27 SEPTEMBER 1930.
,
. No. 3039
WEEKBLAD
DER DIRECTE BELASTINGEN, INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN
onder Redactie van W.
Mulder, Ontyanger
der directebelastingen
teArnhem, J.
van derPoel, Inspecteur
der directebelastingen,
invoerrechten enaccijnzen
teMiddelburg,
M.J. Prinsen, Inspecteur
der directebelastingen,
invoerrechtenenaccijnzen
en candidaat-notaris te
Dragten
en K. vanSchouwen, Ontvanger
deraccijnzen
te Amsterdam.Stukkenvoor de Red. te zendent/m8Oct.a.s. aanden Heer K. v. SCHOUWEN, Reinier Vinkeleskade 31 >•
Amsterdam; voorde VragenrubriekInk.-en Verm.- belasting aan den HeerM.J. PRINSEN, Stations-
weg, Dragten, alle overigeaanden Heer W. MULDER, Steijnstraat 23, Arnhem.
Opgave van advertentiën en abonnementen aande Administratie.
ADMINISTRATIE;
EMMAPLEIN 2
’S-HERTOGENBOSCH
POSTREKENING 44483
DIT BLAD VERSCHIJNTELKEN ZATERDAG Prijs perkwartaal fr.p.p.bij vooruitbetaling!3.—
Afzonderl. nos. f 0.30.
PRIJS DER
ADVERTENTIËN;
Voor de eerste 5 regelsf 2.50 en voor eiken regel meer f 0.30.
Bij jaarcontract aanzienlijire korting.
INHOUD: Een Afscheid. De gedeclareerde waarde van in- en
uitgevoerde goederenvoor de Statistiek. (B. Sinnema). Invioed van de tijdelijke niet-uitoefening van een ambt ofbetrekking op het voort- bestaan van de bron van inkomen. (M. J. Prinsen). Over de ver-
antwoording van gewetensgelden. (H.W. K.) Staatsbegrooting1931.
(Vervolg.) Overzicht van de opbrengst der Middelen. Vereenigin-
genen Vergaderingen.— Renseignementen. Nadere Renseignementen.
Ministerieele benoemingenenz. Uitde Staatscourant. Berichten.
Een Afscheid.
Nog
enkeledagen
en de Heer As.Volkmaars,
Directeur te Amster- dam, zalzijn
ambtneerleggen.
De vooraanstaande
plaats
door hem inons dienstvakingenomen
en de
groote
invloed door hemdaarop uitgeoefend,
geven onsaanleiding
aan dit feit te dezerplaatse eenige beschouwingen
tewijden.
Een kort overzicht van
zijn ambtelijke loopbaan
ga daaraan vooraf.Na
zijn opleiding
te hebbenontvangen bij
den HeervanBlarkom,
Con+roleur teKampen,
tradhij
op I November 1887 in dienst als surnumerair teAmsterdam,
aanvaardde na ± 3jaar
het beheervan het
ontvangkantoor Gramsbergen
en waslaLr
in hetzelfde ambt teGennep
werkzaam.Van daaruit
volgde zijn benoeming
totadj.-inspecteur
Inv. en Ac'. te Amsterdamenachtereenvolgens
die totinspecteur
te Om- men,Lobith,
DenHelder, Zwolle,
Amsterdam Dir. Bel.en Rotter- dam Inv. en Acc.Bij
K.B. van 16Juli
1918 werdhij
geroepen tot het ambt van Directeur te Rotterdam, hetwelkhij
op 24 November 1921 ver- wisselde met dat van Directeur te Amsterdam.Uit deze
opsomming
is aldadelijk
teverklaren,
degroote
ken- nis van ons dienstvak in alzijn geledingen,
die ieder die met hem inaanraking
kwam, moestopvallen,
en die hem in het latere ge- deelte vanzijn ambtelijke loopbaan
van zoogroot
nut is geweest.Voeg daarbij,
dathij
verschillendejonge
menschen hun op-leiding gaf,
lidwas vanexamen-commissies,
lidvan de Emolumen-ten-commissie,
van de Fusie-commissie-Beumeren ten slotte voor- zitter van deReorganisatie-commissie
en men kan zich eendenk- beeld vormen vandeenormehoeveelheid arbeid door dezen ambte-naar in 43
jaren
verricht.Daarbij
komt dan nog, dathij
ook in hetvereenigingsleven
een
belangrijke
rol heeftgespeeld
als lid envoorzitter der Vereeni-ging
vanInspecteurs
en alsvertegenwoordiger
derRegeering
inde
Dienstvak-commissie, terwijl hij gedurende
velejaren
eenzeer werkzaam aandeel had in de redactie van het Weekblad.Het zou
grootere
ruimtebehoeven,
dan eengeheel
Weekbladbiedt,
om vanzijn ambtelijk
levenswerk ook maar eenglobaal
overzicht te geven.Bezield met een
groote
liefde voorzijn ambt, zijn
dienstvak enzijn medeambtenaren,
met een ontembare werk- enwilskrachten zin voor
hervorming,
heefthij
zich in alzijne
functies ten volle gegeven.Ambtenaarvan breede
allure,
konhij
niets ten halve doen en bezathij
hetgeheim,
niet alleenom teorganiseeren
maar ook omgetroffen regelingen
te doen handhaven.Strijdlustig
van natuur, vochthij
met taaievolharding
naar alle fronten als hetbelang
van dendienst, bij
hemgaande
bovenalles,
dat naarzijn overtuiging noodig
maakte.Wie naast en met hem
gestreden
hebben in den zwarenkamp
om behoud der wet op de
Inkomstenbelasting
voor ons dienstvak hebben hem inzijn
volle krachtgezien
enzijn
durf enstrijdvaar- digheid
kunnen bewonderen.Voor
zijn
ambtenaren washij
eengoed
chef in den waren zinvan het
woord,
uiterstgestreng
waar ditnoodig
was, maar ookhumaan,
als niet onwil of opzet, maar andere oorzaken tot nietrichtige plichtsvervulling
haddengeleid.
