• No results found

2 Jus Post Bellum ... 8

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "2 Jus Post Bellum ... 8"

Copied!
78
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I NHOUDSOPGAVE

1 Inleiding ... 3

2 Jus Post Bellum ... 8

2.1 ‘Just War’ traditie ... 8

3 Theoretisch kader ... 11

3.1 Inleiding ... 11

3.2 Proportionaliteit ... 11

3.3 Politieke reconstructie ... 13

3.4 Economische reconstructie ... 16

3.5 Sociale reconstructie ... 18

3.6 Juridische reconstructie ... 23

3.7 Conclusie ... 29

4 Juridisch Kader ... 32

4.1 Inleiding ... 32

4.2 Proportionaliteit ... 32

4.3 Politieke reconstructie ... 33

4.4 Economische reconstructie ... 36

4.5 Sociale reconstructie ... 39

4.6 Juridische reconstructie ... 42

4.7 Conclusie ... 47

5 Politiek Kader ... 50

5.1 Inleiding ... 50

5.2 Proportionaliteit ... 50

5.3 Politieke reconstructie ... 51

5.4 Economische reconstructie ... 56

(2)

5.5 Sociale reconstructie ... 59

5.6 Juridische reconstructie ... 64

5.7 Conclusie ... 69

6 Eindconclusie ... 73

7 Literatuurlijst ... 75

(3)

Inleiding 3

1 I NLEIDING

Duizenden mensen die ontredderd achterblijven, economieën zijn verwoest, autoritaire leiders voeren de boventoon en criminaliteit en corruptie vieren hoogtijdagen. Situaties als deze staan op ons netvlies wanneer we de beelden van Irak en Afghanistan voor de geest halen. Taliban en Al Qaida moeten worden bestreden, maar wat doen we met burgers die slachtoffers worden van deze conflictueuze omgeving. Deze mensen kunnen we toch niet achterlaten zodra de kopstukken zijn gepakt? Hebben we niet een verantwoordelijkheid richting deze mensen. Het Jus post Bellum zou duidelijkheid kunnen scheppen in deze verantwoordelijkheid, vooral in een tijd waarin de grenzen van interventie vager worden, voornamelijk doordat militair geweld onder meer noemers kan worden gebruikt en hierbij de klassieke doctrine van humanitaire interventie plaats maakt voor een ruimere doctrine van humanitaire interventie.

1

Of humanitaire interventie en het gebruiken van geweld gerechtvaardigd is zal in dit

onderzoek niet uitvoerig worden besproken. Het is echter wel van belang, als we aannemen dat Just post Bellum in navolging en onderdeel is van de Just War theorie en zal in die context dan ook besproken worden.

2

De vraag die centraal staat in deze masterthese “In hoeverre heeft een interveniërende staat de verantwoordelijkheid tot wederopbouw” oftewel wanneer houdt die humanitaire interventie op? Het doel van humanitaire interventie wordt nu gedefinieerd als het beëindigen of

voorkomen van systematische en substantiële schendingen van fundamentele mensenrechten – inclusief en in het bijzonder het recht op leven.

3

Wat deze verantwoordelijkheid behelst is echter niet in het geheel gedefinieerd of in ieder geval niet veel beschreven. Wel beschrijft Walzer dat Humanitaire Interventie rechtvaardig is en daarmee onder de Just War theorie valt.

Heeft men echter niet ook de morele verplichting om de interventie op een verantwoordelijke manier af te ronden, aangezien de slachtoffers in chaos en onzekerheid achterblijven? Het Jus Post Bellum buigt zich over dit vraagstuk.

4

1 G. Molier, “De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie” (Groningen 2003) 64-105.

Brian Orend stelt dat er een relatie is tussen Just

2 Molier, “De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie”,107.

3 Ibidem, 107-108.

4 Michael Walzer, “Just and unjust wars, a moral argument with historical illustrations” (4e editie; New York 2006) 101-108.

(4)

Inleiding 4 War theorie en het Just post Bellum

5

. Juridisch gezien wordt in het International Law gesteld dat staten verantwoordelijkheden hebben ten opzichte van elkaar en dat dit een fundamenteel principe is van het internationale recht.

6

In het Human rights Law wordt gesteld dat bepaalde mensenrechten moeten worden eerbiedigt. Hieruit volgt logischerwijs dat die mensenrechten niet enkel tijdens een interventie maar ook na een interventie dienen te worden eerbiedigt.

7

In de verschillende Geneefse Conventies worden wel verplichtingen opgelegd aan de

interveniërende staten op het grondgebied van de andere staat tijdens de interventie en bij beëindiging. Zo moeten bijvoorbeeld na de interventie gevangenen (Prisoners of War) worden vrijgelaten en worden staten in het gewoonterecht van het oorlogsrecht verplicht tot het herstellen van de gemaakte schade wanneer zij zich niet hielden aan het oorlogsrecht.

8

In de internationale politiek bestaat er ook debat over de verantwoordelijkheid van staten na een interventie. Zo heeft Kofi Annan, Secretaris-generaal van de VN van 1997 tot 2006, in het jaarboek van 2005 al in reactie op resoluties van de Algemene Vergadering (AV) en de Economische en Sociale Raad (ECOSOC) de periode van transitie van hulpverlening naar ontwikkeling ter discussie gesteld en daarbij beschrijft hij in het juni-rapport van 2005 ook de uitdaging van humanitaire assistentie na een conflict.

9

Verder heeft het International

Commission on Intervention and State Sovereignty (ICISS) ‘Responsibilitiy to protect’

opgesteld waarin een hoofdstuk gewijd wordt aan postinterventie verplichtingen en de verantwoordelijkheid tot wederopbouw.

10

Bij wederopbouw kan gedacht worden aan; bevorderen van duurzame vrede, steunen in het creëren van goed bestuur en houdbare ontwikkeling zoals beschreven in het rapport van de

‘Responsibility to protect’ van 2001.

11

5Brian Orend, “Jus Post Bellum: A just war theory perspective” in: C. Stahn ed., “Jus Post Bellum: Towards a law of transition from conflict to peace” (Den Haag 2008) 31-53.

Hierbij en verder kan gedacht worden aan economische wederopbouw, recht voor mensenrechtenslachtoffers, consolidatie van

democratische instituties, compensatie, restauratie van de rule of law (RoL), onderhandeling, transitionele rechtspraak, politiële en justitiële steun, vergeving, berouw, opbouw

regeringsbestel, werkgelegenheid, wederzijds respect, medische hulp, financiële

6 Malcolm N Shaw, “International Law, sixth edition” (Cambridge 2008) 778.

7 Universele verklaring voor de rechten van de mens, http://www.ohchr.org/EN/UDHR, geraadpleegd op 29 oktober 2009.

8 Customary International Humanitarian Law respectievelijk art 128 en art 150.

http://www.icrc.org/ihl.nsf/FULL/612?OpenDocument, geraadpleegd op 29 oktober 2009.

9 Jaarboek Verenigde Naties 2005, http://unyearbook.un.org, 989. Geraadpleegd op 30 oktober 2009

10 Rapport van International Commission on Intervention State Sovereingty “The Responsibility to protect”

(Ottawa 2001) 39-46.

11 ICISS, “The responsibility to protect” 39.

(5)

Inleiding 5 ondersteuning, nationale eenheid bewerkstelligen, politieke verzoening en vervolgen van daders van mensenrechtenschendingen.

M

ETHODE

Dit is een theoretisch onderzoek waarin het Jus post Bellum getheoretiseerd wordt door het vanuit verschillende kaders te belichten. Gekozen is om de veronderstelde elementen van het Jus Post Bellum als rode lijn te nemen. De volgende probleemstelling zal centraal staan in dit onderzoek:

“In hoeverre heeft een interveniërende staat de verantwoordelijkheid tot wederopbouw?”

Dit onderzoek is als volgt gestructureerd. In het eerste hoofdstuk zal gekeken worden in hoeverre het Jus Post Bellum als element van de Just War traditie kan worden gezien. Zodra de context van het Jus Post Bellum duidelijk is, zullen de verschillende veronderstelde elementen van het Jus Post Bellum worden geanalyseerd door ze in verschillende kaders te plaatsen. Zo zal in het tweede hoofdstuk het Jus Post Bellum in theoretisch kader worden geplaatst. Waar de verschillende handreikingen van theoretici als Michael Walzer, John Rawls en Brian Orend worden samengevoegd. De vraag die centraal staat in dit hoofdstuk is:

“In hoeverre heeft het Jus Post Bellum haar oorsprong in bestaande theorieën”. Ten derde wordt het juridische kader geschetst, waarbij gekeken wordt naar mensenrechten, humanitair recht en het internationale recht. De vraag die centraal zal staan in dit hoofdstuk is: “In hoeverre is het Jus Post Bellum een juridisch concept”. Ten vierde zal een politiek kader worden geschetst waarbij de gekeken wordt naar het rapport van de ‘Responsibility to protect’

van de ICISS, documenten en resoluties van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de praktijk vanuit de Europese Unie met als bron het Politiek- en Veiligheidscomité.

