• No results found

ADMINISTRATIE; S-HERTOGENBOSCH POSTREKENING volle gegeven. Ambtenaar van breede allure, kon hij niets ten halve doen en

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ADMINISTRATIE; S-HERTOGENBOSCH POSTREKENING volle gegeven. Ambtenaar van breede allure, kon hij niets ten halve doen en"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

27 SEPTEMBER 1930.

,

. No. 3039

WEEKBLAD

DER DIRECTE BELASTINGEN, INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN

onder Redactie van W.

Mulder, Ontyanger

der directe

belastingen

te

Arnhem, J.

van der

Poel, Inspecteur

der directe

belastingen,

invoerrechten en

accijnzen

te

Middelburg,

M.

J. Prinsen, Inspecteur

der directe

belastingen,

invoerrechtenen

accijnzen

en candidaat-

notaris te

Dragten

en K. van

Schouwen, Ontvanger

der

accijnzen

te Amsterdam.

Stukkenvoor de Red. te zendent/m8Oct.a.s. aanden Heer K. v. SCHOUWEN, Reinier Vinkeleskade 31 >•

Amsterdam; voorde VragenrubriekInk.-en Verm.- belasting aan den HeerM.J. PRINSEN, Stations-

weg, Dragten, alle overigeaanden Heer W. MULDER, Steijnstraat 23, Arnhem.

Opgave van advertentiën en abonnementen aande Administratie.

ADMINISTRATIE;

EMMAPLEIN 2

’S-HERTOGENBOSCH

POSTREKENING 44483

DIT BLAD VERSCHIJNTELKEN ZATERDAG Prijs perkwartaal fr.p.p.bij vooruitbetaling!3.—

Afzonderl. nos. f 0.30.

PRIJS DER

ADVERTENTIËN;

Voor de eerste 5 regelsf 2.50 en voor eiken regel meer f 0.30.

Bij jaarcontract aanzienlijire korting.

INHOUD: Een Afscheid. De gedeclareerde waarde van in- en

uitgevoerde goederenvoor de Statistiek. (B. Sinnema). Invioed van de tijdelijke niet-uitoefening van een ambt ofbetrekking op het voort- bestaan van de bron van inkomen. (M. J. Prinsen). Over de ver-

antwoording van gewetensgelden. (H.W. K.) Staatsbegrooting1931.

(Vervolg.) Overzicht van de opbrengst der Middelen. Vereenigin-

genen Vergaderingen.— Renseignementen. Nadere Renseignementen.

Ministerieele benoemingenenz. Uitde Staatscourant. Berichten.

Een Afscheid.

Nog

enkele

dagen

en de Heer As.

Volkmaars,

Directeur te Amster- dam, zal

zijn

ambt

neerleggen.

De vooraanstaande

plaats

door hem inons dienstvak

ingenomen

en de

groote

invloed door hem

daarop uitgeoefend,

geven ons

aanleiding

aan dit feit te dezer

plaatse eenige beschouwingen

te

wijden.

Een kort overzicht van

zijn ambtelijke loopbaan

ga daaraan vooraf.

Na

zijn opleiding

te hebben

ontvangen bij

den Heervan

Blarkom,

Con+roleur te

Kampen,

trad

hij

op I November 1887 in dienst als surnumerair te

Amsterdam,

aanvaardde na ± 3

jaar

het beheer

van het

ontvangkantoor Gramsbergen

en was

laLr

in hetzelfde ambt te

Gennep

werkzaam.

Van daaruit

volgde zijn benoeming

tot

adj.-inspecteur

Inv. en Ac'. te Amsterdamen

achtereenvolgens

die tot

inspecteur

te Om- men,

Lobith,

Den

Helder, Zwolle,

Amsterdam Dir. Bel.en Rotter- dam Inv. en Acc.

Bij

K.B. van 16

Juli

1918 werd

hij

geroepen tot het ambt van Directeur te Rotterdam, hetwelk

hij

op 24 November 1921 ver- wisselde met dat van Directeur te Amsterdam.

Uit deze

opsomming

is al

dadelijk

te

verklaren,

de

groote

ken- nis van ons dienstvak in al

zijn geledingen,

die ieder die met hem in

aanraking

kwam, moest

opvallen,

en die hem in het latere ge- deelte van

zijn ambtelijke loopbaan

van zoo

groot

nut is geweest.

Voeg daarbij,

dat

hij

verschillende

jonge

menschen hun op-

leiding gaf,

lidwas van

examen-commissies,

lidvan de Emolumen-

ten-commissie,

van de Fusie-commissie-Beumeren ten slotte voor- zitter van de

Reorganisatie-commissie

en men kan zich eendenk- beeld vormen vandeenormehoeveelheid arbeid door dezen ambte-

naar in 43

jaren

verricht.

Daarbij

komt dan nog, dat

hij

ook in het

vereenigingsleven

een

belangrijke

rol heeft

gespeeld

als lid envoorzitter der Vereeni-

ging

van

Inspecteurs

en als

vertegenwoordiger

der

Regeering

in

de

Dienstvak-commissie, terwijl hij gedurende

vele

jaren

eenzeer werkzaam aandeel had in de redactie van het Weekblad.

Het zou

grootere

ruimte

behoeven,

dan een

geheel

Weekblad

biedt,

om van

zijn ambtelijk

levenswerk ook maar een

globaal

overzicht te geven.

Bezield met een

groote

liefde voor

zijn ambt, zijn

dienstvak en

zijn medeambtenaren,

met een ontembare werk- enwilskracht

en zin voor

hervorming,

heeft

hij

zich in al

zijne

functies ten volle gegeven.

Ambtenaarvan breede

allure,

kon

hij

niets ten halve doen en bezat

hij

het

geheim,

niet alleenom te

organiseeren

maar ook om

getroffen regelingen

te doen handhaven.

Strijdlustig

van natuur, vocht

hij

met taaie

volharding

naar alle fronten als het

belang

van den

dienst, bij

hem

gaande

boven

alles,

dat naar

zijn overtuiging noodig

maakte.

