• No results found

Diversiteit en Filmwaardering: Een kwantitatieve inhoudsanalyse naar de invloed van etniciteit van hoofdrolspelers op filmwaardering.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Diversiteit en Filmwaardering: Een kwantitatieve inhoudsanalyse naar de invloed van etniciteit van hoofdrolspelers op filmwaardering."

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Diversiteit en Filmwaardering: Een kwantitatieve inhoudsanalyse naar de invloed van etniciteit van hoofdrolspelers op filmwaardering .

S. C. Cameron 10857745

Afstudeerproject entertainmentcommunicatie 11-06-2018

Dhr. Dr. J. S. Lemmens College of Communication Universiteit van Amsterdam aantal woorden: 6507

(2)

2 ABSTRACT

In dit onderzoek wordt er antwoord gegeven op de vraag: ‘In hoeverre is er een invloed van etniciteit van hoofdrolspelers in Amerikaanse films tussen 1982 en 2017 op de filmwaardering?’ aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse. De steekproef bestond uit 4768 Amerikaanse wide release films uit 1982 tot en met 2017. Uit het onderzoek blijkt dat films met niet-witte hoofdrolspelers een negatieve invloed hebben op de IMDB-score en Tomatometer. Films met witte hoofdrolspelers hebben een positieve invloed op de IMDB- score en Tomatometer. Films met niet-witte hoofdrolspelers hebben daarentegen juist een positieve invloed op de Audience Score in vergelijking met films met witte hoofdrolspelers.

In het onderzoek is er geen moderatie effect gevonden voor het jaartal waarin de film is uitgebracht en het geslacht van de hoofdrolspelers.

(3)

3 INLEIDING

De film Black Panther (2018) werd in de media omschreven als revolutionair en belangrijk.

Simpelweg door het groot aantal zwarte acteurs die in de film te zien zijn. Het is ongebruikelijk in Hollywood om hoofdrolspelers te vertolken door zwarte acteurs. De film scheen daardoor licht op het probleem dat Amerikaanse films hebben. Er is te weinig diversiteit in de Amerikaanse filmindustrie (Johnsson, 2018). Niet alleen worden de meeste hoofdrollen gespeeld door witte acteurs, maar casten filmproducenten witte acteurs voor de rol van personages die oorspronkelijk een andere etniciteit hadden. Een fenomeen dat

‘Whitewashing’ wordt genoemd (Scherker, 2014) . Een voorbeeld hiervan is de rol van Tilda Swinton in Doctor Strange (2016) . In de stripboeken van Marvel is ‘The Ancient One’ een mannelijke Tibetaanse Wijze. In de verfilming van het verhaal speelt Tilda Swinton een keltische wijze (Driessen, 2016) .

Filmproducenten geven aan dat zij liever witte acteurs casten voor rollen, vooral als het gaat om hoofdrollen. De bioscoopbezoekers zouden volgens hen een voorkeur hebben voor films met witte acteurs. Het casten van acteurs van een andere nationaliteit dan wit zouden namelijk bij het publiek negatief worden ontvangen en beoordeeld. Volgens filmregisseurs kan het publiek zich lastiger identificeren met de hoofdrolspelers wanneer zij een andere etniciteit hebben dan caucasisch (wit) en zou dit zorgen voor een negatieve beoordeling van de film (Weaver, 2011; Entman & Rojecki, 2000; Samuels, 2008).

Filmproducenten menen dat het vinden van financiële steun bij het maken van een film lastiger is wanneer het merendeel van de cast niet wit is (Alexander, 2001; Horn, 2002).

Uit onderzoek blijkt dat de valentie van een filmreview invloed heeft op het uiteindelijke financiële succes van een film. Wanneer een filmreview negatief is, zal dit een negatief effect hebben op de bioscoopomzet. Wanneer een filmreview positief is, zal dit een positief effect hebben voor de bioscoopomzet. Een bioscoopfilm staat bekend als een ervarings product waarbij de kwaliteit niet van te voren kan worden voorspeld door de wisselende factoren zoals producent en cast. In tegenstelling tot andere producten waarbij de mate van kwaliteit door consumenten vaak kan worden afgeleid door de reputatie van een vaste merknaam (Holbrook, 1999; Kim et al., 2013). Een derde van de consumenten raadpleegt daarom reviews van experts en consumenten bij het kiezen van een film om teleurstelling te voorkomen (Eliashberg & Shugan, 1997; Basuroy et al., 2003). Het is

(4)

4 daarom niet vreemd dat filmproducenten negatieve reviews proberen te vermijden. De vraag is alleen of de voorkeur voor een witte acteur door een filmproducent daardoor gegrond is.

Volgens de social identity theory (Tajfel & Turner, 2004) hebben mensen de behoefte om bij een groep te horen dat hoog op de maatschappelijke ladder staat en deze groep, ook wel ingroep genoemd, als positief te beschouwen om zo een positief zelfbeeld te behouden.

De ingroep wordt veelal gerefereerd aan witte mensen door hun sociaal-economische status.

De uitgroep, de groepen waar mensen zich niet mee identificeren, zullen zij negatief beoordelen en devalueren. De uitgroep zijn vaak groepen met een laag sociaal economische status of groepen die in de minderheid zijn ( Blumler, 1979; Harwood & Anderson, 1997;

McQuail, 2000; Trepte, 2006). Wanneer er wordt gekeken naar de context van de filmindustrie zal een wit publiek een film met witte hoofdrolspelers de voorkeur geven en hoger beoordelen in vergelijking met films met hoofdrolspelers van een andere etniciteit (Trepte, 2006; Abrams & Giles, 2007).

Filmproducenten zien het casten van zwarte acteurs, zelfs voor etniciteit-neutrale rollen, als een risico die zij liever niet willen nemen. Wanneer een film één of meerdere hoofdrolspelers met donkere huidskleur bevat, beschouwt het witte publiek deze film als een

‘zwarte film’ en kan hierdoor er zelfs voor kiezen om de film niet te zien (Entman & Rojecki, 2001). Aan de andere kant blijkt volgens het onderzoek van Dovidio et al. (2000) dat het hebben van een gemengde cast, zowel witte als niet-witte hoofdrolspelers, juist positieve effecten met zich meebrengt. Zo zouden films met een gemengde cast zorgen voor een hogere omzet en een hogere waardering. Naast positieve effecten voor de film zelf, stellen de onderzoekers voor dat dit ook bevorderlijk zou zijn voor de maatschappij. De negatieve associaties met de uitgroep zouden worden hierdoor worden verminderd en de relaties binnen verschillende groepen in de maatschappij zouden worden verbeterd (Dovidio et al., 2000, Sleeter, 1991).

