mogelijk om op een zeer gestructureerde wijze alle

vergaderingen, speeches en beslissingen waarbij de vicepresidenten aanwezig waren terug te vinden. Door gebruik te maken van de eerder geschreven uiteenzetting van de momenten die relevant waren voor het succes van het vicepresidentschap van Nixon en Mondale, kan op geordende wijze het juiste bronnenmateriaal gevonden worden. Een analyse van dit materiaal zal inzicht geven over in hoeverre de individuele eigenschappen van de vicepresidenten een rol speelden binnen de succesvolle momenten van hun functioneren.

Als laatste zullen als toevoeging op de primaire bronnen van het RSC ook primaire bronnen gebruikt worden die digitaal beschikbaar zijn via de Rijksuniversiteit Groningen of andere universiteiten, organisaties of digitale krantenarchieven zoals die van de New York Times.40 Deze

primaire bronnen zullen vooral bestaan uit speeches en krantenartikelen. Dergelijk primair bronnenmateriaal is vaak goed bewaard en digitaal beschikbaar. Deze bronnen zullen echter enkel gebruikt worden wanneer hiernaar verwezen wordt in de secundaire literatuur of in de autobiografieën, of om stellingen uit dergelijke werken te bevestigen.

Opbouw

Zoals al eerder benoemd is, zal het eerste hoofdstuk van deze scriptie ingaan op de definiëring van de individuele eigenschappen die onderzocht zullen worden bij Nixon en Mondale. Hierbij zal zowel worden gekeken naar hoe de begrippen in de historiografie gedefinieerd worden als de wijze waarop ze in dit onderzoek toegepast zullen worden op het primaire bronnenmateriaal. Het tweede hoofdstuk zal gewijd zijn aan het vicepresidentschap van Richard Nixon, wat onderverdeeld is in vijf deelhoofdstukken. In het derde hoofdstuk zullen dezelfde vijf deelhoofdstukken aan bod komen om het functioneren van Mondale te analyseren.

De analyses van beide case studies zullen beginnen met een korte achtergrondschets van de politici en het verloop van hun nominatie voor vicepresident. Hiervoor zullen voornamelijk secundaire

36 Presidential collections and administrations van het Roosevelt Study Center.

http://www.roosevelt.nl/presidential-collections-and-administrations (geraadpleegd op 06-07-2015)

37 Jimmy Carter, White House diary (New York: Farrar, 2010).

38 De index van de gepubliceerde public papers van Eisenhower is op documentnummer en de index van de

public papers van Carter is op paginanummer. Op deze manier zullen ze ook geannoteerd worden.

39 http://www.roosevelt.nl/declassified-documents-reference-system-rsc (geraadpleegd op 06-07-2015) 40 Het digitale archief van de New York Times, http://www.nytimes.com/ref/membercenter/nytarchive.html

(13)

12 werken over de beide politici gebruikt worden. Het tweede deelhoofdstuk gaat in op de gebeurtenissen en aspecten van het vicepresidentschap van Nixon en Mondale die ertoe geleid hebben dat beide politici gezien worden als een belangrijke stap in de ontwikkeling van de functie. Hiervoor zullen voornamelijk secundaire werken over de ontwikkeling van het vicepresidentschap gebruikt worden. De laatste drie deelhoofdstukken zullen gericht zijn op het beantwoorden van de drie geformuleerde deelvragen. Het derde deelhoofdstuk zal dus ingaan op de rol van de relatie tussen de president en vicepresident. Het vierde deelhoofdstuk is gericht op het effect van de ervaring van de vicepresident op diens functioneren. Als laatste wordt in het vijfde deelhoofdstuk ingegaan op de rol van de politieke stijl en leiderschapsstijl van de politicus op het succes van diens functioneren. Ieder van deze drie deelhoofdstukken zal beginnen met een analyse van wat de eigenschap inhield bij de vicepresident, om vervolgens in te gaan op de rol hiervan binnen het functioneren. In deze drie deelhoofdstukken zal de analyse van zowel de autobiografieën als de primaire bronnen van het Roosevelt Study Center gemaakt worden.

Afsluitend zal er in de conclusie een korte samenvatting gegeven worden van de belangrijkste bevindingen van het onderzoek, waarna de hoofdvraag beantwoordt zal worden. Dit zal leiden tot nieuwe inzichten in de wijze waarop het vicepresidentschap aan invloed heeft gewonnen tijdens het functioneren van Nixon en Mondale. Daarnaast zal het resultaat van dit onderzoek ook een toonaangevend effect hebben op het historiografisch debat over de functie.

Indien in dit onderzoek het effect van individuele eigenschappen slechts in geringe mate terug te vinden is op het succesvol invullen van de functie van vicepresident door Nixon en Mondale, is dit een stimulans voor de meer structurele manier van onderzoek naar de ontwikkeling van de invloed van het vicepresidentschap zoals het ‘new institutionalism’ nastreeft. De relevantie van welke vicepresidenten in de toekomst de functie zullen vervullen zou dan afnemen, aangezien blijkbaar individuele eigenschappen niet van groot belang zijn voor de wijze waarop de functie wordt vervuld.

