• No results found

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren Reptielen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Huisvesting en verzorging Gezonde dieren Reptielen"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren

Reptielen

Auteur: Wellantcollege Houten

(2)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 2

Inhoudsopgave

H1 Wetgeving

H2 Terrariumdieren 2.1 De spinachtige 2.2 De schorpioenen 2.3 Amfibieën 2.4 Reptielen

2.4.1 Schildpadden 2.4.2 Hagedissen 2.4.3 Slangen 2.4.4 Amfibieën H3 Aanschaf van het dier H4 Transport

H5 Het terrarium 5.1 Algemeen 5.2 Ventilatie 5.3 Verwarming 5.4 Verlichting 5.5 Luchtvochtigheid H6 Voeding

6.1 Energie leverende stoffen 6.2 Bouwstoffen

6.3 Regulerende stoffen 6.4 Een verkeerd dieet 6.5 Aanbieden van het voer H7 Voortplanting

H8 Ziekten en aandoeningen

3

6 7 8 10 11 13 16 20 23 24 26

27 27 28 28 31 33 34 34 34 35 37 40 44 48

(3)

H1 Wetgeving

In Nederland hebben we heel wat wetten en wetjes die met dieren te maken hebben.

Hierbij is het dus de kunst om door de bomen het bos te blijven zien.

Daarom kunnen we beter eerst een grove indeling van twee categorieën maken:

a. Wetten die te maken hebben met de bescherming van diersoorten in het wild;

b. Wetten inzake de behandeling en verzorging van dieren die wij onder onze hoede hebben genomen (zie 10.4).

De onder categorie a. vallende wetten kunnen onderverdeeld worden in wetgeving aangaande de inheemse- of de uitheemse- diersoorten.

Inheemse diersoorten:

• Jachtwet

• Natuurbeschermingswet

• Vogelwet Uitheemse diersoorten:

• Wet Bedreigde Uitheemse Diersoorten

• In- en Uitvoerwet

In deze reader zullen we alleen ingaan op de wet met betrekking tot de uitheemse diersoorten.

Uitheemse diersoorten

De afgelopen decennia zijn steeds meer dier- en plantensoorten in hun voortbestaan be- dreigd geraakt. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de vernietiging van het leefgebied van verschillende soorten en de sterk toegenomen internationale handel. Juist om die handel wereldwijd te kunnen controleren is in het begin van de zeventiger jaren de Conventie van Washington tot stand gekomen. Dit is in feite een systeem om de internationale handel te kunnen controleren door middel van vergunningen en certificaten die pas mogen worden afgegeven wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

De Conventie wordt vaak aangeduid met de Engelse afkorting CITES (Convention on

International Trade in Endangered Species of wild fauna and flora) oftewel "Overeenkomst inzake de Internationale handel in bedreigde in het wild levende dieren plantensoorten". Erg veel landen - zo ook Nederland - hebben deze overeenkomst inmiddels ondertekend. Zij zeggen daarbij toe om dit systeem ook te zullen hanteren en de gemaakte afspraken op te nemen in hun nationale wetgeving. Hierbij wordt elk land vrijgelaten om strengere

maatregelen te treffen als zij dat willen, maarzij dienen minimaal de Conventie-afspraken na te komen.

Vervolgens kwamen de E.E.G.-lidstaten tot afspraken om de Conventie zoveel mogelijk op dezelfde manier uit te voeren en zoveel mogelijk hetzelfde vergunningensysteem te hanteren. Hiertoe werden twee E.E.G.-verordeningen aangenomen die strengere beschermingsmaatregelen hanteren dan die van de Conventie. Zo worden hierin meer diersoorten als 'ernstig bedreigd' opgenomen en gelden er verbodsbepalingen voor

(4)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 4

handelsactiviteiten.

Om alle bovengenoemde internationale afspraken in de praktijk te kunnen toepassen, werden zij voor wat ons land betreft verwerkt in een tweetal wetten namelijk:

• de Wet Bedreigde Uitheemse Diersoorten (B.U.D.);

• de In- en Uitvoerwet.

Waren de E.E.G.-verordeningen al strenger dan de maatregelen van Washington, de

Nederlandse wetgeving werd nóg wat verder aangescherptZo kennen wij in Nederland zelfs een 'bezitsverbod'.

Voor deze module is eigenlijk alleen de Nederlandse wetgeving echt belangrijk. Toch is voorgaande uitleg van de internationale afspraken hier wel op zijn plaats, temeer omdat hierover veel misverstanden bestaan.

