• No results found

1.4 Beplanting In het gazon zijn soorten aangetroffen die op natte, verstoorde en/of betreden bodems groeien.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "1.4 Beplanting In het gazon zijn soorten aangetroffen die op natte, verstoorde en/of betreden bodems groeien."

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Indirect geeft de indringingsweerstand ook een indicatie van de porositeit van de bodem en daarmee voor de doorlatend voor water en lucht.

NB: De metingen die door ons zijn uitgevoerd met betrekking tot de indringingsweerstand zijn indicatief. Om een betrouwbare meetwaarde te verkrijgen zullen dergelijke metingen onder

veldvochtige omstandigheden moeten worden uitgevoerd. Door het hoge vochtgehalte in de bodem ten tijde van de meting, geeft de gemeten indringingsweerstand een lagere waarde, dan die welke onder veldvochtige omstandigheden gemeten zullen worden. De in dit rapport opgenomen metingen geven dus een positiever beeld dan de werkelijkheid!

De referentiemetingen op onbelaste bodem geven een goed beeld van de gevolgen van belasting op de indringingsweerstand.

Hieronder wordt de indringingsweerstand beschreven bij belaste bodem, onbelaste bodem en bij de bodem waar in het verleden grondbewerking is uitgevoerd.

Belaste bodem

Daar waar rijplaten zijn gebruikt, neemt de indringingsweerstand van de bodem in de bovenste 20 tot 40 cm toe tot een maximum van 3,0 MPa (met een uitschieter op locatie G4 van 4,4 MPa).

Daaronder neemt de indringingsweerstand weer af. Locaties D1, D2, F1, F2, G4

Bij de belaste bodem zonder rijplaten loopt de verdichting in de bovenste 20 tot 30 cm op tot maximaal 2 tot 3 MPa. Locaties A1, A3, A4, B1, C1, C2, G1, G2, G3.

De laag matig grof zand in de ondergrond heeft op de meeste locaties een zeer hoge indringingsweerstand > 5 MPa.

Onbelaste bodem

De indringingsweerstad van de bodem waar geen belasting heeft plaatsgevonden, bedraagt maximaal 1,8 MPa. Locaties A2, A5, D6, F3, F4, G5, H

Bodem na grondbewerking

Bij locatie D3 t/m D5 is de grond in het verleden bewerkt om het probleem van wateroverlast door plasvorming weg te nemen. Hier loopt de indringingsweerstand in de bovenste 30 cm op tot 2,6/ 3,6 MPa. Daaronder neemt de indringingsweerstand weer af en bedraagt maximaal 1,7 MPa.

1.3 Zuurstofgehalte

Het zuurstofgehalte was 1 april 2015 niet meetbaar doordat de grond zeer vochtig tot volledig verzadigd was met water.

1.4 Beplanting

In het gazon zijn soorten aangetroffen die op natte, verstoorde en/of betreden bodems groeien.

(3)

2. INTERPRETATIE

Kwetsbaarheid bodem

Een niet verdichte, goed doorluchte bodem met een goed ontwikkeld, divers bodemleven, is van levensbelang voor de groei en ontwikkeling van grassen, heesters en vooral bomen. In zo’n bodem zitten voldoende poriën van wisselende grootte die verantwoordelijk zijn voor een goede water- en luchthuishouding. Als een bodem verdicht raakt, zoals in de situatie in het Gaasperplaspark,

verdwijnen grote poriën uit de grond waardoor de waterdoorlatendheid van de bodem vermindert en de luchthuishouding verslechtert. Het gevolg is plasvorming en het langdurig nat blijven van de grond.

Bij normaal gebruik van parken zal door betreding en incidenteel onderhoudsverkeer (o.a.

maaiapparatuur) in beperkte mate verdichting kunnen ontstaan. Een gezonde bodem heeft echter enige veerkracht en het bodemleven zal er normaal gesproken voor zorgen dat deze verdichting na enige tijd weer ongedaan gemaakt wordt.