Goed menschenkenner en
scherp opmerker,
greephij
gaarne degelegenheid
aan om ambtenaren met meerdan gewonenaanleg,
den weg totpromotie
teeffenen,
maar ook schroomdehij
niethen,
die inzijn
oogen, geenjuiste opvatting
van hun ambt hadden, dien weg te versperren.Jonge
ambtenaren wisthij
met enthousiasmeen liefdevoor het dienstvak te vervullen.Steeds vatbaar voor
goede argumenten,
washij onmeedoogend
voor
tegenwerking,
laksheid en sleur.Vóóralles, was
hij
hervormer;
de teekenen destijds
lieten hem niet onberoerd en eenstrijd
van velejaren
heefthij gestreden
om de verouderde
inrichting
van ons dienstvak in nieuwe banen teleiden,
af te schaffen wat alleen uit traditie voortleefde zonderwezenlijk nuttigen
ondergrond.Zijn groote
kans daartoekwam,
toen hembij
Min.beschikking
van 14 Februari 1923 de
leiding
werdopgedragen
van „een onder- zoek naar demaatregelen,
welkegetroffen
zouden kunnen wordenom te
geraken
tot een zoogroot mogelijke vermindering
van deuitgaven
voor het dienstvak der dir. bel. enz. insamenwerking
met hetOrganisatie-advies-bureau
van Ir. vanGogh
en den HeerJ. Takken,
Referendaris aan hetDepartement
van Financiën.”Het is niet
volledig
bekend welkehervormingsmaatregelen
nagenoemd tijdstip
genomenzijn
op advies dezercommissie,
maar van veleingrijpende maatregelen
wetenwij
het tochwel,
omdat de V. V. V. somsduidelijk heenwijst
naar hun oorsprong,terwijl
het van enkelelangs
anderen wegalgemeen
bekend isgeworden.Natuurlijk zijn
ze niet alle ingelijke
matebelangrijk,
maar alsuiting
van een vooruitstrevendengeest
hebben ze toch hun doel nietgemist.
Om met de
eenvoudigste
tebeginnen, wijzen
we op de afschaf-fing
van allerleiperiodieke
ennegatieve
opgaven, op de vereen-voudiging
in onzeambtelijke briefwisseling (V. 2043),
op degelijk- making
van denafloop
dertabaksvergunningen,
op het Kosten- besluit(V. 2477/8),
op deafschaffing
derEntrepotrekeningen (V. 2158),
op deverbetering
deroverstorting
vankasgelden
in degroote
steden enz.457
Belangrijker
was de wet van 2Juli
1923 S. 308 V. 2116 betref- fende„Voorschriften
omtrentaangiften,
dievolgens
dewettelijke bepalingen
in zake de invoerrechten enaccijnzen
op deontvang-
kantoren moeten wordeningeleverd”,
eenmaatregel,
die tot be-langrijke besparing
vanpersoneel
heeftgeleid.
Maar de meest
ingrijpende maatregelen zijn
zeker welgeweest
de centralisatie derontvangkantoren
en deherziening
der Voor- schriften betreffende deComptabiliteit.
De V. C.
zijn
nulang
genoeg inwerking
om er eenafdoend oor- deelover uit tespreken
en ofschoon het doel van dit artikel niet is het beoordeelenvan het werk der Connnissie-Volkmaars, willenwe toch omtrent dit
onderwerp
eenuitzondering maken,
daar het vasten vorm heeft gegeven aan sedert tal vanjaren
door allecomptabelen gekoesterde
wenschen enverlangens.
Het
comptabel
beheer op deontvangkantoren
was vooral wat deuitgaven
betrofallergebrekkigst ingericht
en hetgevolg
daarvan was, dat ieder er opzijn eigen
manier maar eenparticu-
liereboekhouding bij aanhield,
om den wagen in het rechte spoor te houden.Dat dit
gelukt
isbij
een zoovele millioenen omvattendgeld- beheer,
mogepleiten
voor decomptabelen,
de man, die een eind heeftgemaakt
aandien chaotischen toestand verdienteeneere-palm.
De andere
groote maatregel,
de centralisatie derontvangkantoren
en de mechanisatie van het
beheer,
is nog slechts voor een klein deelvoltrokken,
zoodat een afdoend oordeel daarover nog nietmogelijk is,
maar hoe dat ook mogeuitvallen,
ontkend kan niet worden, datbij
deconceptie
van ditplan
eengrootsche gedachte
heeft
voorgezeten, terwijl
ookhierbij
weer isgebleken,
hoe de be-langen
van dendienst,
denontwerper
steeds voor dengeest
hebbengestaan
en alle anderebelangen
daarvoor hebben moetenwijken.
Het
spreekt
welvanzelf,
dateen man metzoo sterke kwaliteiten, niet alleen enthousiaste bewonderaarsmaar ook felletegenstanders
heeftgehad.
Wil men
zijn
werkbeoordeelen,
dan mag nietvergeten worden,
dat niet alzijn gedachten
inongerepten
vorm tot dadenzijn
ge- komen.Hervormen is een zwaar enondankbaar
werk,
datonvermijdelijk
schade doet aanpersoonlijke belangen,
en dat eenijzeren
hand behoeft en een stalenvolharding,
die slechtsweinigen
bezitten.Om te
slagen
moettegenstand
hem nietontmoedigen,
maarsterken totvoortzetting
van denstrijd.