Wet Bedreigde Uitheemse Diersoorten

Het doel van deze wet is: "Het leveren van een bijdrage aan de instandhouding van ernstig bedreigde uitheemse diersoorten in het wild".

De artikelen 2 en 3 van deze wet beschrijven de verbodsbepalingen:

• Volgens art. 2 is het verboden levende dieren (die onder deze wet vallen) onder zich te hebben (te houden), te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.

• Volgens art. 3 is het verboden voor verkoop voorhanden te hebben, te koop aan te bieden, te verkopen, af te leveren en binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen van: dode dieren (van de aangewezen soorten), aangewezen herkenbare delen of producten van dieren.

Kortom: de onder deze wet aangewezen soorten genieten absolute bescherming en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen wildvangdieren en in gevangenschap gefokte dieren!

Ontheffingen:

Genoemde verbodsbepalingen gelden dus ten alle tijde en voor iedereen, tenzij... men een ontheffing heeft. Bij het al dan niet toekennen van een ontheffing wordt wèl onderscheid gemaakt tussen uit het wild afkomstige dieren en in gevangenschap geboren dieren. Voor uit het wild afkomstige dieren wordt in principe nooit een ontheffing afgegeven.

Uitzonderingen vormen dieren ten behoeve van wetenschappelijke instellingen, dierentuinen etc.

Met betrekking tot in gevangenschap gefokte dieren stelt het ministerie zich iets soepeler op. Voor een dierenspeciaalzaak is dit echter geen oplossing omdat een eventuele

ontheffing alleen aan de houder van het dier kan worden afgegeven (een dier kan dus nooit mèt ontheffing verkocht worden). Aan een ontheffing worden voorschriften en

voorwaarden verbonden, zo worden er eisen gesteld aan huisvesting en verzorging van het dier. Bij verzwijging of niet voldoen aan de voorschriften, kan een ontheffing weer worden ingetrokken.

(5)

Als het goed is, kon men deze zogenoemde 'BUD-dieren' in Nederland dus nooit in de handel aantreffen!

Vanuit de ons omringende landen worden er regelmatig dieren aangeboden die in ons land onder deze wet vallen. Ze worden te koop aangeboden met de mededeling dat het

volkomen legaal is omdat er zogenaamde "CITES-papieren" bij zijn.

Pas op! In deze landen geldt die absolute bescherming alleen voor wildvangdieren. De in gevangenschap geboren dieren mogen daar - enkele uitzonderingen daargelaten - zowel verhandeld als gehouden worden zolang ze vergezeld gaan van een CITES-document waaruit hun afkomst blijkt. Dit document is in Nederland niet geldig! Hier dient u te beschikken over een aan u persoonlijk afgegeven ontheffing van het Nederlandse ministerie.

Een lijst van alle dieren die onder de Wet Bedreigde Uitheemse Diersoorten vallen, is aan te vragen bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer & Visserij in Den Haag. Informatie is ook terug te vinden op de internetpagina van het LNV of de douane.

In- en uitvoerwet

Zoals de naam al aangeeft geldt deze wet voor het internationale vervoer. Om onder deze wet speciale regels voor de uitheemse dier- en plantensoorten op te kunnen nemen werd de wet uitgebreid met:

'Het in- en uitvoerbesluit bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten' Verbodsbepalingen:

De verbodsbepalingen van dit besluit houden in dat het verboden is de bij dit besluit

aangewezen soorten zonder vergunning binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen. Ook hier gaat het om zowel de levende als dode exemplaren, alle herkenbare delen en producten van deze soorten. Het betreft hier diersoorten die nu nog niet ernstig bedreigd worden, maar die toch - om welke reden dan ook -kwetsbaar zijn. Door bij in- en export van deze dieren een vergunningenstelsel te hanteren, kan men een betere controle uitoefenen op de internationale handel.

De uitvoering van dit besluit is vrij uitgebreid en ingewikkeld. Doorgaans zullen alleen die- ren-importeurs en exporteurs met deze wet te maken krijgen. Daarom zal hier in deze reader niet uitgebreid op in worden gegaan. Bedenk echter wel dat wanneer u

- ook al is het maar zo nu en dan - een paar dieren uit het buitenland ophaalt, u officieel met importeren bezig bent. Vergewis u ervan of voor de dieren die u wilt ophalen geen invoervergunning nodig is (een telefoontje naar het ministerie voldoet). Anders kon u bij controle wel eens beschuldigd worden van het illegaal importeren van bedreigde

diersoorten.