Bij intensief gebruik zal er meer verdichting ontstaan waardoor er een langere hersteltijd nodig is voor het opheffen van deze verdichting. Mocht er, voor dat er sprake is van volledig herstel, opnieuw verdichting optreden dan zal dit een sterker negatief effect hebben. Een verdichte bodem blijft langdurig nat en een natte bodem is sterker te verdichten. Bij te weinig hersteltijd ontstaat zo een neerwaartse spiraal die van kwaad tot erger leidt.

De benodigde hersteltijd is afhankelijk van de bodemopbouw, grondsamenstelling, het gebruik en de weersomstandigheden bij het gebruik en kan variëren van enkele maanden tot vele jaren. Met name op natte, kleihoudende bodems ontstaan gemakkelijk verdichtingsproblemen die lange hersteltijd vragen.

Ook de aard van het gebruik speelt een rol. De druk van voeten werkt, afhankelijk van de vochtigheid van de grond, ca. 10 tot 15 cm diep door. Vrachtwagens die over het terrein rijden om materiaal te laden of lossen kunnen op een diepte van 40 tot 60 cm nog verdichting geven. Door voorzieningen als rijplaten en zandbanen op geotextiel, kan de diepte waarop dergelijke belasting doorwerkt verminderd worden, maar nooit volledig voorkomen.

Rijplaten

Om de bodem in het Gaasperplaspark te beschermen zijn voor de aan- en afvoer van materiaal rijplaten gelegd. In de meetresultaten is te zien dat de rijplaten de druk wel verdelen maar dat er nog steeds sprake is van een te hoge indringingsweerstand. Er heeft weliswaar geen directe insporing plaatsgevonden en verdichting tot grotere diepten (in natte omstandigheden kan door zwaar verkeer bodemverdichting tot 50 à 60 cm plaatsvinden, zonder gebruik van rijplaten). Maar er is wel een brede baan van verdichting aangetroffen op de plek waar de rijplaten hebben gelegen. De

verdichting als gevolg van het zwaar verkeer heeft tot circa 30 cm plaatsgevonden tot een maximum van 3,0 MPa. Dit is nog steeds een te hoge verdichting.

Grondbewerking

Op locatie D heeft in het verleden grondbewerking plaatsgevonden om het probleem van

plasvorming op de grasmat weg te nemen. Hier is de bovenste 30 cm van de bodem verdicht tot 3,6 MPa. De grondbewerking heeft de bodemstructuur niet doen verbeteren. Mogelijk dat hier een grondbewerking heeft plaatsgevonden onder (zeer) natte bodemomstandigheden. Onder dergelijke bodemomstandigheden werkt grondbewerking niet of soms zelfs averechts.

Incidenteel uitvallen bomen

Door de bodemverdichting en verslechterde waterhuishouding die rondom sommige bomen plaatsvindt, komen deze bomen op steeds kleiner wordende “eilandjes” te staan. Wanneer er geen herstel van de bodem plaatsvindt, zullen de bomen op termijn in conditie achteruitgaan en zal uiteindelijk het risico op windworp sterk toenemen.

(4)

3. CONCLUSIE

De kleihoudende, humeuze bodem van het Gaasperplaspark is kwetsbaar voor intensief gebruik. Bij zware belasting ontstaan er problemen met de waterhuishouding en daarmee ook met de

zuurstofhuishouding.

De waargenomen slechte bodemgesteldheid is het gevolg van intensieve betreding en verdichting, waarbij de periodiek weerkerende festivals een hoofdrol spelen. De maatregelen ter bescherming van de bodem die in het kader van festivals zijn getroffen, hebben niet doen voorkomen dat er ernstige bodemproblemen zijn ontstaan.

Het continueren van het huidige, periodiek intensieve gebruik met festivals, zal leiden tot

toenemende schade aan de bodem van het park. De bodemstructuur zal steeds verder verslechteren, met als gevolg slecht groeiende grasmatten, toenemende plasvorming en uiteindelijk ook uitval van bomen.