Concreet betekent dat, dat in het politieke kader gekeken wordt naar hoe de internationale gemeenschap aankijkt tegen de verantwoordelijkheid van staten en dit onderbouwen met casussen om aan te tonen wat de praktijk is. De vraag die centraal zal staan in dit hoofdstuk is:

“In hoeverre werkt het Jus Post Bellum door in de politieke besluitvorming”. De elementen

die centraal staan in de drie kaders zijn: (1) Proportionaliteit. Proportionaliteit vindt haar

oorsprong in de oorspronkelijke Just War traditie en wordt in die context gedefinieerd als een

juiste verhouding tussen interventie en wederopbouw; (2) Politieke reconstructie. Hierbij

wordt gekeken wordt naar zelfbeschikking van de bevolking en regimeverandering; (3)

Economische reconstructie. Bij economische reconstructie komen de elementen

(6)

Inleiding 6 wederopbouw en financiële steun naar voren; (4) Sociale reconstructie. Sociale reconstructie wordt onderverdeeld in verzoening, compensatie en rehabilitatie (5) Juridische reconstructie.

Hierbij gaat het specifiek om lokale verantwoordelijkheid, transitionele rechtspraak en waarborg mensenrechten.

In het laatste hoofdstuk zullen de verschillende kaders samen worden gebracht in een

concluderende normatieve weergave van het Jus Post Bellum. Met deze normatieve weergave zal de centrale vraag in deze masterthese worden beantwoord.

A

FBAKENING

Ik heb het onderzoek afgebakend door alleen te kijken naar Jus post Bellum. Daarnaast zal er niet een grote casestudy bij worden betrokken. Waar nodig zullen kleine casestudies ter onderbouwing dienen of ter opvulling van de leemten die Internationaal Humanitair Recht, Internationale mensenrecht, jurisdictie en de bestaande theorieën bieden.

R

ECHTVAARDIGING

Wanneer persoon X wordt aangevallen op straat door persoon Y, persoon X slaat ter verdediging terug met als gevolg dat persoon Y bewusteloos op de grond valt. Persoon X heeft dan de verplichting om een ambulance te bellen zodat persoon Y geholpen wordt. Op dit niveau bestaat er al wel een eenduidige wettelijke verplichting. In hoeverre deze verplichting ook bestaat na een oorlog is nog niet helemaal duidelijk. Maar vloeit wel logischerwijs voort uit de Just War theorie zoals Brian Orend het beschrijft.

12

Zoals eerder in dit hoofdstuk is beschreven is er in dit onderzoek gekozen voor het analyseren van het Jus Post Bellum door te kijken in hoeverre bepaalde elementen behoren tot het Jus Post Bellum. De elementen die centraal staan zijn: (1) proportionaliteit; (2) politieke reconstructie; (3) economische reconstructie; (4) sociale reconstructie; (5) juridische

Dit onderzoek is dan ook van politiek-maatschappelijke betekenis. Er is nog geen eenduidigheid over of staten die interveniëren ook verantwoordelijkheid hebben na een interventie. En wanneer er een

verantwoordelijkheid bestaat, wat behelst die dan en waar houdt die verantwoordelijkheid op.

Daarnaast is zoals hierboven beschreven er nog weinig onderzoek gedaan naar die verantwoordelijkheid. Ook dit onderzoek zal niet uitputtend zijn, maar bijdragen aan een grotere bewustwording van het Jus post Bellum.

12 Orend, “Jus Post Bellum: A just war theory perspective”, 31-53.

(7)

Inleiding 7 reconstructie. Voor proportionaliteit is gekozen omdat dit vanuit de Just War theorie

logischerwijs onderdeel van het Just Post Bellum hoort te zijn. Om andere principes te definiëren moest een overkoepelende structuur ontstaan waaraan die houvast bieden voor de kaders en toch de meeste vormen van postconflict reconstructie dekken. Dit is de reden waarom gekozen is voor politieke, economische, sociale en juridische reconstructie. Gekozen is voor de term reconstructie aangezien een situatie wordt gereconstrueerd, oftewel de situatie voorafgaand aan de interventie moet bereikt worden.Oftewel er wordt gestreefd naar een situatie waarin een staat zich in het geheel kan voorzien, zonder steun van buitenaf. Wanneer reconstructie op deze manier is afgerond kan gesproken worden van succesvolle reconstructie.

Het draait hier om postconflict reconstructie, waarbij men ervan bewust moet zijn dat het niet

mogelijk is in te grijpen in een situatie voorafgaand aan het conflict. De term wederopbouw

en reconstructie zijn in die zin inwisselbaar.

(8)

Jus Post Bellum 8

2 J US P OST B ELLUM

Waar al lange tijd aandacht is voor postconflict vredesopbouw is lange tijd de morele kant van deze wederopbouw onderbelicht. Recentelijk is de interesse in rechtvaardigheid na een oorlog of conflict echter gewekt, voornamelijk door oorlogen die gevoerd worden in Afghanistan en Irak. Met als gevolg dat er meer aandacht kwam voor de derde stroming van de rechtvaardige oorlog, het Jus Post Bellum. In dit hoofdstuk zal gekeken worden in hoeverre het Jus Post Bellum als onderdeel van de Just War traditie kan worden gezien.

2.1 ‘J UST W AR TRADITIE

De rechtvaardige oorlog is een verzamelnaam voor literatuur over de moraliteit van oorlog en biedt criteria die aanwezig moeten zijn om een oorlog rechtvaardig te noemen. Het Jus Post Bellum behoort oorspronkelijk niet bij de rechtvaardige oorlog. De rechtvaardige oorlog bestaat sinds de middeleeuwen en werd door Augustinus voornamelijk gebruikt als excuus om het voeren van oorlog moreel en religieus mogelijk te maken. Tijdens de 13

e

eeuw heeft Thomas van Aquino de rechtvaardige oorlog gestructureerd. De terminologie komt grotendeels bij Hugo de Groot vandaan. De rechtvaardige oorlog reflecteert drie ethische tradities: (1) Deontologie ook wel plichtsethiek, waarbij Immanuel Kant en John Rawls genoemd kunnen worden als grote denkers; (2) Consequentialisme, ook wel gevolgenethiek, waarbij Jeremy Bentham en John Stuart Mill grote denkers waren; (3) Deugdethiek, waar Thomas van Aquino en Aristoteles grote denkers waren. Wat naar voren komt in de

rechtvaardige oorlog is dat politiek, macht en ethiek naast elkaar kunnen bestaan en dat deze ook in eenzelfde context worden erkend. De oorspronkelijke rechtvaardige oorlog is onder te verdelen in 'Jus ad Bellum’, het recht om tot oorlog over te gaan en het ‘Jus in Bello’, hoe een oorlog legitiem gevochten kon worden. Jus ad Bellum bestaat uit de volgende elementen

13

I. Legitieme autoriteit: De oorlog moet worden erkend door een legitieme autoriteit.

:

II. Rechtvaardige oorzaak: Deze oorzaak kan zelfverdediging behelzen.

III. Juiste intentie: De achterliggende intentie moet moreel acceptabel zijn.

IV. Laatste redmiddel: Alle andere mogelijkheden moeten zijn uitgevoerd en onderzocht.

V. Redelijke verwachting van succesvol bereiken van het doel: Wanneer deze verwachting er niet is zou de oorlog kunnen leiden tot ‘niet noodzakelijk lijden’.

13Nigel Dower, “The ethics of war and peace” (Cambridge 2009) 82-83.

(9)

Jus Post Bellum 9 VI. Proportionaliteit: De schade die wordt gemaakt door de oorlog moet in proportie staan

met het doel.

De oorlog moet kunnen worden gevochten langs de lijnen van het Jus in Bello: De oorlog dient gevoerd te worden met morele middelen. Jus in Bello bestaat uit de volgende twee elementen, discriminatie, oftewel er moet onderscheid gemaakt worden tussen legitieme en illegitieme doelen, en proportionaliteit.

14

“We need criteria for jus post bellum that are distinct from (though not wholly independent of) those that we use to judge the war and its conduct”

Of een oorlog ook moreel is wordt getoetst aan de hand van de principes Jus ad Bellum en Jus in Bello. Het Jus post Bellum behoort

oorspronkelijk niet bij de rechtvaardige oorlog. Gesteld kan worden dat de nasleep van een oorlog inherent is aan of een oorlog rechtvaardig is. Binnen de theorie van rechtvaardige oorlog wordt hier geen aandacht aan besteed. Politieke leiders houden bij het besluiten om tot oorlog over te gaan zich wel bezig met wat er na een oorlog gebeurt, maar een

allesomvattende theorie bestaat er nog niet. Walzer stelt dat die behoefte aan principes van Just post Bellum aanwezig zijn wanneer hij zegt,

15

Deze behoefte komt volgens hem voort uit de Irak-oorlog waarbij debat ontstond over verantwoordelijkheden die men had. Het feit dat hier discussie over bestaat is volgens Walzer een reden om hierover verder te spreken. Daarnaast blijkt uit deze passage dat hij ook meent dat het Jus Post Bellum als onderdeel van de Just War traditie zou moeten worden gezien.

