• No results found

Protocol Ernstige Reken/Wiskunde problemen en Dyscalculie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Protocol Ernstige Reken/Wiskunde problemen en Dyscalculie"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Protocol

Ernstige Reken/Wiskunde problemen en Dyscalculie

2020-2021

(2)

Pagina 2 van 28

Inhoud

Inleiding 3

Hoofdstuk 1: Rekenonderwijs 5

1.1 De vier hoofdlijnen 5

1.1.1 Hoofdlijn 1: het verder ontwikkelen van begripsvorming 5 1.1.2 Hoofdlijn 2: het verder ontwikkelen en consolideren van 6 oplossingsprocedures

1.1.3 Hoofdlijn 3: vlot rekenen en onderhouden 8 1.1.4 Hoofdlijn 4: flexibiliseren en verdiepen van rekenkennis en 9 rekenvaardigheden

Hoofdstuk 2: Signaleren van rekenproblemen 10

Hoofdstuk 3: Begeleiding en ondersteuning bij het rekenen 12

3.1 Overgang PO-Spaarne College 12

3.2 Begeleidingscategorieën 12

3.2.1 Begeleidingscategorie 1: begeleiding van leerlingen binnen de 12 reguliere lessen

3.2.2 Begeleidingscategorie 2: begeleiding van leerlingen op basis 13 van een individueel handelingsplan bij ernstige rekenproblemen

3.2.3 Begeleidingscategorie 3: intensieve en structurele begeleiding op 14 basis van een individueel handelingsplan bij ernstige en hardnekkige

rekenproblemen

Hoofdstuk 4: Taken en verantwoordelijkheden 15

4.1 Begeleiding 15

4.2 Taken en verantwoordelijkheden 15

4.3 Contact met de ouders 18

Hoofdstuk 5: Aanpassingen en hulpmiddelen 18

5.1 Extra tijd 18

5.2 Hulpmiddelen 18

5.3 Vrijstellingen 18

Hoofdstuk 6: Het schoolexamen en centraal schriftelijk eindexamen 19

6.1 Het Centraal Schriftelijk Eindexamen 19

6.2 De rekentoets 19

6.3 Aanpassingen en hulpmiddelen bij het Centraal Examen 19

6.4 Het schoolexamen 20

6.5 Aanpassingen en hulpmiddelen bij het schoolexamen 20

6.6 Rol van de rekencoaches 20

Hoofdstuk 7: Evaluatie en ontwikkelplan 20

Bijlage 1: het Drieslagmodel 21

Bijlage 2: artikel 55: afwijking van wijze van examineren 22

Bijlage 3: ERWD kaart voor leerlingen 23

Bijlage 4: Rekenkaarten overheid 24

(3)

Pagina 3 van 28

Inleiding

Op het Spaarne College wordt onderwijs geboden aan reguliere leerlingen, leerlingen met LWOO, leerlingen met LWOO en een ondersteuningsvraag op sociaal-emotioneel gebied en leerlingen met alleen een ondersteuningsvraag op sociaal-emotioneel gebied. De leerwegen, die aangeboden worden zijn: Basisberoepsgerichte, Kaderberoepsgerichte, Gemengde en Theoretische Leerweg.

Leerlingen met een ondersteuningsvraag krijgen tijdens het onderwijstraject dat zij doorlopen extra ondersteuning. Daardoor wil het Spaarne College hen niet alleen in staat stellen een diploma te behalen, maar hen ook in de loop van hun verblijf op de school uit laten groeien tot zelfstandige jonge mensen die de overgang naar de volwassenheid aankunnen en zich een plaats in onze samenleving weten te verwerven.

Voor elke leerling in de onderbouw wordt een startdocument opgesteld. Dit geldt ook voor alle zij-instromers. Voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben wordt het

startdocument uitgebreid met een ontwikkelingsperspectiefplan (OPP). Een aantal leerlingen op het Spaarne College heeft een OPP, opgesteld in de tijd dat zij leerling waren van de Paulus Mavo/Vmbo, of de Daaf Gelukschool. In begeleidingsgesprekken met leerlingen worden doelen opgesteld. Afhankelijk van de onderwijs-/ondersteuningsbehoeften van de leerling verschilt de focus per document (startdocument/OPP). De doelen vormen het uitgangspunt voor de begeleiding van de leerling.

Eind klas 2 wordt waar mogelijk het startdocument/OPP afgesloten. Waar nodig wordt het startdocument/OPP met de daarbij behorende onderwijs-/ondersteuningsbehoeften

voortgezet in de bovenbouw. Hierbij behoort bijvoorbeeld een kleine klas, trajectbegeleiding of andere vorm van extra ondersteuning tot de mogelijkheden.

Om de leerling zo gericht mogelijk te kunnen volgen, wordt er gewerkt met een

leerlingvolgsysteem (LVS). Hierin worden de vorderingen van de leerlingen gesignaleerd en vastgelegd met als doel onze leerlingen in staat te stellen:

- hun capaciteiten, mogelijkheden en talenten zo goed en zo volledig mogelijk te ontplooien,

- hun studie af te sluiten met een diploma in een omgeving waar ze zich thuis voelen,

- hun persoonlijke welbevinden te stimuleren,

- hun sociale ontwikkeling in positieve zin te bevorderen.

Voor de leerlingen van het Spaarne College die beschikken over een LWOO-indicatie, is deze indicatie afgegeven, omdat betreffende leerling op minimaal twee van de vier gebieden leerachterstanden heeft van minimaal 1,5 jaar, waaronder in elk geval begrijpend lezen of rekenen. Dit betekent dat er leerlingen op het Spaarne College zijn die vastgestelde ernstige rekenproblemen hebben. Rekenvaardigheidstraining (RVT) maakt onderdeel uit van het standaard lesprogramma. De Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen schrijft een systeem voor van op elkaar aansluitende drempelmomenten, met daarmee verbonden referentieniveaus voor Nederlandse taal en rekenen. De wet veronderstelt dat leerlingen ten minste Referentieniveau 1F (F =

fundamenteel niveau) beheersen als zij instromen in het vmbo. Eind vmbo is niveau 2F wenselijk. Doel hiervan is dat alle leerlingen minimaal een fundamenteel rekenniveau behalen. De samenleving vraagt immers om functionele gecijferdheid. Dit gaat verder dan het maken van ‘kale sommen’. Het herkennen van de betekenis van getallen is nodig om volwaardig te kunnen functioneren in de samenleving. Zo is het goed kunnen

inschatten van financiële situaties bijvoorbeeld noodzakelijk om uitgaven te controleren en in de hand te houden.

De wet referentieniveaus Nederlandse taal en Rekenen heeft als doel dat alle leerlingen ook na het basisonderwijs hun rekenkennis en – vaardigheid verder ontwikkelen en blijven toepassen.

(4)

Pagina 4 van 28

Op het Spaarne College wordt gewerkt met de methodiek van het Handelingsgericht Werken (HGW) (Pameijer, van Beukering, van der Wulp, & Zandbergen, 2012). Er wordt gekeken naar de specifieke onderwijsbehoeften van elke leerling; wat heeft deze leerling nodig om zijn doel te behalen? Ook op gebied van rekenen worden doelen gesteld en wordt bekeken wat de leerling nodig heeft om deze doelen te bereiken. Deze doelen zijn opgenomen in het OPP/startdocument van de leerling en worden twee keer per jaar geëvalueerd.

Dit protocol beschrijft hoe het Spaarne College het rekenonderwijs georganiseerd heeft, welke begeleiding er geboden wordt aan leerlingen met ernstige rekenproblemen en dyscalculie en welke afspraken er gelden voor deze leerlingen.

In het protocol wordt specifiek onderscheid gemaakt tussen leerlingen met ernstige rekenproblemen en dyscalculie. Bij (ernstige) rekenproblemen spelen

onderwijskenmerken en leerling kenmerken een rol. Het kan zijn dat het rekenonderwijs (op het PO) onvoldoende afgestemd was op de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling. Er wordt gesproken van dyscalculie als ernstige rekenproblemen ondanks

langdurige deskundige begeleiding en zorgvuldige (pogingen tot) afstemming hardnekkig blijken en onveranderd blijven bestaan. De leerling kenmerken staan dan op de

voorgrond. Er kan pas gesproken worden van dyscalculie/ERWD als dit is aangetoond na psychodiagnostisch onderzoek door een bevoegd orthopedagoog (NVO Orthopedagoog Generalist) of psycholoog (NIP Kinder- en Jeugdpsycholoog/GZ-

psycholoog/Schoolpsycholoog).