Desondanks blijft het merendeel van de filmproducenten films produceren met voornamelijk witte hoofdrolspelers. Niet alleen negeren zij het feit dat het publiek niet alleen bestaat uit de ingroep (witte kijkers), maar behouden zij een filmcultuur waarin witte acteurs consistent de voorkeur krijgen (Entman & Rojecki, 2001). Ook krijgen etnische minderheden volgens de critical race theory middels onderrepresentatie geen eerlijke kans op een correcte en eerlijke representatie van hun groep in de media (Alemán & Alemán, 2016). Daarnaast wordt de voorkeur van het publiek voor witte acteurs mogelijk in stand gehouden doordat het

(5)

5 publiek gewend is aan het zien van voornamelijk witte acteurs in films en andere vormen van media (Zajonc, 2001). Het mere-exposure effect zou kunnen verklaren dat hoe vaker men wordt blootgesteld aan een stimulus, hierin de witte acteurs, hoe hoger de waardering voor deze stimulus wordt in de toekomst.

Om te onderzoeken of de etniciteit van de acteur daadwerkelijk invloed heeft op de waardering van de film is er een kwantitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd. In deze kwantitatieve inhoudsanalyse is er gekeken naar het effect van etniciteit van hoofdrolspelers op filmwaardering van IMDB, Rotten Tomatoes en Audience Score met jaartal en geslacht als moderator. In dit onderzoek wordt er antwoord gegeven op de vraag: ‘In hoeverre is er een invloed van etniciteit van hoofdrolspelers in Amerikaanse films tussen 1982 en 2017 op de film waardering’.

THEORETISCH KADER Etniciteit

Uit onderzoek blijkt dat er een verschil is tussen de manier waarop men verschillende etniciteiten met positieve en negatieve woorden associeert. Witte respondenten associëren witte Amerikanen vaker met positiviteit en zwarte Amerikanen met negativiteit. Door middel van de Implicit Association Test is er in onderzoek aangetoond dat respondenten op een impliciete en automatische manier witte personen sneller associëren met positieve woorden en personen met uiterlijke kenmerken van een ander ras sneller associëren met negatieve woorden. Daarnaast geldt de associatie met positieve of negatieve woorden niet alleen voor de personen maar ook voor de objecten, of situaties waarmee de persoon wordt geassocieerd (Greenwald et al., 1998). Dit zou betekenen dat wanneer een acteur negatief wordt beoordeeld, deze beoordeling ook een negatieve invloed heeft op de film waar de acteur in speelt. Dit resultaat is ook zichtbaar wanneer er gecontroleerd wordt op bekendheid met de persoon en bewustzijn van het doel van het onderzoek. Wanneer mensen op een bewuste manier een objectieve oordeel proberen te geven over een persoon uit een uit-groep, lijken zij alsnog te worden beïnvloed door subjectieve en stereotype kennis die zij associëren met de uit-groep. Dit is een indicatie dat stereotypen die bestaan over witte personen en personen van een andere etniciteit invloed heeft op de onbewuste automatische beoordelingen. Dit gebeurt op een level van onderbewustzijn waarbij een beoordeling van een persoon beïnvloed

(6)

6 wordt door eigen beschikbare kennis over groepen in de samenleving wat bestaat uit stereotypen en maatschappelijke denkbeelden (Banaji & Greenwald, 1995; Banaji et al., 1993; Blair & Banaji, 1996; Fazio et al., 1995; Richeson & Ambady, 2003).

Uit onderzoek blijkt dat de stereotypen en maatschappelijke opvattingen over etnische groepen worden gereflecteerd in Amerikaanse films. Voornamelijk de stereotypen van etnische minderheden, zoals Latijns-Amerikanen, Afro-Amerikanen en Aziaten, zijn vaak stereotypen die de etnische groep in een negatief daglicht zet (Eschholz et al. 2002). Een theorie die vaak hiermee in verband wordt gebracht is de eerder genoemde social identity theory (Tajfel, 1978). Films met acteurs uit de ingroep worden door de leden van de ingroep positiever beoordeeld. Tegelijkertijd worden andere etnische groepen, die als uitgroep worden gezien, vermeden en gedevalueerd (Abrams & Giles, 2007). Ook stelt de social identity theory dat de ingroup voornamelijk naar films zullen kijken met hoofdrolspelers met dezelfde etniciteit. Dit gebeurt omdat de ingroep zich beter denkt te identificeren met de hoofdpersonen en ook over het eigen gedrag kan leren (Tajfel, 1978). Volgens onderzoek van Baron en Banaji (2009) en Greenwald et al. (2002) blijkt het door op deze manier in stand houden van stereotypen en negatief maatschappelijke denkbeelden over etnische minderheden in films, de mening van de kijker negatief wordt beïnvloed. De percepties over etnische groepen in films worden gebruikt om attitudes en meningen te vormen over etnische groepen in de echte wereld. (Mastro, 2003; Blumler, 1979; McQuail, 2000; Trepte, 2006).

Uit onderzoek blijkt dat niet alleen de ingroup zichzelf positiever beoordeelt en de outgroup lager beoordeelt. De outgroup wordt ook beïnvloed door de stereotyperingen en maatschappelijke percepties in de media. Dit vertaalt zich naar de neiging om de leden van de ingroup als positiever te beschouwen en zichzelf negatiever te beoordelen (Abrams & Giles, 2007; Bandora, 2001; Knobloch et al., 2008). De bovenstaande theorieën en onderzoeken ondersteunen het idee dat de positieve associatie met de ingroep een positief effect heeft zal hebben op de beoordeling van de film wanneer de hoofdrolspelers tot de ingroep behoren. De negatieve associaties met de uitgroep zal leiden tot een negatieve beoordeling van een film wanneer de hoofdrolspelers als leden van de uitgroep worden beschouwd. Aan de hand hiervan is de volgende deelvraag geformuleerd.

H1: Amerikaanse films met witte hoofdrolspelers krijgen een hogere beoordeling dan Amerikaanse films met hoofdrolspelers van een andere etniciteit.

(7)

7 Jaartal

Uit onderzoek van Smith et al. (2014) is de representatie van etnische uitgroepen in Amerikaanse films niet veranderd tussen 2007 en 2013. Niet alleen is het aandeel van hoofdrolspelers niet veranderd tussen 2007 en 2008, ook de vertolking van etnische minderheden is niet veranderd. Volgens het onderzoek van Borum Chattoo (2018) zorgt een blijvende onderrepresentatie van etnische minderheden voor het in stand houden van de eentonige afschildering van etnische minderheden en de daarbij behorende maatschappelijke denkbeelden. Dit zou een indicatie kunnen zijn dat films met uitgroep hoofdrolspelers tussen 2007 en 2013 dankzij magere representatie dezelfde negatieve stereotypen en denkbeelden bevatten. Dit kan bijvoorbeeld zorgen voor dezelfde negatieve associatie in beoordelingen doordat er weinig verandering is in de connotatie en diversiteit in filmrollen. Omdat de zojuist besproken onderzoeken gebruik maken van een database van Amerikaanse films tussen 2007 en 2017 (Smith et al., 2014; Borum Chattoo, 2018) is het interessant om te onderzoeken of hetzelfde effect te zien is over een langere tijdsperiode. Naar aanleiding hiervan is de volgende deelvraag opgesteld.