16

Toen de Just War theorie werd ontwikkeld, werd met oorlog een oorlog tussen twee staten bedoeld. Vandaag de dag is de term oorlog moeilijk te definiëren. De oorspronkelijke oorlog wordt sinds de tweede wereld oorlog niet vaak meer gevoerd, partijen in een oorlog zijn niet bij voorbaat staten maar kunnen organisaties, vrijheidspartijen, bevolkingsgroepen en terroristen zijn.

17

Aan het principe van soevereiniteit wordt tot vandaag de dag hoge waarde toegekend. Staten en/of partijen mogen niet interveniëren in de binnenlandse

aangelegenheden van een staat, wat volgt uit het “Legalistische Paradigma”.

18

14 Dower, “The ethics of war and peace”, 83.

De ‘War on terror’ is een mooi voorbeeld van een niet oorspronkelijke oorlog, de partijen zijn onduidelijk

15 Michael Walzer, “Arguing about war” (London 2004) 163-164.

16 Walzer, “Arguing about war”, 163-164.

17 Olivier Ramsbotham, “Contemporary conflict resolution, second edition” (Cambridge 2004).

18 Walzer, “Just and unjust wars”, 61-62.

(10)

Jus Post Bellum 10 en onderscheiden zich niet meer zoals het humanitaire recht dat voorschrijft en er vindt een interventie in de binnenlandse aangelegenheden plaats.

Wanneer we aannemen dat Jus post Bellum in navolging is van de oorspronkelijke Just War theorie, moeten we dezelfde definitie van ‘Bellum’ of ‘oorlog’ handhaven. Met het oog op de veranderingen in type van oorlog is het de vraag of de oorlog, humanitaire interventie, van vandaag onder de theorie van de rechtvaardige oorlog valt. Walzer stelt in zijn boek dat Humanitaire Interventie (HI) een rechtvaardige oorlog is mits het “een antwoord is, met redelijke verwachting op succes, op activiteiten die het morele bewustzijn van de mens shockeren”.

19

Bellamy gaat verder en analyseert HI in het raamwerk van de rechtvaardige oorlog.

20

Aangaande juiste autoriteit en juiste oorzaak heeft de VN de juridische autoriteit om noodsituaties legitiem te identificeren als bedreiging van de internationale vrede en

veiligheid’. Ten aanzien van juiste intentie is enkel een humanitaire intentie rechtvaardig en niet een egoïstische intentie. Hoewel een juiste intentie moeilijk te toetsen is zijn er 4 criteria opgesteld die dit wel proberen te doen: (1) wanneer de actor erkend dat het zijn plicht is de humanitaire noodsituatie een halt toe te roepen en maatregelen ter preventie in te stellen; (2) aantonen van de rechtvaardige gronden voor een legitieme interventie; (3) evenwicht tussen middelen en doel van de interventie (4) een toewijding aan wederopbouw voor lange termijn.

Verder moet er een redelijke verwachting van succes aanwezig zijn bij de rechtvaardige oorlog. Wat betreft het Jus in Bello komen proportionaliteit en discriminatie naar voren als precondities waaraan moet worden voldaan. Voor Jus post Bellum moeten deze condities van Jus ad Bellum en Jus in Bello vervuld zijn. Deze vervulling is noodzakelijk want wanneer er geen sprake is van het rechtvaardig beginnen aan een oorlog en rechtvaardig gedrag in een oorlog er ook geen sprake kan zijn van een rechtvaardige situatie na een oorlog. In navolging van wat Walzer aanneemt zal in deze masterthese worden aangenomen dat humanitaire interventie een rechtvaardige oorlog is omdat aan de condities van Jus ad Bellum en Jus in Bello is voldaan. Bellamy voegt hieraan toe dat een humanitaire interventie een bredere verplichting met zich mee brengt. Naast het militair ingrijpen voor humanitaire redenen dient dit gepaard te gaan met een toewijding aan een lange termijn reconstructie, oftewel het Just post Bellum.

21

19 Walzer, “Just and unjust wars” 101-108.

Concluderend kan Jus post Bellum als element van de rechtvaardige oorlog worden bestempeld.

20 Alex J. Bellamy, “Just wars, from Cicero to Iraq” (Cambridge 2006), 207-214.

21 Bellamy, “Just wars, from Cicero to Iraq”, 211.

(11)

Theoretisch kader 11

3 T HEORETISCH KADER

3.1 I NLEIDING

Ook al kozen theoretici van de rechtvaardige oorlog niet voor het incorporeren van het Jus post Bellum in de theorie. Toch blijken ze wel verwant te zijn. Om de theorie van

rechtvaardige oorlog volledig te maken dient het Jus post Bellum in het verlengde te liggen van de manier van theoretiseren van de rechtvaardige oorlog. Dat de oorsprong van Jus Post Bellum in de rechtvaardige oorlog dient te liggen blijkt uit de huidige verwantschap. De verwantschap met bestaande theorieën zal naar voren komen in dit hoofdstuk.

Probleemstelling die centraal zal staan in dit hoofdstuk is: “In hoeverre vind het Jus post Bellum haar oorsprong in bestaande theorieën?”. De verschillende elementen die in de theorievorming centraal zullen staan zijn; 1. Proportionaliteit; 2. Politieke reconstructie; 3.

Economische reconstructie; 4. Sociale reconstructie en 5. Juridische reconstructie. Filosofen die naar voren komen in deze analyse zijn Michael Walzer met zijn ‘Just and Unjust war’ en

‘Arguing about war’, John Rawls met ‘The law of peoples’, Immanuel Kant, Gary J. Bass en Brian Orend.

3.2 P ROPORTIONALITEIT

Proportionaliteit wordt door de theoretici als vanzelfsprekend element van het Jus Post Bellum gezien. De toepassing en interpretatie van proportionaliteit in het Jus Post Bellum is echter niet altijd gelijk aan het gebruik van proportionaliteit in het Jus ad Bellum en Jus in Bello. Brian Orend plaatst proportionaliteit in de context van een vreedzame afwikkeling/

oplossing.

22

David Rodin ziet meer een rol voor proportionaliteit in het kader van het beëindigen van een oorlog, wat volgens hem een belangrijk onderdeel is van het Jus Post Bellum.

23

Kirsten Boon ziet proportionaliteit als belangrijk principe van Jus Post Bellum aangezien het evenwicht kan bewaren tussen wat de verantwoordelijkheid is van de interveniërende actoren en van de lokale actoren en dan met name op het gebied van juridische wederopbouw.

24

22 Orend, “Jus Post Bellum: A just war theory perspective”, 40.

Binnen de oorspronkelijke rechtvaardige oorlog is

23 David Rodin, “Two emerging issues of jus post bellum: war termination and the liability of soldiers for crimes of aggression” in: C. Stahn ed, “Jus Post Bellum: Towards a law of transition from conflict to peace” (Den Haag 2008) 55-59.

24 Kirsten Boon, “Legislative reform in post-conflict zones: Jus post Bellum and the contemporary occupant’s law-making powers” Mc Gill law journal (McGLJ) vol. 50 (2005) 294-295.

(12)

Theoretisch kader 12 proportionaliteit onderdeel van het Jus ad Bellum en Jus in Bello. Logischerwijs kan

proportionaliteit als onderdeel van het Jus post Bellum worden gezien doordat Jus Post Bellum inherent volgt op de opvatting van het Jus ad Bellum.

25

Volgens Kristen Boon is die inherente verbondenheid gevolg van onder andere de redenen om tot een interventie over te gaan, van de methoden die tijdens een interventie worden gebruikt en de naoorlogse situatie die hierop anticipeert.

26

Walzer en Gary J. Bass onderstrepen dit en stellen dat Jus Post

Bellum nauw verbonden is met het Jus Ad Bellum. Het Jus ad Bellum stelt criteria op waartoe een actor tot oorlog over kan gaan. Hierbij wordt er impliciet een doel gesteld wanneer een oorlog klaar is. Het einde van een oorlog wordt namelijk geschapen door dezelfde rechten die het oorlogvoeren in de eerste plaats rechtvaardigen.