(5)

Pagina 5 van 28

Hoofdstuk 1: Rekenonderwijs

1.1 De vier hoofdlijnen

Het rekenonderwijs op de basisschool maakt onderscheid in vier hoofdlijnen in de ontwikkeling van rekenkennis en –vaardigheden. Deze hoofdlijnen zijn:

1. Begripsvorming (conceptontwikkeling, rekentaal en het verlenen van betekenis) 2. Ontwikkelen van oplossingsprocedures

3. Vlot leren rekenen (oefenen, automatiseren en memoriseren) 4. Flexibel toepassen (van kennis en vaardigheden)

In de dagelijkse onderwijspraktijk lopen meerdere hoofdlijnen vaak langs elkaar.

Rekenzwakke leerlingen kunnen hier veel moeite mee hebben. Als het leerproces te snel verloopt, zonder voldoende aandacht voor conceptontwikkeling en met onvoldoende oefentijd, kunnen rekenzwakke leerlingen afhaken. Zij hebben dan bijvoorbeeld wel kennis gemaakt met de leerstof van de bovenbouw basisschool, zoals breuken en het metriek stelsel, maar de meesten van hen zijn nog onvoldoende in staat om deze stof volledig te begrijpen, er vlot mee te kunnen rekenen en te kunnen gebruiken in allerlei situaties.

Op het Spaarne College wordt in het rekenonderwijs dan ook gewerkt aan:

1. Het verder ontwikkelen van begripsvorming

2. Het verder ontwikkelen en consolideren van oplossingsprocedures 3. Het vlot leren rekenen en onderhouden

4. Het flexibel toepassen en verdiepen

Bij alle hoofdlijnen staat het begrijpen en het weten waarom centraal.

In RVT wordt aan onderstaande hoofdlijnen gewerkt door gebruik te maken van de digitale rekenmethode Logisch Rekenen van Studyflow. Deze methode biedt een complete doorlopende leerlijn rekenen voor alle niveaus en alle leerjaren. De methode sluit volledig aan op het referentiekader rekenen.

1.1.1 Hoofdlijn 1: het verder ontwikkelen van begripsvorming

Bij het uitvoeren van rekenactiviteiten en rekenopdrachten is het nodig dat leerlingen begrip blijven ontwikkelen van wat ze doen en waarom ze dat doen. Hierbij spelen drie zaken een rol:

• Het verlenen van betekenis aan rekenhandelingen

Rekenen in het dagelijks leven is altijd ingebed in functionele situaties. Leerlingen kunnen pas betekenis verlenen aan een rekenopdracht als de opdracht

herkenbaar voor hen is. Die kans is het grootst als opdrachten aansluiten bij hun werkelijk leven of als zij in staat zijn zich te verplaatsen in de situatie die in de opdracht is aangegeven.

• Ontwikkelen van rekenconcepten

De leerling krijgt opdrachten vanuit goede contexten. Dit is een voorwaarde voor het ontwikkelen van betekenisvolle rekenconcepten. Hierdoor ontwikkelt de leerling inzicht. Dit inzicht dient vervolgens als basis om de aanpak van een bepaald type opdracht in herinnering op te roepen.

Voor rekenzwakke leerlingen is het van belang dat de docent de rekenconcepten herhaalt en verder ontwikkelt (bijv. breuken en procenten), door de volgende stappen steeds opnieuw uit te voeren. De docent laat de leerling zich eerst inleven in een situatie (subjectgebonden), vervolgens laat hij hem zich deze situatie concreet voorstellen en daarna weergeven in een afbeelding of een model

(objectgebonden). Een voorbeeld hierbij is het pizzamodel. Deze stappen koppelt hij vervolgens of tegelijkertijd aan het formele rekenen.

• Ontwikkeling van rekentaal

(6)

Pagina 6 van 28

Voor rekenzwakke leerlingen is het van belang dat zij rekentaal en instructietaal leren onderscheiden. Onder instructietaal wordt de taal verstaan die de docent gebruikt om iets uit te leggen, opdrachten te geven en te bespreken. Rekentaal wordt gebruikt om rekenconcepten te verduidelijken en om formele bewerkingen te benoemen. In de lessen wiskunde en RVT wordt gewerkt aan het ontwikkelen van rekentaal door rekenhandelingen en bewerkingen te verrichten en erover te praten (bijv. waaraan denk je als je 1/3 ziet).

Om leerlingen te begeleiden bij begripsvorming, houden de docenten Wiskunde en RVT rekening met de volgende onderwijsbehoeften van de leerlingen:

Rekenzwakke leerlingen hebben het volgende nodig:

• Instructie, die na de klassikale instructie individueel wordt aangevuld en specifiek wordt toegespitst op wat de leerling nodig heeft.

• Instructie en opdrachten, waarin aandacht wordt geschonken aan het verlenen van betekenis en het koppelen van het informele rekenen aan het formele rekenen.

• Opdrachten die concrete ervaringen van de leerlingen en toepassingen in andere vakken benutten.

• Docenten die voldoende tijd en rust creëren bij het aanleren van een nieuw onderwerp.

• Docenten die voldoende aandacht besteden aan rekentaal door leerlingen te laten vertellen/verwoorden.

• Instructie waarbij eenduidige taalgebruik wordt gehanteerd (steeds dezelfde omschrijving van eenzelfde begrip) en waarbij evt. gebruik wordt gemaakt van visuele ondersteuning.

• Docenten die aansluiten bij de voorkennis van de leerling, bij het aanleren van nieuwe procedures.

• Opdrachten waarbij aandacht is voor associatief oefenen, door voortdurend de samenhang tussen de verschillende rekenconcepten en bewerkingen te laten zien en ervaren.

• Feedback die positief is en vooral gericht is op het proces.

• Opdrachten die niet te moeilijk zijn, op de grens van hun zone van de naaste ontwikkeling zodat ze succeservaringen opdoen

1.1.2. Hoofdlijn 2: het verder ontwikkelen en consolideren van oplossingsprocedures

De tweede hoofdlijn van het leren rekenen is het verlenen van ontwikkelen en

consolideren van oplossingsprocedures. Het gaat hierbij om de volgende procedures:

• Het beheersen van de basisbewerkingen

De basisbewerkingen bestaan uit tellen, optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. In het VO wordt ervan uit gegaan dat leerlingen voldoende inzicht hebben ontwikkeld in het getallensysteem. Rekenzwakke leerlingen hebben echter vaak nog onvoldoende inzicht ontwikkeld in het getallensysteem, voornamelijk bij het rekenen met getallen boven de honderd en duizend. Ook hebben zij vaak

basisvaardigheden zoals de sommen t/m 20 en de tafels t/m 10 nog onvoldoende geautomatiseerd. Zij hebben hierdoor moeite met het uitvoeren van de

basisbewerkingen. Rekenzwakke leerlingen hebben nog veel behoefte aan visuele ondersteuning.

• Complexere bewerkingen

Complexere bewerkingen bestaan uit onderlinge combinaties van

basisbewerkingen. Het gaat hierbij met name om berekeningen met breuken,

(7)

Pagina 7 van 28

decimale getallen, procenten en om schaalberekeningen. Kennis en begrip van verhoudingentaal is hierbij een voorwaarde.

Het verwerven van inzicht in decimale getallen wordt meestal gekoppeld aan het rekenen met geld en aan meten. De docent moet de samenhang met breuken en procenten steeds blijven benadrukken. Bij het domein meten en meetkunde is het experimenteren met lengte, gewicht en inhoud belangrijk.

Voor rekenzwakke leerlingen is het van belang om een zorgvuldig uitgelijnd programma aan te bieden waarbij zij systematisch kennismaken en leren rekenen met de basiskennis binnen het domein verhoudingen en het domein meten en meetkunde.