(6)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 6

H2 Terrariumdieren

Dieren vormen een belangrijk onderdeel van de natuur op aarde. Er zijn meer dan een miljoen diersoorten bekend, variërend van kleine eencellige protozoën, die met het blote oog niet zichtbaar zijn, tot imposante reuzen zoals walvissen. Sommige diersoorten komen alleen op een klein plekje op de wereld voor (bijvoorbeeld de Galapagos-vink), anderen hebben zich over de hele wereld verspreid (de Bruine rat). Daarbij hebben de verschillende diersoorten zich moeten . aanpassen aan de meest extreme omstandigheden. Dieren leven in woestijnen, oceanen, bossen, rivieren, poolstreken, tropische eilanden, steppen, noem maar op.

Het dierenrijk kan ruwweg worden opgedeeld in eencellige (protozoa) en meercellige (metazoa). De eerste meercellige ongewervelden zijn ± 600 miljoen jaar op de aarde verschenen, de eerste gewervelden (primitieve vissen) zijn ± 500 miljoen jaar geleden ontstaan. De meercellige laten zich ruwweg indelen in ongewervelde dieren (evertebraten) en gewervelde dieren (vertebraten). De meest ontwikkelde diergroep is die van de

gewervelde dieren. In de dierverzorging hebben meestal met deze diergroep (stam) te maken. De stam van gewervelde dieren is onderverdeeld in vijf duidelijk te onderscheiden klassen, die van elkaar verschillen in huidbedekking, ademhalingsorganen,

lichaamstemperatuur en voortplanting:

VISSEN:

Koudbloedig, huid bedekt met beenschubben, kieuwen; leggen eieren zonder schaal.

AMFIBIEËN:

Koudbloedig, naakte huid, jongen met kieuwen, volwassenen met longen, leggen eieren zonder schaal.

REPTIELEN:

Koudbloedig: lichaamstemperatuur wel hoog door opwarming aan omgeving, huid bedekt met hoorn-schubben, longen, leggen eieren met kalk- of leerschaal.

VOGELS:

Warmbloedig, huid bedekt met veren, longen, leggen eieren met kalkschaal, hebben een snavel en zijn tandloos.

ZOOGDIEREN:

Warmbloedig, huid bedekt met haren, longen, baren levende jongen en zogen die.

De meeste huisdieren zijn zoogdieren.

(7)

2.1 De spinachtige

De spin heeft twee te onderscheiden lichaamsdelen.

Bij spinachtigen wordt daarom wel gesproken van kopborst-stuk (prosoma) en achterlijf (opisthosoma).

Aan het kopborststuk zitten zes paar aanhangsels:

één paar cheliceren (tangetjes met soms gifklau- wen), één paar pedipalpen (kaaktasters of tastpo- ten met soms grijpscharen) en 4 paar looppoten.

Een groot verschil met de overige geleedpotigen is de afwezigheid van kaken en tastorganen in de vorm van antennes.

Aan het achterlijf kunnen spintepels zitten, terwijl ook de voornaamste organen daar zitten. Bij som- mige soorten zit aan het achterlijf een gifstekel.

De ademhaling geschiedt door boeklongen en tra- cheeën. Bijna alle spinachtigen zijn landdieren en de grote meerderheid is carnivoor.

Voor het terrarium zijn twee ordes belangrijk: de orde van de schorpioenen (Scorpiones) en de orde van de echte spinnen (Araneae). Binnen deze laatste orde worden vooral spinnen uit de familie van de Theraphosidae (echte vogelspinnen) veel gehouden.

Afbeelding: interieur van een spin

1. cheliceren (gifkaken); 2. gifklier; 3. ogen (met daarachter de oogzenuw); 4. maag en darmen; 5. centrale zenuwknoop; 6. hart; 7. boeklongen; 8. uitgangen van zaadreservoir en eierstok; 9. uitgang van de ademhalingsbuizen (tracheeën); 10. spinklieren en spintepels; 11.

Pedipalpen Cheliceren

Looppoten Kop.

borstst uk

Achterlijf

Afbeelding Spin: het exterieur van een spin.

(8)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 8

looppoten.

De bouw wordt in afbeelding, interieur van een spin, weergegeven. Het voorlijf (prosoma) en achterlijf (opisthosoma) worden door een sterke insnoering van elkaar gescheiden. Opvallend zijn de 8 ogen. Een tweede belangrijk kenmerk vormen de spinklieren in het achterlijf die uitmonden in de spintepels. De cheliceren hebben de vorm van kleine klauwtjes.

