Vraag nr. 93
van 12 februari 1998
van de heer HERMAN SUYKERBUYK Bevlagging openbare gebouwen – Naleving
Op 11 juli, maar ook bij een aantal andere gelegen-h e d e n , gelegen-hoort aan elk openbaar gebouw in V l a a n d e-ren de Leeuwenvlag te worden uitgehangen. Omdat iedere minister terzake, elk voor een deel van de openbare gebouwen, tot toezicht is gehou-d e n , is gehou-deze vraag tot gehou-de voorzitter van gehou-de V l a a m s e regering gericht.
Meerdere organisaties beijveren zich om, via een b e v l a g g i n g s a c t i e, bij zulke gelegenheden te komen tot – wat normaal zou zijn – een bevlagging van alle openbare gebouwen. Men kan zich evenwel niet van de indruk ontdoen dat, mede door die a c t i e s, bepaalde instellingen hun al geringe ijver omzetten in onwil om te doen wat decretaal is vast-gelegd.
Dit is geen loutere bewering, want talrijke statistie-k e n , door verenigingen of actiegroepen aangelegd, wijzen op een soms redelijk grote onwil.
Het zou daarom goed zijn dat bepaalde kleinzielige plaatselijke verantwoordelijken voor openbare gebouwen heel duidelijk op het bestaan van een decretale regel wordt gewezen. Als iedereen doet wat moet, is de symboolwaarde van deze bevlag-ging een feit. Elementaire goede wil maakt dan honderden brieven, waarvan vele met statistieken over al dan niet bevlagde gebouwen, overbodig. Heeft de minister-president reeds initiatieven genomen om alle verantwoordelijken terzake dui-delijke richtlijnen te verstrekken ?
Antwoord
Het antwoord op deze vraag behoort tot de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Binnen-landse A a n g e l e g e n h e d e n , Stedelijk Beleid en Huis-vesting.