• Hoofdrekenen en rekenen op papier

Hoofdrekenen is van belang bij het uitvoeren van snelle berekeningen in dagelijkse situaties. Voor rekenzwakke leerlingen kan hoofdrekenen een groot probleem zijn. Bijvoorbeeld door een zwak (werk)geheugen,

concentratieproblemen of te weinig oefening in het basisonderwijs. Leerlingen die onvoldoende vertrouwd zijn met het getallensysteem en die de basisbewerkingen onvoldoende beheersen, kunnen onzeker raken. Gebruik van kladpapier is nodig.

Het gebruik van de rekenmachine is een goed alternatief. Om leerlingen te stimuleren om te blijven hoofdrekenen, kan afgesproken worden dat zij de berekening eerst op kladpapier uitrekenen en vervolgens met rekenmachine controleren.

Bij het vak wiskunde gebruiken leerlingen over het algemeen de rekenmachine.

Bij RVT is ook aandacht voor hoofdrekenen.

• Schatten en precies rekenen

Voor rekenzwakke leerlingen kan schattend rekenen een groot probleem zijn.

Alleen bij eenvoudige bewerkingen, zoals het optellen van twee getallen die mooi afgerond kunnen worden, is een schatting te overzien. Bij complexere

bewerkingen is een precieze berekening of een rekenmachine aan te raden.

• Werken met de rekenmachine

Rekenzwakke leerlingen mogen de rekenmachine gebruiken ter compensatie van onvoldoende beheerste oplossingsprocedures. Aangezien bij het vak wiskunde over het algemeen met de rekenmachine wordt gewerkt, zijn zij geen

uitzondering. Dit bevordert hun zelfvertrouwen. Om de rekenmachine effectief en adequaat te kunnen gebruiken is beheersing van de basisbewerkingen

noodzakelijk. In de lessen wiskunde en RVT wordt hier dan ook veel aandacht aan besteed.

Om de oplossingsprocedures verder te ontwikkelen, hebben rekenzwakke leerlingen het volgende nodig:

• Instructie, die actief leren stimuleert.

• Docenten die zelfstandig denken bij oplossingsprocedures stimuleren en begeleiden.

• Opdrachten waarbij leerlingen met elkaar in gesprek moeten om elkaar uit te leggen hoe ze denken en rekenen.

• Docenten die de leerlingen leren hun aanpak te visualiseren met passend modelmateriaal (bijv. verhoudingstabel).

• Instructie die toegespitst is op noodzakelijke onderliggende rekenconcepten en combinatie met de beoogde oplossingsprocedures.

• Instructie waarin voortgebouwd wordt op de voorkennis van de leerling.

(8)

Pagina 8 van 28

1.1.3 Hoofdlijn 3: vlot rekenen en onderhouden

Voor leerlingen die het 1F niveau nog niet hebben behaald is veel systematische en gerichte oefening nodig. Oefening is gericht op automatiseren en memoriseren van kennis en vaardigheden om vlot te kunnen rekenen.

Er worden verschillende manieren van oefenen onderscheiden:

• Betekenisvol oefenen

Bij betekenisvol oefenen wordt door de docent voortdurend aandacht besteed aan de betekenis van het rekenen in het dagelijks leven. Dit wordt gedaan door het gebruik van contexten.

• Productief oefenen

Bij productief oefenen construeren leerlingen zelf passende bewerkingen (tekeningen, schema’s, sommen) bij een context.

• Associatief en flexibel oefenen

Bij associatief oefenen ontwikkelt de leerling geordende netwerken van samenhangende rekenkennis en –vaardigheden. De docent biedt binnen een oefening opdrachten aan in onderlinge samenhang (bijv. breuken en procenten).

Door associatief te oefenen leert de leerling om verworven kennis en

vaardigheden flexibel in te zetten in andere situaties waarin gerekend moet worden.

• Multi-channel oefenen

Bij multi-channel oefenen worden verbale, auditieve en visuele vaardigheden naast elkaar ingezet. Leerlingen die verbaal zwak zijn en visueel sterk, worden aangemoedigd om hun handelingen goed te verwoorden en leerlingen die verbaal sterk zijn en visueel zwak, hebben extra stimulans nodig om te visualiseren.

• Effectief oefenen

Effectieve oefeningen laten de leerlingen actief zijn eigen kennis en vaardigheden construeren en reconstrueren. Deze oefeningen maken gebruik van uitdagende en begrijpelijke contexten. Deze oefeningen zetten de leerling aan om eigen

denkmodellen en eigen oplossingsprocedures te ontwerpen.

• Systematisch oefenen

Rekenzwakke leerlingen slaan leerstof beter op als alle leerstof systematisch wordt aangeboden

• Regelmatig oefenen

Het is van belang dat leerlingen regelmatig oefenen en herhalen.

Leerlingen volgen 4 uur wiskunde per week (in leerjaar 3, 3 uur) en 1 uur rekenvaardigheidstraining (RVT) per week. Zowel voor wiskunde als voor

rekenvaardigheidstraining zijn wekelijks bijlessen te volgen. Daarnaast krijgen zij voor wiskunde en rekenen huiswerk en kunnen leerlingen zelfstandig thuis extra

rekenvaardigheidstraining doen met het computerprogramma Logisch Rekenen van Studyflow.

Leerlingen oefenen echter het best op momenten dat zij rekenactiviteiten ook

daadwerkelijk gebruiken. Docenten van alle verschillende vakken hebben de opdracht gekregen om rekenen op te nemen in hun dagelijkse lessen en om in het vakwerkplan aandacht te besteden aan de rol van rekenen bij hun vak. Hierdoor zijn leerlingen onbewust vaker aan het oefenen met rekenen. De vaksectievoorzitter houdt de regie.

1.1.4 Hoofdlijn 4: flexibiliseren en verdiepen van rekenkennis en rekenvaardigheden

Het uiteindelijke doel van het rekenonderwijs is dat leerlingen hun rekenkennis en rekenvaardigheden kunnen gebruiken in functionele situaties. Hiervoor is het noodzakelijk dat zij rekenen flexibel kunnen toepassen. Essentiële punten voor het flexibel toepassen zijn:

(9)

Pagina 9 van 28

• In functionele situaties kunnen bepalen of en zo ja, welke rekenactiviteiten nodig zijn om adequaat te kunnen handelen;

• Kunnen communiceren over rekenkundige onderwerpen;

• Beslissingen kunnen nemen aan de hand van de resultaten;

• Constructief kunnen samenwerken.

Processen die hierbij een rol spelen zijn onder meer de volgende:

• Het probleem begrijpen. Informatie verwerken en betekenis geven aan een situatie of een context. Wat wordt er gevraagd? Wat is het probleem?

• Informatie kunnen vertalen vanuit een alledaagse gebruikssituatie naar een rekenbewerking

• Relevante kennis en vaardigheden oproepen uit het geheugen om te bepalen hoe het probleem het beste opgelost kan worden.

• Effectieve procedures kiezen en beslissen welke procedure in aanmerking komt.

• Het probleem oplossen.

• Aan de hand van de situatie controleren of de oplossing past bij die situatie.

Bij rekenzwakke leerlingen is met name het probleemoplossend werken en het flexibel kunnen inzetten van eigen rekenkennis en –vaardigheden een probleem. De leerlingen kunnen vaak wel iets uitrekenen, maar zijn minder goed in staat om een (complex) rekenvraagstuk te analyseren en vervolgens een adequate oplossingsprocedure te bedenken. Ook zijn ze vaak minder goed in het logisch denken, redeneren en communiceren over rekenproblemen. Aandacht voor het ontwikkelen van een

systematische probleemaanpak voor deze leerlingen is van belang. In de lessen RVT, wordt onder andere gebruik gemaakt van het Drieslagmodel (zie bijlage 1).

Om de rekenkennis flexibel te kunnen toepassen en om verdieping aan te brengen in de rekenkennis hebben rekenzwakke leerlingen het volgende nodig:

Opdrachten waarbij de nadruk ligt op probleemoplossend werken (door gebruik van taal en rekenen).

• Docenten die in het rekenonderwijs expliciet aandacht besteden aan strategisch denken en handelen (bijv. door gebruik van rekenspellen).

• Opdrachten (contexten) die afgestemd worden op de belevingswereld van de leerling.