Alle spinnen voeden zich met dierlijke kost. Meestal vangen zij geleedpotige dieren, vooral

insecten. De grote vogelspinnen maken ook hagedissen en andere kleine gewervelde dieren buit.

Het jachtgedrag is zeer gevarieerd. De prooi wordt soms besprongen vanuit een schuilplaats, terwijl andere soorten hun prooi achtervolgen en bespringen. Het gif van de meeste

vogelspinnen is ongevaarlijk voor de mens. De beet is over het algemeen te vergelijken met een bijensteek. De voortplanting bij spinnen is een geval apart. De geslachtsopeningen liggen altijd aan de voorkant van de buikzijde. Het mannetje gebruikt het voorste deel van de pedipalpen om een spermapakket in de geslachtsopening van het vrouwtje te brengen. Bij vogelspinnen is het haakje aan de eerste looppoten van volwassen mannetjes duidelijk waarneembaar en het beste geslachtsonderscheid. Daarnaast kan de top van de pedipalpen wat zijn opgezet en een klein haakje hebben. Het vrouwtje legt de eieren in een cocon.

2.2 De schorpioenen

horen tot de primitieve spinachtigen. Het lichaam bestaat allereerst uit het voorlijf (prosoma) dat is bedekt met een ongeleed rugpantser. Op de as van dit rugschild zitten de ogen en aan de zijkant enkele (2 tot 5) zijogen. De cheliceren zijn kort, maar de pedipalpen zijn goed ontwikkeld en voorzien van grijpscharen. Het achterlijf (opisthosoma) bestaat uit vrije segmenten, waarvan de achterste vijf tot een 'staart' zijn versmald. Het lichaam eindigt in een pijlstaart met een blaas-vormig aanhangsel (telson) dat uitloopt in een gifstekel. Aan het negende segment zitten ledematen met talrijke zintuigcellen. Het doel daarvan is nog niet helemaal duidelijk. In het tiende tot en met het dertiende segment zitten

ademhalingssple-ten die toegang geven tot de boeklongen. Het gif uit de gifstekel is meestal voor de mens ongevaarlijk, maar vooral met schorpioenen uit de woestijnstreken van Noord-Afrika en Amerika moet worden opgepast. De gif stekel worden gebruikt voor grotere prooien of prooien die erg tegenspartelen en dient ook voor de verdediging.

Normaal gesproken wordt de prooi (allerlei geleedpotigen) met de grijpscharen gepakt.

Een schorpioen heeft 2 oogjes voorop en nul tot vijf paar zijdelings op het rugschild.

Daarmee ziet de schorpioen weinig.

Schorpioenen hebben 8 boeklongen.

De meest gevaarlijke soorten hebben een lange, pincetvormige schaar.

De bekende, ongevaarlijke soorten hebben een korte en een dikke schaar.

(9)

Anatomie schorpioen:

1 = Kop-borststuk Prosoma;

2 = Achterlijf or Mesosoma;

3 = Staart Metasoma;

4 = Scharen or Pedipalps 5 = Poten

6 = Mouth parts or Chelicerae;

7 = Schaar Chelae;

8 = Beweegbare schaar or Manus;

9 = Vaste schaar or Tarsus;

10 = Gifstaart or Telson;

11 = Anus.

Over het algemeen zijn schorpioenen eierlevendbarend. Uit elk ei komt meteen een volledig gevormd jong. Sommige soorten kennen broedzorg, waarbij het vrouwtje de jongen op haar rug mee.

(10)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 10

2.3 Amfibieën OF TWEESLACHTIGEN

De oudere Nederlandse naam 'tweeslachtigen' slaat op de meest typische eigenschap van deze diergroep. De meeste jongen hebben een pootloos, visachtig stadium als waterdier. Na een gedaanteverwisseling zijn het landdieren, meestal met ledematen. Amfibieën (Amphibia) zijn insecteneters. Er zijn zo'n 4.600 soorten, die zijn onderverdeeld in kikkers en padden (Anura of Salienta), salamanders (Urodela) en wormsalamanders (Apoda of Gymnophiona). Veel amfibieën vertonen uiterlijke verschillen tussen mannetjes en vrouwtjes. Kikkers (Ranidae) en padden (Bufonidae) verschillen van elkaar in huid en leefgewoonten. Padden komen vaker op het droge, bewegen trager, kunnen minder goed springen en hebben meestal een wrattige huid. Voor het terrarium zijn de eerste twee ordes van belang.