Mochten er naar aanleiding van het onderzoek of advies nog vragen zijn, dan kunt u contact opnemen. U kunt ons bereiken op telefoonnummer 06-27166502 of via de mail

gjvanprooijen@telfort.nl.

Met vriendelijke groet, Prohold B.V.

Ing. G.J. van Prooijen

(5)

Bijlage 1. Overzicht onderzoekslocaties

A1

A2

A5 A4 A3

A B

B1

C1 + 2

C D

D2 D1 D3 - 5 D6

F

F1 F3 + 4

F2

E

E1

G

G1

G2 G3

G4 4 G5

H

H1

4

(6)

Bijlage 2. Resultaten veldwerk en beeldmateriaal

Locatie A

Bodemopbouw

Grondboring A1 (midden gazon)

cm-mv Omschrijving Bevindingen

Gras

0 - 35 Sterk humeus, kleiig zand

35 - 70 Uiterst humusarm, matig grof zand

33 Grondwater

Grondboring A4 (rand gazon)

cm-mv Omschrijving Bevindingen

Gras

0 - 50 Sterk humeus, kleiig zand

50 - 70 Uiterst humusarm, matig grof zand

45 Grondwater

(7)

Bijlage 2. Resultaten veldwerk en beeldmateriaal

Indringingsweerstand

Diepte - mv IW A1 IW A2 IW A3 IW A4 IW A5 0 – 10 cm 1,8 MPa 0,25 MPa 2,0 MPa 2,0 MPa 0,5 MPa 10 – 20 cm 2,0 MPa 0,40 MPa 3,0 MPa 2,2 MPa 0,6 MPa 20 – 30 cm 1,8 MPa 0,30 MPa 4,0 MPa 1,4 MPa 1,8 MPa 30 – 40 cm 4,4 MPa 0,50 MPa > 7 MPa > 5 MPa 1,2 MPa

40 – 45 cm > 6 MPa 0,55 MPa 1,2 MPa

A2 en A5 zijn aan de rand van het gazon gemeten.

(8)

Bijlage 2. Resultaten veldwerk en beeldmateriaal

Locatie B

Bodemopbouw

Grondboring B1

cm-mv Omschrijving Bevindingen

Gras

0 - 65 Sterk humeus, kleiig zand Afgestorven beworteling tot 1 cm ø met name in bovenste 30 cm

65 - 90 Uiterst humusarm, matig grof zand

60 Grondwater

Indringingsweerstand

Gazon midden tussen populieren

Diepte - mv IW B1 0 – 10 cm 1,4 MPa 10 – 20 cm 1,6 MPa 20 – 30 cm 2,0 MPa 30 – 40 cm 1,2 MPa 40 – 45 cm 1,8 MPa 45 – 60 cm 2,2 MPa 60 – 70 cm > 6 MPa

(9)

Bijlage 2. Resultaten veldwerk en beeldmateriaal

Locatie C

Indringingsweerstand midden doorgang

Diepte - mv IW C1 IW C2 0 – 10 cm 0,8 MPa 1,4 MPa 10 – 20 cm 1,4 MPa 1,4 MPa 20 – 30 cm 1,4 MPa 1,0 MPa 30 – 40 cm 1,5 MPa 0,9 MPa 40 – 45 cm 1,2 MPa 1,2 MPa

(10)

Bijlage 2. Resultaten veldwerk en beeldmateriaal

Locatie D

Bodemopbouw

Grondboring D1

cm-mv Omschrijving Bevindingen

Gras

0 - 55 Sterk humeus, kleiig zand

55 - 90 Geroerde grond Roestvlekken

90 - 110 Uiterst humusarm, matig grof zand

78 Grondwater

Grondboring D5

cm-mv Omschrijving Bevindingen

Gras

0 - 25 Geroerde grond 25 - 75 Moerige zavel

75 - 110 Uiterst humusarm, matig grof zand

75 Grondwater

(11)