Wie naast en met hem

gestreden

hebben in den zwaren

kamp

om behoud der wet op de

Inkomstenbelasting

voor ons dienstvak hebben hem in

zijn

volle kracht

gezien

en

zijn

durf en

strijdvaar- digheid

kunnen bewonderen.

Voor

zijn

ambtenaren was

hij

een

goed

chef in den waren zin

van het

woord,

uiterst

gestreng

waar dit

noodig

was, maar ook

humaan,

als niet onwil of opzet, maar andere oorzaken tot niet

richtige plichtsvervulling

hadden

geleid.

Goed menschenkenner en

scherp opmerker,

greep

hij

gaarne de

gelegenheid

aan om ambtenaren met meerdan gewonen

aanleg,

den weg tot

promotie

te

effenen,

maar ook schroomde

hij

niet

hen,

die in

zijn

oogen, geen

juiste opvatting

van hun ambt hadden, dien weg te versperren.

Jonge

ambtenaren wist

hij

met enthousiasmeen liefdevoor het dienstvak te vervullen.

Steeds vatbaar voor

goede argumenten,

was

hij onmeedoogend

voor

tegenwerking,

laksheid en sleur.

Vóóralles, was

hij

hervormer

;

de teekenen des

tijds

lieten hem niet onberoerd en een

strijd

van vele

jaren

heeft

hij gestreden

om de verouderde

inrichting

van ons dienstvak in nieuwe banen te

leiden,

af te schaffen wat alleen uit traditie voortleefde zonder

wezenlijk nuttigen

ondergrond.

Zijn groote

kans daartoe

kwam,

toen hem

bij

Min.

beschikking

van 14 Februari 1923 de

leiding

werd

opgedragen

van „een onder- zoek naar de

maatregelen,

welke

getroffen

zouden kunnen worden

om te

geraken

tot een zoo

groot mogelijke vermindering

van de

uitgaven

voor het dienstvak der dir. bel. enz. in

samenwerking

met het

Organisatie-advies-bureau

van Ir. van

Gogh

en den Heer

J. Takken,

Referendaris aan het

Departement

van Financiën.”

Het is niet

volledig

bekend welke

hervormingsmaatregelen

na

genoemd tijdstip

genomen

zijn

op advies dezer

commissie,

maar van vele

ingrijpende maatregelen

weten

wij

het toch

wel,

omdat de V. V. V. soms

duidelijk heenwijst

naar hun oorsprong,

terwijl

het van enkele

langs

anderen weg

algemeen

bekend isgeworden.

Natuurlijk zijn

ze niet alle in

gelijke

mate

belangrijk,

maar als

uiting

van een vooruitstrevenden

geest

hebben ze toch hun doel niet

gemist.

Om met de

eenvoudigste

te

beginnen, wijzen

we op de afschaf-

fing

van allerlei

periodieke

en

negatieve

opgaven, op de vereen-

voudiging

in onze

ambtelijke briefwisseling (V. 2043),

op de

gelijk- making

van den

afloop

der

tabaksvergunningen,

op het Kosten- besluit

(V. 2477/8),

op de

afschaffing

der

Entrepotrekeningen (V. 2158),

op de

verbetering

der

overstorting

van

kasgelden

in de

groote

steden enz.

457

(2)

Belangrijker

was de wet van 2

Juli

1923 S. 308 V. 2116 betref- fende

„Voorschriften

omtrent

aangiften,

die

volgens

de

wettelijke bepalingen

in zake de invoerrechten en

accijnzen

op de

ontvang-

kantoren moeten worden

ingeleverd”,

een

maatregel,

die tot be-

langrijke besparing

van

personeel

heeft

geleid.

Maar de meest

ingrijpende maatregelen zijn

zeker wel

geweest

de centralisatie der

ontvangkantoren

en de

herziening

der Voor- schriften betreffende de

Comptabiliteit.

De V. C.

zijn

nu

lang

genoeg in

werking

om er eenafdoend oor- deelover uit te

spreken

en ofschoon het doel van dit artikel niet is het beoordeelenvan het werk der Connnissie-Volkmaars, willen

we toch omtrent dit

onderwerp

een

uitzondering maken,

daar het vasten vorm heeft gegeven aan sedert tal van

jaren

door alle

comptabelen gekoesterde

wenschen en

verlangens.

Het

comptabel

beheer op de

ontvangkantoren

was vooral wat de

uitgaven

betrof

allergebrekkigst ingericht

en het

gevolg

daarvan was, dat ieder er op

zijn eigen

manier maar een

particu-

liere

boekhouding bij aanhield,

om den wagen in het rechte spoor te houden.

Dat dit

gelukt

is

bij

een zoovele millioenen omvattend

geld- beheer,

moge

pleiten

voor de

comptabelen,

de man, die een eind heeft

gemaakt

aandien chaotischen toestand verdienteen

eere-palm.

De andere

groote maatregel,

de centralisatie der

ontvangkantoren

en de mechanisatie van het

beheer,

is nog slechts voor een klein deel

voltrokken,

zoodat een afdoend oordeel daarover nog niet

mogelijk is,

maar hoe dat ook moge

uitvallen,

ontkend kan niet worden, dat

bij

de

conceptie

van dit

plan

een

grootsche gedachte

heeft

voorgezeten, terwijl

ook

hierbij

weer is

gebleken,

hoe de be-

langen

van den

dienst,

den

ontwerper

steeds voor den

geest

hebben

gestaan

en alle andere

belangen

daarvoor hebben moeten

wijken.

Het

spreekt

wel

vanzelf,

dateen man metzoo sterke kwaliteiten, niet alleen enthousiaste bewonderaarsmaar ook felle

tegenstanders

heeft

gehad.

Wil men

zijn

werk

beoordeelen,

dan mag niet

vergeten worden,

dat niet al

zijn gedachten

in

ongerepten

vorm tot daden

zijn

ge- komen.

Hervormen is een zwaar enondankbaar

werk,

dat

onvermijdelijk

schade doet aan

persoonlijke belangen,

en dat een

ijzeren

hand behoeft en een stalen

volharding,

die slechts

weinigen

bezitten.