Indien in deze scriptie echter in grote mate het belang van individuele eigenschappen in het vervullen van het vicepresidentschap teruggevonden wordt, zal dit een sterke stimulans zijn voor verder gebruik van het persoonlijke perspectief in de politieke geschiedenis, zoals beargumenteerd door te Velde.41 Bovendien zou een dergelijk resultaat een belangrijke toevoeging zijn op het

rechtshistorische element van het historiografisch debat over het vicepresidentschap. Dan is immers aangetoond dat individuele eigenschappen van vicepresidenten een niet verwaarloosbare invloed hebben op hoe de functie wordt ingevuld. Deze conclusie zou een belangrijke toevoeging zijn in de discussie over de wijze waarop de vicepresident geselecteerd word.42 Als individuele eigenschappen

41 Henk te Velde, Het theater van de politiek (Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2003), 6, 7.

(14)

13 van een vicepresident sterk terugkomen in de wijze waarop hij functioneert, is het immers van groter belang wie de functie vervult dan wanneer dit niet het geval blijkt te zijn. Dan is de ondemocratische manier waarop hij wordt verkozen des te problematischer.

(15)

14

Hoofdstuk 1: Individuele eigenschapen

Voordat er een analyse kan worden gemaakt om de hoofdvraag te beantwoorden, is het van belang om te verhelderen wat de individuele eigenschappen inhouden waarvan het effect op het functioneren van Nixon en Mondale gezocht wordt. In dit hoofdstuk zal daarom allereerst uiteen gezet worden welke individuele eigenschappen geanalyseerd zullen worden en hoe tot die selectie is gekomen. Vervolgens zal iedere eigenschap gedefinieerd worden en zal belicht worden op welke wijze de eigenschappen teruggezocht worden in het primaire bronnenmateriaal.

De drie individuele eigenschappen die aan de orde komen zijn politieke stijl en leiderschap, ervaring en de zowel persoonlijke als professionele relatie tussen de president en zijn vicepresident. De keuze voor deze drie eigenschappen is deels gebaseerd op het werk The presidential difference:

Leadership style from FDR to Clinton van historicus Fred Greenstein.43 De vraag die Greenstein in zijn

werk centraal stelt is ‘welke persoonlijke eigenschappen staan garant voor een succesvol presidentschap?’. Greenstein gebruikt dus net zoals in deze scriptie een persoonlijk perspectief om te kijken naar het functioneren van Amerikaanse politici. Greenstein past dit echter enkel toe op presidenten, terwijl in deze scriptie twee vicepresidenten centraal staan. Zowel leiderschap als politieke stijl vormen een belangrijke component in de analyse van Greenstein en zijn ook van toepassing op het functioneren van vicepresidenten. Omdat leiderschap en politieke stijl twee zeer verwante begrippen zijn die veel overlap kennen, zijn deze voor dit onderzoek samengevoegd tot één eigenschap die onderzocht zal worden. Verder gebruikt Greenstein de term ‘political skill’.44 In deze

scriptie zal hiervoor de bredere term ‘ervaring’ gebruikt worden. De laatste individuele eigenschap die zal worden onderzocht is de relatie tussen de vicepresident en president. Deze eigenschap komt niet terug in het werk van Greenstein, aangezien hij zich enkel richt op presidenten. Vicepresidenten zijn echter door het gebrek aan een duidelijke functieomschrijving zeer gebonden aan hun president om een invloedrijke rol in de administratie te kunnen spelen. Daarom is de relatie tussen president en vicepresident een eigenschap die met het oog op de hoofdvraag van deze scriptie relevant is om te onderzoeken. Zowel formele afspraken over de samenwerking tussen beide mannen als de persoonlijke relatie tussen presidenten en hun vicepresident zijn immers gebonden aan individuele politici en komen tot uiting in hun functioneren.

Politieke stijl als individuele eigenschap hangt qua definiëring sterk samen met politieke cultuur. Henk te Velde definieert in zijn werk Politieke cultuur het begrip als “de samenhangende manier van doen waarin rationaliteit in open verbinding staat met intuïtief en gevoel, waarin hart en hoofd, inhoud en

43 Fred Greenstein, The presidential difference: Leadership style from FDR to Clinton (New York: The Free Press,

2000).

(16)

15 vorm en argument en ritueel direct worden gekoppeld, en waarin presentatie, retoriek, toon, accent, gebaar en uitstraling evenveel gewicht krijgen en betekenis krijgen als de meer rationele of zakelijke aspecten van het politieke optreden”.45 Om goed te begrijpen wat Te Velde met deze uitgebreide

definitie bedoelt, is het relevant om naar zijn argumentatie te kijken. Te Velde beargumenteert dat politieke stijl een integraal onderdeel is van politiek handelen en dat het onterecht wordt beschouwd als een oppervlakkige manier van naar politiek te kijken. Politieke stijl is volgens hem niet hetzelfde als een verwaarlozing van de politieke boodschap. Het is een essentieel onderdeel van het politieke handelen wat sinds de opkomst van de massamedia van steeds groter belang is geworden. Politieke stijl is de manier waarop een politicus toespraken levert en onderhandelingen doet. Niet alleen de manier waarop hij de boodschap formuleert is dan van belang, maar ook de toon, handgebaren en gezichtsuitdrukkingen.46