Bijlage 2. Resultaten veldwerk en beeldmateriaal

Indringingsweerstand

Diepte - mv IW D1 IW D2 IW D3 IW D4 IW D5 IW D6

0 – 10 cm 1,0 MPa 1,2 MPa 2,2 MPa 2,2 MPa 1,6 MPa 1,5 MPa 10 – 20 cm 1,6 MPa 2,2 MPa 2,4 MPa 2,6 MPa 2,0 MPa 1,8 MPa 20 – 30 cm 2,6 MPa 3,0 MPa 3,6 MPa 2,4 MPa 2,4 MPa 1,8 MPa 30 – 40 cm 3,0 MPa 1,6 MPa 1,7 MPa 1,4 MPa 0,8 MPa 0,8 MPa 40 – 45 cm 2,0 MPa 1,8 MPa 1,0 MPa 1,4 MPa 1,2 MPa 0,8 MPa D3, D4 en D5 zijn op het gazon gemeten waar grondbewerking heeft plaatsgevonden.

D6 is in de rand van het gazon gemeten.

(12)

Bijlage 2. Resultaten veldwerk en beeldmateriaal

Locatie E

Indringingsweerstand

Diepte - mv IW E1 0 – 10 cm 1,0 MPa 10 – 20 cm 1,0 MPa 20 – 30 cm 0,7 MPa 30 – 40 cm 0,6 MPa 40 – 45 3 MPa (zandlaag)

(13)

Bijlage 2. Resultaten veldwerk en beeldmateriaal

Locatie F

Bodemopbouw

Grondboring F1

cm-mv Omschrijving Bevindingen

Gras

0 - 55 Moerige zavel

55 - 90 Uiterst humusarm, matig grof zand

67 Grondwater

Indringingsweerstand

Diepte - mv IW F1 IW F2 IW F3 IW F4 0 – 10 cm 1,5 MPa 1,0 MPa 0 MPa 0,30 MPa 10 – 20 cm 2,0 MPa 1,2 MPa 0,25 MPa 0,55 MPa 20 – 30 cm 1,2 MPa 0,6 MPa 1,0 MPa 0,60 MPa 30 – 40 cm 0,6 MPa 0,5 MPa 1,0 MPa 0,35 MPa

40 – 45 0,75 MPa 0,40 MPa

F3 en F4 zijn in de rand van het gazon gemeten.

(14)

Bijlage 2. Resultaten veldwerk en beeldmateriaal

Locatie G

Bodemopbouw

Grondboring G1

cm-mv Omschrijving Bevindingen

Gras

0 - 10 Matig humeus zand

10 - 65 Uiterst humusarm, matig grof zand

29 Grondwater

Grondboring G2

cm-mv Omschrijving Bevindingen

Gras

0 - 30 Humeus, licht kleiig zand

30 - 60 Uiterst humusarm, matig grof zand

39 Grondwater

Bodemopbouw rand

Grondboring G5

cm-mv Omschrijving Bevindingen

Gras

0 - 55 Humeus, licht kleiig zand Mooie kruimelige structuur 55 - 65 Uiterst humusarm, matig grof zand

(15)

Bijlage 2. Resultaten veldwerk en beeldmateriaal

Indringingsweerstand

Diepte - mv IW G1 IW G2 IW G3 IW G4 IW G5 0 – 10 cm 0,2 MPa 0,6 MPa 3,1 MPa 3,6 MPa 0,3 MPa 10 – 20 cm 2,2 MPa 1,8 MPa 4,0 MPa 4,4 MPa 0,6 MPa 20 – 30 cm 2,2 MPa 2,2 MPa 4,0 MPa 4,4 MPa 0,6 MPa 30 – 40 cm 2,9 MPa 1,6 MPa 3,8 MPa 3,8 MPa 0,8 MPa 40 – 45 4,0 MPa 5,0 MPa 4,0 MPa > 6 MPa 1,0 MPa

(16)
(17)

F. te Riet Liendenhof 62 1108 HB Amsterdam

Betreft: Tweede beoordeling bodem Gaasperplaspark Datum: 15 april 2015

Geachte mevrouw te Riet,

Op woensdag 15 april 2015 hebben we opnieuw onderzoek gedaan naar de toestand van de bodem in het Gaasperplaspark. Bij de eerder uitgevoerde metingen op 1 april 2015, was de bodem op veel van de onderzoekslocaties verzadigd met water. De meting van de indringingsweerstand, die normaal in een veldvochtige bodem moet worden gemeten, geeft in verzadigde omstandigheden een gunstiger meetwaarde. Om die reden hebben we de meting herhaald onder drogere

omstandigheden.