De huid van amfibieën is meestal dun en naakt, dus nooit bedekt met schubben, veren of haren. Soms kan de huid echter ook hoornachtig zijn. In de huid zitten veel klieren.

Slijmklieren houden de huid vochtig en gifklieren produceren zwak of sterk gif als afweermiddel. In een vochtige omgeving neemt de huid steeds water op. De dieren drinken door de huid. Ademhaling kan plaatsvinden door de dunne huid, waarin veel bloedvaten zitten. Na de gedaanteverwisseling vervellen de dieren regelmatig.

Het hart van amfibieën heeft 2 boezems en 1 kamer (zie linker afbeelding). Een zogenaamde spiraalklep zorgt ervoor dat het meeste zuurstofrijke bloed naar de kop wordt gepompt. Zuurstofrijk en zuurstofarm bloed wordt dus vermengt in de hartkamer waardoor de

opnamecappaciteit van zuurstof minder is dan die van dieren (zoals zoogdieren) met twee hartkamers, waarin zuurstofrijk en zuurstofarm bloed gescheiden blijft.

De

Uitwenige kieuwen

Kieuwdeksel en eerste kieuwboog

(11)

Ademhalingsorganen bestaan uit uitwendige kieuwen bij jonge kikkerlarven en de

larven van de salamanderachtigen en de wormsalamanders. Inwendige kieuwen zitten bij oudere kikkerlarven en de volwassen dieren hebben eenvoudige longen. De

spijsverteringsorganen voor en na de gedaanteverwisseling kunnen sterk verschillen.

Kikkerlarven nemen vooral plantaardig voedsel. Volwassen dieren eten voornamelijk

insecten en wormen. Amfibieën kunnen soms lang vasten. Einddarm en urineleider monden uit in de cloaca, net als de geslachtsorganen. De zintuigen zijn over het algemeen goed ontwikkeld. Een zijlijnorgaan komt voor bij in het water levende soorten en larven. In de huid liggen chemische zintuigjes. De meeste amfibieën vinden hun voedsel met de ogen. Die zijn over het algemeen goed ontwikkeld. Bij kikkers is ook het gehoor goed ontwikkeld.

2.4 Reptielen

Reptielen (Reptilia) eten vooral dierlijk voedsel. Landschildpadden eten vooral planten. Er zijn 5.000 d 6.000, voornamelijk tropische, soorten reptielen. De belangrijkste groepen zijn;

krokodillen (Crocodilia);

hagedissen (Sauria);

slangen (Serpentes);

schildpadden (Chelonia);

brughagedis (Rhynchocephalia)

De dooierrijke, leerachtig geschaalde eieren maken het mogelijk om de embryo's op het land ter wereld te brengen. Sommige soorten hagedissen en slangen zijn eierlevendbarend. Dit houdt in dat het ei tijdens de geboorte al kapot gaat en het jong zonder eierschaal uit de moeder komt. De jongen zien er al net zo uit als de ouders. Er is dan dus geen sprake van een metamorfose.

Elk soort reptiel of amfibie kent een minimale en maximale temperatuur waarbinnen het kan leven. Het is belangrijk deze temperatuursgevoeligheid te kennen. Beneden de

minimumtemperatuur houden de dieren een winterslaap. Reptielen vertonen een speciaal gedrag om hun lichaam aan externe bronnen (zoals zonlicht) te warmen. Amfibieën kunnen in het algemeen lagere temperaturen verdragen dan reptielen. De Noord-Europese dieren hebben in de herfst hun minimale voorkeurstempertuur bereikt en gaan in winterslaap. In Zuid-Frankrijk, Spanje of Noord-Afrika is de winterslaap kort en eigenlijk meer een half- wakende rustperiode. Verschillende soorten dieren, zoals de muurhagedis, komen er in de winter, als het zonnetje toch lekker schijnt, enkele uren 'uit'. Ook een zomer- of

droogteslaap komt voor. Landschildpadden in zuidelijk Afrika of op Madagascar graven zich in als het te warm wordt. Ze komen pas weer te voorschijn met de eerste regens, die het gras en andere planten weer welig laat groeien.

