• No results found

Topsporters en voedingsinformatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Topsporters en voedingsinformatie"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

XIX Topsporters en voedingsinformatie

Dit artikel is een bewerkte versie van “Topsporters en voeding(s)informatie, graag of niet?”, geschreven door Elize Buitelaar en Janine van Nieuwenhuijzen.

Samenvatting

Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat jeugdige topsporters zich net als ieder ander ontwikkelen van kind naar een volwassen persoon. Ze worden steeds zelfstandiger en maken eigen keuzes, ook wat betreft hun voeding. Er worden ongezonde keuzes gemaakt, zoals bijvoorbeeld het frequent eten van junkfood. Het uiterlijk wordt ook belangrijk, veel meisjes gaan lijnen en bezuinigen soms op de verkeerde voedingsmiddelen. Deze factoren kunnen zorgen voor een tekort aan voedingsstoffen. Voor de groei en prestatie is het juist belangrijk dat de jeugdige topsporter voldoende voedingsstoffen binnenkrijgt. Als een gezond voedingspatroon ontbreekt, is de groei en prestatievermogen van de jeugdige topsporter niet

optimaal. Ook de verdeling van de maaltijden over de dag is belangrijk, dit kan de prestatie tijdens inspanning positief, maar ook negatief beïnvloeden. Er zijn dus veel aspecten van belang bij de voeding van de jeugdige topsporter.

Om een topprestatie te kunnen leveren, volstaat een goede uitrusting, het perfecte materiaal en de juiste trainings- en medische begeleiding al lang niet meer. Ook aan het belang van een goede voeding wordt door veel topsporters steeds meer waarde gehecht. Het blijkt echter een veel voorkomend probleem te zijn om de

voedingsadviezen in de praktijk toe te passen. Uit een onoverzichtelijke

informatiestroom dienen de jeugdige topsporters keuzes te maken. Het is niet altijd duidelijk welke informatie betrouwbaar is. Als gevolg hiervan kunnen verkeerde keuzes gemaakt worden, dat een negatieve invloed op de prestatie kan hebben.

1. Introductie

Invloed ouders, trainers/coaches

Hoewel jeugdige topsporters naarmate ze ouder worden steeds meer op eigen benen willen staan, dient de invloed van ouders en trainers/coaches niet te worden

onderschat. Door onwetendheid van ouders en trainers/coaches is de informatie die aan de jeugdige topsporters wordt overgedragen echter vaak onvolledig of onjuist.

Indien er in de toekomst nieuwe voedingsvoorlichtingen worden ontwikkeld, is het belangrijk om de ouders en trainers/coaches van de jeugdige topsporters hierbij te betrekken.

Voorlichting op LOOT-scholen

Het geven van voedingsvoorlichting aan jeugdige topsporters is volgens een

coördinator van een LOOT-school een taak van de ouders en de sportvereniging, niet van de school. Uit een onderzoek naar de informatiebehoefte blijkt echter dat de interesse voor een les over voeding op school groot is. Jeugdige topsporters delen de mening van de docent blijkbaar niet. Ze zien een les over voeding op school wel zitten. De school, sportvereniging en de sportdiëtisten dienen hier op in te spelen.

Promotie sportdiëtist

De informatie die nu via de rubrieken “Voeding” op de verschillende websites aan jeugdige topsporters wordt overgedragen, is niet toereikend. Voor een persoonlijk

(2)

voedingsadvies is de deskundigheid van de sportdiëtist van belang. Het is belangrijk dat de sportdiëtisten op de hoogte blijven van de nieuwe inzichten op het gebied van voeding, zodat de jeugdige topsporter op de juiste wijze wordt begeleid.

2. Jeugdige topsporters en hun eetgedrag

In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de volgende vraagstellingen: “Wat zijn de voedingsgewoonten van de jeugdige topsporter?” en “Welke factoren hebben invloed op het eetgedrag van de jeugdige topsporter?” Het is belangrijk om het eetgedrag van de jeugdige topsporters te begrijpen, zo kan er een

voedingsvoorlichting ontwikkeld worden die aansluit op de doelgroep.

Het eetgedrag van jeugdige topsporters wordt beïnvloed door verschillende factoren, die in de onderstaande paragrafen uiteen worden gezet. Een aantal factoren zijn niet specifiek van toepassing op jeugdige topsporters, maar gelden voor alle

adolescenten. Jeugdige topsporters behoren immers tot de adolescenten. Er wordt daarom zowel over jeugdige topsporters als adolescenten gesproken.

2.1 Adolescent

Jeugdige topsporters van 12 tot 18 jaar behoren tot de adolescenten. De periode van de adolescentie omvat de pubertijd en is fysiek en emotioneel een zeer bewogen tijd.

Er vindt een groeispurt plaats en het kind ontwikkelt zich gedurende deze periode geleidelijk tot een volwassen individu. De puberteit is vooral een fase waarin de adolescent zoekt naar een eigen identiteit, een eigen leven, los van hun ouders of verzorgers. 30

2.2 Factoren die van invloed zijn op het eetgedrag van jeugdige topsporters

Het voedingsgedrag verandert tijdens de puberteit op een paar punten aanzienlijk.

Adolescenten worden grotendeels zelf verantwoordelijk voor hun voeding, wat voor een korte of langere periode een ongezonde voedselkeuze tot gevolg kan hebben. 30 Om de voedselkeuze van jeugdige topsporters te begrijpen, dient eerst inzicht te worden verkregen in de verschillende factoren die hierbij een rol spelen.

Achtereenvolgens worden de individuele invloeden, de invloeden uit de sociale omgeving en de invloeden vanuit de maatschappij besproken.

2.2.1 Individuele invloeden

Tot de individuele kenmerken die het eetgedrag beïnvloeden, behoren

psychologische-, biologische- en leefstijlfactoren. De factoren worden hieronder afzonderlijk beschreven.

Psychologische factoren

 Voorkeur

De voorkeur die iemand ontwikkeld voor bepaalde voedingsmiddelen is een resultaat van de interactie tussen de ervaringen uit de kinderjaren en de persoonlijke omgeving. Positieve of negatieve ervaringen uit het verleden

(3)

bepalen de persoonlijke voorkeur en hierdoor ook de keuzes die worden gemaakt. 42

 Smaak- en gevoelswaarneming

Studies bij volwassenen en adolescenten tonen aan dat smaak een van de belangrijkste factoren is die de voedselkeuze bepalen. Bij een onderzoek naar de motivatie voor de keuze van een bepaald voedingsmiddel werd door adolescenten smaak het meest genoemd, gevolgd door honger en prijs. 42

 Gezondheid

Bij de keuze voor een bepaald voedingsmiddel staat gezondheid bij veel

adolescenten niet boven aan de lijst. Veel adolescenten hebben geen zin om zich nu al druk te maken over de gevolgen van een ongezond eetpatroon op de langere termijn. De toekomst ligt voor veel adolescenten nog erg ver weg. 42 Jeugdige topsporters slaan echter wel minder snel hun ontbijt over dan hun leeftijdgenoten en gebruiken melkproducten, groente en fruit zoals de

aanbevolen dagelijkse hoeveelheden. Er bestaan geen verschillen in het gebruik van vlees en tussendoortjes. 27