DV1: In hoeverre is er sprake van een moderatie effect van het jaartal waarin de film is uitgebracht op het verband tussen etniciteit van de hoofdrolspelers en filmwaardering?

figuur 1. Conceptueel model van de moderator jaartal op het effect van etniciteit van de hoofdrolspelers op de filmwaardering.

(8)

8 Geslacht

Uit het onderzoek van Smith et al. (2016) blijkt dat vrouwen net als etnische minderheden ondergerepresenteerd zijn in films. Wanneer er wordt gekeken naar specifiek de filmindustrie blijken van de rollen met tekst 28.7 procent te worden vertolkt door vrouwen. Dit staat natuurlijk ver af van de werkelijkheid waarin grofweg de helft van de Amerikaanse bevolking vrouw is (Hunt & Ramon, 2010). Uit onderzoek blijkt dat vrouwen strenger worden beoordeeld dan mannen wanneer zij dezelfde taak uitvoeren (Foschi, 1996). Wanneer er wordt gekeken naar de filmindustrie blijkt dat vrouwen een lagere beoordeling in reviews krijgen dan mannen (Basuroy, 2003). Daarnaast blijkt dat zwarte vrouwen als hoofdrolspeler het grootste negatieve effect tonen op een waardering van een film. Ook worden zij met de meest negatief beladen stereotype geassocieerd zoals arm, asociaal, slavin en seks object. Dit zou gebaseerd zijn op racistische denkwijze waarbij de zwarte vrouw in film continue wordt gedevalueerd (Lundy, 2018). Het tegenovergestelde is te zien bij witte mannen. Zij krijgen namelijk de meest positieve kenmerken toegekend en worden daardoor ook meer positief beoordeeld (Basuroy et al., 2003). Witte mannen zijn daarnaast het meeste te zien als hoofdrolspelers in films (Hunt & Ramon, 2010). In het kader van het mere exposure effect (Zajonc, 2001) zou overrepresentatie betekenen dat witte mannen hierdoor positiever worden beoordeeld. Om te kijken of geslacht invloed heeft op het effect van etniciteit op film waardering is de volgende hypothese opgesteld.

H2: Mannelijke witte hoofdrolspelers krijgen een hogere beoordeling dan vrouwelijke hoofdrolspeler van een andere etniciteit.

(9)

9 figuur 2. Conceptueel model van de moderator geslacht op het effect van etniciteit van de hoofdrolspelers op

de film waardering

METHODE Steekproef

De steekproef van dit onderzoek bestond uit 4768 films die tussen 1982 en 2017 een wide release (meer dan 600 schermen) hebben gekregen in de Verenigde Staten van Amerika. Per jaar zijn er gemiddeld 132 films (SD = 14.5) uitgebracht. De studio's die de meeste films hebben geproduceerd zijn Warner Bros. Entertainment, Universal Studios en 20th Century Fox. Samen hebben zij 33.1 procent (n =1578) van het aantal Amerikaanse films met een wide release geproduceerd tussen 1982 en 2017 en brengen zij per jaar gemiddeld 15 films (SD = 2.7) per jaar uit. De eerste film dat is uitgebracht uit de steekproef is Tron uit 1982 en de laatste Guardians of the Galaxy Vol. 2. De kortst durende film in de steekproef is Open Range (2003) en duurt 29 minuten. De langst durende film uit de steekproef is Chaplin (1993) en duurt maar liefst 243 minuten. Gemiddeld hebben de films 90 dagen (SD = 16.7) in de bioscoop gedraaid. De kortst draaiende film uit de steekproef is Delgo (2008) en heeft een running time van zeven dagen. De langst gedraaide film uit de steekproef is o.a. The Grand Budapest Hotel (2014) en heeft een running time van 336 dagen.

(10)

10 Procedure

Om antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag: “In hoeverre is er sprake van een invloed van etniciteit van de hoofdrolspelers in Amerikaanse Hollywood films op filmwaardering” is er een kwantitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd. In totaal zijn er 5048 films gecodeerd door 20 codeurs. De codeurs bestonden uit studenten van de opleiding communicatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. De codeurs hebben ieder gemiddeld 252 films gecodeerd. Per film is er ongeveer tien minuten aan coderen besteed. Dit komt neer op ongeveer 42 uur in totaal aan coderen per codeur. Het codeerproces vond plaats in de maanden maart en april in het jaar 2018.

Om informatie te vergaren voor het onderzoek is er gebruikt gemaakt van www.imdb.com, www.boxofficemojo.com en www.rottentomatoes.com. De website van IMDB is de meest gebruikte internet database voor film, televisie en bekendheden. IMDB bevat data over meer dan 250 miljoen zoekbare onderwerpen waaronder vier miljoen films.

IMDB is sinds 1990 actief ("What is IMDb?", 2018). De website van Boxofficemojo is een onderdeel van het IMDB bedrijf en geeft data over de de financiële kanten van de film en successen zoals Academy Award nominaties ("About Box Office Mojo", 2018). De website van Rotten Tomatoes geeft aan dat de website samen met haar tomatometer zij de meest vertrouwde bron zijn voor aanbevelingen omtrent entertainment media. De tomatometer score is gebaseerd op de valentie van de mening van honderden film en tv critici. Daarnaast geeft de website ook een Audience Score gebaseerd op de beoordelingen van gebruikers van de website ("ABOUT ROTTEN TOMATOES", 2018). Van de website van IMDB is er informatie vergaard over de IMDB score, genre, director, geslacht van de director, of het een boekverfilming betreft, metascore, runtime, aantal castleden en het geslacht van de cast. Van de website van Boxofficemojo is er informatie vergaard over boxoffice inkomsten in het buitenland, productiebudget, age rating, genre, Academy Award nominaties en gewonnen Oscars. Van de website van Rotten Tomatoes is er informatie vergaard over de Tomatometer, Audience Score, de eerste twee hoofdrollen, het geslacht van de eerste twee hoofdrollen en de etniciteit van de eerste twee hoofdrollen. Om er voor te zorgen dat elke codeur op dezelfde manier codeert en hiermee de betrouwbaarheid van de meting garandeert, is er een gezamenlijk codeboek opgesteld. Hierin staat vermeld op welke manier de variabelen moeten worden gecodeerd. Tijdens het coderen is er gewerkt met een gezamenlijk spss bestand op docs.google.com. Om de intercodeurbetrouwbaarheid te testen is er van de

(11)

11 variabelen een pretest uitgevoerd met tien films. De test is uitgevoerd tot de Krippendorff’s Alpha het bevredigende resultaat gaf (Hayes & Krippendorf, 2007).