Zulk een man is Volkmaars in
zijn geheelen diensttijd geweest
en hoe ook het oordeel over
zijn
werk enzijn
daden mogezijn, bij
allen die hemwerkelijk kennen,
zal deovertuiging
leven, dathij
behoort tot degroote
mannen, die ons dienstvak in de laatste halve eeuw heeftgekend.
De invloed, dien
zijn
werk op ons dienstvak heeftgehad,
zalmet
zijn uittreding
uit den dienst nietophouden
maar zich noggedurende
zeerlangen tijd
doengevoelen.
Hij
is de baanbrekergeweest,
die ons denweg heeft
geopend
naar een nieuwe
richting
en daarvoor hetmoeilijke pionierswerk
heeft verricht.Daarvoor zal het dienstvak hem dankbaar
zijn.
De
gedeclareerde
waarde van in- enuitgevoerde goederen
voor deStatistiek.
De Heer Dr. B.
J.
M. Ammerlaan komt inzijn proefschrift „Prac-
tischeproblemen
uit de Handelsstatistiek”(uitg.
H.j.
Paris—Amsterdam.)
tot de conclusie: „dat alsgevolg
van debepalingen
onzer tariefwet
(bedoeld
zullenzijn
art. 120 sub 6 derAlgemeene
Wet en de artikelen 5 en 6 der Wet op hetStatistiekrecht; S.)
de statistiek slechtsrekening
houdt met dewaarde, die degoederen hebben,
op hetoogenblik
van invoer en niet met dewaarde,
dievoor de
ingevoerde goederen
inderdaad aan het buitenland moet wordenafgestaan (factuurwaarde)zie
biz. 214. In het hoofdstuk~Waarde”
worden degronden vermeld,
waarop deze conclusie steunt. De heer A. noemt de h. t. 1.toegepaste wijze
van waarde-aangifte
een, niet teverbeteren,methodefoutvan de Nederlandschestatistiek.
Na
lezing
vanbovengenoemd proefschrift
en nabestudeering
der bestaandewettelijke
voorschriften omtrentwaarde-aangifte
van in- en
uitgevoerde goederen, lijkt mij
de conclusie van den heer A. aanvechtbaar. N.m.m. komt in de Nederlandsche Statistiek1. U. D. voor een zeer
groot
deel deringevoerde
envoorbijna
alleuitgevoerde goederen
een waarde voor, dieweergeeft
watwij
resp.aan het buitenland moeten betalen en wat het buitenlandonsschuldig
wordt.Hetgeen
hierondervolgt poogt
dit tebewijzen.
Tot 1917 werd de waarde van
ingevoerde,
niet naar de waardebelaste, goederen
en vanuitgevoerde goederen vastgesteld
aan de handvan officieelewaardeschattingen.
V'oor naarde waarde belastegoederen
moest deimporteur
zelf de waarde aangeven. In de eersteplaats
wil ik behandelen de aan te geven waarde vaningevoerde,
naar de waarde
belaste, goederen.
Daar het woord
„waarde”
in zeer verschillende beteekenissen wordtgebruikt,
was hetnoodig
hetbegrip ~waarde”
nader te om-lijnen.
Alvorens de eerste waardedefinitie tebespreken
is het ge- wenscht in het kort nate gaan wat in de economie onder~waarde”
wordt verstaan.
De
beteekenis,
die de menschvoor debevrediging
vanbehoeften in hetalgemeen
en voor zichpersoonlijk
aan eengoed
hecht,noemt de economie de waarde van dat
goed. Wij
hebben hier hetbegrip „waarde”
slechts te beschouwen in den omgangvanmenschen met elkanderen voorgoederen,
waarvan hetgenot
vooroverdracht vatbaar is. Deprijzen
die menschen(subjectieve waardeschattingen)
aan dezelfde
goederen
toekennenloopen
meestal sterk uiteen.Dit is de oorzaak van den ruil. De menschen gaanover tot den ruil
zoo
spoedig zij
daar voordeel van verwachten.Fungeert bij
den ruilgeld
alsprijsgoed
danspreekt
men vankoop
enverkoop.
Ondanks de
uiteenloopende subjectieve waardeschattingen
ont- staat er tusschentalrijke koopers
enverkoopers
op eengoed
wer- kende markt voorketzeljde goed
nagenoegéénzelfde prijs.
Het vorenstaande
wijst
er reeds op, dat voor de declaratie demarktprijs
tot.,basis zal,moeten
dienen. Het is toch inprincipe
debedoeling,
dat alleonafhankelijk
van de econo- mischepositie (fabrikant, grossier,
kleinhandelaar ofconsument),
voor
hetzelfde goed eenzelfde
invoerrecht betalen. Dit doel kan men be- reiken dooreenbepaalde (onder bepaalde
voorwaardenbedongen) marktprijs
tot aan te geven waarde teproclameeren.
!kschrijf
~onder bepaalde
voorwaardenbedongen”,
want een definitie waarde =marktprijs
is vaag enonvolledig.
Direct komen vragen naarvoren :a.deprijs
op welke markt—die in het landvanafzending
of die h.t.l.;
b. deprijs,
diebedongen
wordt op de markt van dengroothandel,
van den kleinhandel of die voor de verbruikers;
c. deprijs
op welktijdstip
op hettijdstip
vankoop
ofaangifte
ten invoeren d. deprijs
onder welke condities: affabriek,
franco grens, franco huis e. d.De waarde-definitievan ~voor 1895” staat nog steeds in art. 120
sub 6 der
Algemeene
Wet.Zij
luidt alsvolgt
:~Onder
waarde is te verstaan deloopende prijs
hier te lande tentijde
deraangifte.”