Om in deze scriptie politieke stijl te onderzoeken zal naast deze uiteenzetting van de definitie van het begrip ook gebruik worden gemaakt van de begrippen ‘warme’ en ‘koude’ politiek, zoals geïntroduceerd door Te Velde. ‘Koude’ politiek is een begrip wat gerelateerd is aan het politieke spel. Het idee erachter is dat politiek een spel is wat met waardigheid en volgens de regels gespeeld dient te worden. Hierbij is de politiek een afgesloten geheel, wat zich distantieert van het volk. ‘Warme’ politiek is gebaseerd op het idee van het wegnemen van distantiëring. ‘Warme’ politiek draait om maatschappelijke verbondenheid, waarbij de rol van het individu en de relatie tussen politicus en bevolking van groot belang is.47 In deze scriptie zal de politieke stijl van beide vicepresidenten aan de

hand van deze definiëring geanalyseerd worden.

Een begrip wat sterk samen hangt met politieke stijl is leiderschap. Net zoals bij politieke stijl bestaan er verschillende vormen van leiderschap die een politicus zichzelf aan kan meten. Niet iedere politicus kan echter succesvol iedere methode van leiderschap tot zijn recht laten komen, omdat leiderschap ook samenhangt met karakter en dus relatief onveranderbaar is. Zoals Gayle Avery in

Understanding leadership dan ook beargumenteert, is leiderschap een ingewikkelde term, omdat er

veel verschillende zaken onder worden verstaan. Sommige mensen vinden leiderschap vooral samenhangen met capaciteiten zoals ‘management’ en het kunnen nemen van beslissingen. Andere mensen wijzen juist vooral op de symbolische functie van leiders en benadrukken het belang van uitstraling en visie.48

Over het algemeen worden er vier overkoepelende paradigma’s van leiderschap onderscheiden, namelijk klassiek, transactioneel, visionair en organisch. Deze paradigma’s verschillen

45 Henk te Velde en Dick Pels, Politieke stijl: over presentatie en optreden in de politiek (Amsterdam: het

Spinhuis, 2000), 5.

46 Henk te Velde, Het theater van de politiek (Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2003), 6, 7.

47Te Velde en Pels, Politieke stijl: over presentatie en optreden in de politiek, 2-11.

(17)

16 in de basis waarop macht gebaseerd is en de relatie die leiders hebben met hun onderdanen. Klassiek leiderschap is gebaseerd op angst of respect voor een leider. Visie is in dit paradigma niet relevant voor de volgers. Ook bij transactioneel leiderschap speelt visie geen grote rol. De basis van het leiderschap ligt bij het transactionele paradigma op de relatie met de volgers. In de Amerikaanse politiek valt dit sterk te vergelijken met leiderschap gebaseerd op het nakomen van de verwachtingen van verschillende specifieke ‘interest groups’. Zoals de naam al verraadt, staat visie centraal bij visionair leiderschap. Dergelijke leiders zijn vaak charismatisch en weten individuele volgers te binden met een sterke visie en met emotie gerelateerde argumenten. Organisch leiderschap ontstaat wanneer een leider vanuit een groep ontstaat in plaats van dat deze aangewezen is of geen onderdeel van de groep volgers uitmaakt. De leider volgt dan de visie van de groep en deelt diens normen en waarden. In de Amerikaanse politiek komt het regelmatig voor dat leiders verschillende vormen van leiderschap hanteren en dus een combinatie van paradigma’s terug te vinden zijn in hun functioneren.49

Leiderschap is een relevante eigenschap om te onderzoeken in deze scriptie, omdat het een verklaring kan bieden voor het succes van een vicepresident. Een problematisch aspect van het gebruik van leiderschap is echter dat dit deels samenhangt met karakter, een eigenschap waarvan verderop uitlegt zal worden waarom deze niet onderzocht zal worden in dit onderzoek. Bovendien is een problematisch aspect van het onderzoek naar leiderschap bij vicepresidenten het feit dat deze politici maar tot op zekere hoogte leidersfiguren zijn. Een vicepresident is immers ondergeschikt aan de president. Hierdoor zal het leiderschap van een vicepresident niet in alle gevallen even helder tot uiting komen. Daarom zal leiderschap enkel gebruikt worden als een toevoeging op de analyse aan de hand van politieke stijl, in plaats van als een individuele eigenschap op zich. De gegeven definiëring en de vier paradigma’s zullen gebruikt worden om het effect van leiderschap op het functioneren van de vicepresidenten te analyseren.