• Een leeromgeving waar rekenactiviteiten ingebouwd worden (bij andere vakken/lessen, projecten etc., waardoor leerlingen onbewust en bewust met rekenen bezig zijn)

• Reken- en wiskundelessen waarbij gebruik wordt gemaakt van het Drieslagmodel (zie bijlage 1) om systematisch aan het probleemoplossend denken en handelen van de leerling te werken.

• Opdrachten die in contexten worden gegeven en in meer informele situaties worden aangeboden, zodat ze ook aandacht besteden aan

probleemoplossingsvaardigheden i.p.v. de technische rekenaspecten (voortdurend technisch oefenen met kale sommen, kan stress en faalangst veroorzaken).

• Opdrachten die haalbaar en te overzien zijn qua tijd en in delen worden aangeboden.

• Opdrachten die in de groep worden aangeboden en aansluiten bij het niveau van de leerling, waardoor gewerkt wordt aan succeservaringen.

• Feedback die positief is en vooral gericht op het proces (de oplossingsprocedures/tussenstappen).

(10)

Pagina 10 van 28

Hoofdstuk 2: Signalering van rekenproblemen

De signalering van rekenproblemen is onderverdeeld in tien signaleringspunten (S).

Wanneer een docent rekenproblemen signaleert bij een leerling, kan de docent met behulp van onderstaande signaleringspunten bekijken waar de problemen liggen, zodat er in de aanpak specifiek op ingespeeld kan worden.

Hoofdlijn 1: Verder ontwikkelen van begripsvorming S1. Problemen met het verlenen van betekenis

Rekenzwakke leerlingen hebben vaak moeite met het verlenen van betekenis aan getallen. Contexten helpen de leerling om de stap te maken van het informele

betekenisvolle rekenen, naar het formele, abstracte rekenen (berekeningen uitvoeren en sommen maken). Hierbij spelen de ontwikkeling van taal, het visueel voorstellen en oplossingsprocedures een cruciale rol.

S2. Gebrekkige conceptvorming

Rekenzwakke leerlingen hebben vaak moeite met de ontwikkeling van goede rekenconcepten. De koppeling van het concrete handelen aan formele bewerking bewerkingen en de passende rekentaal gaat niet vanzelf. Hierdoor kunnen gebrekkige concepten ontstaan. Een zwakke basis kan met name belemmerend zijn bij het

ontwikkelen van complexere begrippen als breuken en procenten. Voor rekenzwakke leerlingen blijft conceptvorming een struikelblok gedurende hun hele schoolloopbaan. Dit is een signaal voor mogelijke stagnatie in de rekenontwikkeling.

Hoofdlijn 2: Verder ontwikkelen en consolideren van oplossingsprocedures S3. Problemen in het verwerven en consolideren van de basisbewerkingen

Rekenzwakke leerlingen bouwen een zwakke basis op voor het formele rekenen, omdat de begripsvorming gebrekkig verloopt. Zij zijn vaak slecht in staat om

oplossingsprocedures te begrijpen. De leerling ontwikkelt fragmentarische kennis en houdt lang vast aan procedures die ondoelmatig zijn en weinig perspectief bieden, zoals tellen. Daardoor ontstaat een gebrekkige basis voor het leren optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.

S4. Problemen met het automatiseren en memoriseren van de tafels

Een leerling die de basisbewerkingen onvoldoende beheerst, valt vaak op doordat hij problemen heeft met het onthouden van de tafels. Dit belemmert hem bij het uitvoeren van berekeningen. Bij een rekenzwakke leerling kan hierdoor de rekenontwikkeling stagneren.

S5. Problemen met het uitvoeren van complexere bewerkingen

Rekenzwakke leerlingen komen niet of moeizaam tot begripsvorming en ontwikkeling van complexe oplossingsprocedures op het gebied van breuken, procenten, verhoudingen, decimale getallen en meten.

S6. Problemen met het verwerven van algoritmes

Rekenzwakke leerlingen blijken vaak moeite te hebben met het verwerven van de complexe procedures van algoritmes.

Hoofdlijn 3: vlot rekenen en onderhouden

S7. Onbegrepen procedures en losse feitenkennis in de basisvaardigheden leiden tot fragmentarische kennis en vaardigheden

Onbegrepen kennis en procedures worden niet of onvoldoende opgeslagen in het geheugen. De docent kan dit waarnemen als een leerling gaat ‘goochelen met getallen’

tijdens het uitvoeren van de basisvaardigheden optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Dit leidt tot fragmentarische kennis en vaardigheden, waardoor een zwakke basis ontstaat.

(11)

Pagina 11 van 28

S8. Problemen met het automatiseren van standaardalgoritmes en complexe procedures belemmeren het vlot leren rekenen

Fragmentarische kennis en vaardigheden bij de basisbewerkingen worden zichtbaar als een leerling problemen heeft met het automatiseren van complexere procedures, zoals de algoritmes en bij bewerkingen met verhoudingen, breuken, decimale getallen en procenten.

S9. Problemen met het automatiseren en memoriseren zijn het gevolg van niet goed georganiseerd opslaan van informatie

Het ontwikkelen van associatieve kennis leidt tot georganiseerd opslaan in het geheugen.

Daardoor is deze kennis sneller oproepbaar. Niet goed opgeslagen kennis leidt tot problemen bij het automatiseren en memoriseren. Als blijkt dat een leerling minder snel informatie kan oproepen uit zijn geheugen of deze is vergeten, kan dit een signaal zijn dat hij de informatie niet goed georganiseerd heeft opgeslagen in zijn geheugen. Het kan ook zijn dat er sprake is ven AD(H)D, dyslexie of dyscalculie. Ook bij deze stoornissen is vaak te zien dat geautomatiseerde kennis minder sterk is. Dat kan onderdeel zijn van hun beperking. Bij dyslexie en AD(H)D kan er echter wel sprake zijn van veel

rekenbegrip.

Hoofdlijn 4: Flexibel toepassen en verdiepen

S10 Gebrekkige oplossingsprocedures en tekorten in het strategisch denken en handelen, belemmeren het flexibel toepassen

Rekenzwakke leerlingen hanteren vaak gebrekkige oplossingsprocedures. Deze kunnen ze dan ook niet optimaal inzetten bij het uitwerken van complexere berekeningen. Dit belemmert de ontwikkeling van het strategisch denken en handelen.

Hoofstuk 3: Begeleiding en ondersteuning bij het rekenen 3.1 Overgang PO-Spaarne College mavo/vmbo

Wanneer een leerling wordt aangemeld bij het Spaarne College kan er door het PO een Multidisciplinair Overleg (MDO) aangevraagd worden, waar de leerling, ouders,

docent/intern begeleider PO en een afgevaardigde van de intakecommissie van het Spaarne College bij aanwezig zijn. Dit MDO wordt aangevraagd voor leerlingen die op het VO extra ondersteuning nodig hebben. Daarnaast vindt er standaard een MDO plaats bij leerlingen met een TL advies, die in aanmerking komen voor LWOO. Tijdens dit MDO wordt besproken aan welke doelen de leerling gaat werken en wat de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling zijn. Het Spaarne College ontvangt bij iedere

aanmelding didactische gegevens van de leerling (CITO, drempelonderzoek) en eventuele aanvullende gegevens over o.a. het rekenen (bijv. een onderzoeksverslag,

dyscalculieverklaring, ontwikkelingsperspectiefplan (OPP)).

De informatie uit het MDO en de dossiergegevens van de basisschool, worden

opgenomen in het digitale Leerlingvolgsysteem (LVS) van het Spaarne College. Wanneer een leerling leerachterstanden heeft op het gebied van rekenen of wanneer er sprake is van dyscalculie, van ernstige rekenproblemen wordt er een didactisch doel opgesteld t.a.v. het rekenen in het OPP/startdocument en wordt omschreven welke aanpak er nodig is en welke onderwijsbehoeften de leerling heeft. Wanneer de leerling een

verklaring dyscalculie, een verklaring ERWD heeft krijgt de leerling een dyscalculiecoach toegewezen.

3.2 Begeleidingscategorieën

Voor de begeleiding van leerlingen op het gebied van rekenen is het streven om gebruik te maken van de indeling in drie begeleidingscategorieën vanuit het protocol ERWD2.