Op vrijwel alle eerder onderzochte locaties was geen plasvorming meer en de bodem was vrijwel op alle locaties veldvochtig. We hebben met uitzondering van locatie H, op alle meetlocaties de meting van de indringingsweerstand herhaald en deze naast de meetgegevens van 1 april gezet zodat eventuele verschillen duidelijk worden. De meetgevens zijn als bijlage 1 opgenomen.

De vergelijking van de meetwaarden leidt tot de volgende conclusies:

 De gemeten indringingsweerstand is op alle locaties hoger dan twee weken geleden. Met name in de toplaag is de toename aanzienlijk. Door het droger worden van de grond is de smeerbaarheid flink afgenomen. Door de plasvorming op het maaiveld twee weken geleden, heeft dit met name in de bovenste 10 cm van de toplaag een duidelijk te positief beeld opgeleverd.

 Met uitzondering van de randen langs de beplanting is op alle locaties de

indringingsweerstand groter dan 1,5 MPa. Vanaf die waarde wordt beworteling in zijn ontwikkeling gehinderd.

 Er zijn zelfs 4 locaties waar de toplaag een indringingsweerstand heeft groter dan 3 MPa.

Hierin kunnen wortels zich niet meer ontwikkelen. Zelfs grasgroei is op die locaties niet of nauwelijks meer mogelijk.

De verwachting dat de meetwaarden van 1 april een iets te positief beeld gaven, vanwege de zeer natte bodemomstandigheden op de dag van onderzoek, is met de metingen op 15 april bevestigd.

Met vriendelijke groet,

ing. G.J. van Prooijen Prohold BV

Prohold BV Amorijstraat 12 6815 GJ Arnhem Tel: 06 27 166 502 gjvanprooijen@telfort.nl www.gerritjanvanprooijen.nl

(18)

Bijlage 1: Meetresultaten 1 en 15 april

Indringingsweerstand (alle meetwaarden in MPa)

Diepte - mv A1 1 april

A1 15 april

A2 1 april

A2 15 april

A3 1 april

A3 15 april

A4 1 april

A4 15 april

A5 1 april

A5 15 april

0 – 10 cm 1,8 2,4 0,25 0,3 2,0 3,6 2,0 2,4 0,5 0,6

10 – 20 cm 2,0 2,2 0,4 0,4 3,0 3,4 2,2 2,6 0,6 0,8

20 – 30 cm 1,8 2,2 0,3 0,4 4,0 4,1 1,4 2,4 1,8 1,5

30 – 40 cm 4,4 4,5 0,5 0,6 > 7 >7 > 5 >5 1,2 1,5

40 – 45 cm > 6 > 6 0,55 0,7 1,2

A2 en A5 zijn aan de rand van het gazon gemeten.

Diepte - mv B1 1 april

B1 15 april 0 – 10 cm 1,4 1,8 10 – 20 cm 1,6 1,8 20 – 30 cm 2,0 1,8 30 – 40 cm 1,2 1,7 40 – 45 cm 1,8 2,0 45 – 60 cm 2,2 2,2 60 – 70 cm > 6 > 6

Diepte - mv D1 1 april

D1 15 apr

D2 1 april

D2 15 apr

D3 1 april

D3 15 apr

D4 1 april

D4 15 apr

D5 1 april

D5 15 apr

D6 1 april

D6 15 apr

0 – 10 cm 1,0 1,6 1,2 2,8 2,2 2,8 2,2 2,6 1,6 3,0 1,5 1,8

10 – 20 cm 1,6 1,8 2,2 2,8 2,4 2,4 2,6 2,8 2,0 2,4 1,8 1,8

20 – 30 cm 2,6 2,8 3,0 4,0 3,6 3,8 2,4 2,5 2,4 2,4 1,8 2,0

30 – 40 cm 3,0 2,8 1,6 2,0 1,7 1,8 1,4 1,8 0,8 1,6 0,8 1,0

40 – 45 cm 2,0 2,0 1,8 2,0 1,0 1,6 1,4 1,6 1,2 1,8 0,8 1,0

D3, D4 en D5 zijn op het gazon gemeten waar grondbewerking heeft plaatsgevonden.