Ook karakter is een persoonlijke eigenschap die van invloed is op politiek handelen, maar zal niet in deze scriptie onderzocht worden. Toch moet er kort stil gestaan worden bij de definitie van karakter, om de keuze voor het uitsluiten van deze eigenschap in dit onderzoek te verhelderen en om het onderscheid tussen politieke stijl en karakter te duiden. Karakter wordt door Stephen Wayne in

Personality and politics: Obama for and against himself gedefinieerd als een “basis oriëntatie richting

het leven, de manier waarop mensen zichzelf zien”.50 Karakter of persoonlijkheid is iets wat zich zeer

langzaam ontwikkelt door de tijd heen. Over het algemeen valt daarom te stellen dat karakter als stabiel kan worden gezien.51 Anders dan imago of politieke stijl is dit dus niet iets waar een politicus

49 Avery, Understanding leadership, 32-42.

50 Stephen Wayne, Personality and politics: Obama for and against himself (Washington D.C.: CQ Press, 2010),

5.

(18)

17 aanpassingen aan kan maken. Om karakter te kunnen analyseren moet er gebruik worden gemaakt van karaktertests uit de psychologie. Voorbeelden van werken waarin dit gedaan wordt zijn Linda Valenty’s en Ofer Feldman’s Political leadership of the new century: personality and behavior among

American leaders en Steven Rubenzer’s en Thomas Faschingbauer’s Personality, character and leadership in the White House: psychologists assess the presidents.52 Hoewel deze werken een

historisch onderwerp hebben, is het onderzoek van psychologische aard. Aangezien in dit onderzoek enkel gebruik zal worden gemaakt van historische methodes, is het dus niet mogelijk om een analyse van het karakter van Nixon en Mondale in deze scriptie te verwerken. Daarnaast is een tweede argument om karakter niet in dit onderzoek aan bod te laten komen de controversiële aard van karaktertests. In de persoonlijkheidspsychologie bestaan diverse van deze tests, die als zwakste punt hebben dat de resultaten tussen de tests significante verschillen laten zien. Bij een groot deel van de tests blijken de resultaten bovendien per onderzoeker te verschillen.53 Naast dat ik als historica dus

niet gekwalificeerd ben om een karaktertest op Nixon en Mondale uit te voeren, zouden de resultaten de kracht van mijn conclusie verzwakken door de grote discussie die bestaat rond de betrouwbaarheid van persoonlijkheidstoetsen. Karakter zal daarom geen onderdeel uitmaken van dit onderzoek naar de rol van individuele eigenschappen binnen het vicepresidentschap.

De laatste twee persoonlijke eigenschappen die aan bod zullen komen in dit onderzoek zijn de relatie tussen de president en de vicepresident en de ervaring van de vicepresident. Zij zullen in die volgorde aan bod komen. Beiden vereisen een minder uitgebreide definiëring dan politieke stijl en leiderschap, omdat het minder controversiële begrippen zijn.

In de definiëring van de relatie tussen de president en vicepresident zal een onderscheid gemaakt worden tussen een persoonlijke en een formele component. Onder de formele relatie wordt de vastgelegde samenwerking bedoeld. Zowel Nixon als Mondale hebben met hun president gesproken over de wijze waarop zij de functie van vicepresident en diens taken beschouwen. Deze kortsluiting van de taken van de vicepresident zijn de basis voor de formele relatie tussen beide politici. De formele relatie tussen twee politici is daarom slechts gedeeltelijk een persoonlijke eigenschap. De relatie die vastgesteld wordt hoeft immers niet per se overeen te komen met de ideeën en wensen van de vicepresident zelf. De persoonlijke relatie daarentegen is wel gebaseerd op persoonlijke

52 Valenty, Linda and Ofer Feldman, Political leadership for the new century: personality and behavior among

American leaders (Westport: Praeger Publishers, 2002). En Steven Rubenzer en Thomas Faschingbauer, Personality, character and leadership in the White House: psychologists assess the presidents (Washington D.C.:

Brassey’s inc, 2004).

53 G.A. Kohnstamm, Big Five: ontwikkeling in de persoonlijkheidspsychologie (Almere: Stichting Ivio, 1993), 3-5

(19)

18 eigenschappen van de vicepresident en staat in principe los van de formele relatie. Een president kan immers in zijn persoonlijk leven zeer gesteld zijn op een vicepresident, maar aan het vicepresidentschap als functie geen waarde hechten en op politiek niveau de vicepresident dus buitensluiten van de beslissingen. Daar tegenover is het ook mogelijk voor een president om op persoonlijk vlak geen binding te hebben met een vicepresident, maar zijn ideeën en politieke inbreng wel te waarderen en in te zetten. De persoonlijke relatie tussen een president en vicepresident is dus onafhankelijk van de formele relatie tussen politici en kan - maar hoeft niet - een toonaangevend effect hebben op het functioneren van een vicepresident. In deze scriptie zullen beide aspecten van de relatie met de president uiteen gezet worden om aan de hand van deze uiteenzetting de rol hiervan in de toenemende invloed van de vicepresident te kunnen analyseren.

Als laatste individuele eigenschap zal ervaring aan bod komen. Met ervaring wordt het curriculum vitae van beide vicepresidenten bedoeld. De ervaring van een politicus is een strikt individuele eigenschap, die een rol kan spelen binnen het functioneren van een vicepresident. Onder ervaring vallen onder andere de thema’s waarmee een politicus zich bezig heeft gehouden, de functies die hij heeft bekleed en zijn politieke netwerk.