Meting

Onafhankelijke variabelen Etniciteit

De variabelen etniciteit van de hoofdrolspeler 1 en hoofdrolspeler 2 zijn op een dichotoom meetniveau gemeten waarbij 1=wit en 2=anders. Op basis van de foto van de hoofdrolspelers op de website van rottentomatoes.com is er een keuze gemaakt of de hoofdrolspeler door de codeur als caucasisch (wit) wordt beschouwd of als een persoon van een andere etniciteit (anders). De eerste acteur die op de website wordt weergegeven, is beschouwd als hoofdrolspeler 1. De tweede acteur, horizontaal rechts van de eerste acteur, is beschouwd als hoofdrolspeler 2. Van de eerste hoofdrolspeler (N=4768) is 87.5 procent (n = 4173) gecodeerd als wit en 12.5 procent (n =595) gecodeerd als anders. Tijdens de intercodeur betrouwbaarheids is er een Krippendorff's Alpha berekend van .65. Er is een poging gedaan om de Krippendorff's Alpha te verbeteren. Dit is gedaan door duidelijker afspraken te maken wanneer een hoofdrolspeler als wit kan worden beschouwd. Hierna werd voor hoofdrolspeler 1 een Krippendorff's Alpha berekend van .53. Van de tweede hoofdrolspeler (N=4768) is 87.5 procent (n = 4173) gecodeerd als wit en 12.5 (n = 595) procent als anders.

Tijdens de intercodeursbetrouwbaarheid test is er een Krippendorff's Alpha berekend van .04.

Ook hier werd er een poging gedaan om de Alpha te verbeteren door duidelijke afspraken te maken. Tijdens de tweede meting werd er een Krippendorff's Alpha berekend van .61. In beide gevallen zijn er volgens de richtlijnen van Krippendorff sprake van een matige betrouwbaarheid. De oorzaak hiervan kan liggen aan de subjectiviteit van het beoordelen van etniciteit. Doordat de Krippendorff's Alpha’s niet optimaal zijn, zal hier rekening moeten worden gehouden met een bepaalde voorzichtigheid bij het interpreteren van de resultaten. Er is een nieuwe variabele gecodeerd die de etniciteit van de twee hoofdrolspelers samenvoegt.

Hieruit ontstonden drie categorieën: Films met twee witte hoofdrolspelers (=2), films met een witte en een niet-witte hoofdrolspeler (=3) en films met twee niet-witte hoofdrolspelers (=4).

Er werd hiervoor gekozen omdat de twee hoofdrolspelers doorgaans het meest in de film te

(12)

12 zien zijn. Daarnaast kon hierdoor het effect van een niet-witte hoofdpersoon naast een witte hoofdpersoon op de filmwaardering worden onderzocht.

Tijd:

Voor Tijd is de variabele release year gebruikt. Dit is het jaar waarin de film is uitgebracht.

In 2007 (n = 180) zijn de meeste films uitgebracht en dit is 3.8 procent van het totaal aantal films (N = 4768). In 1982 (n = 68) zijn de minste films uitgebracht, namelijk 1.4 procent van het totaal aantal films (N = 4768). Voor de release year is er geen Krippendorff's Alpha berekend omdat deze variabele niet is gecodeerd door de codeurs.

Geslacht:

Het geslacht van de eerste twee hoofdrolspelers is op dichotoom niveau gemeten, waarbij 0=vrouw en 1=man. Op basis van de foto van de hoofdrolspelers op de website van rottentomatoes.com is door de codeur bepaalt of de hoofdrolspeler man of vrouw is. De eerste acteur die op de website wordt weergegeven, is beschouwd als hoofdrolspeler 1. De tweede acteur horizontaal rechts van de eerste acteur is beschouwd als hoofdrolspeler 2. Tijdens de intercodeurbetrouwbaarheid test is er een Krippendorff's Alpha gemeten van .71 voor hoofdrolspeler 1. Tijdens de tweede meting is er een Krippendorff's Alpha van .92 gemeten.

Voor hoofdrolspeler 1 is er een Krippendorff's Alpha van .92 gemeten en was een tweede meting niet nodig. Volgens de richtlijnen van Krippendorff (2007) is er sprake van een hoge mate van betrouwbaarheid. Er is een nieuwe variabele gecodeerd die het geslacht van de twee hoofdrolspelers samenvoegt. Wederom ontstonden er drie categorieën: films met twee vrouwelijke hoofdrolspelers (=0), films met een vrouwelijke en mannelijke hoofdrolspeler (=1) en films met twee mannelijke hoofdrolspelers (=2). Wederom is hier voor gekozen om de reden dat de twee hoofdrolspelers het meest in de film te zien zijn. Ook kon hierdoor het moderatie effect van een vrouwelijke hoofdrolspeler naast een mannelijke hoofdrolspeler op de filmwaardering worden onderzocht.

Afhankelijke variabelen Filmwaardering

Om filmwaardering te meten is er gekozen voor de variabele IMDB-score, Tomatometer en Audience score. De IMDB score is gebaseerd op de stemmen van IMDB- geregistreerde gebruikers. Zij kunnen op een schaal van 1 tot 10 stemmen. Gemiddeld krijgen de films (n =

(13)

13 4762) een score van 6.12 (SD = 1.03). Tijdens de intercodeursbetrouwbaarheid test is er een Krippendorff's Alpha berekend van .90 en wordt als zeer betrouwbaar beschouwd. De Tomatometer is gebaseerd op valentie van reviews van filmcritici. Hoe positiever de reviews, hoe hoger de tomatometer. De tomatometer is gemeten op een schaal van 0 tot 100.

Gemiddeld krijgen de films (n = 4655) een score van 47.70 (SD = 27.59). Tijdens de intercodeurbetrouwbaarheid test is er een Krippendorff's Alpha gemeten van .89 en wordt als zeer betrouwbaar beschouwd. De Audience Score is gebaseerd op geregistreerde gebruikers van de website rottentomatoes.com. Deze score is gemeten op een schaal van 0 tot 100.

Gemiddeld krijgen films (n = 4759) een score van 57.64 (SD = 19.29). Met behulp van de intercodeursbetrouwbaarheid test is er Krippendorff's Alpha van .95 berekend en wordt deze als zeer betrouwbaar beschouwd.

RESULTATEN

Etniciteit en film waardering

Er is een eenwegs-variantieanalyse voor onafhankelijke waarnemingen uitgevoerd met etniciteit als onafhankelijke variabele en IMDB-score, Tomatometer, Audience Score als afhankelijke variabelen. Uit de analyse blijkt dat er een klein significant effect is van etniciteit van de hoofdrolspelers op de IMDB-score, F(2,4759) = 19.50, p <.001, eta 2 = .008.

Films met twee witte hoofdrolspelers scoren het hoogst op de IMDB-score (M = 6.26, SD = 1.00). Films met een witte en een niet-witte hoofdrolspeler scoren daarna het hoogst (M = 6.13, SD = 1.07). Films met twee niet-witte hoofdrolspelers scoren het laagst (M = 5.89, SD = 1.18). De Levene’s toets op homogene varianties blijkt dat significant (p <.001). De varianties kunnen niet als gelijk worden beschouwd. Er is daarom gekozen om in de post-hoc meervoudige-vergelijkingstoets de Games-Howell toets toe te passen omdat deze niet uitgaat van homogene varianties. Uit de post-hoc meervoudige-vergelijkingstoets blijken de groepen significant van elkaar te verschillen. Films met twee witte acteurs scoren hoger op de IMDB- score dan films met een witte en een niet-witte hoofdrolspeler ( M = 0.13, p = .012) of films

(14)

14 met twee niet-witte hoofdrolspelers (M = 0.36, p<.001). Films met een witte hoofdrolspeler en een niet-witte hoofdrolspeler en films met twee niet-witte hoofdrolspelers verschillen ook significant van elkaar (M = 0.23, p = .012).