 Betekenis van voeding

Voeding heeft voor veel adolescenten ook een symbolische en functionele betekenis. Hierbij moet gedacht worden aan identiteit, vriendschap,

onafhankelijkheid, macht enz. Het eten van junkfood wordt door adolescenten bijvoorbeeld gezien als normaal gedrag en het eten van gezonde voeding wordt als vreemd gezien. Junkfood wordt namelijk geassocieerd met plezier, bij vrienden zijn, onafhankelijkheid, veroorloving, schuld en gemak. Gezonde voeding wordt daarentegen meer geassocieerd met familie, maaltijden en thuis zijn. 42

 Kennis

Het overbrengen van kennis over het belang van gezonde voeding is belangrijk, maar kennis alleen is voor adolescenten niet genoeg om een gezond eetgedrag over te nemen. 42

Uit studies blijkt dat veel jeugdige topsporters geloven dat vitaminepreparaten zorgen voor energie en nodig zijn om de prestatie te verbeteren. Ook geloven zij dat eiwitpreparaten belangrijk zijn voor de spieropbouw en dat eiwit de

belangrijkste energieleverancier is voor de spieren. 12, 32

De kennis met betrekking tot vocht is bij veel jeugdige topsporters voor een deel of helemaal niet in overeenstemming met de waarheid. 27

Biologische factoren

 Honger

Omstreeks 15-20% van de lengte en 50% van het lichaamsgewicht van volwassenen wordt gedurende de adolescentie verkregen. Gedurende deze groeispurt, ontstaat er tijdens deze snelle psychische groei een toenemende vraag naar energie en voedingsstoffen. 5, 10, 30

De vraag naar energie en voedingsstoffen neemt tevens toe door een verhoogde lichamelijke inspanning. 18

Dus honger, als een psychologische aandrijving, speelt een belangrijke rol bij de voedselkeuze van jeugdige topsporters.

 Geslacht

Er bestaat een verschil tussen de voedingsintake van jongens en meisjes.

Jongens eten over het algemeen een grotere hoeveelheid dan meisjes. Meisjes hebben een lagere intake, waardoor sneller een tekort aan vitaminen en

(4)

mineralen ontstaat. Meisjes zijn daarnaast vaker met hun gewicht bezig en willen afvallen (zie ook deze paragraaf, leefstijlfactoren). Doordat de voeding beperkt wordt, kan er een tekort aan voedingstoffen ontstaan. 42

Leefstijlfactoren

 Tijd en gemak

Tijd is een belangrijke factor. Naast het sporten, dat in extreme gevallen 32 uur per week kan zijn, is er ook nog de school en een sociaal leven. Het eetpatroon wordt hier op aangepast. Thuis houdt het gezin vaak een schema aan, waardoor het eten een probleem kan zijn. 23, 27

 Prijs

Studies hebben aangetoond dat de prijs, na de smaak, voor adolescenten de voornaamste reden is om voor een bepaald voedingsmiddel te kiezen. 42

 Lijnen

Jeugdige topsporters die in gewichtsklasse uitkomen zoals boksers, judoka’s en roeiers gebruiken vaak methoden die er voor zorgen dat er snel gewichtsverlies plaats vindt. Dit kan soms gevaarlijk kan zijn. Het op en neer gaan van het gewicht zorgt er voor dat het basaal metabolisme naar beneden gaat, waardoor het nog moeilijker wordt om met een normale energie inname het gewicht te laten afnemen.3

De meest gebruikte manier om snel gewicht kwijt te raken is, het afvoeren van vocht uit het lichaam. Dit heeft een slechte invloed op het prestatievermogen.

Jeugdige topsporters die streven naar een zo laag mogelijk lichaamsgewicht zoals turnsters, dansers en zwemmers lopen veel risico op deficiëntie van

voedingsstoffen. De jeugdige topsporters laten veel producten weg uit de voeding, terwijl ze niet weten wat voor essentiële voedingsstoffen ze bevatten.

Vaak is de voeding niet alleen laag in energie, maar ook in nutriëntendichtheid. 3 Het steeds proberen te vermageren kan leiden tot een aantal problemen.

Hormonale veranderingen zorgen voor een vermindering van de botdichtheid en een daling van de oestrogeenproductie, waardoor de kans op ontwikkelen van osteoporose groter wordt. Ook de bloedsamenstelling verandert en er kan amenorroe ontstaan. De menstruatie bij meisjes blijft uit, omdat het lichaam er voor zorgt dat er zo min mogelijk ijzerverlies plaats vindt. Tevens is er een verhoogd risico op blessures, omdat er niet voldoende herstel kan plaats vinden.

Dit komt mede door de afbraak van de vetvrije massa, omdat het lichaam eiwitten gebruikt als energie in plaats van koolhydraten of vet. Door het streven naar een zo laag mogelijk lichaamsgewicht kunnen ook eetstoornissen ontstaan.

2, 5, 8, 18, 43

2.2.2 Invloeden uit de sociale omgeving

Familie

De familie heeft een belangrijke invloed op het eetgedrag van adolescenten. De familie zorgt voor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van voedsel, maar beïnvloedt ook de gedachten, meningen en voorkeuren die worden ontwikkeld met betrekking tot voeding. Bepaalde gewoontes en rolpatronen worden dan ook vaak overgenomen. 42

Op het gebied van voeding worden ouders of verzorgers vaak geraadpleegd door de

(5)

jeugdige topsporter, de informatie die wordt overgebracht door ouders of verzorgers is echter vaak onvolledig of onjuist. 23

Leeftijdsgenoten

Ook leeftijdsgenoten zijn belangrijk. Het bij de groep willen horen en hiervoor

gewoontes van anderen overnemen, horen daar bij. Dit heeft ook een invloed op het eetgedrag. Uit een onderzoek uitgevoerd door Sodexho, gepubliceerd in het

tijdschrift ‘Voeding Nu’ in april 2001, blijkt dat 66 procent van de adolescenten hetzelfde wil eten als hun seksegenoten van dezelfde leeftijd.

Coaches en trainers

Jeugdige topsporters gaan met hun vragen over voeding vaak naar hun coach/

trainer en raadplegen ook regelmatig teamgenoten of andere sporters. De kennis van coaches/ trainers laat echter te wensen over en hierdoor is de informatie die wordt gegeven vaak onvolledig of onjuist. Veel onderzoeken concluderen daarom dat voorlichting over voeding voor jeugdige topsporters, maar ook voor de mensen rond deze jeugdige topsporters, zoals ouders en coaches van groot belang is. 3, 11, 23, 27, 32 2.2.3 Invloeden vanuit de omgeving

Onder de omgevingsfactoren worden verstaan de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van voedsel.

School

Een derde van de eetmomenten van adolescenten vindt buitenshuis plaats. Hiervan vindt meer dan de helft plaats op school. Op de middelbare school is vaak een kantine aanwezig en zijn er automaten waar verschillende producten verkrijgbaar zijn. Daarnaast is er ook vaak een mogelijkheid om in een pauze, in een tussenuur of na schooltijd een snackbar of fastfood-restaurant in de omgeving te bezoeken. Er ontstaat hierdoor een ruim aanbod en de meeste adolescenten kiezen hierbij vaak voor de snacks die veel vet en/of suikers bevatten. 42

Sportaccommodatie

Jeugdige topsporters trainen vrijwel iedere dag en zijn hierdoor vaak op de

sportvereniging te vinden. Daarnaast vinden er regelmatig wedstrijden plaats buiten de regio en in het buitenland. De voedselkeuze van jeugdige topsporters is hierbij erg afhankelijk van de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van voedsel op de desbetreffende locaties.