Om te

slagen

moet

tegenstand

hem niet

ontmoedigen,

maarsterken tot

voortzetting

van den

strijd.

Zulk een man is Volkmaars in

zijn geheelen diensttijd geweest

en hoe ook het oordeel over

zijn

werk en

zijn

daden moge

zijn, bij

allen die hem

werkelijk kennen,

zal de

overtuiging

leven, dat

hij

behoort tot de

groote

mannen, die ons dienstvak in de laatste halve eeuw heeft

gekend.

De invloed, dien

zijn

werk op ons dienstvak heeft

gehad,

zal

met

zijn uittreding

uit den dienst niet

ophouden

maar zich nog

gedurende

zeer

langen tijd

doen

gevoelen.

Hij

is de baanbreker

geweest,

die ons den

weg heeft

geopend

naar een nieuwe

richting

en daarvoor het

moeilijke pionierswerk

heeft verricht.

Daarvoor zal het dienstvak hem dankbaar

zijn.

De

gedeclareerde

waarde van in- en

uitgevoerde goederen

voor de

Statistiek.

De Heer Dr. B.

J.

M. Ammerlaan komt in

zijn proefschrift „Prac-

tische

problemen

uit de Handelsstatistiek”

(uitg.

H.

j.

Paris

Amsterdam.)

tot de conclusie: „dat als

gevolg

van de

bepalingen

onzer tariefwet

(bedoeld

zullen

zijn

art. 120 sub 6 der

Algemeene

Wet en de artikelen 5 en 6 der Wet op het

Statistiekrecht; S.)

de statistiek slechts

rekening

houdt met dewaarde, die de

goederen hebben,

op het

oogenblik

van invoer en niet met de

waarde,

die

voor de

ingevoerde goederen

inderdaad aan het buitenland moet worden

afgestaan (factuurwaarde)zie

biz. 214. In het hoofdstuk

~Waarde”

worden de

gronden vermeld,

waarop deze conclusie steunt. De heer A. noemt de h. t. 1.

toegepaste wijze

van waarde-

aangifte

een, niet teverbeteren,methodefoutvan de Nederlandsche

statistiek.

Na

lezing

van

bovengenoemd proefschrift

en na

bestudeering

der bestaande

wettelijke

voorschriften omtrent

waarde-aangifte

van in- en

uitgevoerde goederen, lijkt mij

de conclusie van den heer A. aanvechtbaar. N.m.m. komt in de Nederlandsche Statistiek

1. U. D. voor een zeer

groot

deel der

ingevoerde

envoor

bijna

alle

uitgevoerde goederen

een waarde voor, die

weergeeft

wat

wij

resp.aan het buitenland moeten betalen en wat het buitenlandons

schuldig

wordt.

Hetgeen

hieronder

volgt poogt

dit te

bewijzen.

Tot 1917 werd de waarde van

ingevoerde,

niet naar de waarde

belaste, goederen

en van

uitgevoerde goederen vastgesteld

aan de handvan officieele

waardeschattingen.

V'oor naarde waarde belaste

goederen

moest de

importeur

zelf de waarde aangeven. In de eerste

plaats

wil ik behandelen de aan te geven waarde van

ingevoerde,

naar de waarde

belaste, goederen.

Daar het woord

„waarde”

in zeer verschillende beteekenissen wordt

gebruikt,

was het

noodig

het

begrip ~waarde”

nader te om-

lijnen.

Alvorens de eerste waardedefinitie te

bespreken

is het ge- wenscht in het kort nate gaan wat in de economie onder

~waarde”

wordt verstaan.

De

beteekenis,

die de menschvoor de

bevrediging

vanbehoeften in het

algemeen

en voor zich

persoonlijk

aan een

goed

hecht,

noemt de economie de waarde van dat

goed. Wij

hebben hier het

begrip „waarde”

slechts te beschouwen in den omgangvanmenschen met elkanderen voor

goederen,

waarvan het

genot

vooroverdracht vatbaar is. De

prijzen

die menschen

(subjectieve waardeschattingen)

aan dezelfde

goederen

toekennen

loopen

meestal sterk uiteen.

Dit is de oorzaak van den ruil. De menschen gaanover tot den ruil

zoo

spoedig zij

daar voordeel van verwachten.

Fungeert bij

den ruil

geld

als

prijsgoed

dan

spreekt

men van

koop

en

verkoop.

Ondanks de

uiteenloopende subjectieve waardeschattingen

ont- staat er tusschen

talrijke koopers

en

verkoopers

op een

goed

wer- kende markt voor

ketzeljde goed

nagenoeg

éénzelfde prijs.

Het vorenstaande

wijst

er reeds op, dat voor de declaratie de

marktprijs

tot.,basis zal

,moeten

dienen. Het is toch in

principe

de

bedoeling,

dat alle

onafhankelijk

van de econo- mische

positie (fabrikant, grossier,

kleinhandelaar of

consument),

voor

hetzelfde goed eenzelfde

invoerrecht betalen. Dit doel kan men be- reiken dooreen

bepaalde (onder bepaalde

voorwaarden

bedongen) marktprijs

tot aan te geven waarde te

proclameeren.

!k

schrijf

~onder bepaalde

voorwaarden

bedongen”,

want een definitie waarde =

marktprijs

is vaag en

onvolledig.

Direct komen vragen naarvoren :a.de

prijs

op welke marktdie in het landvan

afzending

of die h.t.l.

;

b. de

prijs,

die

bedongen

wordt op de markt van den

groothandel,

van den kleinhandel of die voor de verbruikers

;

c. de

prijs

op welk

tijdstip

op het

tijdstip

van

koop

of

aangifte

ten invoeren d. de

prijs

onder welke condities: af

fabriek,

franco grens, franco huis e. d.

De waarde-definitievan ~voor 1895” staat nog steeds in art. 120

sub 6 der

Algemeene

Wet.

Zij

luidt als

volgt

:

~Onder

waarde is te verstaan de

loopende prijs

hier te lande ten

tijde

der

aangifte.”

De definitie was vaag.

Op

de hiervoor

gestelde

vragen

gaf zij

geen antwoord. Echter

bij

het toen bestaande

systeem

van benade-

ring

was

zij

voldoende.