Uit de analyse blijkt dat er een klein significant effect is van etniciteit van de hoofdrolspelers op de Tomatometer, F(2,4652) = 6.32, p <.001, eta2 = .02 . Films waarbij de hoofdrolspelers beide wit zijn, scoren het hoogst op de Tomatometer (M = 48.40, SD = 27.56). Films met twee niet-witte hoofdrolspelers scoren het laagst op de Tomatometer (M = 44.22, SD = 28.81). Films met een witte hoofdrolspeler en een niet-witte hoofdrolspeler scoren hier tussen in (M = 45.06, SD = 26.97). De Levene’s toets op homogene varianties blijkt significant (p<.001). Er is wederom gekozen voor de Games-Howell toets. Uit de post- hoc meervoudige-vergelijkingstoets blijkt er een significant verschil tussen films met twee witte hoofdrolspelers en films met een witte hoofdrolspeler en een niet-witte hoofdrolspeler (M=3.34, p = .011 ). Er is geen significant resultaat gevonden tussen films met twee niet- witte hoofdrolspelers en films met een witte hoofdrolspeler en een niet-witte hoofdrolspeler (p = .910) of films met twee witte hoofdrolspelers (p = .053).

Uit de analyse blijkt er een klein significant effect van etniciteit van de hoofdrolspeler op de Audience Score te zijn, F(2,4756) = 18.69, p<.001, eta 2 = .008. Films met twee niet- witte hoofdrolspelers scoren het hoogst op de Audience Score (M = 64.43, SD = 18.15). Films met twee witte hoofdrolspelers scoren het een na hoogst op de Audience Score (M = 57.26, SD = 19.03). Films met een witte hoofdrolspeler en een niet-witte hoofdrolspeler scoren het laagst (M = 56.96, SD =19.19). De levene’s toets op homogene varianties bleek niet significant. Dit betekent dat we ondanks ongelijke groepen, de resultaten van de eenwegs- variantieanalyse als betrouwbaar kunnen beschouwen wanneer de Bonferroni toets is toegepast. Uit de post-hoc meervoudige-vergelijkingstoets blijken films met twee niet-witte hoofdrolspelers significant te verschillen met films met twee witte hoofdrolspelers ( M =7.17, p<.001) en films met een witte en een niet-witte hoofdrolspeler (M = 7.472, p<0.001). Tussen films met twee witte hoofdrolspelers en films met een witte hoofdrolspeler en een niet-witte hoofdrolspeler werd geen significant resultaat gevonden (p = .927).

(15)

15 moderatie van jaar

Er is een significant klein positief verband tussen het jaar waarin de film verschijnt en het aantal niet-witte hoofdrolspelers in de film, r(4767) = .07, p < .001. Er is sprake van een kleine stijgende lijn in het aantal niet-witte hoofdrolspelers in films. In figuur 3 is te zien dat er na een flinke daling in 2008 de afgelopen jaren een toename is van films met niet-witte hoofdrolspelers.

figuur 3. De diversiteit van hoofdrolspelers in Amerikaanse films tussen 1982 en 2017.

Om een moderatie-effect van het jaar waarin de film is uitgebracht op het effect van etniciteit op film waardering te meten, is er gebruik gemaakt van PROCESS (Hayes, 2012) om een hiërarchische meervoudige-regressie analyse uit te voeren met behulp van 5,000 bootstrap samples. Er is een significant direct effect gevonden van het jaartal waarin de film is uitgebracht en de IMDB-score, b = 0.3, SE .01 = 2.18, p = .0294, 95% CI [ .00, .03]. Hoe recenter de film, hoe hoger de IMDB-score. Er is geen interactie effect gevonden tussen jaartal en etniciteit op de IMDB-score, b = -.01, SE .01, p = .33, 95% CI [ -.001, .01].

(16)

16 Er is geen direct significant effect gevonden voor het jaartal en de Tomatometer, b = - .11, SE 0.21 , p = 0.6078, 95% CI [-.52, .31]. Er is ook geen interactie effect gevonden tussen het jaartal en etniciteit op de Tomatometer, b = .08, SE .09, p = .4056, 95% CI [ -.11, .26].

Voor het directe effect van jaartal op de Audience Score is er geen significant resultaat gevonden, b = .12, SE .13, p = .3486, 95% CI [-.13, .38]. Er is geen significant interactie effect gevonden tussen jaartal en etniciteit op de Audience Score, b = -.10, SE .06, p = .8081, 95% CI [ -2.06, 1.14].

Moderatie van geslacht

Om een moderatie-effect van geslacht op het effect van etniciteit op film waardering te meten, is er wederom gebruik gemaakt van PROCESS (Hayes, 2012) om een hiërarchische meervoudige-regressie analyse uit te voeren met behulp van 5,000 bootstrap samples. Er is geen significant direct effect van geslacht op de IMDB-score gevonden, b = .01, SE .12 , p = .26, 95% CI [-.10, .35]. Er is geen significant interactie effect gevonden tussen etniciteit en geslacht op de IMDB-score, b = .01, SE .06 , p = .931, 95% CI [-.09, .10].

Voor het directe effect van geslacht op de Tomatometer is er geen significant resultaat gevonden, b = 2.17, SE 2.88, p = .45, 95% CI [-3.24, 1.64]. Er is ook geen significant effect interactie effect gevonden tussen etniciteit en geslacht op de Tomatometer, b = -.80, SE 1.25, p = .522, 95% CI [ -3.24, 1.64].

Voor het directe effect van geslacht op Audience score is er een significant verschil gevonden, b = 3.83, SE 1.91, p = .0449, 95% CI [ .09, 7.56]. Films met mannelijke hoofdrolspelers halen een hogere Audience score dan films met vrouwelijke hoofdrolspelers.

Er is geen significant interactie effect gevonden tussen etniciteit en geslacht op de Audience Score, b = -1.17, SE .82, p = .1522, 95% CI [-2.78, .43].

(17)

17 DISCUSSIE

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat wanneer het op beoordelingen aankomt witte personen positiever worden beoordeeld. Personen van een andere etniciteit dan wit worden negatiever beoordeeld. Eerder onderzoek toonde ook aan dat deze beoordeling ook invloed had op de context waarin de beoordeelde persoon zich bevond (Banaji & Greenwald, 1995;

Banaji et al., 1993; Blair & Banaji, 1996; Fazio et al., 1995; Richeson & Ambady, 2003). In dit onderzoek is er een poging gedaan om antwoord te geven op de vraag of de etniciteit van de hoofdrolspelers invloed had op de filmwaardering. De centrale hypothese in dit onderzoek luidde: ‘Amerikaanse films met witte hoofdrolspelers krijgen een hogere beoordeling dan Amerikaanse films met hoofdrolspelers van een andere etniciteit’. In dit onderzoek is deze verwachting deels uitgekomen. Uit het onderzoek blijkt dat er significante verschillen bestaan tussen de IMDB-scores wanneer er werd gekeken naar de etniciteit van de hoofdrolspelers.