2.2.4 Invloeden vanuit de maatschappij

Invloed van de media

We leven in een maatschappij waarin de media niet meer zijn weg te denken. Er zijn tientallen televisiekanalen en radiostations, duizenden publicaties en video’s en oneindig veel internetpagina’s. 42 De jeugdige topsporter heeft dus voldoende mogelijkheden om informatie over voeding te verschaffen. Helaas is niet al deze informatie betrouwbaar. Het is moeilijk voor de jeugdige topsporter om te bepalen welke informatie betrouwbaar is en welke niet . 12, 15, 23

Uit onderzoek van Cristine e.a. en Jonnalagadda e.a. blijkt dat vooral de jeugdige topsporters met onvoldoende kennis erg vatbaar zijn voor de commercie, met name

(6)

voor het gebruik van voedingssupplementen. Bedrijven van voedingssupplementen zijn goed in het benaderen van de kwetsbare groep jeugdige topsporters. Ze beloven bijvoorbeeld dat door het gebruik van hun product de spierkracht zal toenemen en vet wordt verbrand, terwijl dit niet is bewezen. 12, 27

2.3 Samenvatting

De jeugdige topsporters ontwikkelen zich als ieder ander van kind naar een

volwassen persoon. Ze gaan steeds meer zelf bepalen wat ze willen doen, ook wat betreft voeding. Voeding krijgt een andere functie en daardoor worden er vaker ongezonde keuzes gemaakt, zoals bijvoorbeeld het frequent eten van junkfood. Het uiterlijk wordt ook belangrijk, veel meisjes gaan lijnen en bezuinigen soms op de verkeerde voedingsmiddelen. Deze factoren kunnen voor een voedingsstoffen tekort zorgen.

Door een tekort aan kennis zijn adolescenten kwetsbaar voor invloeden van buiten af. Ouders, leeftijdsgenoten en coaches zijn belangrijke personen in het leven van een jeugdige topsporter. Zij kunnen het eetgedrag van een jeugdige topsporter beïnvloeden. Het is dus van belang dat de omgeving van de jeugdige topsporter kennis heeft over het belang van voeding en wat ze de jeugdige topsporter kunnen adviseren.

3. De voedingsstoffenbehoefte van jeugdige topsporters

Jeugdige topsporters zijn nog in de groei. De groeispurt staat voor 15% van de volwassen lengte en 50% van de skeletmassa . 5, 10, 42

Het lichaam vraagt energie en voedingsstoffen voor deze groeispurt. Als er ook nog intensief gesport wordt, vraagt het lichaam meer energie. Een goede voeding is voor deze groep dus erg belangrijk.

Een goede, uitgebalanceerde voeding kan ook het prestatievermogen aanzienlijk verbeteren. Een voedingspatroon dat slecht in elkaar steekt, kan daarentegen leiden tot verminderde prestaties en een onvoldoende herstel na inspanning. 3, 5, 10, 18, 23, 25, 26, 30, 31, 33, 39

Voeding is één van de belangrijkste factoren om invloed uit te oefenen op het brandstof gebruik van onze spieren tijdens inspanning en daarmee ook op het prestatievermogen. Herstel na inspanning kan alleen snel verlopen door specifieke voeding. Verloopt het herstel goed, dan is de kans groot dat het prestatievermogen op peil blijft. 10, 30, 31, 33

Naar de voedingsstoffenbehoefte van jeugdige topsporters is nog niet veel onderzoek verricht. Mafruli geeft bijvoorbeeld aan dat de voedingsstoffenbehoefte van

adolescenten overeenkomt met die van volwassenen. 31

Andere literatuurbronnen geven weer andere richtlijnen met betrekking tot de voedingsstoffenbehoefte. In dit hoofdstuk wordt daarom een uiteenzetting gegeven van de verschillende aanbevelingen die in de geraadpleegde literatuur worden gegeven.

(7)

3.1 Koolhydraten

Koolhydraten voorzien zowel de spieren als het centraal zenuwstelsel van energie.

Het gebruik van koolhydraten door de spieren hangt af van de intensiteit en duur van de beweging. De intensiteit en duur van de beweging hebben een tegenover gesteld effect op de koolhydraatbenutting. Het aandeel aan energie van de koolhydraatverbranding neemt toe bij een verhoging van de intensiteit van de inspanning en neemt af als de inspanning wordt verlengd (zie figuur 3.1). Bij een inspanningsintensiteit tot circa 70% van de maximale zuurstofconsumptie (VO2 max) komt ongeveer 50% van de energie uit koolhydraten en 50% uit vetten (bijvoorbeeld bij triatlon). 10

Voor kortdurende inspanningen met een maximale inspanningsintensiteit (zoals sprinten) neemt het aandeel van de koolhydraatafbraak toe tot 100%. De

koolhydraatafbraak is dus zeer belangrijk bij kortdurende inspanningen met hoge intensiteit. 10, 39

Koolhydraten kunnen worden onderverdeeld in complexe koolhydraten die minder snel worden opgenomen en eenvoudige koolhydraten die relatief snel worden opgenomen (zie ook paragraaf 4.5).

Laag Intensiviteit Hoog

Lang Duur Kort

Figuur 3.1. Duur en intensiviteit van de sport in relatie tot het verbruik van het soort brandstof.

3.1.1 Koolhydraatbehoefte van de jeugdige topsporter

Tijdens intensieve inspanningen zijn koolhydraten vaak de belangrijkste vorm van brandstof. De voeding zal daarom voor het grootste deel van de totale

energiebehoefte uit koolhydraten dienen te bestaan. Voor inspanningen die langer duren en/of minder intensief zijn, zal als brandstof ook vet gebruikt worden. Toch betekent dit niet dat de sporter in dit geval een dieet hoog in vet dient te gebruiken.

Zelfs de slankste sporter slaat meer vet op dan gebruikt wordt voor de inspanning. 10 Daarom wordt zowel voor jeugdige topsporters als voor volwassenen, voor een lange en een korte inspanning, een voeding aanbevolen die voor zestig tot vijfenzestig energieprocenten uit koolhydraten bestaat. Deze hoeveelheid is nodig om de

0

20

40

60

80

100 100

80

60

40

20

0

Koolhy

(8)

spierglycogeen voorraden te onderhouden. Tijdens wedstrijddagen dient dit voor duursporters zeventig energieprocenten koolhydraten te zijn. 3, 5, 8, 10, 18, 26, 43

3.2 Eiwitten

Eiwitten hebben in het lichaam een belangrijke functie als bouwstof van alle

lichaamscellen. Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren waarvan er acht essentieel zijn. Deze kunnen alleen via de voeding opgenomen worden. Eiwitten zorgen voor spieropbouw en zijn belangrijk voor de groei van de adolescent. 32, 37

Het is belangrijk de glycogeenvoorraad op peil te houden om te voorkomen dat eiwitten als energiebron worden gebruikt. 7, 37

Vooral adolescenten die een sport beoefenen waarbij het gewicht belangrijk is, zoals dansen, schaatsen, turnen, judo, enz dienen hiervoor op te passen. 15, 37

3.2.1 Eiwitbehoefte van de jeugdige topsporter

Er zijn nog geen eenduidige aanbevelingen voor de eiwitbehoefte van jeugdige sporters en de verschillende type sporten. Daarom worden hieronder verschillende literatuurbronnen behandeld om een beeld te krijgen wat aanbevolen wordt op het gebied van de eiwitten.