Indeling reptielen

In een terrarium zitten meestal vooral slangen, hagedissen, kikkers en padden, soms schildpadden en salamanders. De belangrijkste reptielen- en amfibieënfamilies waartoe terrariumsoorten behoren zijn:

(12)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 12

Hagedissen:

Leguanen Agamen

Echte hagedissen Gekko's

Skinken Tesius

Iguanidae Agamidae Lacertidae Geckonidae Scincidae Teiidae

Slangen:

Ringslangachtigen Reuzenslangen Adders

Ratelslangen

Colubridae Boidae Viperidae Crotolidae

Schildpadden:

Moerasschildpadden Landschildpadden Modder- en muskus- schildpadden

Emydidae Testudinidae Kinosternidae

Kikkers en padden:

Echte kikkers Boomkikkers Pijlgifkikkers

Schuimnestbroeders Padden

Rietkikkers

Ranidae Hylidae

Dendrobatidae Rhacophoridae Bufonidae Hyperolliidae

Salamanders:

Landsalamanders Watersalamanders

(13)

2.4.1 Schildpadden

Schildpadden zijn de enige reptielen die in de ogen van veel mensen sympathiek

overkomen. Door het pantser zijn ze voor iedereen duidelijk te herkennen. Schildpadden leven in alle werelddelen en zeeën. Ze

bewonen ook allerlei

verschillende biotopen: zoet en zout water, moerassen, steppen en woestijnen, etc.

De kaakbeenderen zijn bedekt met hoornplaten, die vaak getand zijn. Bij echte

planteneters zijn ze veranderd in kauwplaten.

Onder het pantser kunnen de dieren hun kop, staart en poten volledig terugtrekken. Het pantser is een onderdeel van het skelet.

Het bestaat uit het rugpantser en het buikpantser die door randplaten met elkaar zijn verbonden. Het rugpantser is

samengegroeid met de wervelkolom en de ribben.

De randplaten zijn verbeende stukken van de lederhuid. Het buikpantser is ontstaan uit de schoudergordel en uit huidverbeningen. Het beenpantser is bedekt met grote hoornschilden die worden gevormd door de opperhuid, de huidlaag op de

beenplaten. Dat betekent dus dat een schildpad aan de buitenkant van zijn schild ook gevoel heeft. Dat is goed te merken bij een lichte aanraking van de naden. Ook

dan trekt een schildpad zich terug in zijn pantser. De vorm van de schilden kan afwijken van de 1 rugplaten,

2: buik- en beenplaten,

3: benen rugpantser liggen. Omdat ze niet kunnen

rugschild (carapax),

4: benen buikschild (plas- uitzetten, hebben schildpadden speciale

tron),

5: vergroeide wervel, 6: vergroeide rib.

Figuur; Dwarsdoorsnede van een schild

buikschild

Afbeelding 49: het skelet van een schildpad.

1: wervel, 2: nekplaat, 3: rib, 4: schouderbeen, 5: randplaten, 6: ribplaten, 7: wervelplaten, 8: bekken, 9: staartplaten.

(14)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 14

Bij veel waterschildpadden en enkele landschildpadden heeft zich op het buikschild kraakbeenweefsel gevormd. Het buikpantser bestaat dan uit een beweeglijk voorste en achterste deel (doosschildpadden).De huid van schildpadden is glad of ruw. Schubben zitten alleen op de poten en de staart. De ademhaling van de meeste schildpadden gebeurt door de longen die onder het schild liggen. Schildpadden kunnen de lucht van het ene deel van de longen naar het andere deel laten stromen, waardoor een soort zwemblaasachtig effect ontstaat. Dat is de reden dat verkouden schildpadden soms scheef zwemmen. Bij

waterschildpadden wordt waarschijnlijk tot 70 % van de zuurstof opgenomen door de huid onder het pantser. Ook in de mondholte en blazen bij de cloaca zijn sterk doorbloed met haarvaten, die rechtstreeks zuurstof kunnen opnemen uit het water. Daarom zijn

waterschildpadden in staat lange tijd onder water door te brengen, ook al omdat hun stofwisseling op een laag peil staat.

Van de zintuigen zijn de ogen redelijk goed ontwikkeld. Kleuren worden waargenomen, maar ze nemen vooral het rode deel van het spectrum waar. Ze kunnen zelfs een klein deel van het voor ons onzichtbare infrarode licht waarnemen. Waarschijnlijk kunnen

schildpadden ook horen, maar zekerheid daarover bestaat niet. Normaal gesproken brengen ze in ieder geval geen geluid voort, de kreunende en piepende geluiden tijdens de paring uitgezonderd. De reuk is erg goed ontwikkeld. Schildpadden besnuffelen hun voedsel uitgebreid en komen op bepaalde geuren af. Het orgaan van Jacobson is bij schildpadden wat anders gebouwd dan bij de overige reptielen. Ze ruiken vooral via de neusholte.