Films met twee witte hoofdrolspelers scoorden gemiddeld ruim een derde van een punt hoger dan films met twee niet-witte hoofdrolspelers. Ook blijkt dat een film met een witte en een niet-witte hoofdrolspeler lager scoort dan films met twee witte hoofdrolspelers. Films met een witte en een niet-witte hoofdrolspeler scoren wel hoger dan films met twee niet-witte hoofdrolspelers.

Hetzelfde effect is te zien bij de Tomatometer. Ook hier scoren films met twee witte hoofdrolspelers omgerekend ruim een derde van een punt significant hoger dan films met twee niet-witte hoofdrolspelers. Er zijn geen significante verschillen gevonden met films met een witte en niet-witte hoofdrolspeler. De effectgroottes zijn echter klein. De aanwezigheid van een lid van de uitgroep, hierin de niet-witte acteurs, lijken een negatief effect te hebben op de waardering van de IMDB-score en Tomatometer. Dit wordt ondersteund door de Social Identity Theory dat stelt dat leden van de ingroep hoger worden beoordeeld dan leden van de uitgroep (Tajfel, 1978). Films met twee niet-witte hoofdrolspelers worden lager beoordeeld dan films met twee witte hoofdrolspelers. De mere-exposure effect (Zajonc, 2001) is ook een mogelijke verklaring voor de gevonden resultaten. Wanneer men gewend is aan het zien van bepaalde factoren (witte hoofdrolspelers), zullen zij een meer positieve houding tegenover deze factor aannemen. De positieve houding kan resulteren in een positieve beoordeling van bijvoorbeeld een film (Greenwald et al., 1998).

(18)

18 Opvallend is het resultaat van het effect van etniciteit op de Audience Score. Uit het onderzoek blijkt juist dat films met twee niet-witte hoofdrolspelers significant gemiddeld ruim 7 procent hoger scoren dan films met twee niet-witte hoofdrolspelers en films met een witte hoofdrolspeler en een niet-witte hoofdrolspeler. Tussen films met witte hoofdrolspelers en films met een witte en een niet-witte hoofdrolspeler werd geen significant verschil ontdekt. Ook dit resultaat kan worden verklaard aan de hand van een deel van de social identity theory (Tajfel, 1978). De assumptie dat films met witte hoofdrolspelers hoger worden beoordeeld wordt hier niet gesteund. Wat wel het verschil kan verklaren is het feit dat leden van de ingroep minder snel naar films zullen gaan die zij identificeren als een uitgroep-film en daardoor minder waarschijnlijk de film zullen beoordelen. Het gevolg kan zijn dat de beoordelingen voornamelijk zullen komen van leden van de uitgroep zelf. Dit wordt ook gesteund door het onderzoek van Abrams & Giles (2007). De assumptie dat leden van de uitgroep worden beïnvloed door negatieve stereotypering en maatschappelijke denkbeelden in films in hun beoordeling wordt hierin niet gesteund (Abrams & Giles, 2007; Bandora, 2001; Knobloch et al., 2008). Een andere mogelijkheid zou de afwezigheid van beïnvloeding van de mening van de ingroep op de mening van uitgroep kunnen zijn. Vervolgonderzoek is nodig om te bepalen of leden van de uitgroep worden beïnvloed door de mening van de ingroup waardoor zij wellicht geneigd zijn een beoordeling te vormen dat dichter bij de mening van de ingroup ligt. In vervolgonderzoek kan worden onderzocht of dit verschil bij de Audience Score kan worden verklaard door de etniciteit van het beoordelende publiek mee te nemen in de analyses. Daarnaast kan het verschil tussen de twee type consumentenreviews, IMDB-score en Audience Score, wellicht door vervolgonderzoek worden verklaard.

Volgens de onderzoeken van Smith et al. (2014) en Borum Chattoo (2018) is de representatie van etnische minderheden in Amerikaanse films tussen 2007 en 2017 niet veranderd. Deze consistentie zou vervolgens zorgen voor de instandhouding van negatief maatschappelijke denkbeelden en stereotypen wat vervolgens de beoordelingen beïnvloed. In dit onderzoek is naar voren gekomen dat er wel degelijk een verschil is voor de representatie van etniciteit bij hoofdrolspelers tussen 1982 en 2017. Uit het onderzoek blijkt dat er significant kleine stijging is in het aantal niet-witte hoofdrolspelers in Amerikaanse films tussen 1982 en 2017. Vervolgens is er gekeken of het jaartal waarin de film uitkomt invloed had op het effect van etniciteit van de hoofdrolspelers op de filmwaardering. Er bleek geen significant interactie effect te zijn van het jaartal op de IMDB-score, Tomatometer en Audience Score. Voor het directe effect van jaartal werd er alleen een significant positief

(19)

19 resultaat gevonden op de IMDB-score. Vervolgonderzoek zou mogelijk meer inzicht kunnen bieden in de mate van aanwezigheid van maatschappelijke denkbeelden en stereotypen over een langere tijdsperiode. Daarnaast is de stijging van films met niet-witte hoofdrolspelers voornamelijk recentelijk. Het mere-exposure effect (Zajonc, 2001) geeft aan dat herhaling noodzakelijk is voor de positieve beïnvloeding van de beoordeling. Vervolgonderzoek is noodzakelijk om vast te stellen of deze beïnvloeding van de recentelijke stijging nog plaats zal vinden.

Voor het directe effect van geslacht op de film waardering is er voor IMDB-score een significant effect gevonden. Films met mannelijke hoofdrolspelers krijgen een hogere IMDB- score dan films met vrouwelijke hoofdrolspelers. Dit is naar verwachting van de eerder genoemde onderzoeken (Foschi, 1996; Basuroy, 2003). Volgens het mere exposure effect (Zajonc, 2001) kan dit verklaard worden doordat er nu eenmaal vaker mannelijke hoofdrolspelers in films te zien zijn en het publiek daardoor een positieve houding tegenover mannelijke hoofdrolspelers aanneemt. Daarnaast is het bekend dat vrouwen, ook in films, strenger beoordeeld worden dan mannen met dezelfde taak (Foschi, 1996). Voor het directe effect van geslacht op de Tomatometer en Audience Score werd geen significant resultaat gevonden. In het onderzoek werd geen interactie effect van geslacht op de IMDB-score, Tomatometer en Audience Score gevonden. Volgens het onderzoek van Lundy(2018) vertolken niet-witte vrouwen vaker rollen met negatieve stereotypen en maatschappelijke denkbeelden. Uit dit onderzoek blijkt dat dit geen effect heeft op het verband tussen etniciteit en film waardering. In het vervolg zou kwalitatief onderzoek meer inzicht kunnen geven op de manier waarop vrouwelijke en mannelijke hoofdrolspelers in films worden neergezet.