3.2.1 Begeleidingscategorie 1: begeleiding van leerlingen binnen de reguliere lessen

(12)

Pagina 12 van 28

In begeleidingscategorie 1 wordt onderscheid gemaakt tussen twee subcategorieën.

Leerlingen kunnen binnen categorie 1 wisselen van categorie 1a naar 1b en omgekeerd.

Categorie 1a

De leerlingen in deze categorie kunnen in principe zonder problemen het rekenonderwijs van het niveau waarop zij leskrijgen op het Spaarne College aan. Het is van belang dat het rekenniveau van deze leerlingen op peil wordt gehouden en verder wordt uitgebreid.

Zij hebben geen specifieke onderwijsbehoeften op dit gebied. Deze leerlingen werken bij RVT met het programma Logisch Rekenen van Studyflow op hun eigen niveau. Het startniveau wordt bepaald op basis van de gegevens uit het leerlingvolgsysteem, uit die van de instaptoets en uit de gegevens van de CITO-0 toets.

Categorie 1b

De leerlingen in deze categorie ervaren op deelgebieden (geringe) rekenproblemen. Deze leerlingen profiteren voldoende van het rekenonderwijs dat geboden wordt op het

Spaarne College tijdens RVT en wiskunde. De onderwijsbehoeften van deze leerlingen zijn gericht op afgestemde instructie en meer oefentijd bij bepaalde onderdelen. Er kan binnen de reguliere lessen voldaan worden aan deze onderwijsbehoeften.

De rekendocent houdt de ontwikkeling van de leerlingen bij en beoordeelt, eventueel in overleg met de rekencoördinator of er sprake is van voldoende vooruitgang. Deze

informatie wordt gedeeld met de mentor van de leerling. Bij aantoonbaar onvoldoende of geen vooruitgang (zichtbaar in het programma van Studyflow, de rekentoetsen en de CITO scores), worden de leerlingen ingedeeld in categorie 2.

3.2.2 Begeleidingscategorie 2: begeleiding van leerlingen op basis van een individueel handelingsplan bij ernstige rekenproblemen

In deze categorie zitten leerlingen die ernstige rekenproblemen ervaren en op dat gebied specifieke onderwijsbehoeften hebben. Op het Spaarne College worden leerlingen niet geplaatst in deze categorie met behulp van een diagnostisch rekenonderzoek, zoals voorgeschreven in het protocol ERWD. De reden hiervan is dat er voor aanname met een LWOO-indicatie op het Spaarne College een screening plaats vindt (middels

dossieranalyse), waardoor bekend is welke leerlingen een forse leerachterstand

(minimaal 1,5 jaar) hebben op het gebied van rekenen en waarbij er dus sprake is van ernstige rekenproblemen.

De docent RVT brengt vervolgens specifieker in kaart op welke gebieden de leerling extra ondersteuning nodig heeft, mede met behulp van toetsgegevens. Daarnaast krijgen alle leerlingen in september een Cito-0 meting, waarmee hun niveau op onder andere rekenen in kaart wordt gebracht.

Binnen de lessen RVT en wiskunde kan aanvullende instructie gegeven worden en extra oefentijd/oefeningen worden aangeboden. Leerlingen hebben elke week de mogelijkheid om in groepsverband bijles te volgen voor deze vakken.

De vorderingen van leerlingen in begeleidingscategorie 2 worden door de docenten wiskunde en RVT gevolgd en regelmatig geanalyseerd aan de hand van toetsresultaten, observatiegegevens en resultaten in het programma van Studyflow. De vakdocenten bespreken met de rekencoördinator of er sprake is van voldoende vooruitgang. Deze informatie wordt gedeeld met de mentor van de leerling. Bij aantoonbaar voldoende vooruitgang, gaat de leerling naar categorie 1. Bij aantoonbaar onvoldoende of geen vooruitgang, wordt de leerling ingedeeld in categorie 3. Leerlingen bij wie de vorderingen nog beperkt zijn, of voor wie de noodzakelijke condities in de reguliere rekenlessen niet gerealiseerd kunnen worden, blijven in categorie 2.

3.2.3 Begeleidingscategorie 3: intensieve en structurele begeleiding op basis van een individueel handelingsplan bij ernstige en hardnekkige rekenproblemen In deze categorie zitten leerlingen die ernstige en hardnekkige rekenproblemen ervaren.

Het gaat om leerlingen met een dyscalculieverklaring, leerlingen met ernstige

(13)

Pagina 13 van 28

rekenproblemen bij wie het vermoeden bestaat dat deze rekenproblemen hardnekkig zijn en er sprake kan zijn van dyscalculie en leerlingen bij wie na psychodiagnostisch

onderzoek geen dyscalculie is vastgesteld, maar bij wie slechts geringe of geen vooruitgang wordt gerealiseerd en waarvoor een verklaring ERWD is afgegeven.

Voor deze leerlingen kunnen didactische doelen op gebied van rekenen opgesteld worden in het startdocument/OPP van de leerling, indien aanwezig. Deze doelen worden twee keer per jaar geëvalueerd en bijgesteld. De docenten RVT en wiskunde kunnen daarnaast een gericht Plan van Aanpak opstellen of de specifieke onderwijsbehoeften van deze leerling opnemen in het vakspecifieke groepsplan van de klas.

Binnen de lessen RVT en wiskunde kan aanvullende instructie geboden worden en extra oefentijd/oefeningen worden aangeboden. Deze leerlingen kunnen extra bijlessen volgen voor de vakken wiskunde en/of rekenen. Deze bijlessen worden wekelijks aangeboden.

In de bijles kan specifieke instructie worden gegeven aan de leerling individueel of in een kleine groep.

Leerlingen met een dyscalculieverklaring of een verklaring ERWD krijgen een coach toegewezen. De coach zal gedurende het schooljaar ondersteuning geven, individueel of in groepsverband. Na een half jaar wordt geëvalueerd of de begeleiding voortgezet wordt of dat de leerling voldoende heeft aan de reguliere rekenlessen en bijlessen. Leerlingen die ernstige rekenproblemen hebben, maar geen verklaring hebben kunnen ook

ingedeeld worden bij de coaches, afhankelijk van de beschikbare begeleidingsuren van de coach.

De leerlingen met dyscalculie, of een verklaring ERWD blijven recht hebben op deze ondersteuning. De coach brengt met hen de onderwijsbehoeften in kaart en bespreekt welke hulpmiddelen en aanpassingen er nodig zijn. De coach legt de afspraken vast en communiceert dit met de docenten wiskunde en RVT.

Bij alle leerlingen wordt de voortgang gevolgd en worden de doelen regelmatig geëvalueerd. Leerlingen met een dyscalculieverklaring, verklaring ERWD blijven structureel in begeleidingscategorie 3. De andere leerlingen gaan terug naar begeleidingscategorie 2 als zij een duidelijke vooruitgang laten zien.

(14)

Pagina 14 van 28

Hoofdstuk 4: Taken en verantwoordelijkheden 4.1 Begeleiding

De begeleiding van leerlingen is ingedeeld in de basisondersteuning, breedteondersteuning en diepteondersteuning.

Basisondersteuning

De basisondersteuning is de ondersteuning die leerlingen in de reguliere lessen of in de bijlessen krijgen. Deze ondersteuning richt zich vooral op de leerlingen in

begeleidingscategorie 1 en 2. De vakdocenten RVT en wiskunde vervullen een centrale rol in deze ondersteuning.

Alle leerlingen volgen rekenvaardigheidstraining. Daarnaast is er de mogelijkheid om bijlessen te volgen voor rekenen.

Breedteondersteuning

Deze ondersteuning is gericht op leerlingen waarbij sprake is van dyscalculie of ernstige rekenproblemen. De leerlingen met een dergelijke diagnose krijgen extra ondersteuning van de rekencoach, individueel of in kleine groepen. Er kan worden gewerkt met een individueel Plan van Aanpak. De vorderingen worden dan vastgelegd in het LVS van de leerling. Wanneer er geen of onvoldoende vooruitgang wordt gerealiseerd in de

begeleiding, kan er door het ondersteuningsteam van het Spaarne College het advies worden gegeven om extern psychodiagnostisch onderzoek naar dyscalculie/ERWD in te zetten.