Met hun hoornkaken happen schildpadden stukken voedsel op. Ze slikken die in hun geheel in. Dat voedsel kan zowel plantaardig als dierlijk zijn. Echte vleesetende schildpadden zijn er maar weinig. Alleen de alligatorschildpad, de matamata en de grootkopschildpad zijn echte carnivoren. Alle andere schildpadden zijn alleseters of planteneters.

De spijsvertering begint in de maag. Vaak bat de maag stenen. Schildpadden slikken die opzettelijk in, om het voedsel fijn te maken. De lever is erg groot. De endeldarm mondt, samen met de afvoer van urine en de geslachtsorganen uit in de cloaca. De nieren scheiden naar verhouding veel urine uit. Als je een schildpad oppakt, komt er vaak een flinke straal vocht uit de cloaca. Dat is geen urine, maar komt uit een andere blaas% waarin vocht wordt opgeslagen. In de cloaca monden bij veel soorten ook klieren uit die geurstoffen afscheiden.

Bekend is de muskusschildpad (Sternotherus). Die reukstoffen dienen als aantrekking van partners en om vijanden af te schrikken.

Voor de voortplanting maakt de schildpad gebruik van interne bevruchting. Het geslachtsorgaan bestaat bij het mannetje uit een penis die in rusttoestand in de cloaca is teruggetrokken. Uitwendige geslachtskenmerken zijn slecht waarneembaar en per soort

verschillend. Op de volgende pagina wordt een overzicht gegeven van de voornaamste secundaire geslachtskenmerken bij verschillende soorten.

(15)

Kenmerk optredend bij:

Bijna alle soorten. Relatieve lengte van de staart en de afstand van de cloaca tot het buikpantser.

Bijna alle soorten. Verlengde klauwen aan de voorpoten van de mannetjes.

Pantser: mannetjes kleiner en hoekiger pantser en buikpantser holler (paring)

Soms ook is het mannetje groter.

Keelschilden bij de man vergroot (ramschilden)

enkele landschildpadden, copulatie-eelt aan de knieën van de achterpoten

Mannen;

Verlengde klauwen aan de achterpoten

doosschildpadden;

Kopgrootte en vorm: kop mannetje massiever en neusstreek verlengd

(16)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 16

2.4.1 Hagedissen

De groep voor een terrarium geschikte dieren bestaat voor het grootste deel uit insectenetende soorten. Er bestaan echter ook plant-, fruit en vleesetende reptielen. Van de plantetende

reptielen (die echter worden gehouden in een terrarium zonder planten) zijn te noemen:

• de Groene Leguaan (Iguana iguana) uit Midden- en Zuid Amerika, die vanwege zijn lengte (ca. 140 cm) een groot terrarium nodig heeft;

• de Doornstaarthagedis (hele genus Uromastix), Chucwalla (Sauromalus obesus) en Woestijnleguaan (Dipsosaurus dorsalis) kunnen in een droog terrarium worden gehouden;

Vrijwel alle andere soorten zijn carnivoor. Hagedissen (Lacertidae en Iguanidae) moet men voorzichtig oppakken, anders breekt de staart. De nieuwe staart die aangroeit is minder mooi (kort, stomp). De meeste hagedisse leggen eieren zonder ze te verzorgen of bebroeden. Er zijn echter ook eilevendbarende hagedissen. Het ei gaat bij deze dieren in de geboorteweg kapot en de jongen komen zonder eierschaal ter wereld.

Het skelet van een hagedis is niet altijd hetzelfde gevormd. Vooral het aantal wervels kan zeer verschillend zijn. Het oorspronkelijke aantal van 24 wervels (met daaraan de ribben) kan erg variëren. De staart kan tot 100 wervels hebben. Logisch als we bedenken dat de grootte van hagedissen kan liggen tussen enkele centimeters en 4 meter.

De meeste hagedissen hebben vier poten en bij die

Afbeelding 53: het skelet van een hagedis.

(17)

soorten zijn de schouder- en bekken-beenderen goed ontwikkeld. Er zijn echter soorten waarbij de poten ontbreken of gereduceerd zijn (bijvoorbeeld bij de hazelwormen). Aan de poten zitten 5 tenen met nagels. De grootte en vorm van deze tenen kan zeer verschillend zijn. Vooral de lamellen aan de poten van gekko's en anolissen zijn opvallend. Dit zijn geen zuignappen, zoals vaak wordt aangenomen. Op de hechtschij-ven zitten kleine haakcellen, waarmee de dieren tegen bijna elk oppervlak kunnen lopen.