Zowel Van Geel als Bernardot raden aan 1,2 tot 2 gram eiwit per kilogram per dag te gebruiken in de voeding wanneer sprake is van intensieve spieropbouw. Wanneer geen sprake is van intensief sporten, kan de aanbevolen dagelijks hoeveelheid (ADH) van 0,9 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht voor adolescenten van 12 en 13 jaar worden aangehouden en 0,8 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht per dag voor adolescenten van 14-18 jaar. 3, 18, 47

Volgens Nutrition in Sports bestaat er geen bewijs dat er een verschil is tussen het eiwitmetabolisme van volwassenen en kinderen. De verhoogde behoefte aan eiwit bij actieve adolescenten is puur vanwege de extra vraag door groei en inspanning. De extra vraag aan eiwitten door groei is meegenomen in de ADH. Hoeveel extra eiwit nodig is bij inspanning wordt niet aangegeven. 32

Uit een onderzoek van Boisseau, e.a. blijkt dat er geen verschil in eiwitbehoefte is tussen niet sportende adolescenten en adolescenten die actief voetballen. De ADH voor adolescenten geldt dus ook voor sportende adolescenten. 6

De Gezondheidsraad adviseert in de Voedingsnormen 2001 voor adolescenten van 12 tot 13 jaar de ADH van 0,9 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht. Voor

adolescenten van 14 tot 18 jaar is de ADH 0,8 gram eiwit per kilogram

lichaamsgewicht. De gemiddelde behoefte aan eiwit per kilogram lichaamsgewicht per dag is voor adolescenten 0,7 gram, behalve voor meisjes van 14 tot 18 jaar is het 0,6 gram. De ADH ligt boven de gemiddelde behoefte. Bovendien krijgen de meeste Nederlanders meer eiwitten binnen dan de ADH. Het lijkt daarom niet noodzakelijk om de ADH voor jeugdige topsporters te verhogen. 47

De geraadpleegde literatuur is eenduidig in het afraden van het suppleren van aminozuren. Dit heeft geen bewezen invloed op de prestatie. Het innemen van hoge hoeveelheden aminozuren kan gevaarlijk zijn. Dit kan namelijk leiden tot dehydratie,

(9)

calcium verlies via de urine, gewichtstoename en overbelasting van de lever en nieren. 2, 8, 10, 15, 26, 32, 35

3.3 Vetten

Vetten uit de voeding zijn een belangrijke brandstof voor het lichaam in rust of bij lichte inspanning. Voordelen van de vetafbraak zijn; het levert meer ATP per gram en de vetvoorraad is velen malen groter dan de koolhydraatvoorraad. De vetafbraak kan hierdoor langer worden volgehouden en hieruit kan meer ATP worden

vrijgemaakt. Dit is bij lange duurinspanningen, zoals een marathon of triatlon van groot belang. 39

Daarnaast zijn vetten een belangrijke leverancier van essentiële vetzuren zoals linoleenzuur, linolzuur en voor het transport van de in vet oplosbare vitaminen A, D, E, K in het lichaam. 7, 39

3.3.1 Vetbehoefte van de jeugdige topsporter

De aanbevolen hoeveelheid vet voor adolescenten komt overeen met die van volwassenen. Voor personen met een wenselijk gewicht is dit 20 tot 40 En%. Voor personen met overgewicht of ongewenste gewichtstoename is de ondergrens hetzelfde, maar de bovengrens 30 tot 35 En%. Voor jeugdige topsporters is de minimale hoeveelheid die het lichaam nodig heeft om optimaal te kunnen

functioneren ook 20 En%. Als maximum wordt dertig energieprocenten aangeraden.

Bij hogere inname van vet kan het energiepercentage koolhydraten niet meer gehaald worden. 3, 10, 18, 26

Bij de samenstelling van deze totale hoeveelheid voedingsvet, mag de inname van de verzadigde vetzuren maximaal 10 En% zijn. De verzadigde vetzuren vergroten de kans op coronaire hartziekten. Voor de totale inname van meervoudige onverzadigde vetzuren wordt 12 En% aanbevolen.

Voor de essentiële vetzuren is de adequate inname vastgesteld op 2 En% voor linoleenzuur en 1 En% voor alfa-linoleenzuur. Op basis van de gunstige invloeden van de n-3-vetzuren, wordt voor adolescenten 0,15-0,2 gram n-3-vetzuren aanbevolen. 47

3.4 Vitaminen en mineralen

Vitaminen en mineralen zorgen ervoor dat alle lichaamsprocessen goed verlopen. De meeste vitaminen en mineralen zijn onderdeel van enzymen of co-enzymen die nodig zijn voor de stofwisseling van vetten en koolhydraten. 7, 10, 18

Indien er iedere dag een adequate voeding wordt gebruikt, krijgt men voldoende vitaminen en mineralen binnen en zijn voedingssupplementen niet nodig.

3.4.1 Vitaminen- en mineralenbehoefte van de jeugdige topsporter

Een juiste vitaminen en mineralen status is belangrijk voor het goed functioneren van het lichaam en voor het prestatievermogen. Als gevolg van zeer lage

energieopnames, zoals bijvoorbeeld bij turnen en ballet frequent voorkomt, is het mogelijk dat de vitaminen- en/ of mineralenhuishouding in het gedrang komt. Vooral

(10)

vitamine B-complex, ijzer en calcium verdienen extra aandacht bij jeugdige

topsporters. 3, 8, 10, 18, 43 Deze drie worden achtereenvolgens besproken. De dagelijkse behoefte aan de overige vitaminen en mineralen voor sportende adolescenten is gelijk aan de ADH voor adolescenten. Bron: Nederlandse Voedingsnormen 2001 - Voedingsraad

Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheden van vitaminen en mineralen voor adolescenten.

Vitaminen

Vitamine A (Retinol) Jongens 1000 mcg en meisjes 800 mcg Pro-vitamine A (Betacaroteen) Geen eigen aanbeveling

Vitamine B1 (Thiamine) 0,8 –1,1 mg Vitamine B2 (Ribovlavine) 1,0 – 1,5 mg Vitamine B3 (Niacine) 11 – 17 mg Vitamine B5 (Pantotheenzuur) 4 – 5 mg Vitamine B6 (Pyridoxine) 1,1 – 1,6 mg

Vitamine B8 (Biotine) Geen eigen aanbeveling Vitamine B11 (Foliumzuur) 225 – 300 mcg

Vitamine B12 (Cobalamine) 2,0 – 2,8 mg Vitamine C (Ascorbinezuur) 70 mg

Vitamine D (Cholécalciférol) 2,5 mcg Vitamine E (Toceferol) 9 – 12 mg Vitamine K (Fylloquinon) 65 – 80 mcg Mineralen

Calcium 1,06 – 1,23 g

Chloor 750 mg

Chroom 50 – 200 mcg

Fluor 2,5 mg

Fosfor 700 – 1400 mg

Jodium 150 – 300 mcg

Kalium 3500 mg

Koper 1,5 – 3,5 mg

Magnesium 250 – 350 mg

Natrium 500 mg

Seleen 50 – 150 mcg

IJzer Jongens 9 mg en meisjes 15 mg

Zink 10 mg

Zwavel Niet bekend

g = gram, mg = milligram, mcg =microgram

Vitamine B-complex

De vitaminen uit het B-complex zijn onmisbaar voor de energievoorziening. Ze spelen o.a. een rol bij het vrijmaken van energie uit koolhydraten en bij de opbouw en afbraak van eiwitten en vetten. Tevens speelt het vitamine B-complex een rol bij de aanmaak van rode bloedcellen. Door sport is de energiebehoefte verhoogd, dit kan betekenen dat de behoefte aan vitamine B ook verhoogd is. 3, 18, 22, 32, 50