De definitie was vaag.
Op
de hiervoorgestelde
vragengaf zij
geen antwoord. Echterbij
het toen bestaandesysteem
van benade-ring
waszij
voldoende.In 1895
ging
men h. t. I. over tot het z.g.„aanhoudingssysteem.”
Een
uitvoeriger
ennauwkeuriger
definitie wasnoodig. Zij
werd opgenomen in art. 32 der Waardewet(van 1895,
gew. in1906).
en bevatte een
aanvulling
van art. 120 sub 6 derAlgemeene
Wet.Volgens
de definitie moet voor naar Nederlandgeleverde goederen
worden aangegeven: deengros-prijs
c. i.f.
Nederlandsche grens op heltijdstip
deraangifte.
Het betreft hier dus nieteen
werkelijk bedongen prijs tengevolge
van
koop
enverkoop,
doch een onderbepaalde
voorwaarden tebedingen koopsom.
De definitie heeft in theorie totgevolg,
datvanhetzelfde
goed
opgelijk tijdstip
vanaangifte
ten invoer eenzelfde invoerrecht moet worden betaald. Voor de Statistiek iszij
echter niet de meest bruikbare, daar deengros-dagprijs
in velegevallen
nietweergeeft
denwerkelijken koopprijs.
Toch isn.m.m. depractische
toepassing
van de definitiezoodanig,
dat van demeeste,
naar de waardebelaste, goederen
wordtaangegevendewerkelijke koopprijs
No. 3039 458
(factuurwaarde).
Ik laat deaanvulling
der waardedefinitievan1920, waarbij wettelijk
werdtoegestaan
naar denkoopprijs
aan te geven, nog buitenbeschouwing.
Wat is
namelijk
hetgeval.
Het Nederlandsche tarief van 1862 ennogmeerdatvan 1924 iseen„verteringstarief.” Bijna
uitsluitend worden fabrikaten belast. Deze fabrikaten worden in hetalge-
meen
gesproken niet,
als tarwe,mais,
katoen e.d.,
over degeheele
wereld naarbepaalde standaardqualiteiten
verkocht. Er bestaat geentermijnhandel
in dezegoederen.
Voorzoover ik kon nagaan geven de
dagbladen
wat betreftnaar de waarde belaste
goederen
alleenengros-dagprijzen
voor de artikelen zuidvruchten enspecerijen.
Deengros-dagwaarde
van de meeste der
bovengenoemde goederen ligt
dus nietvoor hetgrijpen.
Deuiteenloopende
resultatenbij waardeschattingen
door ter zakedeskundige grossiers
van courantemanufacturen,
mode- waren,ijzerwaren
e. d.bewijzen
dit. Uit het vorenstaandevolgt,
dat de aangever, onbekend met den
engros-dagprijs, bi]
de declaratie in hetalgemeen
zaluitgaan
vanzijn koopprijs.
Men zou kunnenbeweren,
dat de kleinhandelaaromtot denengros-prijs
te komeneenbedrag
vanzijn factuurprijs
zal aftrekken. In depraktijk gebeurt
dit echter niet. De kleinhandelaar weet meestal nietprecies
de verdienste van dengrossier.
Verderzou de douane direct vragen:~Waarom
trekt U iets van hetfactuurbedrag
af,bewijs
eens dat hetjuist
is.” Dit is nietaltijd gemakkelijk
en veroorzaakt last en moeite. Tenslotte kan men nog de vraag stellen: wanneer is mengrossier,
wanneerklein-handelaar. Ook kan nog wordenopgemerkt,
datvoorsommige
naar de waarde belastegoederen
h.t.l. geen gros- siers bestaan.Tegen
hetgelijkstellen
vankoopprijs
metengros-dagprijs
bestaan geenbezwaren,
mits sinds denkoop
geenprijsstijging heejt plaats gevonden.
Bij prijsdaling (sinds
denkoop)
enbij levering
dooreengrossier {tweede handspiijs)
zalbij aangifte
naarfactuurwaarde deze in geengeval
telaag zijn. (Het bijzondere
eenenkele keer voorkomendegeval,
dateentweedehandsprijs lager
isdan de eerstehandsprijs
laat ik buitenbeschouwing.)
Hetprijsverloop
van naar de waarde belastegoederen
is in normaletijden
nietzoogrillig
als dat van de meestewereldproducten
als granen,katoen,
metalen e. d. In hetalgemeen stijgen
of dalen deprijzen
vaneerstgenoemde goederen
slechtslangzaam.
Dit alles werkt er toemede,
dat de factuur- waarde in de meestegevallen
voor deaangifte
naar denloopenden prijs
=engros-dagwaarde
kan dienen.Uit het vorenstaande
volgt,
dat in normaletijden bij aangifte
naarden z.g.
loopenden prijs
in depraktijk
van de meesteingevoerde,
naar de waarde
belaste, goederen (zuidvruchten
enspecerijen
sluit ik hierbij
dalendeprijzen uit)
dewerkelijke koopprijs
wordt aangegeven.Tot heden
besprak
ik de waarde-definitie zooals deze voor deaanvulling
van 1920luidde.Bezienwethans deaanvulling
van 1920(wet
van 31 December 19205.977). Zij
had haar ontstaan te danken aan denaoorlogsche omstandigheden.
Waren de toestandennor- maalgebleven
danwas m.i. hetbegrip „loopende prijs”
voldoendegeweest.
Door voortdurendeprijswijzigingen,
voor eengroot
deelgevolg
van degroote valuta-fluctuaties,
bestond er in de meestegevallen
geen verband meer tusschen denkoopprijs
en de engros-dagwaarde.