(20)

19

Hoofdstuk 2: Richard Milhouse Nixon

2.1 Achtergrond en nominatie

Richard Milhouse Nixon werd geboren in Yorba Linda, California, op 9 januari 1913. Hij was de zoon van Francis A. Nixon en Hannah Milhouse en had vier broers, waarvan er twee al op jonge leeftijd stierven. Richard groeide op in Whittier, een klein plaatsje met een grote Quaker gemeenschap, waar de Nixon familie deel van uitmaakte. Het gezin leefde een arm en simpel leven, maar was hier niet minder gelukkig om, zoals Richard Nixon het ooit zelf verwoord heeft.54 In Whittier ging Nixon naar de

middelbare school, waarna hij een beurs kreeg om te gaan studeren aan de Harvard universiteit. Door familieomstandigheden was hij echter gedwongen om in de buurt van huis te blijven en koos hij ervoor om te gaan studeren aan het Whittier College. Na deze opleiding succesvol te hebben afgerond, kreeg Nixon een beurs voor de inmiddels prestigieuze Duke University School of Law.

Na vier jaar in California voor een advocatenbureau te hebben gewerkt en ruim een half jaar in het Office of Price Administration (OPA) in Washington D.C. ervaring op te hebben gedaan, besloot Nixon tijdens de Tweede Wereldoorlog bij de marine te gaan. Zijn politieke carrière begon toen hij in 1946 stopte bij de marine en zich door een aantal prominente Republikeinen uit Whittier over liet halen om campagne te voeren voor een plek in het congres. Na deze succesvol verlopen campagne verhuisde de inmiddels getrouwde Nixon samen met zijn vrouw, Pat Ryan, naar Washington D.C.55

Als congreslid was Nixon betrokken bij de ratificatie van de Taft-Hartley Act, een wet die de macht van de vakbonden beperkte, en reisde hij door Europa om mee te werken aan de totstandkoming van het Marshall Plan. Het was echter zijn activiteit binnen het

House of Un-American Activities Committee (HUAC)

waarmee hij nationale bekendheid verwierf. Nixon’s gepassioneerde strijd tegen het communisme werd breed uitgemeten in de media, waardoor hij bekend kwam te staan als een krachtig anticommunist. Na eenvoudig de herverkiezing te hebben gewonnen in 1948, veroverde Nixon in 1950 met een indrukwekkende campagne een zetel in de senaat. In deze positie trok

54 Jonathan Aitken, Nixon: A Life (Washington, D.C.: Regnery Publishing, 1996), 12.

55 Harold Relyea en Charles Arja, The vice-presidency of the United States: evolution of the modern office

(Huntington: Nova Science Publishers, 2002), 17.

(21)

20 Nixon in 1952 de aandacht van de Republikeinse presidentskandidaat Dwight Eisenhower.56

Dwight Eisenhower was een beroemde generaal die tijdens de Tweede Wereldoorlog de geallieerde troepen had aangestuurd en op die wijze een belangrijke bijdrage had geleverd aan de overwinning. Door de heldenstatus die de oorlog hem had opgeleverd, was Eisenhower’s aanhang in Amerika zeer groot. Hij was dan ook de grote favoriet in de verkiezingen van 1952 toen hij besloot om mee te doen als kandidaat van de Republikeinse Partij.57 Eisenhower koos Nixon als ‘running mate’ om

het ticket in evenwicht te brengen. In tegenstelling tot Eisenhower was Nixon nog jong en kwam hij uit het westen, terwijl Eisenhower meer affiniteit had met de ‘plains’ en de oostkust. Bovendien stond Eisenhower bekend als een gematigd politicus, wat bij veel Republikeinen niet goed viel. Nixon’s conservatisme en harde anticommunisme zorgden daarom voor een ticket wat voor veel kiezers aantrekkelijk zou zijn.58 Voor Nixon was Eisenhower’s keuze een grote verrassing. Zoals hij in zijn

autobiografie RN: The memoirs of Richard Nixon vertelt, had hij niet eens een net pak meegenomen naar de Republikeinse conventie, dus moest hij in de gekreukte kleding die hij al heel de dag aan had zijn acceptatiespeech houden.59

2.2 Hoogtepunten van het vicepresidentschap

Het vicepresidentschap van Richard Nixon is een belangrijke schakel in de toenemende invloed van de functie in de tweede helft van de twintigste eeuw. Nixon’s invulling van de functie kende grote verschillen met zijn voorgangers en zijn periode in het Witte Huis wordt dan ook door verschillende historici aangewezen als het begin van het moderne vicepresidentschap.60 In dit hoofdstuk zullen de

hoogtepunten van Nixon’s functioneren uiteengezet worden. Deze verschillende momenten uit Nixon’s vicepresidentschap, waar de toename van de invloed van de functie gedurende de Eisenhower administratie aan toe te schrijven valt, zullen centraal staan in de volgende drie deelhoofdstukken waarin de rol van de individuele eigenschappen van Nixon in die momenten geanalyseerd zal worden. De eerste belangrijke taak die Nixon kreeg nadat Eisenhower hem had gekozen als ‘running mate’ was het voeren van de campagne. De campagne van 1952 werd een voorbeeld voor de latere campagnes van 1954, 1956 en 1958. In allen nam Eisenhower een verheven rol aan door zich niet teveel in de verkiezingsstrijd te mengen. Alle keren was het Nixon die op pad ging om kiezers persoonlijk te overtuigen. Daarbij was de Republikeinse Partij in 1952 zeer verdeeld, waardoor Nixon ook de taak kreeg om de partij te verenigen. Nixon kreeg dankzij de taakverdeling tussen hem en

56 Richard Nixon presidential library and museum, Biography of Richard Milhouse Nixon, 1, 2.

http://www.nixonlibrary.gov/thelife/nixonbio.pdf (geraadpleegd op 06-07-2015).