IJzer

IJzergebreksanemie kan ontstaan door onvoldoende voorziening of benutting van ijzer via de voeding en/of verhoogde uitscheiding via zweet, menstruatie of ontlasting. Ook voor de groei is ijzer nodig. IJzer is belangrijk bij het

(11)

zuurstoftransport. Een tekort aan ijzer heeft dus invloed op het prestatievermogen. 2,

3, 8, 17, 18, 22, 32, 36, 37, 48

Een tekort aan ijzer kan leiden tot klachten als chronische vermoeidheid, een verminderd herstelvermogen na zware inspanning en een verhoogde vatbaarheid voor allerlei kleine infecties. 48

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat ongeveer een derde tot de helft van de vooral vrouwelijke jeugdige topsporters een te lage ferritine-waarde heeft. Ferritine is een maat voor de ijzervoorraad. Niet alle onderzoeken hebben kunnen vaststellen dat het ijzertekort gerelateerd is aan het vele sporten. Leeftijdsgenoten,

voornamelijk meisjes, die niet sporten hebben ook vaker een tekort aan ijzer. Dit komt door een verhoogde behoefte aan ijzer onder andere door groei en menstruatie en een verlaagde inname van ijzer door een te lage energie inname. 39, 43

Toch wordt er in de verschillende onderzoeken aangegeven dat duursporten als hardlopen en wielrennen, maar ook zwemmen, turnen en dansen meer risico op een ijzertekort geven dan andere sporten. 2, 48

Bij deze sporten is een laag gewicht of een slanke lichaamsvorm belangrijk. Hierdoor kan het energiegebruik in het gedrang komen en er een voedingsstoffen tekort ontstaan, waaronder een tekort aan ijzer (zie ook paragraaf 1.2.1 leefstijlfactoren).

Calcium

De functie van calcium in het lichaam is stevigheid geven aan het skelet en het gebit.

Op grond van deze functie is de behoefte van groeiende kinderen groter dan die van volwassenen. Tevens is calcium betrokken bij de hartspiercontractie en de

prikkelgevoeligheid van de motorische spieren. Dit betekent dat bij een te lage calciumconcentratie de spieren overgevoelig worden voor prikkels wat spierkramp kan veroorzaken. 5, 7, 22, 32, 33, 36

Wanneer er sprake is van amenorroe kan de calciumbehoefte verhoogd zijn door een daling van de oestrogeen productie. Een deficiëntie in oestrogeen is een belangrijke risicofactor voor osteoporose. De ADH voor calcium bij amenorroe is 1500 mg. 3, 10, 19

Wanneer bepaalde voedingsgroepen niet gebruikt worden, zoals bijvoorbeeld melk en melkproducten loopt de jeugdige topsporter risico op tekorten. Dit kan schadelijk voor het lichaam zijn. 18, 32, 41

Een vitaminepreparaat kan in deze gevallen overwogen worden. 3

Veel jeugdsporters leven in de veronderstelling dat vitamine/mineralenpreparaten noodzakelijk zijn voor het leveren van een goede sportprestatie. Van de eventuele schadelijke effecten zijn ze vaak niet op de hoogte. 8, 10, 11, 18, 31, 32, 33, 36, 41

Bovendien bestaat het gevaar dat bij het slikken van preparaten te weinig aandacht aan de dagelijkse voeding wordt besteed. 8, 11, 12, 18, 23, 33

3.5 Vocht en elektrolyten

Vocht is erg belangrijk voor de mens, zonder water kan de mens niet leven. Het watergehalte in het lichaam van een individu is zeer constant. De hoeveelheid water in het lichaam varieert tussen individuen van verschillende leeftijdsgroepen van 45

(12)

tot 75%. De grote individuele verschillen in lichaamswater worden veroorzaakt door verschillen in het vetgehalte in het lichaam. 11, 18, 23, 39

Een goede waterbalans is belangrijk om een optimale sportprestatie te kunnen leveren. Water heeft een transportfunctie in ons lichaam. Het zorgt voor aan- en afvoer van voedings- en afvalstoffen. Naast de transportfunctie is water ook van belang bij het handhaven van de thermoregulatie in het lichaam. Tijdens inspanning stijgt de temperatuur in het lichaam. Het lichaam raakt deze warmte kwijt door zweten. Wanneer dit vocht niet wordt teruggebracht in het lichaam, daalt het bloedvolume waardoor er minder zuurstoftransport kan plaats vinden. Hierdoor zal het prestatievermogen dalen. 3, 39, 43, 47

Bij zweten vindt niet alleen vochtverlies plaats, maar gaan ook elektrolyten verloren.

Elektrolyten als natrium en kalium zijn belangrijk, omdat ze de lichaamsvloeistoffen op peil houden, zorgen voor contractie van de spieren en geleiding van

zenuwimpulsen.

Bij een inspanning die langer dan 3 uur duurt of bij grote zweetverliezen,

bijvoorbeeld als gevolg van een hoge temperatuur, is de kans groot dat er te veel vocht en elektrolyten verloren gaan. Hierdoor kan dehydratie ontstaan. 10, 41 3.5.1 Vocht- en elektrolytenbehoefte van de jeugdige topsporter

Kinderen en volwassenen reageren verschillend op warmte en inspanning. Kinderen zijn kleiner dan volwassenen, daarom zweten ze minder en kunnen ze minder goed tegen warmte en hoge temperaturen. Ze hebben moeite om hun lichaam af te koelen. Het is daarom nog belangrijker dehydratie te voorkomen. 2, 11

De snelheid van vochtverlies is afhankelijk van de temperatuur, de luchtvochtigheid, de luchtstroming, het lichaamsgewicht, het vetpercentage, de inspanningsintensiteit en de kleding die wordt gedragen. 10, 18, 41

Het vochtverlies kan door deze factoren sterk variëren en is daarom voor alle jeugdige topsporters verschillend.

Om een goed beeld te krijgen van de vochtbehoefte bij een jeugdige topsporter, dient de jeugdige topsporter voor en na inspanning gewogen te worden. Aan het gewichtsverlies (1 gram = 1 ml) kan men zien hoeveel vocht de jeugdige sporter heeft verloren tijdens een training of wedstrijd. Er moet wel rekening worden gehouden met een correctie voor de hoeveelheid vocht dat is gedronken tijdens de inspanning. Bovendien zijn er andere factoren zoals eerder in deze paragraaf

beschreven die invloed hebben op het vochtverlies. Daarom is het belangrijk tijdens verschillende weersomstandigheden te wegen. Als het vochtverlies bekend is, kan de jeugdige topsporter daar bij de voorbereiding en tijdens de inspanning rekening mee houden. 2, 10, 11, 18

In de geraadpleegde literatuur wordt niet aangegeven hoeveel elektrolyten er tijdens een inspanning verloren gaan. Wel wordt aangegeven dat aanvullen van de

elektrolyten niet noodzakelijk is bij een inspanning die korter dan 3 uur duurt. Bij een inspanning die langer duurt of bij grote zweetverliezen, bijvoorbeeld als gevolg van een hoge temperatuur of lage luchtvochtigheid, is het wel verstandig om de

(13)

elektrolyten aan te vullen. Elektrolyten kunnen worden aangevuld met een

sportdrank waar natrium en kalium aan toe is gevoegd. Het toevoegen van natrium, kalium, en chloride aan sportdrank heeft ook een positief effect op de

absorptiesnelheid van de vloeistof. 10, 31, 39 Het gebruik van natrium- en kaliumtabletten wordt afgeraden. Zouttabletten kunnen irritaties in de maag veroorzaken en voor een stijging van het totale lichaamswater zorgen.