Er rezen velemoeilijkheden bij
hetbepalen
van laatst-genoemde
waarde.Op aandringen
van den handel heeftmen toenaangifte
naar denwerkelijken koopprijs toegestaan.
De handel maaktevan dezebepaling veelvuldig gebruik
enzij
is danook,
toen hetwaardebegrip
in de Waardewet 1927 S. 17 in een nieuw kleedgestoken werd, bestendigd.
Dewaarde-definitie,
zooals deze thans luidt(art.
23 Waardewet 1927 S.17),
is inprincipe gelijk
aandievan 1895 +aanvulling
1920.Aangifte
naar factuurwaarde enoverlegging
der factuurbij
de visitatiezijn regel geworden.
Volledigheidshalve
dien ik nog in het kort tebespreken
de her-leiding
vanfactuurbedragen
in vreemde valuta tot Nederlandsch courant. Wordtaangegeven naar den z.g.
loopenden prijs
ik veronderstelhierbij,
dat de factuurwaarde dienprijs weergeeft
dan moet vreemde valuta worden herleidtegen
den koers bekend op dendag
vanaangifte; terwijl bij aangifte
naar denkoopprijs herleiding
dient tegeschieden tegen
den koers bekend op dendag
van
koop.
Dit verschil was in dejaren
1921—1926 met haregroote koersschommelingen
vandaar de voortdurendeprijsverande- ringen
vanbelang,
dochthans,
nu allebelangrijke
valuta’s ge- stabiliseerdzijn,
telt dit verschil zeer zeker in depraktijk
niet meer.De waarde-definitievan 1927 houdt verder nog
in,
dat dekoop- prijs
voor dewaardeaangifte
niet kandienen,
indienzij bedongen
is meer dan een halfjaar
voor deaangifte, (verg.
tekst art. 23 Waardewet 1927 S.17).
Indergelijke gevallen
kanprijsstijging uitgesloten
de factuurwaarde dan toch nog als z.g.loopende prijs
dienen.De heer A.
schrijft
op bldz. 156 vanzijn proefschrift
onder de tekst van art. 23 der Waardewet 1927 S.17, ~dat
ten aanzien vannaar de waarde belaste
goederen
de douane in hetalgemeen
geenrekening
houdt met denwerkelijken koopprijs.”
Ikben, gezien
vorenstaandeuiteenzetting,
vanmeening,
dat deze zinsnede had moeten luiden alsvolgt:
Depractische toepassing
van het waarde-begrip,
zocals dat staat in art. 23 derWaardewetig2y S. ly, iszoo-danig,
dat in hetalgemeen
voor naar de waarde belastegoederen
dewerkelijke koopprijs
wordt aangegeven.Ik heb de
proef
op desomgenomen.Op
eenbelangrijke
visitatie-post
werd toch zeker 90%
diergoederen
naarfactuurwaarde aange- geven en vanbijna
al dezegoederen
werd de factuur directbij
devisitatie of op aanvraag
overgelegd.
Thans de
ingevoerde,
nietnaarde waardebelaste, goederen
endeuitgevoerde goederen.
De heer A.
schrijft
op bldz. 157:~Een overwegend
deel van de in Nederland aan invoerrechtonderhevige goederen
is naar de waardebelast,
zoodot de statistiek ten aanzienvan de anderegoederen
uit eenoogpunt
vanuniformiteit
metdezelfde
waarde moetrekening
houden.” Nadat de artikelen sen 6 der Wet op hetStatistiekrechtzijn
weergegeven, trekthij
de conclusie:~Zoowel bij
den in alsbij
den uitvoer houdt dus de Nederlandsche Statistiekrekening
met de contantewaarde,
en niet met de factuurwaarde.” Wat onder„contante waarde” moet worden verstaan wordt nergens
gezegd.
Uit
hetgeen
isgeschreven
op de bldz. 161 en 163volgt m.i.,
dat debedoeling
van denschrijver
is daaronder te verstaan de engros-dagwaarde.
Wat de heer A.
schrijft
is echter instrijd
zoowel met degeschiede-
nis als met depractische toepassing
vandeartikelen 5 en 6 der Wet op het Statistiekrecht.Vóór 1921 kan men zeggen werd van deze
goederen
de contantewaarde,
zooals de heer A. dezeopvat,
aangegeven; echterbij
wet van 31 December 1920 S. 977 werden de waardedefinitieszoodanig gewijzigd,
dat in denvervolge,
zooals de M.v. T.opmerkt
:~de werkelijk bedongen koopprijs (factuurwaarde)
tot maatstaf zal dienen enzulksonverschillig
of dit eeneerstehandsprijs (gros- siersprijs)
is en deprijzen
sedert dien wellichtzijn gestegen
of ge- daald.”Voor deze
goederen
wordt dus de meestjuiste
waarde uit statistischoogpunt
aangegeven. Degrossier,
klein-handelaar en verbruiker moetenvoor dezegoederen
steeds aangeven hetbedrag gerekend
franco grens en k contant watzij
aan het buitenland moetenafstaan,
of wat het buitenland hunschuldig
wordt.Onder de hierbedoelde
goederen
vallen dewereldproducten (granen, vleesch, suiker, metalen,
katoenetc.)
waarvan hetprijs- verloop
zeergrillig
is(verg.
de opgaven in de weekbladen In- en Uitvoeren E. S.B.).