27

Hierbij legt een actor zichzelf

verplichtingen op om zelfs na de conclusies van een oorlog tot de gewenste uitkomst te komen. De verantwoordelijkheid die staten hebben in wederopbouw na een interventie dient proportioneel te zijn en in verhouding te staan tot de schade aangericht. Naast dit theoretische argument bestaat er een moreel argument om proportionaliteit als onderdeel van het Jus Post Bellum te zien. Een interventie is namelijk een inbreuk op de territoriale integriteit en soevereiniteit van een staat. Wanneer het gaat om een rechtvaardige interventie wordt dit geoorloofd. Wanneer het echter gaat om een situatie van wederopbouw moet deze territoriale integriteit en soevereiniteit ook beschermd worden. Zo is het niet mogelijk een staat naar

‘westerse normen’ op te bouwen, enkel omdat het nu mogelijk is. Door de morele

‘beperking’ van proportionaliteit op te leggen wordt een staat enkel opgebouwd in verhouding tot de interventie. Zo ontstaat niet de kans dat interveniërende staten overgaan tot vernieuwen in plaats van het wederopbouwen van een gebied, wat legaal en moreel betwist is ofwel niet te verantwoorden, maar zich dienen te houden aan de grenzen van proportionaliteit. Deze

proportionaliteit komt naar voren in elk element van het Jus post Bellum aangezien elk element moet voldoen aan een proportionaliteitseis. Proportionaliteit zou op basis van theorie als element van het Jus post Bellum kunnen worden gezien.

25 Carsten Stahn, “Mapping the discipline(s)” in: C. Stahn ed., “Jus Post Bellum: Towards a law of transition from conflict to peace” (Den Haag 2008) 102.

26 Boon, “Legislative reform in post-conflict zones: Jus post Bellum and the contemporary occupant’s law- making powers” McGLJ, (2005) 290.

27Walzer, “Just and unjust wars”, 123.

(13)

Theoretisch kader 13

3.3 P OLITIEKE RECONSTRUCTIE

Wanneer het gaat om politieke reconstructie in theoretische zin meent Walzer dat het recht om te interveniëren alleen in het geval van Nazi-Duitsland opgaat. De gebeurtenissen in Nazi- Duitsland vielen buiten de morele wereld van onderhandelen en verzoening. Volgens Walzer gaat dit recht om te interveniëren alleen op in bepaalde oorlogen. Deze oorlogen kenmerken zicht door een bepaalde mate van criminaliteit van de agressor die een diepe inbreuk maakt op gemeenschappelijke normen en waarden zoals politieke onafhankelijkheid en territoriale integriteit. Wanneer deze kenmerken inherent zijn aan het politieke regime bestaat er een moreel recht om te interveniëren.

28

Walzer en ook Rawls menen dat in dit kader dictatorschap alleen niet voldoende is om over te gaan tot reconstructie. Genocide valt wel onder deze voorwaarden. Genocide valt echter onder een andere noemer, bij genocide is de reconstructie het laatste deel van de humanitaire

interventie.

29

Bass komt met nog andere overwegingen, volgens hem hangt de verplichting tot politieke reconstructie van een staat samen met kennis van de internationale gemeenschap. Hij plaatst hier wel enkele kanttekeningen bij, namelijk dat de interveniërende actor niet hoeft te pogen neutraal te zijn en dat meerdere actoren betrokken dienen te worden bij de wederopbouw.

De interveniërende staten in genocidale staten hebben de plicht tot reconstructie zo blijkt uit Walzer. Politieke reconstructie is geoorloofd mits er aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In volgende paragrafen wordt dieper in gegaan op mate van politieke wederopbouw.

30

3.3.1 Z

ELFBESCHIKKING

Ten aanzien van politieke reconstructie is Gary Bass van mening dat dit moet plaatsvinden in oorlogen waar zich genocidale praktijken hebben voortgedaan, over andere situaties doet hij geen uitspraken. In die laatste overweging volgt hij Walzer die stelt dat politieke reconstructie geoorloofd is in situaties van genocide. Kennis is van belang in het bepalen van

verantwoordelijk. Hoe langer de internationale gemeenschap op de hoogte is van genocidale praktijken, des te groter is de verplichting om de slachtoffers te helpen in het weer opbouwen van hun staat.

Walzer doet geen expliciete uitspraken over het Jus post Bellum, maar doet wel

handreikingen. Zo stelt hij dat oorlog gevochten wordt voor morele principes als het behoud van vrede en overleving van democratie. Hieruit kan worden opgemaakt dat het opbouwen

28 Walzer,“Just and unjust wars”, 113.

29 Ibidem, 101-108.

30 Gary J. Bass, “Jus post Bellum” in: Philosophy & Public Affairs (P&PA) 32 no.4 (2004) 401-403.

(14)

Theoretisch kader 14 van een democratie een verantwoordelijkheid van interveniërende staten kan zijn,

soevereiniteit moet wel gewaarborgd worden. De politieke leider van de interveniërende staat heeft volgens Walzer de verantwoordelijkheid om aan te tonen dat interveniëren in

binnenlandse aangelegenheden nodig is.

31

John Rawls beschreef in zijn ‘Law of Peoples’ dat een wijdverspreid aantal principes van internationaal recht vreedzaam bestaan naast de liberale principes van goede en slechte gouvernementele activiteiten in internationale context.

. Het wederopbouwen van binnenlandse

aangelegenheden en het veranderen van condities van leven is dus mogelijk, maar de politieke leider heeft hierbij dus verantwoordelijkheid om de grenzen van zelfbeschikking te bewaken.

32

Een ander principe dat naar voren komt in de Law of Peoples is de plicht die men heeft om in te grijpen op momenten dat individuen niet meer leven onder gewenste condities van een rechtvaardig regime.

Hij stelt dat binnenlandse constituties en publiek optreden binnen een liberale staat over het algemeen de internationale normen volgen. Binnen zijn theorie maakt hij onderscheid in hiërarchie van staten. Zo bestaan er staten die liberale principes naleven en die dat niet doen. Deze laatste categorie zal zich dan van nature niet houden aan internationale normen. Staten die liberale principes naleven mogen overgaan tot het geven van sancties aan deze staten. Een rechtvaardige oorlog kan alleen gevoerd worden tussen onwettige staten en liberale staten en niet tussen twee liberale staten.

33

3.3.2 R

EGIMEVERANDERING

Hoewel dit enkel kleine passages zijn, kan hieruit opgemaakt worden dat Rawls niet negatief staat tegenover het Jus post Bellum. Hij ziet duidelijk een plicht voor staten en hun leiders na een interventie, aangezien men een plicht heeft om in te grijpen als de condities voor een rechtvaardig politiek sociaal regime geschaad zijn.

Rawls spreekt zich duidelijk uit over de rechtvaardige oorlog maar heeft geen expliciete uitspraken gedaan over het Jus Post Bellum. Over het gedrag van staten en verplichtingen van interveniërende/vijandige staten doet hij wel uitspraken. Rawls wijst duidelijk op de

verplichtingen van interveniërende staten op langer termijn. De manier waarop een oorlog is gevoerd en geëindigd is heeft hier een leidende rol in en het is aan politieke leiders om hierbij de toekomst in ogenschouw te nemen.

34

31 Walzer,“Just and unjust wars”, 86.

Hoewel Kant zich niet expliciet uitspreekt over het Jus post Bellum kan worden afgeleid uit zijn werk dat ook hij onderscheid maakt tussen lange

32 John Rawls, “The law of peoples” (Cambridge 1999).

33 Rawls, “The law of peoples”, 37.

34 Ibidem, 96.

(15)

Theoretisch kader 15 en korte termijn. Rawls geeft naast die verantwoordelijkheid kleine aanwijzingen voor het gedrag ten opzichte van de vijandige staat. Wanneer een vrede is gevestigd, moet er gestreefd worden naar een autonome ‘well-ordered’ regering, de interveniërende actor heeft hier nog wel inspraak in en kan beperkingen of maatregelen opleggen mits de geïntervenieerde staat niet als slaven worden gehouden.

35

Niet alle theoretici kunnen zich er in vinden, maar Kant heeft een grote bijdrage geleverd in de ontwikkeling van rechtvaardige oorlog met zijn categorische imperatief

In de ogen van Rawls betekent dit een staat die de liberale tradities volgt. Wie echter verantwoordelijkheid heeft voor het opbouwen en handhaven van dat regime wordt niet vermeld. Wel blijkt uit de eerdere passage dat leiders van de

interveniërende staat de verantwoordelijkheid de lange termijn in ogenschouw te nemen.

Hieruit zou kunnen worden opgemaakt dat deze leiderschappen de verantwoordelijkheid zouden hebben. Wat wel gesteld wordt is dat de geteisterde staat een autonoom regime moet vormen en dit op zichzelf zou moeten doen. Hier wordt mee bedoeld dat het aloude principe van soevereiniteit gewaarborgd moet worden.