Kaliumtabletten dienen vermeden te worden omdat ze kunnen gevaarlijk zijn. Een verhoogd kaliumgehalte in het bloed kan hartritmestoornissen veroorzaken. 2, 10, 11, 18

3.6 Energie

Iedere lichamelijke inspanning of deze nu wordt uitgevoerd met veel of weinig spieren, zwaar of licht van aard is, continu of met intervallen is, vergt energie.

Hoeveel energie een inspanning kost kan per sporter erg wisselend zijn. De hoeveelheid energie die voor een inspanning nodig is, is afhankelijk van de soort sport, de intensiteit, de duur en de frequentie van de inspanning. Ook het

lichaamsgewicht en de lichaamssamenstelling hebben een invloed op de energiebehoefte. 2, 18, 40

3.6.1 Energiebehoefte van de jeugdige topsporter

Om de energiebehoefte voor jeugdige topsporters te bepalen wordt eerst het rustmetabolisme berekend. Deze waarde moet vervolgens worden vermenigvuldigd met de toeslagen voor activiteiten en groei.

Rustmetabolisme

Het rustmetabolisme is het energieverbruik tijdens rust, in een liggende positie. De ruststofwisseling voor kinderen en adolescenten kan met de Schofield formule worden berekend. De Schofield formules zijn voor deze leeftijdsgroepen het meest betrouwbaar, omdat ze gebaseerd zijn op een groot aantal metingen bij kinderen van verschillende leeftijden. Voor jongens en meisjes in de leeftijd van 10-18 jaar worden verschillende formules gebruikt. De formule die de ruststofwisseling voor jongens van 10-18 jaar berekent, is de volgende: (17,5 x kg) + 651. Voor meisjes van 10-18 jaar luidt de formule; (12,2 x kg) + 746. De formule berekent het rustmetabolisme in kilocalorieën per dag. 40

Activiteiten

Het energieverbruik als gevolg van lichamelijke activiteit wordt bepaald door de intensiteit en duur van de inspanning. 40

De mate van lichamelijk activiteit wordt aangeduid met de PAL-waarde (PAL=

Physical Activity Level). Om het 24-uurs energieverbruik te berekenen, moet de ruststofwisseling worden vermenigvuldigd met deze PAL-waarde. De PAL-waarde is laag bij zeer inactieve personen en hoog bij zeer actieve personen. 47

Voor adolescenten die een intensieve sport beoefenen wordt een PAL-waarde variërend van 1,7- 2,1 aangehouden. 40

Voor de zeer intensieve duursporten, zoals wielrennen, hardlopen, roeien op hoog niveau en vechtsporten, zoals judo en karate op hoog niveau zal een hoge PAL- waarde van 2,1 gelden. Voor een minder intensieve sport zoals badminton, tennis en volleybal zal een lage PAL-waarde aangehouden worden.

(14)

Groei

De energiebehoefte voor groei is bij kinderen vanaf 1 jaar relatief klein ten opzichte van de energie voor het rustmetabolisme en lichamelijke activiteiten. Om deze reden kan de groeifactor voor jeugdige sporters worden verwaarloosd. Alleen tijdens de piek van de groeispurt in de puberteit moet echter rekening worden gehouden met een groeifactor van 1,2. 40

De energie die nodig is voor groei wordt opgeteld bij het product van de basale energiebehoefte en de PAL-waarde. 47

3.7 Samenvatting

Een goede voeding is voor adolescenten belangrijk, omdat ze nog groeien. Voor sportende adolescenten is het daarnaast ook belangrijk om een goede prestatie te kunnen leveren. Een goede, uitgebalanceerde voeding kan beide belangen dienen.

Deze voeding dient te bestaan uit 60 tot 65 En% koolhydraten, zodat de spierglycogeenvoorraden optimaal aangevuld kunnen worden.

Wanneer de voeding veel koolhydraten dient te bevatten, is er niet veel ruimte voor vet. Toch dient de voeding minimaal 20 tot 30 En% vet te bevatten.

De geraadpleegde literatuur geeft overwegend aan dat er tijdens inspanning een licht verhoogde behoefte aan eiwit is. De ADH van 0.8 – 0.9 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht voor eiwit ligt boven de gemiddelde behoefte, er wordt dus een marge aangehouden. Bovendien krijgen de meeste Nederlanders meer eiwitten binnen dan de ADH, daarom lijkt het niet noodzakelijk om de ADH voor jeugdige topsporters te verhogen.

De aanbevelingen voor vitaminen en mineralen zijn gelijk aan de ADH voor

adolescenten. Vitamine B, ijzer en calcium verdienen de aandacht, deze zijn extra belangrijk voor jeugdige topsporters en kunnen in het gedrang komen door een onvolwaardige voeding.

De vochtregulatie werkt bij kinderen moeizamer dan bij volwassenen. Het is van groot belang om de vochtbalans in de gaten te houden. Het vocht wat verloren gaat door zweten, dient direct aangevuld te worden. De elektrolyten dienen pas tijdens een inspanning die langer dan 3 uur duurt aangevuld te worden.

De energiebehoefte van de jeugdige topsporter kan onder andere worden berekend door de ruststofwisseling te vermenigvuldigen met toeslagen voor groei en

activiteiten. De ruststofwisseling wordt berekend met de Schofield formule. De toeslag voor groei is voor adolescenten te verwaarlozen, alleen tijdens de groeispurt wordt een toeslag van 1,2 aangehouden. De toeslag die voor activiteiten wordt aangehouden, varieert bij adolescenten die een intensieve sport beoefenen van 1,7 – 2,1.

4. Voeding in trainings- en wedstrijdperioden

Het gebruik van een goede voeding is belangrijk voor het prestatievermogen, maar wanneer er niet goed met de voeding wordt omgegaan, kan dit het

prestatievermogen juist negatief beïnvloeden. Het is belangrijk de voeding op de

(15)

persoonlijke voorkeuren van de sporter af te stemmen. Tijdens trainingsdagen dient een voedingspatroon te worden samengesteld waar de sporter zich goed bij voelt en optimaal kan presteren. Tijdens de wedstrijddagen is het niet verstandig om nieuwe voedingsmiddelen uit te proberen, dit kan een negatieve uitwerking hebben op het prestatievermogen.

4.1 De voeding voor de wedstrijd of training

De voeding voor de inspanning zorgt voor het behoud van optimale

bloedglucosespiegels, voor vocht om de inspanning te beginnen en voorkomt een hongergevoel. 2, 10 Zeker wanneer er in de ochtend getraind wordt, zorgt de voeding er voor dat de leverglycogeen voorraad aangevuld wordt. Deze leverglycogeen voorraad is tijdens de nacht gebruikt.