Van dezeproducten
moet dus steedsde,
uit statistischoogpunt
meestjuiste,
waarde worden aangegeven. Ditgebeurt
in depraktijk
ook. Een paar voorbeelden wil ik noemen.Toen
eenige jaren geleden
dekatoenprijs belangrijk
daaldezijn
er verschillendeaanhoudingen gevallen,
daar men inplaats
vanden(hoogeren) koopprijs
de(lagere)
engros-dagwaarde aangaf.
Er is toenduidelijk
op gewezen, dat dit voorvrije goederen
niet mocht.Vorig jaar
en ditjaar zijn
dekoffieprijzen
enormgedaald.
In ver- band hiermede hebben de douane-ambtenarenop eengroote
los-plaats opdracht gekregen bij
het controleeren der in- en uitvoer-aangiften
van koffiezoo nu endanbij
koffiehandelarenna te vragen of ze wel denkoop (c.q. verkoop) prijs
hebben aangegevenenniet denengros-dagprijs.
No. 3039
459
Slechts in een tweetal door de
praktijk geboden gevallen
t.w.bij uitvoer-aangiften
van bloembollen enbij invoeraangiften
van granen wordt van het hierboven
gestelde principe afgeweken.
Het zou
mij
te ver voeren om deredenen,
die tot dieafwijkingen aanleiding
gaven, te vermelden. Wel kan men zeggen,dat,
indienbovengenoemde afwijkingen
niet warentoegestaan,
men toch nog geenjuiste
gegevens omtrent in- enverkoopprijzen
hadgekregen.
Evenals
bij aangifte
naarkoopprijs
van, naarde waardebelaste, goederen
wordt voor deingevoerde vrije
en deuitgevoerde goederen
een factuurwaarde in vreemde munt herleidtegen
den koers op dendag
vankoop.
Men neemt dus aan, dat dekooper
op dat
tijdstip
zich dooraankoop
van vreemde valuta reeds dekt.Ten slotte nog een
opmerking.
Hiervoor had ik steeds het oog opgoederen,
diegeleverd
werdeningevolge
normalenkoop
en ver-koop ; waarbij
duskooper
enverkooper
zich uitsluitend door het economisch motief lieten leiden. Indiener eenbijzondere verhouding
tusschen afzender en ontbieder bestaat(consignatie, familie, agent, belangengemeenschap
e.d.)
kan de factuurwaarde in hetalgemeen
niet voor dewaarde-aangifte
dienen. De aan te geven waarde wordt danafgeleid
uit de factuurwaarde of uitverkoop- prijzen
h. t. 1. ofgeschat.
Een andere bruikbare maatstaf bestaat er dan niet.Het wil
mij voorkomen, dat, gezien
bovenstaandeuiteenzetting,
tenopzichte
van dewaarde-aangifte
aan de Nederlandsche Statis- tiek geen methodefout kleeft.Van de meede
ingevoerde
en vanbijna
alicuilgevoerde gced
ren wordt dewerkelijke koop- (c.
q.verkoop-) prijs (factuur-
V
aarde)
aar,gegeven en d. i.de,
uit statistischoogpunt beschouwd,
meestjuiste
waarde.Rotterdam. B. SINNEiMA.
Invloed
van detijdelijke niet-uitoefening
van eenambt
of betrekking
ophet
voortbestaanvan
de
bron vaninkomen.
In W. D. 1. A. 3037 werd onder bovenstaand
opschrift
eenartikel opgenomenvan de handvan de heer N. Lever.De
schrijver
haaltdaarbij
aanmijn bespreking
van het arrestvan 7 November 1928(B 4391)
in W. D. 1. A. 2980 onder:„Art.
12 Ink. Bel. Voor eengezagvoerder
van degroote
vaartbrengt
schor-sing
van enkele maanden door de Raad voor deScheepvaart
nietnoodzakelijk
het teniet gaanvan dedienstbetrekking
als bron van inkomen mee”.Door
vermelding
van eenonvolledig
en uitzijn
verbandgerukt
citaatvestigt
deschrijver daarbij
eenonjuiste
indrukvan de doormij
te dezer zakegehuldigde
opvatting.Een misverstand was
oorzaak,
dat ik geengelegenheid had,
ineenonderschrift
hierop
tewijzen.
Ten einde de
gedachte
tevermijden,
dat ikmij
met het door de heer Lever omtrentmijn opvatting geschrevene
zouvereenigen,
meen ik
goed
te doenhierop
eventerug
te komen.Enkele alinea’s verder dan de door de
schrijver aangehaalde
teekende ik in debovengenoemde bespreking
aan:„Duidelijk blijkt thans,
dat deH.R.niet wil vetenvan eenanalogische toepas- sing
van hetbeginsel,
dat doorverleening
van verlofs- of non-acti- viteits-traktement dedienstbetrekking
als bron van inkomen op- houdt te bestaan.”Het
geheele betoog
van de heer Lever is inhetgeen
ik hier stelde samen te vatten, enhet is dusduidelijk,
dat deze vanmijn opvatting
wel eeneigenaardig
beeldgeeft,
door de indruk te wekken,alsofwij geheel
vanopvatting
verschillen.Wat de door de
schrijver aangehaalde
zinsnedebetreft,
merk ik nogop, dat ik het nietvanbelang acht,
dat hefrwoordverlof
in B. 4244 niet is vermeld.Belanghebbende,
die metzijn patroon overeenkomt,
dathij gedurende
devervulling
vanzijn
militaireplichten zijn
be-trekking
niet zalverliezen,
doch geen salaris zalgenieten,
kangeacht
worden verlof met stilstand van salaris tegenieten.
Wat ik echter wel van
belang
achtis,
dat de R.v. B.feitelijk
vaststelde,
dat dedienstbetrekking
als bron van inkomen bleef bestaan.Ik moge hiermee volstaanen voor
uitvoeriger beschouwingen
naar de in de aanvangaangehaaide bespreking
van B. 4391verwijzen.