57 Peter G. Boyle, Eisenhower: Profile in Power (New York: Pearson Longman, 2005), 8. 58 Boyle, Eisenhower: Profile in Power, 15.

(22)

21 Eisenhower veel media-aandacht en werd al snel een van de meest zichtbare ‘running mates’ die Amerika ooit had gekend.61

Na de verkiezingen was één van Nixon’s eerste belangrijke ondernemingen in de functie van vicepresident zijn reis naar Azië in de lente van 1953. De bedoeling van het bezoek was om vriendschappen te sluiten met de Aziatische leiders, een idee te krijgen van de dreiging van het communisme in de landen en een positief beeld van de Verenigde Staten achter te laten. De reis werd een onverwacht groot succes en legde een belangrijke basis voor de relatie tussen Amerika en Azië in de jaren vijftig.62 Ook vormden Nixon’s ondervindingen in Vietnam een belangrijk argument voor

Eisenhower’s later geformuleerde dominotheorie.63 Door het grote succes van de reis, kreeg Nixon

steeds meer taken op het gebied van buitenlandse zaken. Zo mengde Nixon zich in 1956 in de Hongaarse opstand door het op te nemen voor de vluchtelingen en ondernam hij in 1958 een grote Zuid-Amerika reis. Ook toen in 1959 Fidel Castro naar Amerika kwam, was het Nixon die met hem sprak. Één van de hoogtepunten in Nixon’s carrière als vicepresident was de reis naar Moskou datzelfde jaar waar hij de confrontatie aanging met Nikita Chroesjtsjov in de beroemde ‘keukendebatten’.64

Ook in het binnenland kreeg Nixon belangrijke taken toegeschreven. Zo was zijn betrokkenheid bij de administratie een grote verandering ten opzichte van zijn voorgangers. Nixon was op de hoogte van alle belangrijke informatie en kwesties waar de president zich mee bezig hield en was aanwezig bij alle vergaderingen van het kabinet. Bovendien zat Nixon deze vergaderingen tijdens zijn vicepresidentschap ook meerdere malen voor, wanneer Eisenhower afwezig was. Doordat Eisenhower tijdens zijn presidentschap meerdere malen voor langere periodes absent was wegens hartkwalen, heeft Nixon verscheidene keren een deel van de taken van de president over moeten nemen.65

In de historiografie over het onderwerp worden deze elementen van Nixon’s vicepresidentschap aan zeer algemene ontwikkelingen toegeschreven. Zo schrijft Goldstein in zijn The

modern American vice presidency dat de toename van de activiteiten van de vicepresident te danken

was aan fundamentele veranderingen van de Amerikaanse regering. Nixon’s rol in zowel de campagnes als in het buitenland zijn volgens de historicus toe te schrijven aan een verbreding van de taken van de president, die daardoor gedwongen was zijn vicepresident vaker in te zetten in zijn plaats. Bovendien stelt Goldstein dat een vicepresident compleet was aangewezen op de president om het belang van

61 Nixon, RN, 89, 90, 112.

62 Timothy Walch, At the president’s side: the vice presidency in the twentieth century (Columbia: University of

Missouri Press, 1997), 81, 82.

63 Nixon, RN, 117-119, 134.

64 Richard Nixon presidential library and museum, Biography of Richard Milhouse Nixon,

http://nixon.archives.gov/thelife/nixonbio.pdf (geraadpleegd op 06-07-2015).

65 Jeffery Frank, Ike and Dick: portrait of a strange political marriage (New York: Simon and Schuster, 2013), 167

(23)

22 zijn functie te kunnen vergroten en hier dus zelf weinig tot geen invloed op uitoefende.66 Goldstein

gelooft dus niet in een relevant effect van individuele eigenschappen op de ontwikkeling van het vicepresidentschap. Zijn algemene verklaringen bieden dan ook geen inzicht in het effect wat Nixon persoonlijk kon hebben op zijn functioneren. In de volgende drie deelhoofdstukken zal daarom de rol van Nixon’s individuele kwaliteiten in deze belangrijke gebeurtenissen geanalyseerd worden.