In 1895

ging

men h. t. I. over tot het z.g.

„aanhoudingssysteem.”

Een

uitvoeriger

en

nauwkeuriger

definitie was

noodig. Zij

werd opgenomen in art. 32 der Waardewet

(van 1895,

gew. in

1906).

en bevatte een

aanvulling

van art. 120 sub 6 der

Algemeene

Wet.

Volgens

de definitie moet voor naar Nederland

geleverde goederen

worden aangegeven: de

engros-prijs

c. i.

f.

Nederlandsche grens op hel

tijdstip

der

aangifte.

Het betreft hier dus nieteen

werkelijk bedongen prijs tengevolge

van

koop

en

verkoop,

doch een onder

bepaalde

voorwaarden te

bedingen koopsom.

De definitie heeft in theorie tot

gevolg,

dat

vanhetzelfde

goed

op

gelijk tijdstip

van

aangifte

ten invoer eenzelfde invoerrecht moet worden betaald. Voor de Statistiek is

zij

echter niet de meest bruikbare, daar de

engros-dagprijs

in vele

gevallen

niet

weergeeft

den

werkelijken koopprijs.

Toch isn.m.m. de

practische

toepassing

van de definitie

zoodanig,

dat van de

meeste,

naar de waarde

belaste, goederen

wordtaangegevende

werkelijke koopprijs

No. 3039 458

(3)

(factuurwaarde).

Ik laat de

aanvulling

der waardedefinitievan

1920, waarbij wettelijk

werd

toegestaan

naar den

koopprijs

aan te geven, nog buiten

beschouwing.

Wat is

namelijk

het

geval.

Het Nederlandsche tarief van 1862 ennogmeerdatvan 1924 iseen

„verteringstarief.” Bijna

uitsluitend worden fabrikaten belast. Deze fabrikaten worden in het

alge-

meen

gesproken niet,

als tarwe,

mais,

katoen e.

d.,

over de

geheele

wereld naar

bepaalde standaardqualiteiten

verkocht. Er bestaat geen

termijnhandel

in deze

goederen.

Voorzoover ik kon nagaan geven de

dagbladen

wat betreft

naar de waarde belaste

goederen

alleen

engros-dagprijzen

voor de artikelen zuidvruchten en

specerijen.

De

engros-dagwaarde

van de meeste der

bovengenoemde goederen ligt

dus nietvoor het

grijpen.

De

uiteenloopende

resultaten

bij waardeschattingen

door ter zake

deskundige grossiers

van courante

manufacturen,

mode- waren,

ijzerwaren

e. d.

bewijzen

dit. Uit het vorenstaande

volgt,

dat de aangever, onbekend met den

engros-dagprijs, bi]

de declaratie in het

algemeen

zal

uitgaan

van

zijn koopprijs.

Men zou kunnen

beweren,

dat de kleinhandelaaromtot den

engros-prijs

te komeneen

bedrag

van

zijn factuurprijs

zal aftrekken. In de

praktijk gebeurt

dit echter niet. De kleinhandelaar weet meestal niet

precies

de verdienste van den

grossier.

Verderzou de douane direct vragen:

~Waarom

trekt U iets van het

factuurbedrag

af,

bewijs

eens dat het

juist

is.” Dit is niet

altijd gemakkelijk

en veroorzaakt last en moeite. Tenslotte kan men nog de vraag stellen: wanneer is men

grossier,

wanneerklein-handelaar. Ook kan nog worden

opgemerkt,

datvoor

sommige

naar de waarde belaste

goederen

h.t.l. geen gros- siers bestaan.

Tegen

het

gelijkstellen

van

koopprijs

met

engros-dagprijs

bestaan geen

bezwaren,

mits sinds den

koop

geen

prijsstijging heejt plaats gevonden.

Bij prijsdaling (sinds

den

koop)

en

bij levering

dooreen

grossier {tweede handspiijs)

zal

bij aangifte

naarfactuurwaarde deze in geen

geval

te

laag zijn. (Het bijzondere

eenenkele keer voorkomende

geval,

dateentweede

handsprijs lager

isdan de eerste

handsprijs

laat ik buiten

beschouwing.)

Het

prijsverloop

van naar de waarde belaste

goederen

is in normale

tijden

nietzoo

grillig

als dat van de meeste

wereldproducten

als granen,

katoen,

metalen e. d. In het

algemeen stijgen

of dalen de

prijzen

van

eerstgenoemde goederen

slechts

langzaam.

Dit alles werkt er toe

mede,

dat de factuur- waarde in de meeste

gevallen

voor de

aangifte

naar den

loopenden prijs

=

engros-dagwaarde

kan dienen.

Uit het vorenstaande

volgt,

dat in normale

tijden bij aangifte

naarden z.g.

loopenden prijs

in de

praktijk

van de meeste

ingevoerde,

naar de waarde

belaste, goederen (zuidvruchten

en

specerijen

sluit ik hier

bij

dalende

prijzen uit)

de

werkelijke koopprijs

wordt aangegeven.

Tot heden

besprak

ik de waarde-definitie zooals deze voor de

aanvulling

van 1920luidde.Bezienwethans de

aanvulling

van 1920

(wet

van 31 December 1920

5.977). Zij

had haar ontstaan te danken aan de

naoorlogsche omstandigheden.

Waren de toestandennor- maal

gebleven

danwas m.i. het

begrip „loopende prijs”

voldoende

geweest.

Door voortdurende

prijswijzigingen,

voor een

groot

deel

gevolg

van de

groote valuta-fluctuaties,

bestond er in de meeste

gevallen

geen verband meer tusschen den

koopprijs

en de engros-

dagwaarde.

Er rezen vele

moeilijkheden bij

het

bepalen

van laatst-

genoemde

waarde.

Op aandringen

van den handel heeftmen toen

aangifte

naar den

werkelijken koopprijs toegestaan.

De handel maaktevan deze

bepaling veelvuldig gebruik

en

zij

is dan

ook,

toen het

waardebegrip

in de Waardewet 1927 S. 17 in een nieuw kleed

gestoken werd, bestendigd.