Diepteondersteuning

De diepteondersteuning is de extra ondersteuning vanuit een externe instantie. Dit kan bestaan uit extern onderzoek naar dyscalculie of begeleiding van rekenproblematiek door een externe instantie. Het zorgteam kan advies uitbrengen t.a.v. doorverwijzing en onderhoudt contact met de externe instantie.

4.2 Taken en verantwoordelijkheden De coördinator Rekenen:

- Is verantwoordelijk voor de uitvoering, de evaluatie van het protocol ERWD in samenwerking met de coördinator leerstoornissen en de zorgcoördinatoren

- Is verantwoordelijk voor het opstellen en evalueren van het vakwerkplan rekenen - Is het aanspreekpunt voor de docenten RVT en stuurt hen aan.

- Analyseert de cito gegevens, de opbrengsten van RVT en reken gerelateerde vakken en formuleert actiepunten

- Is op de hoogte van de begeleidingscategorieën, deelt de leerlingen in deze categorieën in en bewaakt en evalueert dit proces (is in ontwikkeling).

- Evalueert het beleid ERWD en stelt waar nodig bij in samenwerking met de coördinator leerstoornissen en de zorgcoördinatoren

- Heeft gedurende het gehele schooljaar overleg met de coördinator leerstoornissen betreffende het operationele deel van het protococol ERWD

De docent RVT/wiskunde:

- Stemt het onderwijs af op de ontwikkeling en onderwijsbehoeften van de leerlingen door te differentiëren

- Volgt in het rekenonderwijs de vier hoofdlijnen vermeld in hoofdstuk 1.

- Kent het Referentiekader rekenen en de ontwikkeling m.b.t. de rekentoetsen - Observeert, signaleert, analyseert en interpreteert de (toets)resultaten van de

leerlingen

(15)

Pagina 15 van 28

- Is op de hoogte van de afspraken die gemaakt zijn met de leerlingen met dyscalculie en houdt rekening met deze afspraken.

- Houdt rekening door indien nodig meer tijd te bieden of de hoeveelheid stof aan te passen

- Staat indien nodig en indien afgesproken hulpmiddelen toe (rekenmachine, gebruik van kladpapier)

- Biedt pre-instructie of extra voorbereidingstijd - Controleert of instructies begrepen zijn

- Toont begrip voor de problematiek

- Volgt de adviezen op die de rekencoördinator/ondersteuningsteam/externe deskundige geeft voor de afstemming op de onderwijsbehoeften van de leerling - Geeft bijles aan de leerling indien nodig

- Werkt indien nodig met een plan van aanpak

- Differentieert indien nodig door gebruik te maken van een vakspecifiek groepsplan - Houdt de mentor (en indien nodig dyscalculiecoach/coördinator

leerstoornissen/coördinator Rekenen/ondersteuningsteam) op de hoogte van de voortgang van de leerlingen

- Levert de mentor informatie aan t.b.v. het evalueren van de didactische doelen (bijv. Toetsresultaten Study Flow)

- Schoolt zich indien nodig

De coördinator leerstoornissen:

- Behartigt de belangen van de leerling met een verklaring ERWD

- Ziet er samen met de leerling met ERWD op toe dat deze de compenserende en dispenserende maatregelen krijgt die hem toekomen

- Ziet toe op de begeleiding van de leerlingen door de coaches en bespreekt, evalueert dit met betrokkenen

- Heeft gedurende het gehele schooljaar overleg met de coördinator Rekenen - Evalueert en stelt het operationele deel van het protocol ERWD bij

- Is aanspreekpunt voor docenten, ouders en de leerlingen met betrekking tot ERWD, wanneer de ouders of rekencoaches hierom vragen en biedt professionele ondersteuning in het kader van ERWD

- Zorgt ervoor dat alle docenten aan het begin van het schooljaar een lijst krijgen met de namen van leerlingen met een verklaring ERWD of een vermoeden daarvan en een korte schriftelijke samenvatting over wat er onder ERWD wordt verstaan

- Zorgt ervoor dat de lijst voortdurend wordt bijgewerkt in geval er nieuwe leerlingen met een verklaring ERWD bijkomen of van school gaan

- Organiseert in september een informatiebijeenkomst voor alle ouders van leerlingen met een verklaring ERWD of een vermoeden van dyscalculie of een andere leerstoornis

- Informeert, tijdens de informatieavonden van het eindexamen, de ouders van leerlingen met een verklaring ERWD over de compenserende/dispenserende maatregelen tijdens het examen, indien de rekencoaches hier niet aan toekomen - Volgt de wet- en regelgeving t.a.v. eindexamen en brengt de consequenties

hiervan in kaart

- Onderhoudt het contact met externen waar leerlingen met ERWD naar doorverwezen kunnen worden

(16)

Pagina 16 van 28

De rekencoach heeft als verantwoordelijkheid:

- Het informeren van vakdocenten en mentoren over de faciliteiten - Toezien op de uitvoering van de eindexamenregels door de docenten - Informeren van ouders

- Vraagbaak voor docenten

- Het begeleiden/coachen van leerlingen met dyscalculie en ernstige rekenproblemen

- Het verzorgen van verslaglegging m.b.t. de begeleiding.

- Regelmatig overleg met de coördinator leerstoornissen over de coaching staken - Geschoold in HGW

De mentor:

- Is het eerste aanspreekpunt voor de leerling, de ouders en de vakdocent - Volgt de voortgang en het welbevinden van de leerling

- Begeleidt de leerling in mentorgesprekken

- Evalueert het OPP/startdocument twee keer per jaar

- Kan de leerling (in samenwerking met de schoolleider) indien nodig inbrengen in het docententeam of ondersteuningsteam

De zorgcoördinator:

- Evalueert het beleid ERWD en stelt waar nodig bij in samenwerking met de coördinator leerstoornissen en coördinator rekenen

- Kan advies uitbrengen t.a.v. verwijzing externe ondersteuning/onderzoek - Verhaalt de informatie uit het psychodiagnostisch onderzoek naar gerichte

handelingsadviezen voor in de klas De leerling:

• Zal een extra inspanning moeten leveren om te leren en te rekenen

• Volgt bijlessen voor rekenen/wiskunde indien nodig

• Overlegt met de dyscalculiecoach/mentor als hij van mening is dat de begeleiding niet goed verloopt.

• Houdt zich aan de afspraken en verantwoordelijkheden besproken met de rekencoach/mentor

4.3. Contact met de ouders

In de maand september organiseren de rekencoaches samen met de dyslexiecoaches en coördinator leerstoornissen een ouderavond voor de ouders van (nieuwe) leerlingen met een verklaring dyslexie en ERWD. Op deze avond kunnen ouders vragen stellen en krijgen ze uitleg over dyslexie- en ERWD begeleiding op het Spaarne College.

Na een inleiding met informatie over de dyslexie- en ERWD begeleiding, volgen ouders workshops, waarbij ze informatie over handige websites en informatie over sites bij de methodes ontvangen. Er is een kraam aanwezig met informatiebrochures en boeken m.b.t. leerstoornissen.

Twee keer per jaar vindt er een rapportgesprek plaats met alle ouders. Het

OPP/startdocument (indien aanwezig) wordt tijdens dit gesprek geëvalueerd. Ouders krijgen in dit gesprek, via de mentor ook informatie over de inhoud en het verloop van de ERWD begeleiding, vastgelegd in het LVS (leerlingvolgsysteem). Dit

OPP/startdocument (onderdeel van het LVS) wordt bewaard in het dossier van de leerling.

Ouders kunnen contact opnemen met de dyscalculiecoach, wanneer zij vragen hebben of een afspraak willen maken voor een gesprek op school.

(17)

Pagina 17 van 28

Hoofdstuk 5: Aanpassingen en hulpmiddelen 5.1 Extra tijd

Een leerling met een verklaring dyscalculie of ERWD, heeft recht op extra tijd bij het maken van proefwerken en schriftelijke overhoringen waarbij rekenen een rol speelt. Er kan worden afgesproken voor welke vakken dat nodig is. In principe zorgen docenten voor toetsen die met extra tijd binnen het lesuur af te krijgen zijn. Wanneer dit niet lukt, zorgt de docent voor een oplossing, bijvoorbeeld in de pauze of na schooltijd. Leerlingen met dyscalculie, verklaring ERWD kunnen vaak het tempo van nakijken tijdens de les niet bijhouden en laten daardoor fouten zitten. Een oplossing hiervoor is het geven van (digitale) antwoordbladen.