M.
J.
PRINSEN.Over
deverantwoording
vangewetensgelden.
Het zou
stellig
wel zo kunnen alsmijn geachte
opponentOhm- stede in Weekblad 3034zegt,
dat het in Amsterdamgebeurt.
Maar als woorden zin
hebben,
dan is het andersvoorgeschreven.
Ik
geef toe,
dat men de zinsnede~gelden ontvangen
van onbe-kenden,
zonder opgave vanbestemming, of,
tenslotte, zogenaamde gewetensgelden”,
voorkomende in§
1 der resolutie Verz.3058,
op twee manieren kan lezen. Of zo, dat mendaarbij
alleen denkt aangelden
vanonbekenden,
óf zo, datmen daaringelden
van onbeken- denengev/etensgelden nevengeschikt
achtOhmstede’s
onderscheiding:
aan de ene kantgelden
van onbe- kenden +gelden
vanbekenden,
waarin geenprecies
berekendebelastingbedragen zijn uitgedrukt
en aan de andere kantgelden
vanbekenden,
waarin dat wel hetgeval is,
vindt echter geen steun in degeciteerde
tekst. Behalve dan nog, datzij
leidt toteen werken metsuppletoire aanslagen
naast de slechts tweegevallen,
waarin WetenInstruksie dat kennen.
Tegen
de laatste van demogehke lezingen
zou men intussen kun- nen aanvoeren, dat ookgelden
van onbekenden wel z.g.gewetens- gelden
kunnenzijn.
En toch kies ik voordeze.In de eerste
plaats,
omdatzij mij
inovereenstemming schijnt
met deopzet
der instruksie ookblijkens
hetopschrift
omde materie dergewetensgelden
in haargeheel
nieuw teregelen.
Maar
verder,
omdat ik het niet als toevalbeschouw,
dat men de term ~z.g.gewetensgeld”
ook kan vinden in§ 149,
sub3,
derAlge-
meneInstruksie
; terwijl
hier toch onbetwistbaarsprake
isvan nabe-taling
doorbekenden.Men versta
mij goed.
Wanneer iemandvrijwillig
terInspeksie
komtvertellen,
dathij
voor dejaren,
welker aanvangen nog geen 3jaar
achter onsliggen,
telaag
isaangeslagen,
wordthij
nagevor-derd. Dit is niet alleen zo
volgens
deaangehaalde Instruksie-para- graaf,
maar nadrukkelik ookvolgens
de wet(verg.
het slot van art.84 Wet 1.8. en vanart. 40 WetV.8.).
Ons verschil
gaat
echter overgewetensgeld,
overdatgene dus,
wat degestelde
persoon naast denavorderingsaanslagen mogelik
overvroegere
jaren
nogzou willenbijbetalen.
Geeft Amsterdam hiervannu per Versch. Stukken 35 kennis aan
het
Departement
?Zo neen, enis dit in
overeenstemming
met deregel,
dan verklaar ik niet tebegrijpen,
waar de enormebedragen
aangewetensgeld
vandaankomen,
diespeciaal
de laatstejaren
in de millioenenlopen
en die dan behoudensvoor Tiel en
mogelik
nog enkele andereinspeksies
in hoofdzaakvan onbekenden zouden moetenzijn.
Luidt het antwoord op
mijn
vraag echterbevestigend,
danpast blijkbaar
Amsterdam deniet-toepasselik geachte
resolutie Verz.3058 toe.
Alleen,
nietgehéél,
en door de ontbrekende helft in detoepassing
ontstaater dan eentegenstrijdigheid.
Weliswaar nietbij
deontvanger
tussen debedragen
der kohieren enwat aan direktebelastingen
kan worden verantwoord; maar dan toch wel aan het
Departement
tussen het totaal derbedragen volgens
de formulieren Versch. Stukken 35 en debedragen
aangewetensgeld volgens
desplitsingstaten Compt.
90.Ik vind dat de zaak interessant wordt.
In de eerste
plaats
uit administratiefoogpunt;
want in iedergeval
is welgebleken,
dat deverantwoording
vangewetensgeld
niet overal op dezelfdewijze geschiedt.
Maar in de twede
plaats
uitorganisatories oogpunt.
Want Ohmstede
stelt,
dat het Hoofdbestuureenboekingswijze
zou
goedkeuren
dieprachtig
inovereenstemming
is met voorschrif-ten,
die naarmijn mening
door Verz. 3058 onvoorwaardelik ver-vallen
zijn.
Misschien wil
hij mij
dan ook op vorenstaande vragen nog nader inlichten.3
Sept.
1930. H. W. K.De woorden ~ten slotte” verduideliken om het vriendelik te zeggen geen van beide lezingen.
No. 3039 460
Staatsbegrooting 1931.
Uitgewerkte
entoelichtende Staat behoorendebij
deraming
vanuitgaven
voor hetDepartement
vanFinanciën(Hoofdstuk
VIIB)
voor het
dienstjaar
1931.( Vervolg.)
461 No. 3039
Blad 16, Staten-Oeneraal.
c QQ<
c£
g
c -3 U (y
OMSCHRIJVING.
Geraamd beloop
Toegestaan
voor 1930.
TOELICHTINGEN.
O -a
voor 1931.