De

waarde-definitie,

zooals deze thans luidt

(art.

23 Waardewet 1927 S.

17),

is in

principe gelijk

aandievan 1895 +

aanvulling

1920.

Aangifte

naar factuurwaarde en

overlegging

der factuur

bij

de visitatie

zijn regel geworden.

Volledigheidshalve

dien ik nog in het kort te

bespreken

de her-

leiding

van

factuurbedragen

in vreemde valuta tot Nederlandsch courant. Wordt

aangegeven naar den z.g.

loopenden prijs

ik veronderstel

hierbij,

dat de factuurwaarde dien

prijs weergeeft

dan moet vreemde valuta worden herleid

tegen

den koers bekend op den

dag

van

aangifte; terwijl bij aangifte

naar den

koopprijs herleiding

dient te

geschieden tegen

den koers bekend op den

dag

van

koop.

Dit verschil was in de

jaren

1921—1926 met hare

groote koersschommelingen

vandaar de voortdurende

prijsverande- ringen

van

belang,

doch

thans,

nu alle

belangrijke

valuta’s ge- stabiliseerd

zijn,

telt dit verschil zeer zeker in de

praktijk

niet meer.

De waarde-definitievan 1927 houdt verder nog

in,

dat de

koop- prijs

voor de

waardeaangifte

niet kan

dienen,

indien

zij bedongen

is meer dan een half

jaar

voor de

aangifte, (verg.

tekst art. 23 Waardewet 1927 S.

17).

In

dergelijke gevallen

kan

prijsstijging uitgesloten

de factuurwaarde dan toch nog als z.g.

loopende prijs

dienen.

De heer A.

schrijft

op bldz. 156 van

zijn proefschrift

onder de tekst van art. 23 der Waardewet 1927 S.

17, ~dat

ten aanzien van

naar de waarde belaste

goederen

de douane in het

algemeen

geen

rekening

houdt met den

werkelijken koopprijs.”

Ik

ben, gezien

vorenstaande

uiteenzetting,

van

meening,

dat deze zinsnede had moeten luiden als

volgt:

De

practische toepassing

van het waarde-

begrip,

zocals dat staat in art. 23 derWaardewetig2y S. ly, iszoo-

danig,

dat in het

algemeen

voor naar de waarde belaste

goederen

de

werkelijke koopprijs

wordt aangegeven.

Ik heb de

proef

op desomgenomen.

Op

een

belangrijke

visitatie-

post

werd toch zeker 90

%

dier

goederen

naarfactuurwaarde aange- geven en van

bijna

al deze

goederen

werd de factuur direct

bij

de

visitatie of op aanvraag

overgelegd.

Thans de

ingevoerde,

nietnaarde waarde

belaste, goederen

ende

uitgevoerde goederen.

De heer A.

schrijft

op bldz. 157:

~Een overwegend

deel van de in Nederland aan invoerrecht

onderhevige goederen

is naar de waarde

belast,

zoodot de statistiek ten aanzienvan de andere

goederen

uit een

oogpunt

van

uniformiteit

met

dezelfde

waarde moet

rekening

houden.” Nadat de artikelen sen 6 der Wet op hetStatistiekrecht

zijn

weergegeven, trekt

hij

de conclusie:

~Zoowel bij

den in als

bij

den uitvoer houdt dus de Nederlandsche Statistiek

rekening

met de contante

waarde,

en niet met de factuurwaarde.” Wat onder

„contante waarde” moet worden verstaan wordt nergens

gezegd.

Uit

hetgeen

is

geschreven

op de bldz. 161 en 163

volgt m.i.,

dat de

bedoeling

van den

schrijver

is daaronder te verstaan de engros-

dagwaarde.

Wat de heer A.

schrijft

is echter in

strijd

zoowel met de

geschiede-

nis als met de

practische toepassing

vandeartikelen 5 en 6 der Wet op het Statistiekrecht.

Vóór 1921 kan men zeggen werd van deze

goederen

de contante

waarde,

zooals de heer A. deze

opvat,

aangegeven; echter

bij

wet van 31 December 1920 S. 977 werden de waardedefinities

zoodanig gewijzigd,

dat in den

vervolge,

zooals de M.v. T.

opmerkt

:

~de werkelijk bedongen koopprijs (factuurwaarde)

tot maatstaf zal dienen enzulks

onverschillig

of dit eeneerste

handsprijs (gros- siersprijs)

is en de

prijzen

sedert dien wellicht

zijn gestegen

of ge- daald.”

Voor deze

goederen

wordt dus de meest

juiste

waarde uit statistisch

oogpunt

aangegeven. De

grossier,

klein-handelaar en verbruiker moetenvoor deze

goederen

steeds aangeven het

bedrag gerekend

franco grens en k contant wat

zij

aan het buitenland moeten

afstaan,

of wat het buitenland hun

schuldig

wordt.

Onder de hierbedoelde

goederen

vallen de

wereldproducten (granen, vleesch, suiker, metalen,

katoen

etc.)

waarvan het

prijs- verloop

zeer

grillig

is

(verg.

de opgaven in de weekbladen In- en Uitvoeren E. S.

B.).

Van deze

producten

moet dus steeds

de,

uit statistisch

oogpunt

meest

juiste,

waarde worden aangegeven. Dit

gebeurt

in de

praktijk

ook. Een paar voorbeelden wil ik noemen.

Toen

eenige jaren geleden

de

katoenprijs belangrijk

daalde

zijn

er verschillende

aanhoudingen gevallen,

daar men in

plaats

vanden

(hoogeren) koopprijs

de

(lagere)

engros-

dagwaarde aangaf.

Er is toen

duidelijk

op gewezen, dat dit voor

vrije goederen

niet mocht.

Vorig jaar

en dit

jaar zijn

de

koffieprijzen

enorm

gedaald.

In ver- band hiermede hebben de douane-ambtenarenop een

groote

los-

plaats opdracht gekregen bij

het controleeren der in- en uitvoer-

aangiften

van koffiezoo nu endan

bij

koffiehandelarenna te vragen of ze wel den

koop (c.q. verkoop) prijs

hebben aangegevenenniet den

engros-dagprijs.