5.2 Hulpmiddelen

Wanneer er in overleg met de rekencoaches een hulpmiddel is aangevraagd, verleent de docent zijn medewerking. Er mag gebruik gemaakt worden van een rekenmachine, tenzij er bij RVT uit het hoofd gerekend moet worden. Er kan dan de afspraak gemaakt worden dat de leerling de opgave eerst uit het hoofd probeert te maken en met de rekenmachine narekent. Ook mag er gebruik gemaakt worden van een rekenkaart, zoals

voorgeschreven door de overheid (College voor Toetsen en Examens).

5.3 Vrijstellingen

Er worden geen vrijstellingen gegeven.

Hoofdstuk 6: Het schoolexamen en centraal schriftelijk eindexamen 6.1 Het Centraal Schriftelijk Eindexamen

Artikel 55 van het Eindexamenbesluit geeft de directeur de bevoegdheid toe te staan dat een kandidaat met een beperking, waaronder dyscalculie, ernstige rekenproblemen, het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die kandidaat. In dat geval bepaalt de directeur de wijze waarop het examen zal worden afgelegd. Het is voldoende als aan de inspecteur van onderwijs gemeld wordt aan welke leerlingen welke faciliteiten verleend worden. Bijlage: Art. 55

Hiervoor kan een aantal aanpassingen en hulpmiddelen ingezet worden (zie ook het examenreglement vmbo).

6.2 De Rekentoets

De centrale rekentoets en het rekencijfer worden met ingang van het schooljaar 2019- 2020 afgeschaft. De wetswijzigingen, die hiervoor nodig zijn, zijn per 01-01-2020 ingegaan, met terugwerking tot 01-08-2019.

Er komt met ingang van het schooljaar 2020-2021 een schoolexamen rekenen voor alle leerlingen (wordt opgenomen in het PTA Rekenen). Scholen bepalen zelf hoe zij het rekenonderwijs aan de leerlingen vormgeven. Uitgangspunt voor de rekentoets voor vmbo is referentieniveau 2F (voor de Basisberoepsgerichte leerweg is dat

referentieniveau 2A). Het schoolexamen rekenen is verplicht voor leerlingen die geen wiskunde in hun examenpakket hebben en het cijfer wordt vermeld op de cijferlijst. Het Spaarne College heeft met ingang van schooljaar 2020-2021 een PTA Rekenen opgesteld voor leerjaar 3 en 4.

Er volgt nog een Kamerdebat over dit voorstel. Dit kan leiden tot aanpassingen. Actuele informatie over de rekentoets is te vinden op www.examenblad.nl

(18)

Pagina 18 van 28

6.3 Aanpassingen en hulpmiddelen bij het Centraal Examen

- Verlenging van de duur van de examenonderdelen: dit is maximaal een halfuur per onderdeel

- Er mag gebruik worden gemaakt van een rekenmachine en een standaard rekenkaart, die zijn uitgegeven door het College voor Toetsen en Examens, bij wiskunde en andere vakken waar rekenen een rol speelt.

Voorwaarden die hierbij gesteld worden:

- Een dyscalculieverklaring, en/of;

- Een verklaring ernstige reken- en wiskunde problemen (ERWD), opgesteld door een daarvoor bevoegde deskundige, waarin vermeldt staat dat de leerling recht heeft op aanpassingen/hulpmiddelen, en/of;

- Een psychologisch onderzoeksrapport met een deskundigenverklaring, waarin vermeldt staat dat de leerling recht heeft op aanpassingen/hulpmiddelen.

- De te nemen maatregelen zijn ook getroffen bij het schoolexamen en in eerdere vergelijkbare situaties tijdens de schoolloopbaan.

- De inspecteur is op de hoogte gesteld van de aanpassingen en hulpmiddelen.

De coördinator leerstoornissen draagt er zorg voor dat de adviezen vanuit het dossier worden opgenomen in het leerlingvolgsysteem. Het ondersteuningsteam noteert na de intake de adviezen in het LVS. De coördinator leerstoornissen informeert de coaches hierover, bewaakt de adviezen en handelt hiernaar proactief.

6.4. Het schoolexamen

Zoals vermeld staat bij de voorwaarden voor het inzetten van aanpassingen en hulpmiddelen bij het centraal eindexamen, moeten de maatregelen ook al bij het schoolexamen getroffen zijn.

6.5. Aanpassingen en hulpmiddelen bij het schoolexamen

Verlenging van de duur van de schoolexamenonderdelen met 25%: voor toetsen van 45 minuten is de verlenging 10 minuten. Bij toetsen van 100 of 120 minuten is de extra tijd 30 minuten.

Er mag gebruik worden gemaakt van een rekenmachine en een standaard rekenkaart, die zijn uitgegeven door het College voor Toetsen en Examens, bij wiskunde en andere vakken waar rekenen een rol speelt.

6.6 Rol van de rekencoaches

Aan het begin van de schoolexamenperiode doet de coördinator leerstoornissen aanbevelingen aan de examencommissie voor eventuele aanpassingen en/of hulpmiddelen voor de examenkandidaten met ERWD.

Hoofdstuk 7: Evaluatie en ontwikkelplan Schooljaar 2020-2021:

De ambitie is om een schoolbrede aanpak voor rekenen te realiseren door in het

vakwerkplan van alle vakken op te nemen op welke manier aandacht wordt besteed aan rekenen. De vaksectievoorzitters zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van dit

vakwerkplan. Daarnaast zal voor het vak rekenen een apart vakwerkplan worden opgesteld.

In schooljaar 2019-2020 is er een stafmedewerker aangesteld, die onder andere het rekenbeleid in haar portefeuille heeft. De extra inzet is enerzijds gericht op de signaleringen van leerlingen met rekenproblemen, het monitoren van leerlingen met

(19)

Pagina 19 van 28

gediagnosticeerde rekenproblematiek en anderzijds op het vergroten van het didactisch handelen van docenten, waardoor zij hun aanpak zo goed mogelijk kunnen afstemmen op leerlingen met rekenproblematiek.

Het werken met de eerder genoemde begeleidingscategorieën, het indelen van de leerlingen in die categorieën zal in ontwikkeling moeten worden gebracht waarbij scholing en begeleiding van de RVT docenten wenselijk is.

(20)

Pagina 20 van 28

Bijlage 1: Drieslagmodel

Het drieslagmodel is ontwikkeld om het probleemoplossend handelen van de leerling te analyseren. De docent kan hier vervolgens zijn didactiek op aanpassen.

Om rekensituaties goed op te lossen is het noodzakelijk dat een leerling over efficiënte procedures beschikt. Aan de hand van onderstaande stappen kan probleemoplossend geanalyseerd worden.

1. CONTEXT

Wanneer een leerling rekent moet hij of zij uit een authentiek, functioneel en samenhangend geheel de juiste informatie afleiden om een beslissing te nemen, een reactie te geven of handeling uit te voeren. Van context naar bewerking gebeurt door te plannen (identificeren, analyseren, betekenis verlenen, voorkennis activeren, oplossing bedenken).

2. BEWERKING

Om de juiste handeling uit te voeren moet de leerling de situatie eerst identificeren en begrijpen, de getalsmatige informatie eruit halen en deze

betekenis geven. De bewerking moet vervolgens tot uitvoering gebracht worden (doen).

3. OPLOSSING

Vervolgens moet de leerling bepalen wat hij met die informatie gaat doen. Hier hoort meestal een berekening bij. Daarna gaat een leerling tot actie over.

Tenslotte kan hij beoordelen of zijn actie juist is geweest door te reflecteren aan de opdracht en de context (controleren).

In veel situaties moeten handelingen gedurende dit proces worden bijgesteld. Dit gebeurt door te reflecteren op het handelen en vervolgens nieuwe actie te

plannen.