De geraadpleegde literatuur geeft aan dat tussen de laatste maaltijd en de

inspanning niet minder dan 2 à 3 uur dient te zitten. Dit wordt geadviseerd, omdat er anders een grote hoeveelheid voedsel in de maag zit als er met de inspanning wordt begonnen. De kans op maagdarmklachten is dan groter. Ook geeft de literatuur aan niet later dan 4 tot 5 uur voor de inspanning de maaltijd te

consumeren. 15, 21, 22, 26, 31, 33 Wanneer er meer dan 5 uur tussen zit, worden de lever glycogeenvoorraden gekataboliseerd voor het begin van de inspanning. Het verschilt bij iedere sporter welke hoeveelheid vast voedsel hij of zij voor een bepaalde tijd voor de inspanning kan verdragen. Indien er geen vast voedsel wordt verdragen, kan er ook vloeibaar voedsel genuttigd worden. 2, 15, 31, 33

De maaltijd zou voornamelijk uit koolhydraten dienen te bestaan (zie paragraaf 2.1).

Hierbij dient rekening gehouden te worden met persoonlijke voorkeuren en aversies.

Voedsel dat veel vet en/of eiwit bevat dient vermeden te worden, dit vertraagt de maaglediging. 3, 31, 35

Ongeveer 20 minuten voor de inspanning dient er 400 ml water gedronken te worden. Wanneer er eerder gedronken wordt, is de kans op een volle blaas tijdens de inspanning groot. Wanneer er later wordt gedronken is de maag nog vol met vocht. Beide situaties zijn niet gewenst tijdens de inspanning. 31

Het consumeren van suikers voor de wedstrijd wordt afgeraden. Als reactie op deze suiker wordt er meer insuline aangemaakt, wat er voor kan zorgen dat de

bloedsuikerspiegel snel daalt. 2, 10, 22, 26

Van Geel geeft aan dat vanaf 8 minuten voor de wedstrijd wel koolhydraten mogen worden genuttigd. 18

Dit is in andere literatuurbronnen niet terug te vinden.

4.2 Voeding tijdens de wedstrijd of training

Het lichaam slaat koolhydraten op in de spieren, het spierglycogeen. Deze

energievoorraad wordt als eerste aangesproken bij een lichamelijke inspanning. Het hangt van de intensiteit van de sport af, hoe lang er van deze energiebron gebruik gemaakt kan worden. Wanneer het spierglycogeen opraakt, schakelt het lichaam over op leverglycogeen, maar deze kleine voorraad raakt snel op. Het lichaam gaat over op de glucose uit het bloed. De bloedglucose spiegel daalt, sommige sporters voelen dan de symptomen van een hypoglycemie. De meeste sporters voelen de

(16)

spieren zwaar worden en hun concentratievermogen vermindert. De intensiteit van de beweging zal dan dalen. Als er geen koolhydraten ingenomen, worden is het lichaam voornamelijk afhankelijk van de vetverbranding. 10, 31, 33

Wanneer de wedstrijd langer dan een uur duurt, dient elk kwartier 150-250 ml vocht genuttigd te worden. 18, 22

Voor alleen vochtaanvulling kan worden volstaan met water, een hypotone of isotone dorstlesser. Isotoon heeft de voorkeur, deze wordt het snelst opgenomen in het bloed. 28 Een sporter die langer sport dan een uur, dient ook de koolhydraten aan te vullen.10, 22, 26, 28, 31

Wanneer zowel vocht als koolhydraten aangevuld moeten worden, hebben dranken met een koolhydraatconcentratie van 60 tot 80 gram per liter de voorkeur. 28 De waterabsorptie in het duodenum wordt versneld als een drank tevens natrium (20-30 mEq/l) en kalium (5-10 mEq/l) bevat. 39

Bij een inspanning die langer dan 3 uur duurt of bij grote zweetverliezen als gevolg van een hoge temperatuur of lage luchtvochtigheid moeten de elektrolyten worden aangevuld. 31

Hierbij volstaat een sportdrank ook een sportdrank waar natrium en kalium aan toe zijn gevoegd. Bij een korte inspanning dan 3 uur is het aanvullen van elektrolyten niet noodzakelijk. Het verlies aan elektrolyten is dan te verwaarlozen (zie ook paragraaf 2.5.1). 10

4.3 Na de wedstrijd of training

Uitputting wordt meestal veroorzaakt door weinig lichaamsvocht en spierglycogeen.

Wanneer binnen 2 uur gegeten wordt, is de spierglycogeen synthese optimaal. Wordt er langer gewacht met eten, dan gaat de spierglycogeen synthese steeds langzamer.

26, 31 Vier uur na de inspanning pas eten, resulteert in een spierglycogeen synthese van nog maar 45%. 26

Bij optimale koolhydraataanvulling na de inspanning duurt het ongeveer 24 uur totdat het spierglycogeen is aangevuld. Dit dient zoveel mogelijk te gebeuren met complexe koolhydraten. 3, 10, 26, 33, 35

De spierglycogeen synthese is langzamer bij inname van eenvoudige koolhydraten, het duurt dus langer dan 24 uur voordat de voorraden zijn aangevuld. Eenvoudige koolhydraten worden snel afgebroken wat kan leiden tot een hypoglycemie.

Complexe koolhydraten worden langzamer afgebroken waardoor de bloedsuikers gelijkmatig blijven Bovendien bevatten producten met complexe koolhydraten vaak meer vitamine B, ijzer en voedingsvezels. Wanneer er geen vast voedsel wordt verdragen kan er gebruik gemaakt worden van een hypertone sportdrank of een andere energiedrank. 3, 10, 26, 33, 35

4.4 Samenvatting

Een goede sportvoeding bevat niet alleen de juiste voedingsmiddelen, maar ook de timing van eten dient perfect te zijn. De voeding dient zo ingedeeld te zijn, dat de sporter er zo min mogelijk hinder van heeft. Een jeugdige topsporter dient daarom

(17)

een voedingsschema te maken tijdens trainingsdagen. De jeugdige topsporter heeft zowel tijdens trainingsdagen als wedstrijddagen profijt van een voedingsschema. De jeugdige topsporter kan dan niet voor verrassingen komen te staan die door voeding worden veroorzaakt.

5 Geraadpleegde literatuur

1. Baarda D.B. en Goede M.P.M. de. Methoden en technieken. Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Tweede druk. Houten Stenfert Kroese 1999

2. Bar-Or, O. The Child and Adolescent Athlete. Oxford, Blackwell Science Ltd 1996

3. Benardot, D. Sports Nutrition, a guide for the professional working with active people. Second edition.

Chicago, The American Dietetic Association 1993

4. Blaauwbroek, A., Heuvel, H. van den, Liefers, J. Basiscursus voorlichting. Groningen, Wolters-Noordhoff 1992

5. Bloemfield, J., e.a. Science and medicine in sport. Second edition. Oxford, Blackwell science Ltd 1995

6. Boisseau N, e.a. Pubmed abstract: Protein intake and nitrognbalance in male non-active adolescents and soccer players. 2002

7. Boom-Brinkhorst, F.H. van der, Hartman, E., e.a. Mens en voeding. Vijfde druk. Baarn, Hbuitgevers 2002

8. Bowman, B.A., Russell, R.M. Present knowledge in nutrition. Eight edition. Washington, DC ILSI Press 2001

9. Brinkman J. De Vragenlijst. Groningen, Wolters – Noordhoff 1994

10. Bruno, P.R., McCann, P.D., Scuderi, G.R. Sports medicine, princeples of primary care. St. Louis, Mosby 1997

11. Coleman, E en Nelson Steen, S. Ultimate sports nutrition. Second edition. Palo Alto, Bull Publishing Company 2000

12. Cristine, A. Rosenbloom, C.A., Satya, S. Jonnalagadda, S.S. Skinner, R. Nutrition knowledge of

collegiate athletes in a Division I National Collegiate Athletic Association institution. Uit: Journal of the American Dietetic Association 2002, Volume 102, No 3