No. 3039

459

(4)

Slechts in een tweetal door de

praktijk geboden gevallen

t.w.

bij uitvoer-aangiften

van bloembollen en

bij invoeraangiften

van granen wordt van het hierboven

gestelde principe afgeweken.

Het zou

mij

te ver voeren om de

redenen,

die tot die

afwijkingen aanleiding

gaven, te vermelden. Wel kan men zeggen,

dat,

indien

bovengenoemde afwijkingen

niet waren

toegestaan,

men toch nog geen

juiste

gegevens omtrent in- en

verkoopprijzen

had

gekregen.

Evenals

bij aangifte

naar

koopprijs

van, naarde waarde

belaste, goederen

wordt voor de

ingevoerde vrije

en de

uitgevoerde goederen

een factuurwaarde in vreemde munt herleid

tegen

den koers op den

dag

van

koop.

Men neemt dus aan, dat de

kooper

op dat

tijdstip

zich door

aankoop

van vreemde valuta reeds dekt.

Ten slotte nog een

opmerking.

Hiervoor had ik steeds het oog op

goederen,

die

geleverd

werden

ingevolge

normalen

koop

en ver-

koop ; waarbij

dus

kooper

en

verkooper

zich uitsluitend door het economisch motief lieten leiden. Indiener een

bijzondere verhouding

tusschen afzender en ontbieder bestaat

(consignatie, familie, agent, belangengemeenschap

e.

d.)

kan de factuurwaarde in het

algemeen

niet voor de

waarde-aangifte

dienen. De aan te geven waarde wordt dan

afgeleid

uit de factuurwaarde of uit

verkoop- prijzen

h. t. 1. of

geschat.

Een andere bruikbare maatstaf bestaat er dan niet.

Het wil

mij voorkomen, dat, gezien

bovenstaande

uiteenzetting,

ten

opzichte

van de

waarde-aangifte

aan de Nederlandsche Statis- tiek geen methodefout kleeft.

Van de meede

ingevoerde

en van

bijna

alic

uilgevoerde gced

ren wordt de

werkelijke koop- (c.

q.

verkoop-) prijs (factuur-

V

aarde)

aar,gegeven en d. i.

de,

uit statistisch

oogpunt beschouwd,

meest

juiste

waarde.

Rotterdam. B. SINNEiMA.

Invloed

van de

tijdelijke niet-uitoefening

van een

ambt

of betrekking

op

het

voortbestaan

van

de

bron van

inkomen.

In W. D. 1. A. 3037 werd onder bovenstaand

opschrift

eenartikel opgenomenvan de handvan de heer N. Lever.

De

schrijver

haalt

daarbij

aan

mijn bespreking

van het arrestvan 7 November 1928

(B 4391)

in W. D. 1. A. 2980 onder:

„Art.

12 Ink. Bel. Voor een

gezagvoerder

van de

groote

vaart

brengt

schor-

sing

van enkele maanden door de Raad voor de

Scheepvaart

niet

noodzakelijk

het teniet gaanvan de

dienstbetrekking

als bron van inkomen mee”.

Door

vermelding

van een

onvolledig

en uit

zijn

verband

gerukt

citaat

vestigt

de

schrijver daarbij

een

onjuiste

indrukvan de door

mij

te dezer zake

gehuldigde

opvatting.

Een misverstand was

oorzaak,

dat ik geen

gelegenheid had,

in

eenonderschrift

hierop

te

wijzen.

Ten einde de

gedachte

te

vermijden,

dat ik

mij

met het door de heer Lever omtrent

mijn opvatting geschrevene

zou

vereenigen,

meen ik

goed

te doen

hierop

even

terug

te komen.

Enkele alinea’s verder dan de door de

schrijver aangehaalde

teekende ik in de

bovengenoemde bespreking

aan:

„Duidelijk blijkt thans,

dat deH.R.niet wil vetenvan een

analogische toepas- sing

van het

beginsel,

dat door

verleening

van verlofs- of non-acti- viteits-traktement de

dienstbetrekking

als bron van inkomen op- houdt te bestaan.”

Het

geheele betoog

van de heer Lever is in

hetgeen

ik hier stelde samen te vatten, enhet is dus

duidelijk,

dat deze van

mijn opvatting

wel een

eigenaardig

beeld

geeft,

door de indruk te wekken,alsof

wij geheel

van

opvatting

verschillen.

Wat de door de

schrijver aangehaalde

zinsnede

betreft,

merk ik nogop, dat ik het nietvan

belang acht,

dat hefrwoord

verlof

in B. 4244 niet is vermeld.

Belanghebbende,

die met

zijn patroon overeenkomt,

dat

hij gedurende

de

vervulling

van

zijn

militaire

plichten zijn

be-

trekking

niet zal

verliezen,

doch geen salaris zal

genieten,

kan

geacht

worden verlof met stilstand van salaris te

genieten.

Wat ik echter wel van

belang

acht

is,

dat de R.v. B.

feitelijk

vast

stelde,

dat de

dienstbetrekking

als bron van inkomen bleef bestaan.

Ik moge hiermee volstaanen voor

uitvoeriger beschouwingen

naar de in de aanvang

aangehaaide bespreking

van B. 4391

verwijzen.

M.

J.

PRINSEN.

Over

de

verantwoording

van

gewetensgelden.

Het zou

stellig

wel zo kunnen als

mijn geachte

opponentOhm- stede in Weekblad 3034

zegt,

dat het in Amsterdam

gebeurt.

Maar als woorden zin

hebben,

dan is het anders

voorgeschreven.

Ik

geef toe,

dat men de zinsnede

~gelden ontvangen

van onbe-

kenden,

zonder opgave van

bestemming, of,

ten

slotte, zogenaamde gewetensgelden”,

voorkomende in

§

1 der resolutie Verz.