In dit onderzoek zijn de hoofdrolspelers gecodeerd in de categorieën wit of anders.

Vervolgonderzoek zou meer inzicht kunnen geven over de effecten binnen verschillende etnische groepen. Daarnaast is er gemeten op waargenomen etniciteit. De resultaten mogelijk anders kunnen uitlopen wanneer de hoofdrolspelers zouden worden gecodeerd aan de hand van hun daadwerkelijke etniciteit. Verder zou de waargenomen etniciteit verband kunnen hebben met de lage Krippendorff’s Alpha die zijn berekend in de intercodeursbetrouwbaarheidstest omdat er sprake is van een hoge mate van subjectiviteit bij het beoordelen van uiterlijke kenmerken. Uit het onderzoek van Leary (2018) blijkt dat de tint van de huidskleur invloed heeft op de beoordeling in films. Hierdoor zou het fenomeen

‘White passing’ invloed kunnen hebben op de beoordeling (Piper, 1992). White Passing benaming voor de situatie waarin personen met een andere etniciteit dan wit, dankzij fysieke

(20)

20 eigenschappen door anderen als wit wordt beoordeeld. Het is interessant om in vervolgonderzoek de kijken naar het verschil van effecten van de waargenomen etniciteit en werkelijke etniciteit en op deze manier te onderzoeken of white passing daadwerkelijk een rol speelt in de beoordeling van films. Daarnaast zou de waargenomen etniciteit verband kunnen hebben met de lage Krippendorff’s Alpha die zijn berekend in de Intercodeursbetrouwbaarheid. Een ander punt is dat de resultaten wellicht anders kunnen uitlopen wanneer er wordt gekeken naar een hoofdrolspeler in plaats van twee hoofdrolspelers.

In dit onderzoek is er uitgegaan van het bestaan van de negatieve maatschappelijke denkbeelden en stereotypen in films en het effect daarvan op de beoordeling. Ook is er geen onderscheid gemaakt in type films. Uit onderzoek van Tukachinsky et al. (2015) komt naar voren dat deze negatieve maatschappelijke denkbeelden en stereotypen mogelijk door worden vertaald naar genres en type films. Zo zouden zwarte hoofdrolspelers eerder te zien zijn in negatief beladen genres zoals crime en films met een lager productiebudget. Dit zou zorgen voor een lagere beoordeling van zwarte hoofdrolspelers. Vervolgonderzoek is noodzakelijk om beter inzicht te krijgen in de resultaten van de invloed van etniciteit van de hoofdrolspelers door te controleren op productiebudget en genres.

CONCLUSIE

In dit onderzoek is er een poging gedaan om antwoord te geven op de vraag: ‘In hoeverre is er een invloed van etniciteit van hoofdrolspelers in Amerikaanse films tussen 1982 en 2017 op de film waardering?’ De verwachting was dat films met witte hoofdrolspelers hoger en dus positiever worden beoordeeld dan films met niet-witte hoofdrolspelers. Doordat witte hoofdrolspelers geassocieerd worden met positieve woorden en niet-witte hoofdrolspelers met negatieve woorden, wordt de beoordeling van de film hierdoor beïnvloed. Dit heeft te maken met negatieve stereotypering van niet-witte personen en negatieve maatschappelijke denkbeelden in films (Banaji & Greenwald, 1995; Blair & Banaji, 1996; Fazio et al., 1995;

Greenwald et al. 1998; Richeson & Ambady, 2003; Abrams & Giles, 2007). Dit wordt ondersteund door de social identity theory (Tajfel, 1978). Uit het onderzoek blijkt dat de etniciteit van de hoofdrolspelers invloed heeft op de IMDB-score, Tomatometer en Audience Score. Films met twee witte hoofdrolspelers scoren hoger op de IMDB-score en Tomatometer. De aanwezigheid van een niet-witte hoofdpersoon heeft een negatieve invloed

(21)

21 op de IMDB-score en Tomatometer. Films met twee niet-witte hoofdrolspelers scoren het laagst. Voor de Audience Score zijn de resultaten tegen de verwachting in. Films met twee niet-witte hoofdrolspelers scoren het hoogst op de Audience Score. Films met een witte en een niet-witte hoofdrolspeler scoren het laagst. In contrast met eerder onderzoek (Smith et al., 2014; Borum Chattoo, 2018) lijkt er toch een kleine stijging te zijn in de representativiteit van niet-witte personen in hoofdrollen van films. De invloed van etniciteit op filmwaardering lijkt, ondanks deze stijgende diversiteit in hoofdrolspelers, niet te worden beïnvloed door het jaartal waarin de film is uitgebracht. Het geslacht van de hoofdrolspelers heeft tegen de verwachting in geen effect op het verband tussen etniciteit van de hoofdrolspelers en de filmwaardering (Lundy, 2018; Foschi, 1996). Hoewel de verschillen in waardering klein kunnen zijn, kan dit uiteraard gevolgen hebben voor het succes van een film. Kleine verschillen kunnen namelijk uitmaken of een film in een bepaalde lijst komt te staan, prijzen wint en wel of niet Rotten Tomatoes’ ‘Certified Fresh’ toegekend krijgt. Daarnaast kan het verschil in resultaten tussen IMDB-score, Tomatometer en Audience Score voor filmproducenten wellicht een motivatie zijn om meer diversiteit durven te creëren in hoofdrollen. Uiteindelijk ligt de vooruitgang van de filmindustrie in hun handen.

(22)

22 REFERENTIES

Abrams, J. R., & Giles, H. (2007). Ethnic identity gratifications selection and avoidance by African Americans: A group vitality and social identity gratifications perspective.

Media psychology, 9(1), 115-134.

About Box Office Mojo. (2018, 1 januari). Geraadpleegd op 3 mei 2018, van http://www.boxofficemojo.com/about/?ref=ft

Alemán, S. M., & Alemán Jr, E. (2016). Critical race media projects: Counterstories and praxis (re) claim Chicana/o experiences. Urban Education, 51(3), 287-314.

Alexander, G. (2001). Reaching the Silver Screen. Black Enterprise, 32(5), 89-93.

Banaji, M. R., & Greenwald, A. G. (1995). Implicit gender stereotyping in judgments of fame. Journal of personality and social psychology, 68(2), 181.

Banaji, M. R., Hardin, C., & Rothman, A. J. (1993). Implicit stereotyping in person judgment. Journal of personality and Social Psychology, 65(2), 272.

Baron, A., & Banaji, M. (2009). Evidence of system justification in young children. Social and Personality Psychology Compass, 3(6), 918-926.

Basuroy, S., Chatterjee, S., & Ravid, S. A. (2003). How critical are critical reviews? The box office effects of film critics, star power, and budgets. Journal of marketing, 67(4), 103-117.

Blair, I. V., & Banaji, M. R. (1996). Automatic and controlled processes in stereotype priming. Journal of personality and social psychology, 70(6), 1142.

Blumler, J. G. (1979). The role of theory in uses and gratifications studies. Communication research, 6(1), 9-36.