2.3 Relatie met Eisenhower

Dat Dwight Eisenhower en Richard Nixon uiteindelijk een relatie hebben gehad die ruim twintig jaar in stand gebleven is, lag tijdens hun periode in het Witte Huis nog niet in de lijn der verwachting. De politici leerden elkaar pas persoonlijk kennen toen Eisenhower Nixon als ‘running mate’ koos voor de verkiezingen van 1952 en waren op het eerste gezicht zeer verschillend van elkaar. Hun relatie is dan ook al tijdens hun samenwerking uitgebreid onder de loep genomen door journalisten. Zo schreef journalist Ralph de Toledano dat Nixon regelmatig bijna huilend uit kabinetsvergaderingen met Eisenhower kwam en ontstond in 1956 het gerucht dat Eisenhower Nixon van het ticket af zou willen krijgen.67 Toch hield de professionele relatie tussen beide mannen stand en ontwikkelde zich

bovendien ook een persoonlijke band. Eisenhower en Nixon zijn tot aan Eisenhower’s dood in 1969 zowel binnen als buiten de politiek aan elkaar verwant gebleven. In dit hoofdstuk zullen eerst zowel de ontwikkeling van de professionele als persoonlijke relatie tussen Eisenhower en Nixon uiteengezet worden. Vervolgens zal er aan de hand van primair bronnenmateriaal een analyse worden gemaakt van de wijze waarop deze relatie tot uiting is gekomen in het succesvol functioneren van Nixon als vicepresident.

De professionele relatie van Eisenhower en Nixon kwam tot stand tijdens het samenstellen van het Republikeinse ticket voor de verkiezingen van 1952. Zoals Eisenhower later ook heeft toegegeven, had hij zelf weinig inbreng gehad in de selectie van Nixon. Het waren zijn adviseurs geweest die Nixon sterk hadden aangeraden en de keuze was boven alles gebaseerd op het ‘balancen’ van het ticket om de positie van de Republikeinen in de verkiezingen te versterken.68 Professioneel gezien zaten

Eisenhower en Nixon in grote mate op één lijn over de invulling van de functie van vicepresident. Eisenhower had zich geërgerd aan de wijze waarop de vicepresident in het verleden regelmatig buiten de beslissingen en de informatie was gehouden. Hij was van mening dat de vicepresident op ieder moment klaar moest zijn om het presidentschap over te nemen en hij wilde bovendien graag de capaciteiten van Nixon ten volle benutten.69 Nixon kon zich goed vinden in Eisenhower’s instelling

66 Joel Goldstein, The modern American vice-presidency: the transformation of a political institution (Princeton:

Princeton University Press, 1982), 134-141.

67 Frank, Ike and Dick, 3. 68 Idem, 32.

(24)

23 jegens het vicepresidentschap en keek uit naar een invulling van de functie op een wijze waarin hij toegang had tot alle informatiekringen. Nixon was zeer gemotiveerd om zijn positie op een waardevolle manier in te vullen.

Waar hun professionele relatie dus soepel tot stand kwam, was dit op het persoonlijke niveau minder het geval. Allereerst waren beide politici zeer verschillend. Nixon was jong en zeer gedreven. Hij had hard gewerkt om zijn succesvolle politieke carrière op te bouwen en stond bekend om zijn felle campagnes en zijn directheid. Eisenhower daarentegen was een stuk ouder en had geen politieke ervaring. Eisenhower had in eerste instantie ook geen politieke aspiraties, maar stelde zich toch kandidaat voor het presidentschap omdat hij dit zag als een plicht voor zijn land. Als oorlogsheld had hij namelijk een grote achterban onder de Amerikaanse bevolking. Eisenhower’s leiderschapsstijl is dan ook bijna organisch te noemen, een kwaliteit die Nixon niet deelde. Dit verschil in achtergrond bemoeilijkte de relatie tussen beide politici.70 Daarnaast had Eisenhower als generaal een afkeer jegens

professionele politici, die hij zeer wantrouwde. Zijn cirkel met mensen die het dichtste bij hem stonden, bestond dan ook voornamelijk uit vrienden uit het leger. Toen Nixon na het telefoontje waarin hij te horen kreeg dat hij running mate van Eisenhower zou worden de generaal officieel ging ontmoeten, sprak hij deze aan met ‘chief’. Eisenhower had een hekel aan die titel en het voorval is typerend voor hun stroeve persoonlijke relatie gedurende hun samenwerking.71

Een andere factor die de relatie tussen Eisenhower en Nixon lange tijd bemoeilijkte was de onduidelijkheid over hoe stabiel hun samenwerking was. Zowel tijdens de campagne voor 1952 als in de aanloop naar de campagne van 1956 was de positie van Nixon op het ticket van Eisenhower lange tijd onduidelijk, zowel voor de bevolking als voor Nixon zelf.72 Ondanks deze afstandelijkheid van

Eisenhower naar Nixon toe, verbeterde de professionele relatie tussen Eisenhower en Nixon sterk. Na de succesvolle reis naar Azië in 1953 had Nixon getoond van grote waarde te kunnen zijn voor de administratie en Eisenhower gaf hem hier dan ook de ruimte voor. Dit gold echter wel alleen voor de gebieden waarin Nixon gespecialiseerd was; wanneer Nixon zijn mening gaf over zaken waar hij geen specialist in was, hechtte Eisenhower geen waarde aan zijn oordeel.73

Een belangrijke ontwikkeling in de relatie tussen beide politici waren de verschillende periodes waarin Eisenhower door ziekte afwezig was. Eisenhower had bij aanvang van zijn presidentschap al benadrukt dat hij zou zorgen dat de vicepresident alle middelen bezat om het presidentschap succesvol over te kunnen nemen wanneer hij absent zou zijn. De periodes dat Nixon als interim-president functioneerde voor Eisenhower leverde een belangrijke bijdrage aan de relatie tussen beide politici.