3058,

op twee manieren kan lezen. Of zo, dat men

daarbij

alleen denkt aan

gelden

van

onbekenden,

óf zo, datmen daarin

gelden

van onbeken- denen

gev/etensgelden nevengeschikt

acht

Ohmstede’s

onderscheiding:

aan de ene kant

gelden

van onbe- kenden +

gelden

van

bekenden,

waarin geen

precies

berekende

belastingbedragen zijn uitgedrukt

en aan de andere kant

gelden

van

bekenden,

waarin dat wel het

geval is,

vindt echter geen steun in de

geciteerde

tekst. Behalve dan nog, dat

zij

leidt toteen werken met

suppletoire aanslagen

naast de slechts twee

gevallen,

waarin Weten

Instruksie dat kennen.

Tegen

de laatste van de

mogehke lezingen

zou men intussen kun- nen aanvoeren, dat ook

gelden

van onbekenden wel z.g.

gewetens- gelden

kunnen

zijn.

En toch kies ik voordeze.

In de eerste

plaats,

omdat

zij mij

in

overeenstemming schijnt

met de

opzet

der instruksie ook

blijkens

het

opschrift

omde materie der

gewetensgelden

in haar

geheel

nieuw te

regelen.

Maar

verder,

omdat ik het niet als toeval

beschouw,

dat men de term ~z.g.

gewetensgeld”

ook kan vinden in

§ 149,

sub

3,

der

Alge-

meneInstruksie

; terwijl

hier toch onbetwistbaar

sprake

isvan nabe-

taling

doorbekenden.

Men versta

mij goed.

Wanneer iemand

vrijwillig

ter

Inspeksie

komt

vertellen,

dat

hij

voor de

jaren,

welker aanvangen nog geen 3

jaar

achter ons

liggen,

te

laag

is

aangeslagen,

wordt

hij

nagevor-

derd. Dit is niet alleen zo

volgens

de

aangehaalde Instruksie-para- graaf,

maar nadrukkelik ook

volgens

de wet

(verg.

het slot van art.

84 Wet 1.8. en vanart. 40 WetV.8.).

Ons verschil

gaat

echter over

gewetensgeld,

over

datgene dus,

wat de

gestelde

persoon naast de

navorderingsaanslagen mogelik

overvroegere

jaren

nogzou willen

bijbetalen.

Geeft Amsterdam hiervannu per Versch. Stukken 35 kennis aan

het

Departement

?

Zo neen, enis dit in

overeenstemming

met de

regel,

dan verklaar ik niet te

begrijpen,

waar de enorme

bedragen

aan

gewetensgeld

vandaan

komen,

die

speciaal

de laatste

jaren

in de millioenen

lopen

en die dan behoudensvoor Tiel en

mogelik

nog enkele andere

inspeksies

in hoofdzaakvan onbekenden zouden moeten

zijn.

Luidt het antwoord op

mijn

vraag echter

bevestigend,

dan

past blijkbaar

Amsterdam de

niet-toepasselik geachte

resolutie Verz.

3058 toe.

Alleen,

niet

gehéél,

en door de ontbrekende helft in de

toepassing

ontstaater dan een

tegenstrijdigheid.

Weliswaar niet

bij

de

ontvanger

tussen de

bedragen

der kohieren enwat aan direkte

belastingen

kan worden verantwoord

; maar dan toch wel aan het

Departement

tussen het totaal der

bedragen volgens

de formulieren Versch. Stukken 35 en de

bedragen

aan

gewetensgeld volgens

de

splitsingstaten Compt.

90.

Ik vind dat de zaak interessant wordt.

In de eerste

plaats

uit administratief

oogpunt;

want in ieder

geval

is wel

gebleken,

dat de

verantwoording

van

gewetensgeld

niet overal op dezelfde

wijze geschiedt.

Maar in de twede

plaats

uit

organisatories oogpunt.

Want Ohmstede

stelt,

dat het Hoofdbestuureen

boekingswijze

zou

goedkeuren

die

prachtig

in

overeenstemming

is met voorschrif-

ten,

die naar

mijn mening

door Verz. 3058 onvoorwaardelik ver-

vallen

zijn.

Misschien wil

hij mij

dan ook op vorenstaande vragen nog nader inlichten.

3

Sept.

1930. H. W. K.

De woorden ~ten slotte” verduideliken om het vriendelik te zeggen geen van beide lezingen.

No. 3039 460

(5)

Staatsbegrooting 1931.

Uitgewerkte

entoelichtende Staat behoorende

bij

de

raming

van

uitgaven

voor het

Departement

vanFinanciën

(Hoofdstuk

VII

B)

voor het

dienstjaar

1931.

( Vervolg.)

461 No. 3039

Blad 16, Staten-Oeneraal.

c QQ<

c£

g

c -3 U (y

OMSCHRIJVING.

Geraamd beloop

Toegestaan

voor 1930.

TOELICHTINGEN.

O -a

voor 1931.

14 Materieele behoeften enkosten aandeuitoefeningvan den dienst (19) Voor bureaubehoeften moet

verbonden / 3.914.855,- f 3.776.672, meer worden geraamd In verband

met de uitgaven over 1929. Even-

a. bureelkosten (i9) 946.900,- 835.162, eens voor de posten schoonhouden

bureaubehoeften 225.000, 210.000, van gebouwenen verwarming, ver-

drukwerk 240.000, 200.000, lichting, water. De post drukwerk

bindwerk 5.000,- 5.000, moet hoogerworden gesteldin ver-

boeken, tijdschriften 22.200, 22.250, band mét de reorganisatievan den

schoonhouden van gebouwen 53.000, 38.500, dienst,hetgeen invoeringvannieuwe

meubileering en stoffeering, anders dan voor eerste in- modellen noodig maakt. Voor meu-

richting 50.000,- 40.000, blleering moet op hoogere uitgaven

verwarming, verlichting, water 126.000, 120.000, worden gerekend voor de aanschaf-

telefoonkosten, telegrammen 85.000, 60.000, fingvan materleel-kosten voor de

schrijf-, tel- en andere machines 40.000, 40.000, Inspectiën der directe belastingen.

werktuigen, wapenen en andere benoodigdheden 100.700, 99.412. De post telefoonkosten moet worden

b. verzendingvan dienststukken 675.000, 700.000, verhoogd in verband met de in-

c. vrachten 15.600, 15.600,voering van het locaal-gesprekken-

d. aandeel in de kosten van den Rijksgebouwendienst 307.365, 363.428, tarief.

nieuwbouw 142.000, 240.000,

(20) Zie de toelichting bij artikel

onderhoud 81.000, 75.300,

aigemeene kosten 26.649, 41.475,49 (noot 56).

aandeel in de exploitatiekosten van Rijksgebouwen (20)

..