36

en ‘eeuwige vrede’

37

. Volgens Brian Orend geeft Kant ten aanzien van het Jus Post Bellum duidelijk richting geeft, voornamelijk met het oog op de juridische kant van het verhaal.

38

In zijn analyse van het Jus Post Bellum maakt Kant onderscheid tussen de lange en korte termijn principes van Jus Post Bellum. Uit zijn werk komen verschillende onderdelen naar voren die van belang zijn in het vraagstuk van Jus Post Bellum. Rationele agents, die we ook bij Gary J.

Bass zagen, hebben we in ons en die zal de mens leiden in het nemen van rationele

beslissingen, los van onze natuur. Vanuit zijn benadering van de wil van de mens en hoe die tot stand komt is een interne regimeverandering gericht op mensen van belang. De praktische Rede is het aspect van onze rede dat onze wil bindt of anders gezegd, hoe we ons willen gedragen en welke intentie daarachter zit, zo behoren we ons ook te gedragen tegenover anderen. Deze regels die we onszelf vanuit de rede opleggen binden ons zo te gedragen t.o.v.

anderen. Dit gedrag en deze verwachting van gedrag wordt een norm en wordt categorisch imperatief genoemd.

39

35 Rawls, “The law of peoples”, 98.

Deze categorische imperatief is niet hypothetisch te noemen aangezien het niet een veronderstelling van welk gedrag men vertoont maar een dwingende redelijkheid die ons zo laat gedragen. Uit deze categorische imperatieven komt een algemeen geldende norm voort. Kant heeft het volste vertrouwen in de rede van de mens, de vrije en rationele wil

36 Immanuel Kant “Grondslagen van de ethiek” (Meppel 1978) 119-120, 128-131.

37 Immanuel Kant “To perpetual peace, a philosophical Sketch” (Cambridge 2003).

38 Brian Orend, ”War and international justice: A Kantian perspective” (Ontario 2000) 15–89.

39 Kant, “Grondslagen van de ethiek”, 119-120.

(16)

Theoretisch kader 16 zal er voor zorgen dat ieder mens iets van waarde toevoegt aan de wereld.

40

Binnen deze plichtsethiek van Kant zou het Jus Post Bellum goed passen, hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen de korte en lange termijnplichten. Kant spreekt zich echter ook expliciet uit over het recht na oorlog. Kant stelt dat er rechten ontstaan na het voeren van een oorlog, de mens wordt geacht deze rechten en plichten op de juiste manier te gebruiken. De

‘winnende’ actor heeft hier een grote rol in volgens Kant, zij bepaalt de condities, die terugkomen in een vredesverdrag.

41

Kant reflecteerde volgens Brian Orend intensief rechtvaardigheid van vredesverdragen, afdwingen van een regimeverandering, postconflict reconstructie dit ten bate van een lange termijn vrede tussen staten.

42

Daarnaast zag Kant een interne regimeverandering gericht op mensenrechten van belang. Wel houdt de

oorspronkelijke staat het recht op eigen wetgeving, rechtspraak en territorium, ook al heeft een moederstaat, zoals Kant dat noemt de uitvoerende macht.

43

3.4 E CONOMISCHE RECONSTRUCTIE

Naast politieke reconstructie is volgens Bass economische reconstructie van belang in het Jus post Bellum. Wanneer we spreken over economische reconstructie wordt daarmee het weder opbouwen van de economie bedoeld. De traditionele theorieën schrijven weinig over de verantwoordelijkheid die staten hebben in economisch opzicht na een interventie. In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan.

3.4.1

WEDEROPBOUW

Rawls stelt in zijn boek ‘the Law of Peoples’ dat men de plicht heeft anderen te helpen wanneer ze in slechte omstandigheden leven.

44

40 Immanuel Kant, “Kant’s political writings, the metaphysics of morals” (Cambridge 1970) 65-73.

In eerste instantie is wordt deze zorgplicht gekoppeld aan het type regime. Wanneer men namelijk leeft in een situatie met een rechtvaardige, decent politieke en sociaal regime past hier bij dat aan de primaire

levensbehoeften kan worden voldoen zoals Rawls dit beschrijft in zijn “Law of Peoples”. In tweede instantie zou hier een link kunnen worden gelegd met economische omstandigheden waar men in leeft. Hierbij kan gedacht worden aan het recht op onderdak, het recht op water en eten, het recht op een bed en het recht op onderwijs. Hier komen we op terug in het juridische kader. Ook Pierre Alan beschrijft in zijn boek over Just peace de

41 Kant, “Kant’s political writings”, 169-170.

42 Orend, “Jus Post Bellum: A just war theory perspective”, 35.

43 Kant, “Kant’s political writings”, 169.

44 Rawls, “The Law of peoples”, 37.

(17)

Theoretisch kader 17 verantwoordelijkheid die de mensheid heeft om te zorgen voor elkaar.

45

Dit hebben we al terug gezien bij Kant zijn plichtsethiek, maar ook in de Bijbel, waarop veel westerse principes zijn gebaseerd zien we dit principe van zorgen voor elkaar terug. Allan beschrijft die globale zorg als een fenomeen dat hoog op de morele ladder staat, hoger dan positieve vrede en hoger dan de rechtspraak. Zorgethiek representeert volgens hem dan ook het hoogst haalbare niveau van internationale ethiek en legt men verplichtingen op ten opzichte van elkaar op.

46

Volgens Allan grijpt deze verantwoordelijkheid terug op twee gouden regels namelijk dat ieder

humaan persoon, humaan behandelt dient te worden en wat u niet wil dat wordt aangedaan, doe dat ook niet bij een ander. Volgens Allan komt hier een inspanning aan een cultuur van solidariteit en een rechtvaardige economische orde voort.

47

Deze verantwoordelijkheid tot wederopbouw heeft niet enkele een ethische achtergrond maar heeft ook preventie van conflicten en het indammen van de kans op herhaling ten doel. De verantwoordelijkheid tot economische reconstructie ligt in ethisch opzicht dus bij alle staten aangezien in het kader van de distributieve rechtvaardigheid zoals beschreven door Rawls, welvaart verdeeld dient te worden. Maar ook vanuit het principe van global care zou er een verantwoordelijkheid tot economische wederopbouw gehaald kunnen worden.

Dat zorgethiek bijdraagt in de verantwoordelijkheid van economische reconstructie blijkt hier uit, maar of het een

rechtvaardige economische orde tot gevolg heeft valt te betwisten. Verantwoordelijkheid tot wederopbouw komt niet alleen voort uit een morele verplichting maar ook uit een gebleken noodzaak. Een noodzaak om de wereld veiliger te maken na dreigingen die steeds dichter bij huis komen, het waarborgen van stabiliteit en welvaart en om armoede uit te bannen.

Waar houdt echter de verantwoordelijkheid tot wederopbouw op? Seema Patel meent dat een viertal elementen de kern moeten zijn in het proces van economische reconstructie. Patel geeft de volgende elementen: (1) Goed bestuur; (2) ontwikkeling van een markteconomie; (3) strijd tegen armoede en werkeloosheid; (4) opbouwen van menselijk kapitaal.

48

Concreet heeft economische reconstructie als doel ervoor te zorgen dat staten nadat zij uit een crisissituatie komen economisch weer worden opgebouwd. Om te zorgen dat etnische

fractionalisatie, armoede, ondemocratische regimes opnieuw overgaan tot geweld om te

45 Pierre Allan, Alexis Keller, “What is a just peace” (Oxford 2006) 119-129.

46 Allan en Keller, “What is a just peace”, 127.

47 Ibidem, 126.

48 Geoffrey Hayes, Mark Sedra ed. “Afghanistan, transition under threat” (Ontario 2008) 150.

(18)

Theoretisch kader 18 voorzien in behoeften is economische wederopbouw vereist zo blijkt uit verschillende studies.

49

Concluderend zijn er verschillende theoretici die uitspraken hebben gedaan die richting zouden kunnen geven aan economische wederopbouw als onderdeel van het Jus post Bellum.

De theorie is hierin echter niet overtuigend, het juridisch en politiek kader zullen hier verder op doorgaan en aantonen of economische wederopbouw wel element van het Jus post Bellum is. Op grond van het theoretisch kader zou gesteld kunnen worden dat economische

wederopbouw geen element van het Jus post Bellum is.

3.4.2 F

INANCIËLE STEUN

/

VERPLICHTINGEN

Wanneer staten een morele verplichting hebben tot het bieden van bijstand bij economische wederopbouw, in hoeverre is dit ook een morele verplichting tot het geven van financiële steun? Dat staten deze verantwoordelijkheid hebben volgt logischerwijs uit de distributieve rechtvaardigheid van Rawls.

Uit eerdere ethische theorieën blijkt dat financiële hulp geboden dient te worden. Volgens Walzer is de gehele bevolking van de interveniërende staat verantwoordelijk voor de aangerichte schade.