Borum Chattoo, C. (2018). Oscars So White: Gender, Racial, and Ethnic Diversity and Social Issues in US Documentary Films (2008–2017). Mass Communication and Society, 1- 27.

Dovidio, J. F., Kawakami, K., Moll, J., Hermsen, S., & Russin, A. (2000). Just say no (to stereotyping): Effects of training in the negation of stereotypic associations on stereotype activation. Journal of personality and social psychology, 78(5), 871.

Driessen, K. (2016, 27 oktober). De schrijnende geschiedenis van blackface en whitewashing in Hollywood én Nederland. Geraadpleegd op 19 mei 2018, van https://www.vn.nl/de-schrijnende-geschiedenis-van-blackface-en-whitewashing-in- hollywood-en-nederland/

(23)

23 Eliashberg, J., & Shugan, S. M. (1997). Film critics: Influencers or predictors?. The Journal

of Marketing, 68-78.

Entman, R., & Rojecki, A. (2000). The Black image in the White mind: Race and media in America.

Eschholz, S., Bufkin, J., & Long, J. (2002). Symbolic reality bites: Women and racial/ethnic minorities in modern film. Sociological Spectrum, 22(3), 299-334.

Fazio, R. H., Jackson, J. R., Dunton, B. C., & Williams, C. J. (1995). Variability in automatic activation as an unobtrusive measure of racial attitudes: A bona fide pipeline?.

Journal of personality and social psychology, 69(6), 1013.

Foschi, M. (1996). Double standards in the evaluation of men and women. Social Psychology Quarterly, 237-254.

Greenwald, A. G., McGhee, D. E., & Schwartz, J. L. (1998). Measuring individual

differences in implicit cognition: the implicit association test. Journal of personality and social psychology, 74(6), 1464.

Greenwald, A. G., Banaji, M. R., Rudman, L. A., Farnham, S. D., Nosek, B. A., & Mellott, D. S. (2002). A unified theory of implicit attitudes, stereotypes, self-esteem, and self- concept. Psychological review, 109(1), 3.

Harwood, J., & Anderson, K. (2002). The presence and portrayal of social groups on prime‐

time television. Communication Reports, 15(2), 81-97.

Hayes, A. F. (2012). PROCESS: A versatile computational tool for observed variable mediation, moderation, and conditional process modeling.

Hayes, A. F., & Krippendorff, K. (2007). Answering the call for a standard reliability

measure for coding data. Communication methods and measures, 1(1), 77-89.

Holbrook, M. B. (Ed.). (1999). Consumer value: a framework for analysis and research.

Psychology Press.

Horn, J. (2002). A majority audience for ‘minority’films. Los Angeles Times, 16.

Hunt, D., & Ramón, A. C. (Eds.). (2010). Black Los Angeles: American dreams and racial realities. NYU Press.

Johnsson, T. (2018, 16 februari). Black Superheroes Matter: Why a 'Black Panther' Movie Is

Revolutionary. Geraadpleegd op 29 mei 2018, van

https://www.rollingstone.com/movies/news/black-superheroes-matter-why-black- panther-is-revolutionary-w509105

Kim, S. H., Park, N., & Park, S. H. (2013). Exploring the effects of online word of mouth and

(24)

24 expert reviews on theatrical movies' box office success. Journal of Media Economics, 26(2), 98-114.

Knobloch-Westerwick, S., Appiah, O., & Alter, S. (2008). News selection patterns as a function of race: The discerning minority and the indiscriminating majority. Media Psychology, 11(3), 400-417.

Leary, R. V. (2018). Colorism in Media Content: A Qualitative Study Focusing on Film and Perception (Doctoral dissertation, Regent University).

Mastro, D. E., & Stern, S. R. (2003). Representations of race in television commercials: A content analysis of prime-time advertising. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 47(4), 638-647.

McQuail, D. (2000). Some reflections on the western bias of media theory. Asian Journal of Communication, 10(2), 1-13.

Richeson, J. A., & Ambady, N. (2003). Effects of situational power on automatic racial prejudice. Journal of Experimental Social Psychology, 39(2), 177-183.

Piper, A. (1992). Passing for white, passing for black. Transition, (58), 4-32.

Samuels, A. (2008). The Gospel of Will Smith. Newsweek, 152, 23.

Scherker, A. (2014, 7 oktober). Whitewashing Was One Of Hollywood’s Worst Habits. So Why Is It Still Happening? Geraadpleegd op 19 mei 2018, van https://www.huffingtonpost.com/2014/07/10/hollywood-

whitewashing_n_5515919.html?guccounter=1

Sleeter, C. E. (Ed.). (1991). Empowerment through multicultural education. SUNY Press.

Smith, S., Choueiti, M., & Pieper, K. (2014). Race/ethnicity in 600 popular films: Examining on screen portrayals and behind the camera diversity. Media, Diversity, & Social Change Initiative, 202007-2013.

Tajfel, H., & Turner, J. C. (2004). The social identity theory of intergroup behavior.

Trepte, S. (2006). Social identity theory. Psychology of entertainment, 255, 271.

Tukachinsky, R., Mastro, D., & Yarchi, M. (2015). Documenting portrayals of race/ethnicity on primetime television over a 20‐year span and their association with national‐level racial/ethnic attitudes. Journal of Social Issues, 71(1), 17-38.

Weaver, A. J. (2011). The role of actors' race in white audiences' selective exposure to movies. Journal of Communication, 61(2), 369-385.

What is IMDb? (2018, 1 januari). Geraadpleegd op 3 mei 2018, van https://help.imdb.com/article/imdb/general-information/what-is- imdb/G836CY29Z4SGNMK5?ref_=helpart_nav_1#

(25)

25 Zajonc, R. B. (2001). Mere exposure: A gateway to the subliminal. Current directions in

psychological science, 10(6), 224-228.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze uitbreiding gaf tevens een vlakkere grondwaterspiegel over het gehele gebied waardoor voor meerdere percelen de gewenste grondwaterstand en daarmee de

The aim of this study was to examine the independent and additive effects of momentary pain intensity, negative affect, and energy on the interference of daily activities in chronic

Given that the current research found that religion is seen as a core part of Muslims’ identity and that previously conducted studies (Chapman, 2010; Fisher et al., 2010;

In keeping with the notion that the relationships and contextual elements of empowerment are critical considerations for emancipation to take place, FFLV advocate for the inclusion of

While providing a foundation for further research, the present study highlights the need for further investigation and study into the conditions of precarity faced by women

When all trials where participants responded that they did not see anything where isolated (adhering to the subjective threshold of visibility), there was still an above chance

50 Van Boom &amp; Pavillon, Meer kans in de staatsloterij?, AA oktober 2015, p.. 56 Uit het algemene verbod uit artikel 5 vloeit immers duidelijk voort dat het transactiebesluit

In dit project worden de mogelijkheden voor beheersingsstrategieën voor bovengrondse pathogenen (valse meeldauw), ondergrondse pathogenen (Fusarium, aaltjes) en onkruid