14 Materieele behoeften enkosten aandeuitoefeningvan den dienst (19) Voor bureaubehoeften moet
verbonden / 3.914.855,- f 3.776.672, meer worden geraamd In verband
met de uitgaven over 1929. Even-
a. bureelkosten (i9) 946.900,- 835.162, eens voor de posten schoonhouden
bureaubehoeften 225.000, 210.000, van gebouwenen verwarming, ver-
drukwerk 240.000, 200.000, lichting, water. De post drukwerk
bindwerk 5.000,- 5.000, moet hoogerworden gesteldin ver-
boeken, tijdschriften 22.200, 22.250, band mét de reorganisatievan den
schoonhouden van gebouwen 53.000, 38.500, dienst,hetgeen invoeringvannieuwe
meubileering en stoffeering, anders dan voor eerste in- modellen noodig maakt. Voor meu-
richting 50.000,- 40.000, blleering moet op hoogere uitgaven
verwarming, verlichting, water 126.000, 120.000, worden gerekend voor de aanschaf-
telefoonkosten, telegrammen 85.000, 60.000, fingvan materleel-kosten voor de
schrijf-, tel- en andere machines 40.000, 40.000, Inspectiën der directe belastingen.
werktuigen, wapenen en andere benoodigdheden 100.700, 99.412. De post telefoonkosten moet worden
b. verzendingvan dienststukken 675.000, 700.000, verhoogd in verband met de in-
c. vrachten 15.600, 15.600,voering van het locaal-gesprekken-
d. aandeel in de kosten van den Rijksgebouwendienst 307.365, 363.428, tarief.
nieuwbouw 142.000, 240.000,
(20) Zie de toelichting bij artikel
onderhoud 81.000, 75.300,
aigemeene kosten 26.649, 41.475,49 (noot 56).
aandeel in de exploitatiekosten van Rijksgebouwen (20)
..
57.716, 6.653,(21) Het in de Rijksbegrooting
e. huur en gebruikskosten van gebouwen (21) 336.000, 329.500,
/. aankoop, huur en gebruikskosten van vaartuigen (22) aankoop en nieuwbouw
88.350, 10.000,
82.707,voor 1930 opgenomen bedrag ad f74.500, verschuldigd wegens huur-
huur 13.000, 17.357, aandeel betreffende het Centrale
gebruikskosten 65.350, 65.350 kantoor der belastingen (gebouw
.?• reiskosten 140.000, 142.000,voor Geld- en Telefoonbedrijf) te
reiskosten .i 105.000, 107.000,Amsterdam, is nader bepaald op
veer-, tol- en bruggelden
vergoedingvoor inspecteurs en adjunct-inspecteurs
3.000, 3.000, f81.000.
19.000, 19.000,
(22) In ditbedragisbegrepeneene vergoeding voor controleurs en adjunct-controleurs der
grondbelasting 13.000, 13.000, som van f 10.000 voor de aanschaf-
A. vacatiegelden 23.000, • , 23.000,fing van een vaartuig voor den
i. verplaatsingskosten 80.000, 80.000, douanedienst op den Rijn, in ver-
i- Raden van Beroep vacatiegelden
vergoedingvoor bureaukosten vergoeding aan de deskundigen reiskosten
verdere kosten
band met het met Duitschland ge- sloten tractaat in zake de samen-
voeging van de douanebehandeling in het scheepvaartverkeer. De huur
van een vaartuig teLobith kan dan vervallen.
k. comniissiën 38.500, 46.500,
(23) De invoering van de post- belooning van voorzitter en secretaris der commissie van
deskundigenvoor den tabaksaccijns
vergoedingaan de leden der commissie van scheikundigen
2.900, 2.900, betalingen In de steden heeft ge- heel aan de verwachting beant-
voor de suikerwet 3.300, 3.300,woord, zoodat naar den thans be-
vergoeding aan de leden der commissie van deskundigen staanden toestand het aantal be-
voor de wijnwet 300, 300, talingen van directe belastingen op
presentiegeld der niet ambtelijkeleden van schattingscom- de kantoren der posterijen tot drie
l.
missiën voor de inkomstenbelastong 32.000, 40.000, mlllloen is gestegen.Het voornemen
vergoeding aan openbare diensten voor inning van belas- bestaat dit Instituut verder uit te
tingen 378.000, 314.214,breiden tot alle gemeenten, ressor-
voor het aannemen van betalingen In zake directe belas- teerende onder de stedelijke be- tingenen accijnzen (23) 232.000, 176.600,lastingkantoren,waardoornaarschat- voor den verkoop van rijwielmerken, statistiekzegels en ting dit aantal met nog ongeveer
zegelsTabakswet 128.500, 117.614,250.000 betalingenzal toenemen.
aan storting- en ophaaldiensten 17.500, 20.000, Voorts is de vergoeding voor het
m. overige uitgaven 886.140, 844.561, aannemen van betalingen in zake
vergoedingen accijnzen, in verband met de uit-
aan adjunct-commiezen en rijksklerken als kassier 40.000, 40.000, komsten over 1929, f 13.400 hooger
voor gewone kosten in de uitoefeningvan den dienst aan geraamd.
deurwaarders en ambtenaren van den actieven dienst .. 116.000, 116.000,
(24) Deze verhooglng houdt ver- voor huur, verwarming, verlichting en schoonhouden van
kantoorlokalen 55.000, 55.000, band met de uitgaven over 1929.
voor onvermijdelijke kosten aan de uitoefening van den
dienst verbonden 40.000, 41.500,
voor kosten van detacheering en verblijfhoudenaan boord
van een vaartuig der ambulante recherche (24) 23.000, 22.000,
voor kosten van aanschaffing en onderhoud van rijwielen
voor den dienst (24) 70.000, 70.000,
voor aanschaffingvan eene uitrustingaan ambtenaren van
den actieven dienst 3.000, 3.000,
voor aanschaffing en onderhoud van werktuigen en schei-
middelenaan ambtenarenvan den waarborg 840, 840,