13. Dommelen-van Wamelen, A, van, Meijer, F de. Mogelijkheden van internet voor de diëtist. Uit:

Nederlands tijdschrift diëtisten 2002, no 11

14. Driel H.van. Internet en communicatie. Rotterdam, Uitgeverij Media Business Press B.V. 1999

15. Duggen, C., Hendricks, K.M., Walker, W.A. Manual of pediatric nutrition. Thirth edition. Hamilton, BC Decker 2000

16. Eskes, J. Junkfood omdat het een gevoel van vrijheid geeft. Uit:Voeding en voorlichting 1995, no 9

17. Garrow, J.S., James, W.P.T. Human nutrition and dietetics. Ninth edition. Edinburgh, Churchill Livingstone 1993

18. Geel, A.van. Voeding en Sport. Tweede druk. Haarlem, De Vrieseborch Haarlem 1997

19. Gordon, C.M. Bone density issues in the adolescent gynecology patient. Uit: Journal of pediatric and Adolescent gynecology 2000, volume 13

20. Hammink, J., Lim, M., Wooning, M. van der. Een gezonde kijk op vitamines en mineralen. Den Haag, Voorlichtingsbureau voor de Voeding 1997

21. Harris, M., Williams, C., Stanish, W. D., Micheli, L.J. Oxford Textbook of Sports Medicine. Oxford University Press 1994

22. Helsper, H., Hendriks, E.R.H.A. Voeding en verzorging bij sport. Houten, Bohn Stafleu Van Loghum 1997

23. Jacobson, B.H. Sobonya, C, Ransone, J. Nutrition Practices and Knowledge of College Varsity Athletes: A Folow-Up. Uit Journal of the American Dietetic Association 2002, volume 102, no 3

24. Jansen, E.P.W.A., Joostens, H. Enquêteren, het opstellen en gebruiken van vragenlijsten. Tweede druk.

Groningen, Wolters-Nordhoff 1998

25. Jeukendrup, A.E. Sportvoeding: Nieuwe ontwikkelingen en interessegebieden. Uit: Nutrinieuws 1999, no 4

26. Johnson, R.J., Lombardo, J. e.a. Current review of sports medicine. Philadelphia, Current medicine 1994

27. Jonnalagadda, S.S. Rosenbloom, C.A. Dietary Practices, Attitudes, and Physiological Status of Collegiate Freshman Football Players. Uit: the Journal of Strength and Conditioning research 2001, volume 15, no 4

28. Kaathoven, N., Puijenbroek. Compendium dieetproducten en voedingsmiddelen 2002, 29e editie.

Houten/Diemen, Bohn Stafleu van Loghum 2001

29. Kussendrager, M. Scriptie: Adviesrapport voorlichtingsmateriaal voor het voortgezet onderwijs.

Rotterdam 2001

30. Loon L. van. Herstel na inspanning. Uit: Voeding nu 2002, jaargang 4, no 2

(18)

31. Mafruli, N. Color Atlas and Text of Sports Medicine in Childhood and Adolescence. Londen, Mosby-Wolfe 1995

32. Maughan, R.J. Nutrition in sports, the encyclopaedia of sports medicine. Oxford, Blackwell science Ltd 2000

33. McArdle, W.D., e.a. Exercise physiology. Energy, nutrition and human performance. Fifth edition.

Philadelphia, Lippincott Williams en Wilkins 2001

34. Meijer, A. Scriptie: E-diet: Voedingsvoorlichting in de Nieuwe Economie. Rotterdam 2001

35. Rodwel Williams, S. Basic Nutrition and diet therapy. St Louis, Mosby 2001

36. Sherry, E., Wilson, S.F. Oxford Handbook of Sports Medicine. Oxford, Oxford University Press 1998

37. Shike, M., Shils, M.E., Olson, J.A. Modern nutrition in health and disease. Eight edition. Philadelpia, Lea and Febiger 1994

38. Skinner, P. e.a. Development of a medical nutrition therapy protocol for female collegiate athletes. Uit:

Journal of the American Dietetic Association 2001, volume 101, no 8

39. Smeets-van der Lubbe, E.M.A., Verheul-Koot, M.A., Vlasblom-Verwimp, J.J.M., Vlis, van der – Vester, E.C. Nutricia vademecum, deel 1 Voeding en Gezondheid. Maarssen, Elsevier/ De Tijdstroom 1998

40. Smeets-van der Lubbe, E.M.A., Verheul-Koot, M.A., Vlasblom-Verwimp, J.J.M., Vlis, van der – Vester, E.C. Nutricia vademecum, deel 2 Voeding en Ziekte. Maarssen, Elsevier/ De Tijdstroom 1999

41. Stegeman,.N.E. Voeding bij gezondheid en ziekte. Groningen, Wolters Noordhoff 1997

42. Story, M. Neumark-Sztainer, D. French, S. Individual and environmental influences on adolescent eating behaviours. Uit: Journal of the American Dietetic Association 2002, volume 102, no 3

43. Thomas, B. Manual of Dietetic Practice. Thirth edition. Oxford, Blackwell Schience Ltd 2001

44. Vocht A. de. Basishandboek SPSS 10. Tweede druk. Utrecht, Bijleveld Press 2001

45. Vos, M.F. Van plan tot uitvoering, inleiding in voorlichting en public relations. Derde druk. Utrecht, Uitgeverij Lemma 1997

46. Woerkum, C.M.J. van. Massamediale voorlichting. Een werkplan. Vierde druk. Amsterdam, Boom Meppel 1992

47. www.GR.nl/pdf.php?ID=211, Voedingsnormen van de gezondheidsraad 2001

48. www.KNAU.nl

49. www.OSRDH.nl

50. www.VOEDINGSCENTRUM.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De financiële binding is de basis en door een goed contact tussen dienstverlener, sporter en OSMN zal een langdurige samenwerking mogelijk kunnen worden.. Hoofdstuk

Welzijn Velserbroek - De bar- re winter. Wat herin- nert u zich nog van de winter van 1963? Iedereen grofweg bo- ven de 45 jaar die je deze vraag stelt komt met verhalen

Welzijn Velserbroek - De bar- re winter. Wat herin- nert u zich nog van de winter van 1963? Iedereen grofweg bo- ven de 45 jaar die je deze vraag stelt komt met verhalen

op zijn beurt, had niet onvoorwaardelijk afstand gedaan van zijn rechten onder artikel 6 EVRM, hetgeen het EHRM aanneemt omdat hij de onafhankelijkheid en onpartijdig- heid van

In de figuur is te zien dat de gemiddelde overeenkomst het slechtst (hoge score) is voor de groep die helemaal geen functie wil vervullen voor een sportbond (groep één) en het

Total numbers of ARCMs attached on ECM, L/E and L in the ischemic group consisted of similar numbers of non-viable hypercontracted and viable rod-shaped cells.. PBS is harmful

konservatisme) en wetenskaplik moontlik te maak. Die metode van lcorling­ ondcrvraging dui daarop dat laasgenocmde se lewe van wense en bcgccrtcs ook 'n rol spuol

Voor de risicoverevening 2021 zijn alle somatische kosten die ten laste komen van de Zvw ondergebracht in één model, met de 218 risicoklassen beschreven in de vorige paragraaf als