50

De reparatiekosten kunnen moeilijk verhaald worden op alleen de personen die operationeel en strategisch betrokken waren bij het conflict. Walzer stelt daarnaast dat de kosten van een oorlog verdeeld moeten worden, maar dat logischerwijs de bezettende partij/ interveniërende actor hier een verantwoordelijkheid heeft.

51

3.5 S OCIALE RECONSTRUCTIE

Verder is de internationale gemeenschap als geheel is verantwoordelijk voor het voorzien in bepaalde behoeften, zoals water en een dak boven het hoofd. Nadat deze naoorlogse wederopbouw meer aan terrein aan het winnen is zijn verschillende instanties opgezet om wederopbouw te coördineren. Toch zijn ook ten aanzien van financiële verplichtingen, buiten wat Walzer zegt over reparatiekosten, niet voldoende theoretische grondslagen voor financiële steun als onderdeel van het Jus post Bellum.

Sociale ontregeling is een gevolg van een conflict waar geweld wordt gebruikt. Sociale gemeenschappen worden uiteengetrokken. Uiteengetrokken doordat ondersteuning van het leger wordt gevraagd of doordat om veiligheidsredenen gevlucht dient te worden, vrijwillig of

49 David T. Mason e.a. “Conflict prevention and peacebuilding in post-war societies, sustaining the peace”

(Londen 2006) 220.

50 Walzer,“Just and unjust wars”, 296-298.

51 Walzer, “Arguing about War”, 166-167.

(19)

Theoretisch kader 19 gedwongen. Verhoudingen veranderen door een veranderde sociale omgeving. Burgers die niet als militair in de strijd dienen, vechten om zich staande te houden. Angst, woede en onmacht komen samen en hoop op een toekomst vervaagd. Gecompliceerde en persoonlijke gevoelens die moeilijk in een handomdraai of met financiële middelen zijn op te lossen.

Om een gemeenschap in al haar facetten na een conflict weer als voor het conflict te laten functioneren en om de kans op herhaling te verkleinen is sociale reconstructie nodig. Sociale reconstructie kan onderverdeeld worden in 3 onderdelen. Ten eerste zal er gekeken worden naar verzoening. Verzoening kan zich in verschillende gradaties voordoen, een eindstadium kan onder andere vergeven en vergeten zijn. Er zijn verschillende manieren om tot verzoening te komen; bijvoorbeeld door middel van bemiddeling tussen de strijdende partijen, inmenging van derde partijen of probleemoplossende workshops waarbij getracht wordt

sociaalpsychologische problemen boven tafel te krijgen en op te lossen.

52

Ten tweede komt compensatie naar voren in dit hoofdstuk. Naast dat er gevoel van onveiligheid, woede en agressiviteit kan heersen en dit opgelost dient te worden is een vorm van compensatie nodig.

Vormen van compensatie zijn financiële compensatie, juridische compensatie, zoals tribunalen, maar ook compensatie voor milieuschade

53

3.5.1 V

ERZOENING

Ten derde zal rehabilitatie geanalyseerd worden, met rehabilitatie wordt het teruggaan naar de oorspronkelijke maatschappij bedoeld. Deze elementen zullen worden uitgewerkt in de theoretische onderbouwing van sociale reconstructie.

Verzoening wordt door Johan Galtung gedefinieerd als het proces van genezing van trauma’s van alle betrokkenen die veroorzaakt zijn door het conflict en zorgen voor een slechte relatie.

Dit proces is nodig om te komen tot vreedzame en rechtvaardige relatie.

54

Moreel gezien behoeft de mens enige verzoening dan wel door bestraffing of vergelding.

Ethisch geldende norm is dat daders gestraft dienen te worden voor wat ze hebben aangericht.

55

52Herbert C. Kelman, “The Problem-Solving Workshop: A Social-Psychological Contribution to the Resolution of International Conflicts” in: Journal of Peace Research (JoPR) No. 2, Vol 13 (1976).

De vraag die echter naar voren komt is, wie is verantwoordelijk voor de verzoening. Hierin komt de complexiteit van de nieuwe oorlog naar voren waaraan

verschillende partijen deelnemen. Wanneer een conflict plaatsvindt tussen twee staten is de

53 Luan Low, David Hodgkinson, “Compensation for wartime environmental damage: Challenges to international law after the Gulf War” in: Virginia Journal of International Law (VJoIL) Winter, (1995).

54 Johan Galtung, “After violence, reconstruction, reconciliation and resolution” in: Mohammed Abu-Nimer

“Reconciliation, Justice and coexistence. Theory and Practice” (Oxford 2001) 3.

55 Carol A.L. Prager, Trudy Govier, “Dillemas of reconciliation, cases and concepts” (Ontario 2003) 48.

(20)

Theoretisch kader 20 situatie anders dan een conflict tussen etnische groeperingen of wanneer er sprake is van een humanitaire interventie. Heeft de partij welke de ‘overwinning’ heeft behaald de

verantwoordelijkheid om te zorgen dat relaties weer worden hersteld? Kan dan gesproken worden van een rechtvaardige situatie? Uiteindelijk heeft een interveniërende staat of een actor die de ‘overwinning’ heeft behaald in een Jus post Bellum de verantwoordelijkheid tot verzoening. In die zin zijn er drie manieren van verzoening te onderscheiden zoals Crocker dat beschrijft namelijk:(1) co-existentie in samenleven, oftewel een situatie waarin beide partijen de wet volgen en gelijk niet opeisen door middel van geweld; (2) wederzijds respect, in de zin dat wederzijdse partijen elkaar accepteren als burgers van dezelfde wereld en elkaars bestaan niet ontkennen; (3) vergeving, als onderdeel van een proces waarbij naar elkaar geluisterd wordt en gezocht wordt naar compromissen ter oplossing van de conflicten.

56

Dit is een andere vorm van verzoening, dan verzoening in de zin van vergelding door middel van bestraffing. De ‘winnende’ actor in het conflict is logischerwijs niet verantwoordelijk voor zijn eigen bestraffing, iets wat los staat van verzoening zoals bedoeld in dit hoofdstuk.

Volgens Crocker ligt er dus een bepaalde mate van verantwoordelijkheid tot verzoening bij de interveniërende actor, tot welke gradatie doet hij geen uitspraken over. Dat echter de ethiek van verzoening als onderdeel van het Jus post Bellum moet worden gezien blijkt ook uit de katholieke sociale traditie, waar verzoening gedefinieerd wordt als ‘herstel van een

rechtvaardige relatie’.

57

Het herstel van een rechtvaardige relatie kan door het volbrengen van een drietal elementen, namelijk; verontschuldiging aanbieden, vergeving en dialoog. Het herstel van een rechtvaardige relatie kan ook door het vieren van de verschillen, of het leren om te gaan met verschillen en het respecteren en accepteren van de verschillen.

58

Het herstellen van een rechtvaardige relatie volgt ook vlekkeloos op het voeren van een

rechtvaardige oorlog, het Jus ad Bellum. Over hoe Philpott dit herstel definieert valt te twisten zoals blijkt uit wat Crocker betoogd over de verschillende gradaties van verzoening, waarbij vergeving de hoogste gradatie is. Dat een interveniërende actor verantwoordelijkheid heeft tot het herstel van een rechtvaardige relatie door middel van verzoening kan hier echter wel uit geconcludeerd worden. Wat nog van belang is dat sociale wederopbouw en het proces van herstellen van een rechtvaardige relatie een kwestie is van culturele wederopbouw en dat dit lange termijn planning verlangt.

59

56 Prager en Govier, “Dillemas of reconciliation, cases and concepts”, 51-53.

57 Daniel Philpott, “Iraq’s urgent need for a reconciliation ethic” America press Vol. 192 Issue 12 (2005) 16.

58 Ramsbotham, “Contemporary conflict resolution, second edition”, 232.

59 Ibidem, 243.

(21)

Theoretisch kader 21

3.5.2 C

OMPENSATIE

Vanuit moreel uitgangspunt is compensatie van belang omdat compensatie een erkenning is voor het leed en daarbij worden de slachtoffers hiermee recht gedaan. Anderzijds en dat is van groter belang in de theorie van Jus post Bellum, zijn bestaande normen en waarden. Wanneer je in een beschaafde samenleving iets schaadt van een ander dien je dit te herstellen in de oorspronkelijke staat. Zo is het redelijk dat wanneer in een oorlog sprake is van agressie deze agressie gecompenseerd dient te worden want wanneer die oorlog niet had plaatsgevonden, was er ook geen sprake van schade geweest. De agressor heeft in dit geval een plicht ten opzichte van de ‘verliezende’ of ‘slachtoffer’ staat.

Vattel schrijft in zijn boek ‘Law of Nations’ dat wat geschaad is in een oorlog hersteld moet worden in de oorspronkelijke status.