70 Frank, Ike and Dick, 9-14. 71 Idem, 36.

(25)

24 Eisenhower heeft zijn dankbaarheid jegens Nixon voor zijn functioneren tijdens zijn ziekte zowel in vergaderingen van het kabinet, in persconferenties als persoonlijk tegen Nixon meerdere malen geuit. Deze ontwikkeling in hun relatie droeg eraan bij dat tijdens de laatste jaren van hun samenwerking in het Witte Huis hun relatie gebaseerd was op een wederzijds respect en waardering. Op persoonlijk vlak zijn de mannen in die periode echter nooit hechte vrienden geworden.74

Er valt dus te stellen dat Eisenhower en Nixon een ingewikkelde en instabiele relatie hadden gedurende hun periode in het Witte Huis. Niet voor niets is hun samenwerking alleen al onderwerp geweest voor meerdere historische werken, zoals bijvoorbeeld Jeffrey Frank’s Ike and Dick: portrait of

a strange political marriage. Hoewel de relatie aan de ene kant de basis vormde voor Nixon’s

betrokkenheid bij de administratie, valt te verwachten dat de instabiliteit van de relatie Nixon’s functioneren belemmerde. In dit hoofdstuk zullen aan de hand van primaire bronnen eerst de rol van de professionele relatie en vervolgens de rol van de persoonlijke relatie op het succesvol functioneren van Nixon worden geanalyseerd.

Een belangrijk element van het succesvolle vicepresidentschap van Nixon was zijn betrokkenheid bij de administratie. Het was deze betrokkenheid bij de hoogste politiek in het Witte Huis en zijn uitgebreide toegang tot vergaderingen en informatie die hem volgens verschillende historici, zoals Tom Sergiovanni en Stephen Hess, de eerste moderne vicepresident maakte.75 In eerste

instantie was deze samenwerking echter geen resultaat van de relatie tussen Eisenhower en Nixon. Zoals Nixon ook in zijn memoires schrijft, was het Eisenhower die de invulling van het vicepresidentschap aanpaste van “a ceremonial figure who went to the receptions and dedicated the dams the President didn’t have time for” naar een invloedrijk politicus.76 Nixon’s individuele

eigenschappen speelden dus geen rol in de totstandkoming van de professionele relatie tussen beide mannen. Eisenhower zelf zei hierover in een persconferentie op 6 februari 1957 dat het betrekken van de vicepresident bij de bezigheden van de president noodzakelijk was voor het landsbelang. De voormalig generaal stelde dat het cruciaal was dat een vicepresident op de hoogte was en altijd klaar was om de presidentiële taken over te nemen wanneer dat nodig was. Hij zorgde er dan ook voor dat Nixon op ieder moment van zijn presidentschap voorbereid was om zijn positie te vervullen.77 Ook

wanneer Eisenhower een andere running mate had gekozen, had hij dus de functie van vicepresident meer inhoud gegeven. Eisenhower’s ideeën over een naar zijn inzien effectieve invulling van de functie van vicepresident legde dus de basis voor de succesvolle professionele relatie tussen beide politici.

74 Frank, Ike and Dick, 167-177.

75 Kengor, “The vice president, secretary of state and foreign policy,” 184-186. 76 Nixon, RN, 85.

77 “Remarks at the Republican campaign picnic at the president’s Gettysburg farm, 12 september 1956,” Public

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar de invloed van de cotylen op de verdere ontwikkeling van de plant werden verschillende onder- zoekingen gedaan (8,157,159). Deze toonden alle aan dat de ontwikkeling van de

Toelichting van begrippen • Arbeidsopbrengst ondernemer = de vergoeding voor de arbeid die de ondernemer levert inclusief leidinggeven en het door hem gedragen ondernemersrisico in

§ bezit kennis van alle voorkomende machines, gereedschappen en hulpmiddelen voor het leggen van parketvloeren zoals zaagtafels, tackers, schuurmachines, plaatsingsmaterialen

• de adviesaanvraag van 19 maart 2003 van de Minister van Werkgelegenheid over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 maart

[r]

Voor zover er wel werd geadviseerd door de ouders, werden de ambachtelijke beroepen het meest aangeraden (31%)« Het landarbeidersberoep werd veel min- der vaak aangeraden (11%).

Hij associeert de informatie uit de verschillende bronnen met de wensen van de leidinggevende en creëert zo ideeën voor zijn ontwerp en hij voert een trendprognose uit en kijkt

De reeks publicaties “SOBANE – STRATEGIE Beheer van beroepsgebonden risico’s” heeft als doel deze strategie kenbaar te maken en aan te tonen hoe de strategie kan worden toegepast