Zie voor meer informatie en een uitleg middels het drieslagmodel : http://wij- leren.nl/rekenproblemen-ERWD.php

(21)

Pagina 21 van 28

Bijlage 2: Artikel 55. Afwijking wijze van examineren

1. De directeur kan toestaan dat een gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die kandidaat.

In dat geval bepaalt de directeur de wijze waarop het examen zal worden afgelegd, met dien verstande dat aan de overige bepalingen in dit besluit wordt voldaan. Hij doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de inspectie.

2.Tenzij sprake is van een objectief waarneembare lichamelijke handicap, geldt ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde aangepaste wijze van examineren dat:

a.er een deskundigenverklaring is die door een ter zake deskundige psycholoog of orthopedagoog is opgesteld,

b.de aanpassing voor zover betrekking hebbend op het centraal examen of de rekentoets in ieder geval kan bestaan uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets van het centraal examen met ten hoogste 30 minuten, en

c. een andere aanpassing slechts kan worden toegestaan voor zover daartoe in de onder a genoemde deskundigenverklaring ten aanzien van betrokkene een voorstel wordt gedaan dan wel indien de aanpassing aantoonbaar aansluit bij de begeleidingsadviezen, vermeld in die deskundigenverklaring.

3.Het bevoegd gezag kan in verband met onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal afwijken van de voorschriften gegeven bij of krachtens dit besluit, ten aanzien van een kandidaat die met inbegrip van het schooljaar waarin hij eindexamen aflegt, ten hoogste zes jaren onderwijs in Nederland heeft gevolgd en voor wie het Nederlands niet de moedertaal is. De in de eerste volzin bedoelde afwijking kan betrekking hebben op:

a.het vak Nederlandse taal en literatuur;

b.het vak Nederlandse taal;

c.enig ander vak waarbij het gebruik van de Nederlandse taal van overwegende betekenis is.

4.De in het derde lid bedoelde afwijking bestaat voor zover betrekking hebbend op het centraal examen slechts uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets van het centraal examen met ten hoogste 30 minuten en het verlenen van toestemming tot het gebruik van een verklarend woordenboek der Nederlandse taal.

5. Van elke afwijking op grond van het derde lid wordt mededeling gedaan aan de inspectie.

Protocol bij aanvraag examenaanpassingen bij dyslexie

Het protocol bij aanvraag examenaanpassingen dyslexie is op te vragen bij de examencommissie.

(22)

Pagina 22 van 28

Bijlage 3: ERWD kaart voor leerlingen

Kaart ERWD van:

Naam coach:

Faciliteiten op basis van dyscalculieverklaring / verklaring ernstige rekenproblemen:

• Extra tijd (25%) voor het maken van toetsen bij vakken waarbij rekenen een rol speelt (indien nodig na schooltijd)

• Gebruik van een rekenmachine toegestaan

• Gebruik van een standaard rekenkaart (zoals bij het examen) bij vakken waarbij rekenen een rol speelt

• Gebruik van een markeerstift op de opgave van een toets

• Begeleiding tijdens bijles op uitnodiging of op eigen initiatief Verantwoordelijkheden van de leerling:

• Inzet bij de lessen

• Zorg voor goede aantekeningen: kopieer ze anders

• Vraag indien nodig om hulp en denk mee

• Plan je huiswerk: maak gebruik van een planner !

• Gebruik de software die bij de methode hoort

• Leg tijdens een toets je dyscalculiekaart / kaart ernstige rekenproblemen op de hoek van je tafel

Tips:

• Gespreid leren van de lesstof

• Gebruik van (digitale) agenda voor huiswerk en planning

• Inzet bij de lessen, ook bij vakken die moeilijk gevonden worden

• Rekenmachine meenemen

• Initiatief tonen om hulp / bijles te vragen

• Lees eerst rustig de opdracht, voordat je deze gaat maken

• Controleer je werk/toets: niets vergeten?

• Houdt een docent geen rekening met de toegekende faciliteiten, bespreek dat met je coach / mentor

(23)

Pagina 23 van 28

Bijlage 4: Rekenkaarten van de overheid

Rekenkaart VO voor schooljaar 2019-2020 en 2020-2021 Standaardkaart 1

Deze kaart mag worden gebruikt bij centrale examens waarbij rekenen een rol speelt door kandidaten die in het bezit zijn van een geldige dyscalculieverklaring.

0 1 kilo

0 10 hecto

0 100 deca

0 1000 meter, gram, liter

0 1 meter, gram,

liter

0 10 deci

0 100 centi

0 1000 milli

Procenten Aantallen

100%

50%

25%

10%

5%

1%

21%

9%

121%

109%

Breuk Kommagetal

1/1 1,00

1/2 0,50

(24)

Pagina 24 van 28

Seconden Minuten Kwartier Uren

60 1

15 1

60 4 1

Oude prijs 100%

Korting ….%

Nieuwe prijs

Inkoopprijs BTW 21%

Prijs

Begin (bijvoorbeeld gewicht) Extra ….. %

Nieuw (bijvoorbeeld gewicht)

(25)

Pagina 25 van 28

Rekenkaart VO voor schooljaar 2019-2020 en 2020-2021 Standaardkaart 2

Deze kaart mag worden gebruikt bij centrale examens waarbij rekenen een rol speelt door kandidaten die in het bezit zijn van een geldige

dyscalculieverklaring.

Procenten Aantal

Procenten 100% 1% 50% 25% 10%

Breuken

Breuk 1

---

1

1

---

Kommagetal 1,00 0,50 2

Lengte, gewicht en inhoud

1 10 100 1000

1 10 100 1000

Kilo hecto deca meter/gram/liter deci centi milli

(26)

Pagina 26 van 28

Tijden

1 4 60

1 15

1 60

uren kwartieren minuten seconden

Korting of afname

Oud =

100% 1% Korting of afname =

… % Nieuw

Groei of toename

Start =

100% 1% Groei of toename =

… % Eind

BTW

Prijs excl.

BTW 1% 21% BTW Prijs incl.

BTW

(27)

Pagina 27 van 28

Rekenkaart VO voor schooljaar 2019-2020 en 2020-2021 Standaardkaart 3

Deze kaart mag worden gebruikt bij centrale examens waarbij rekenen een rol speelt door kandidaten die in het bezit zijn van een geldige dyscalculieverklaring.

Procenten Aantal

Procenten 100% 1% 50% 25% 10%

Breuken

Breuk 1

---

1

1

---

Kommagetal 1,00 0,50 2

Lengte, gewicht en inhoud

1 10 100 1000

1 10 100 1000

kilo hecto deca meter/gram/liter deci centi milli

Tijden

1 4 60

1 15

1 60

uren kwartieren minuten seconden

(28)

Pagina 28 van 28

Korting of afname Start = 100%

1%

Korting of afname = … % Nieuw

Groei of toename Start = 100%

1%

Groei of toename = … % Eind

BTW Prijs excl. BTW

1%

21 % BTW

Prijs incl. BTW

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze kaart mag worden gebruikt bij centrale examens waarbij rekenen een rol speelt door kandidaten die in het bezit zijn van een geldige dyscalculieverklaring.. Nieuw

Signalering van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben bij vindt plaats op basis van:..  Informatie vanuit onderwijskundig rapport van de basisschool

Op basis van de gegevens die uit deze toets naar voren komen wordt gekeken welke leerlingen in aanmerking komen voor een screening naar dyscalculie.. CITO 1 en 2 nemen wij af

A ​ ls een woord door verkeerde spelling een andere betekenis krijgt, geldt onderstaande niet.. ● Spelfouten minder zwaar mee te

Deze kaart mag worden gebruikt bij centrale examens waarbij rekenen een rol speelt door kandidaten die in het bezit zijn van een geldige dyscalculieverklaring.. Nieuw

gemiddeld een 7,0 bedraagt met als laagste eindcijfer een 7,0 de leerling heeft bij het gekozen vakkenpakket (van 8 vakken) eind klas 2 bij de overige vakken geen onvoldoendes

Leerlingen met ernstige rekenproblemen worden door de ouder(s)/verzorger(s) en/of mentor aangemeld bij het steunpunt om na te gaan of de leerling getest moet worden.. Ouders

Voor leerlingen met dyscalculie of ernstige rekenproblemen wordt de mogelijkheid geboden tot het afleggen van een aangepaste rekentoets (Op mavo de 2ER-toets en de 2A ER-toets,