57.716, 6.653,

(21) Het in de Rijksbegrooting

e. huur en gebruikskosten van gebouwen (21) 336.000, 329.500,

/. aankoop, huur en gebruikskosten van vaartuigen (22) aankoop en nieuwbouw

88.350, 10.000,

82.707,voor 1930 opgenomen bedrag ad f74.500, verschuldigd wegens huur-

huur 13.000, 17.357, aandeel betreffende het Centrale

gebruikskosten 65.350, 65.350 kantoor der belastingen (gebouw

.?• reiskosten 140.000, 142.000,voor Geld- en Telefoonbedrijf) te

reiskosten .i 105.000, 107.000,Amsterdam, is nader bepaald op

veer-, tol- en bruggelden

vergoedingvoor inspecteurs en adjunct-inspecteurs

3.000, 3.000, f81.000.

19.000, 19.000,

(22) In ditbedragisbegrepeneene vergoeding voor controleurs en adjunct-controleurs der

grondbelasting 13.000, 13.000, som van f 10.000 voor de aanschaf-

A. vacatiegelden 23.000, • , 23.000,fing van een vaartuig voor den

i. verplaatsingskosten 80.000, 80.000, douanedienst op den Rijn, in ver-

i- Raden van Beroep vacatiegelden

vergoedingvoor bureaukosten vergoeding aan de deskundigen reiskosten

verdere kosten

band met het met Duitschland ge- sloten tractaat in zake de samen-

voeging van de douanebehandeling in het scheepvaartverkeer. De huur

van een vaartuig teLobith kan dan vervallen.

k. comniissiën 38.500, 46.500,

(23) De invoering van de post- belooning van voorzitter en secretaris der commissie van

deskundigenvoor den tabaksaccijns

vergoedingaan de leden der commissie van scheikundigen

2.900, 2.900, betalingen In de steden heeft ge- heel aan de verwachting beant-

voor de suikerwet 3.300, 3.300,woord, zoodat naar den thans be-

vergoeding aan de leden der commissie van deskundigen staanden toestand het aantal be-

voor de wijnwet 300, 300, talingen van directe belastingen op

presentiegeld der niet ambtelijkeleden van schattingscom- de kantoren der posterijen tot drie

l.

missiën voor de inkomstenbelastong 32.000, 40.000, mlllloen is gestegen.Het voornemen

vergoeding aan openbare diensten voor inning van belas- bestaat dit Instituut verder uit te

tingen 378.000, 314.214,breiden tot alle gemeenten, ressor-

voor het aannemen van betalingen In zake directe belas- teerende onder de stedelijke be- tingenen accijnzen (23) 232.000, 176.600,lastingkantoren,waardoornaarschat- voor den verkoop van rijwielmerken, statistiekzegels en ting dit aantal met nog ongeveer

zegelsTabakswet 128.500, 117.614,250.000 betalingenzal toenemen.

aan storting- en ophaaldiensten 17.500, 20.000, Voorts is de vergoeding voor het

m. overige uitgaven 886.140, 844.561, aannemen van betalingen in zake

vergoedingen accijnzen, in verband met de uit-

aan adjunct-commiezen en rijksklerken als kassier 40.000, 40.000, komsten over 1929, f 13.400 hooger

voor gewone kosten in de uitoefeningvan den dienst aan geraamd.

deurwaarders en ambtenaren van den actieven dienst .. 116.000, 116.000,

(24) Deze verhooglng houdt ver- voor huur, verwarming, verlichting en schoonhouden van

kantoorlokalen 55.000, 55.000, band met de uitgaven over 1929.

voor onvermijdelijke kosten aan de uitoefening van den

dienst verbonden 40.000, 41.500,

voor kosten van detacheering en verblijfhoudenaan boord

van een vaartuig der ambulante recherche (24) 23.000, 22.000,

voor kosten van aanschaffing en onderhoud van rijwielen

voor den dienst (24) 70.000, 70.000,

voor aanschaffingvan eene uitrustingaan ambtenaren van

den actieven dienst 3.000, 3.000,

voor aanschaffing en onderhoud van werktuigen en schei-

middelenaan ambtenarenvan den waarborg 840, 840,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Lakmoesproef voor de erga omnes gevolgen van de kwalifi - catie als onroerend goed door bestemming: confl icten tussen roerende en onroerende gerechtigde.. Confl ict hypotheek en

Indien het zaken betreft die worden verhuisd / overgebracht naar een ander adres met het oogmerk deze niet binnen drie maanden naar het in de polis omschreven adres (terug) te

een onroerend goed (d.w.z. de opbrengsten na aftrek van de kosten) vloeit voor het overgrote deel terug naar de inbrengende entiteit, een klein gedeelte blijft in de stichting

behandeling handicap/chronische ziekte (WGBH/CZ) uit 2003 in 2016 uit te breiden met het terrein ‘aanbod van goederen en diensten’. Sindsdien is het wettelijk verboden om

De bewindvoerder over de goederen verklaart het beheersverslag betreffende de uitoefening van het bewind over de goederen oprecht en volledig te hebben opgemaakt en de vrederechter,

We werken openlijk ontvangen opvoeding nog slechts de notaris uit sparen om kosten notaris gemeenschap van goederen en veiligheid voor de nederlandse erfrecht door de verschafte

De dekking voor schade door een sprinklerinstallatie zoals genoemd in artikel 1.1.1 sub r geldt niet als deze schade is veroorzaakt door:.. het herstel of de verandering van

Zoals eerder besproken, legt de Europese Richtlijn 2009/43 specifieke bepalingen op met betrekking tot de controle op de intra-Europese handel in onderdelen. Uitgangspunt is