60

Aan deze regel waren wel voorwaarden verbonden, deze vorm van compensatie moest in een vredesverdrag staan opgetekend en kwam alleen toe aan objecten die waren geschaad terwijl dit niet logischerwijs een consequentie van een oorlog was. Michael Walzer stelt dat een rechtvaardige oorlog eindigt met het herstel van de status quo ante van de ‘verliezende’ staat.

61

Walzer heeft het niet alleen over het herstellen van de oude grenzen, maar over reparaties die het interveniërende land zou moeten

faciliteren.

62

Dat slachtoffers recht hebben op compensatie is algemeen geaccepteerd. Dat de agressor of interveniërende staat daar verantwoordelijk voor is blijkt uit wat verschillende theoretici betogen. Wanneer je geschaad bent, ontvang je daarvoor een compensatie. Maar wie moet er betalen voor de schade, hoever gaat die compensatie en wat is de vorm van compensatie?

Brian Orend heeft ten aanzien van compensatie de meest verstrekkende uitspraken gedaan.

Volgens Orend is compensatie van belang als onderdeel van Jus post Bellum. De getroffen staat kan op verschillende manieren gecompenseerd worden. Volgens Brian Orend kan compensatie zich voordoen ten eerste door tribunalen, waarbij slachtoffers gecompenseerd worden doordat ze erkend worden in het recht dan hen geschonden is. Ten tweede kunnen slachtoffers financieel gecompenseerd worden zodat schade gerepareerd kan worden.

63

60 Emer de Vattel, “The law of nations or principles of the law of nations” (Philadelphia 1844) 442.

Walzer legt die verantwoordelijkheid van financiële compensatie niet enkel bij de personen die actief betrokken waren bij de interventie/oorlog, maar bij de gehele bevolking. De

61 Walzer, “Arguing about war”, 18.

62 Ibidem, 18.

63 Brian Orend, “Justice after war” Ethics and international affairs (EaIA)Vol. 16 Issue 1(2002) 47-49.

(22)

Theoretisch kader 22 compensatie moet betaald worden vanuit de belastingen van het interveniërende land.

Burgerschap is een gezamenlijk goed, maar ook een gezamenlijke last wanneer een slecht regime regeert. Dit betekent echter niet dat al hoewel gezamenlijk de last gedragen dienen te worden, ook ieder gelijke schuld heeft.

64

In geval van humanitaire interventies gaat dit niet helemaal op, aangezien dan het doel van de interventie is om de onmenselijkheden te stoppen en het regime te veranderen.

65

Brian Orend is het hier niet helemaal mee eens. Volgens Orend is ook de agressor/interveniërende staat verantwoordelijk voor de geleden schade. De

agressor/interveniërende staat heeft de getroffen staat in het hebben van rechten aangetast en is verantwoordelijk voor het feit dat de getroffen staat moest strijden voor zijn rechten. Orend meent dat hierin discriminerend mag worden opgetreden, de militaire en politieke elite die actief betrokken waren bij de interventie moeten de last van compensatie dragen, ook mag dit hun persoonlijke welvaart raken. Volgens Orend is het niet rechtvaardig om de bevolking van de interveniërende staat deze last op te leggen.

66

3.5.3 R

EHABILITATIE

Om te beslissen tot hoever die

verantwoordelijkheid gaat moet het principe van proportionaliteit in ogenschouw genomen worden. Concluderend is compensatie volgens theoretici een belangrijk element van het Jus post Bellum.

Onder rehabilitatie kunnen verschillende dingen worden verstaan. Hier definiëren we rehabilitatie als het terugkeren naar de oorspronkelijke maatschappij. Dit hoeft niet te betekenen dat ook terug moet worden gegaan naar hetzelfde regimetype. Zoals in het

hoofdstuk over politieke reconstructie naar voren kwam is het veranderen van een regimetype geoorloofd mits er sprake is van een Jus ad Bellum en Jus in Bello. Naast dat rehabilitatie een politieke kant heeft, heeft het ook een sociale kant. De sociale omgeving zal rehabiliteren door onder andere demilitarisatie. Volgens Brian Orend is rehabilitatie het vormen van een naoorlogse omgeving waarbij de agressor zorgt voor een dusdanig demilitarisatie dat er geen bedreiging voor het ‘slachtoffer’ bestaat in de nabije toekomst. Die demilitarisatie moet ook voldoen aan eisen van proportionaliteit zodat de agressor nog wel in eigen bescherming en handhaving van het recht kan voorzien.

67

Walzer meent echter dat demilitarisatie en

gedwongen regimeveranderingen in het bijzonder bedoeld zijn voor zeer ernstige conflicten zoals het naziregime

68

64 Walzer, “Just and unjust wars”, 296-298.

. Daarnaast kan het voorkomen dat burgers hebben moeten vluchten

65 Walzer, “Arguing about War”, 19-20.

66 Orend, “Justice after war”, EaIA vol 16, 47-49.

67 Ibidem, 49-53.

68 Walzer, “Arguing about war”, 92.

(23)

Theoretisch kader 23 tijdens een conflict. Nadat een conflict beëindigt of in een stabiliserende fase zit zullen vluchtelingen en personen die vrijwillig vertrokken zijn terugkeren. Het re-integreren van deze groepen in de maatschappij vraagt steun.

69

Burgers (teruggekomen dan wel gebleven) en combattanten zullen moeten re-integreren en naast elkaar gaan functioneren. Om dit

functioneren positief te laten verlopen is sociale integratie nodig, waarbij ondersteuning gewenst is.

70

“We want wars to end with governments in power in the defeated states that are chosen by the people they rule and that are visible committed to the welfare of those same people. We want minorities protected against persecution, neighboring states protected against

aggression, the poorest of the people protected against destitution and starvation”

Walzer geeft niet concrete aanwijzingen voor sociale integratie of rehabilitatie, maar toont die morele verantwoordelijkheid aan met het volgende citaat:

71

Hier komt opnieuw de verschillende morele rechten naar voren. Met ‘we’ wordt de

interveniërende staat maar ook de internationale gemeenschap bedoeld. Met het spreken over

‘we wants’ wordt indirect een verantwoordelijkheid geïmpliceerd. Een morele verantwoordelijkheid die men heeft ten opzichte van elkaar en de gemeenschap.

Concluderend hoort theoretisch gezien ook rehabilitatie in de theorie van het Jus post Bellum thuis.

3.6 J URIDISCHE RECONSTRUCTIE

Wanneer we spreken over juridische reconstructie spreken we over het herstellen van de juridische omgeving na een conflict. Onder een juridische omgeving kan het geheel aan instituties, wetten en gebruiken op juridisch gebied worden verstaan, maar ook de overgang van een autoritaire staat naar een democratische staan.

Ten aanzien van postconflict situaties is er veel onduidelijkheid over de interactie tussen verschillende juridische instituties en wettenstelsels.

72

69 Verenigde Naties, “War, Peace and Durable Economic recovery”, 6.

Hierbij kan gedacht worden aan de verhouding tussen het internationale en nationale recht, de verhouding tussen mensenrechten en het bezettingsrecht. Deze normatieve leemte zou het Jus post Bellum op kunnen vullen.

http://www.undp.org/cpr/content/economic_recovery/PCER_Chapt1.rev.pdf geraadpleegd op 24 juli 2010.

70 Verenigde Naties, “War, Peace and Durable Economic recovery”,7.

71 Walzer, “Arguing about war”, 164.

72 Stahn, “Mapping the discipline(s)”, 102.

(24)

Theoretisch kader 24 Ashdown geeft aan dat RoL het eerste moet zijn waar men zich mee bezig houdt na een conflict omdat een naoorlogse situatie een perfect arena is voor criminaliteit en corruptie.

73

Een gedegen RoL blijkt een belangrijke link tussen een situatie van oorlog en vrede,

aangezien het de staat versterkt, preventief werkt, mensenrecht beschermt en instorting van het rechtssysteem tegenhoudt.

74

Deze RoL is daarnaast cruciaal voor de soevereiniteit van een staat.

75

Jus post Bellum zou een rol kunnen spelen in het opvullen van de leemten in de juridische omgeving in een postconflict situatie. Juist doordat er veel ruis bestaat over welke actor wanneer iets moet doen zou het Jus post Bellum een betrouwbaar uitgangspunt kunnen zijn voor actoren in postconflict situaties. Dat een interveniërende staat een morele

verantwoordelijkheid heeft tot de opbouw van RoL is gebleken uit de reciprocerende werking van de RoL, met als diepere gedachte dat elk mens recht heeft op rechtvaardigheid en een stabiele orde waarin ze kan leven. In deze paragraaf zal de volgende vraag centraal staan: “In hoeverre is in theoretisch opzicht een interveniërende staat verantwoordelijk voor juridische reconstructie”? Wanneer het gaat om de theorie rondom het Jus post Bellum komen de

volgende elementen naar voren (1) local ownership, of de lokale betrokkenheid bij de opbouw van RoL; (2) transitionele rechtvaardigheid, waar het vooral draait om de overgangsperiode tussen een conflict en vrede; (3) waarborg mensenrechten.