D6 is in de rand van het gazon gemeten.

Diepte - mv E1 1 april

E1 15 apr 0 – 10 cm 1,0 1,4 10 – 20 cm 1,0 1,3 20 – 30 cm 0,7 1,0 30 – 40 cm 0,6 0,8

40 – 45 3 3

F3 en F4 zijn in de rand van het gazon gemeten.

Diepte - mv G1 1 april

G1 15 apr

G2 1 april

G2 15 apr

G3 1 april

G3 15 apr

G4 1 april

G4 15 apr

G5 1 april

G5 15 apr

0 – 10 cm 0,2 1,5 0,6 1,0 3,1 4,4 3,6 3,8 0,3 0,5

10 – 20 cm 2,2 2,6 1,8 1,8 4,0 4,1 4,4 4,6 0,6 0,9

20 – 30 cm 2,2 3,0 2,2 2,5 4,0 4,0 4,4 4,4 0,6 0,7

30 – 40 cm 2,9 3,0 1,6 1,8 3,8 3,9 3,8 3,8 0,8 1,0

40 – 45 4,0 > 4 5,0 > 5 4,0 > 4 > 6 > 6 1,0 1,1 Diepte - mv C1

1 april C1 15 april

C2 1 april

C2 15 april

0 – 10 cm 0,8 2,2 1,4 1,8

10 – 20 cm 1,4 1,8 1,4 1,8

20 – 30 cm 1,4 1,8 1,0 1,8

30 – 40 cm 1,5 1,4 0,9 1,6

40 – 45 cm 1,2 1,4 1,2 1,8

Diepte - mv F1 1 april

F1 15 apr

F2 1 april

F2 15 apr

F3 1 april

F3 15 apr

F4 1 april

F4 15 apr

0 – 10 cm 1,5 2,0 1,0 1,6 0 0,4 0,3 0,6

10 – 20 cm 2,0 2,4 1,2 1,4 0,25 0,6 0,55 0,8

20 – 30 cm 1,2 1,8 0,6 0,7 1,0 1,2 0,6 0,9

30 – 40 cm 0,6 1,0 0,5 0,6 1,0 1,1 0,35 0,8

40 – 45 0,75 0,8 0,4 0,8

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Using a frequency analysis, a comparison was made between the principals, the School Governing Body members and the educators with regard to the perception on the extent

Clausen (note 1) 126 and 175, goes as far as to assert that Eclogue 4 was not originally conceived as an Eclogue (hence the brief apology prefixing the poem) and reminds us

There were two qualitative instruments in the form of semi-structured interview schedules for collection of data from community trust leaders, former hunting

Door middel van interviews en open vragen wil ik onderzoeken of de huidige planning en control cyclus binnen de Isala klinieken voldoet aan die gestelde voorwaarden en eisen: hoe

Omdat workaho- lisme door ons is gedefinieerd als de combinatie van excessief en compulsief wer- ken willen we aantonen dat diegenen die een hoge score hebben op beide schalen van

Uit een aantal interviews die zijn gehouden met werknemers die hoog scoorden opde UBES kwam naar voren dat bevlogen werknemers ze¨lf het initiatief nemen en actief richting geven

Pagina | 20 zijn ontstaan omdat beide effecten elkaar niet meer tegenwerken: de temperatuur van de fotoversterkerbuis is nog hoog, maar de temperatuur van de atmosfeer is

6:164 BW bepaalt dat ‘een gedraging van een kind dat de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt, aan hem niet als een onrecht- matige daad kan worden toegerekend.’ De