Aangezien soevereiniteit een geaccepteerd moreel principe is, is het te verwachten dat wanneer we alles doen om die soevereiniteit van staten te waarborgen, er alles aan moet worden gedaan om de RoL op te bouwen. Daarbij komen we gelijk bij de complexiteit van de samenwerking met de lokale bevolking. In hoeverre worden zij betrokken in de opbouw van die RoL. Een belangrijke term in dit opzicht is het local ownership, waar later op terug wordt gekomen.

3.6.1 L

OKALE VERANTWOORDELIJKHEID

Wanneer er na een conflict over wordt gegaan tot wederopbouw ontstaat er een

gecompliceerde situatie ten aanzien van de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Door een conflict raakt de RoL vaak ontregelt, deze moet worden opgebouwd zodat corruptie en criminaliteit niet de overhand zullen krijgen. Er moet gewerkt worden aan een stabiele orde en

73 P. Ashdown, “Beyond Cold Peace: Strategies for economic reconstruction and post-conflict management.

Congress report” (Berlijn 2004) 39-40.

74 Annika S. Hansen, “From intervention to local ownership: rebuilding a just and sustainable rule of law after conflict” In: Stahn, C “Jus post bellum, towards a law of transition from conflict to peace” (Den Haag 2008) 130-132.

75 Michael Pugh, “Challenges of post-conflict intersession: Three issues in international politics” In: Stahn, C

“Jus post bellum, towards a law of transition from conflict to peace” (Den Haag 2008) 120.

(25)

Theoretisch kader 25 waar nodig zal dit betekenen dat er moet worden overgegaan van een autoritaire naar een democratische regering. Zoals eerder gesteld is een stabiele RoL ook belangrijk voor de soevereiniteit van een staat. Soevereiniteit is echter niet los te koppelen van de mensen die in een staat wonen. In hoeverre moeten lokalen betrokken dienen te zijn bij de opbouw van RoL is betwist. Moreel ligt er een plicht om lokalen te betrekken wanneer wordt uitgegaan van het begrip van soevereiniteit. Afhankelijk van de zwakheid van de staat ligt er een grotere

verantwoordelijkheid bij de interveniërende staat. Daarnaast is local ownership van belang in het handhaven van een herstelde en verbeterde RoL. Volgens Annika S. Hanzen zijn er verschillende argumenten die spreken voor local ownership. Ten eerste is het praktisch, een hervormingsproces van een juridische omgeving zal namelijk succesvol zijn wanneer deze is gebouwd op bestaande juridische systemen en legale tradities en wanneer deze de cultuur, normen en waarden van de samenleving reflecteren. Ten tweede draagt zij ook het principe van soevereiniteit aan, dat als legaal concept onderdeel van het Jus post Bellum zou moeten zijn. Hoe groter de verantwoordelijkheid is van de lokalen des te succesvoller zal de transitie verlopen.

76

Daar tegenover staan de critici, zoals Richard Caplan en Simon Chesterman die stellen dat de bemoeienis van lokalen juist contraproductief werkt. Wanneer de lokale

bevolking echter niet de verantwoordelijkheid heeft in het opbouwen van de RoL zal op lange termijn een groter risico bestaan op een terugval naar criminaliteit, corruptie en zelfs

herhaling van het conflict zou een consequentie kunnen zijn. Moreel gezien ligt er een verantwoordelijkheid bij interveniërende staten om lokale mensen, formele autoriteiten danwel burgers, te betrekken bij het proces van wederopbouw. Hierdoor blijft het begrip van soevereiniteit gewaarborgd en wordt er niet terug gegaan naar een situatie die imperialistische eigenschappen vertoont. Waarbij westerse normen worden opgelegd en culturele normen en waarden naast zich neer worden gelegd. Een manier om dit te doen, is door traditionele juridische mechanismen als uitgangspunt te nemen.

77

Concluderend zal volgens theoretici lokale betrokkenheid deel uit zou moeten maken van het Jus post Bellum. De afstand tussen internationale normen en lokale voorkeuren is de grootste uitdaging bij het incorporeren van local ownership in Jus post Bellum. Het Jus post Bellum

De verhouding tussen inspraak vanuit de lokale bevolking en vanuit de interveniërende actor/internationale gemeenschap is

afhankelijk van de situatie, actoren (lokaal en internationaal) en tijd. Het zoeken naar de juiste verhouding blijft dan ook de grootste uitdaging van het Jus post Bellum.

76 Hansen, “From intervention to local ownership: Rebuilding a just and sustainable rule of law after conflict”,133-135.

77 Ibidem, 149-151.

(26)

Theoretisch kader 26 zou als basis kunnen fungeren waarna lokale sociale en culturele voorkeuren de details bepalen.

3.6.2 T

RANSITIONELE RECHTSPRAAK

Transitionele rechtspraak wordt door verschillende theoretici gezien als element van het Jus post Bellum. Het begrip transitie is een betwist begrip, en kan nauw of wijd geïnterpreteerd worden. Zo kan het gaan over transitionele en niet-transitionele staten. In het kader van het Jus post Bellum draait transitie echter om de overgangsperiode van oorlog naar vrede of van autoritair naar democratisch regeren. Transitionele rechtspraak kan worden gedefinieerd als volgt:

“The full range of processes and mechanisms associated with a society’s attempts to come to terms with a legacy of large-scale past abuses, in order to ensure accountability, serve justice and achieve reconciliation”

78

Waar enerzijds behoefte is aan veroordeling van de agressoren is anderzijds behoefte aan stabiliteit en evenwicht in een staat. Een sfeer die door middel van een goed opgebouwde RoL kan worden gefaciliteerd.

Mark Freeman en Dražan Djukić treden meer in detail en stellen dat transitionele rechtspraak zich richt op 4 mechanismen: (1) criminele rechtspraak, bij voorkeur op nationaal niveau omdat dit bijdraagt aan afschrikking en vertrouwen van de bevolking kan herstellen; (2) waarheidscommissies, die onderzoeken wat er daadwerkelijk gebeurd is en naar aanleiding daarvan aanbevelingen doen. (3) herstelprogramma’s voor slachtoffers, dit behelst reparatie van de geleden morele en materiële schade van de slachtoffers; (4) institutionele

hervormingsstrategieën met als grootste doel dat de gruwelheden zich niet zullen herhalen.

79

Bij Freeman en Djukić komen de elementen van rechtvaardigheid en rechtspraak terug. Er is behoefte aan vergelding door bestraffing van wat is gebeurt. Vanuit de rechterlijke macht is dit een morele plicht richting de slachtoffers, wanneer er een sfeer van onrechtvaardigheid ontstaat, kan het vertrouwen in de rechtstaat schade oplopen. Naast dat het bijdraagt aan het morele herstel van de slachtoffers is vergelding door middel van bestraffing ook van belang voor het opbouwen van een democratie. Door bestraffing van de individuen ontstaat er weer

78 Secretaris Generaal VN, “The Rule of Law and Transitional Justice in Conflict and Post-conflict Societies”, UN Doc. S/2004/616, http://www.un.org/Docs/sc/unsc_resolutions04.html geraadpleegd op 23 augustus, 4.

79 Mark Freeman, Dražan Djukić, “Jus post bellum and transitional justice” In: Stahn, C “Jus post bellum, towards a law of transition from conflict to peace” (Den Haag 2008) 216.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

bovenaf opgelegd kan worden te herkennen is in tekst 7: de wet dwingt blanken zich anders te gedragen maar in de praktijk is dit nog niet zo 1 • een argumentatie dat de

The particular content and contours of jus post bellum are explored in Chapter 3 (Three theories of Jus Post Bellum) and Chapter 4 (Present – An Exploration of Contemporary

Jus Post Bellum in the context of International and Non-International Armed Conflict .... Jus in bello in IAC and

The particular content and contours of jus post bellum are explored in Chapter 3 (Three theories of Jus Post Bellum) and Chapter 4 (Present – An Exploration of Contemporary

(2011) 3 Central European Journal of International and Security Studies 75; Frederik Naert, ‘International Humanitarian Law and Human Rights Law in Peace Operations as Parts of

Aan het einde van een rechtvaardige oorlog stond een rechtvaardige vrede waarbij het voorwerp van geschil werd toegewezen aan de rechtvaardige partij – in beginsel

In these, Gentili addressed the questions of the binding character of peace treaties for successors of the principals (3.22), of ratification and the consequences of treaties

22 Some HRC commissions were instructed in their mandates to investigate violations of international humanitarian law. See, e.g., the Independent Commission of Inquiry on the Gaza