Kenmerkend voor het skelet van alle hagedissen is de eenvoudige schedel, die niet helemaal door been is afgesloten zoals bij slangen. Veel hagedissen hebben ook voorbereide breukplaatsen in de staartwervels. De staart kan bij gevaar op die plaatsen worden afgeworpen en kronkelt dan nog enige tijd om aandacht af te leiden van de belager.

Bloedverlies wordt daarbij voorkomen door samentrekking van bepaalde spieren. Later groeit de staart weer aan, maar het nieuwe staartdeel blijft korter en wordt gesteund door een kraakbeenstaaf. Dit verschijnsel heet autotomie of zelfverminking.

De tanden kunnen bij hagedissen op twee plaatsen zitten: ze zitten meestal vast aan de binnenkant van het kaakbeen (pleurodonten) of ze staan bovenop de kaakbeenrand (acrodonten). Ze zitten nooit in holtes.

De huid van hagedissen is voor het onderscheiden van de soorten zeer doorslaggevend.

Vooral de vorm, plaats, aantal en regelmaat van de schubben zijn belangrijk. De schubben zitten met een zekere regelmaat op het lichaam. Ze groeien vanuit de onderhuid.

\ Afbeelding schubvormen: 1: korrelachtig, 2: afgerond, 4:

glad. Van kileschubben is geen afbeelding

(18)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 18

Belangrijk bij het onderscheid van de soorten en tegelijkertijd bij het onderscheid van het geslacht zijn verschillende soorten poriën die op de onderbuik en de dijen voorkomen. Bij mannelijke dieren zijn deze in de voortplantingstijd vaak vergroot. Men neemt aan dat ze dan prikkelend werken op het vrouwtje. De eigenlijke functie van deze poriën is nog onbekend,

Van de zintuigen zijn vooral de ogen erg belangrijk. Meestal worden ze beschermd door twee oogleden. Die kunnen allebei goed ontwikkeld zijn, maar soms is het bovenste maar klein en kan het nauwelijks bewegen, terwijl het onderste dan groot is en erg beweeglijk. In gevallen waarbij allebei de oogleden slecht ontwikkeld zijn, beschermt een knipvlies het oog. Sommige hagedissen hebben beweeglijke ogen. Het bekendste voorbeeld zijn natuurlijk de kameleons, maar ook anolissen hebben een beweeglijke pupil. De pupilvormen kunnen verschillend zijn. Meestal is er sprake van ronde pupillen en dat duidt gekko's hebben spleetvormige pupillen, uitgegroeid oog.

TTTT

Afbeelding: geslachtsporiën/schubben bij mannelijke hagedissen: 1: navelschubben, 2: postanale schubben, 3:

dijbeen- of femoraalporiën, 4: aars- of pre-anale poriën.

12 3

Afbeelding 57: pupilvormen bij hagedissen: 1: rond, 2:

spleetvormig, 3: oogleden vergroeid.

(19)

Het reukorgaan is het tweede belangrijke zintuig. Belangrijk daarbij is de tong, die de reukstoffen naar het orgaan van Jacobson brengt. De tongvorm varieert van een ronde tong tot een gespleten tong zoals die van slangen bekend is.

Het gehoor is bij hagedissen meestal niet erg belangrijk. Hoewel alle hagedissen wel een trommelvlies bezitten, dat soms aan de buitenkant zichtbaar. De enige groep die waarschijnlijk een goed gehoor heeft, zijn de gekko's. Zij zijn ook in staat geluid voort te brengen.

Het voedsel van hagedissen kan erg variëren. Binnen de groep komen zowel carnivoren, herbivoren als omnivoren voor. Het overgrote deel van de hagedissen eet is vleeseter. Om zich voort te planten leggen de meeste hagedissen eieren, nadat inwendige bevruch- ting heeft plaatsgevonden. Meestal hebben

deze eieren een perkamentachtige schaal, alleen bij gekko's hardt de schaal nadat hij gelegd is. Er zijn ook levendbarende en

eierlevendbarende hagedissen. Bij hagedissen zijn secundaire geslachtskenmerken vaak

redelijk goed zichtbaar. Behalve de verschillende poriën (zie Afbeelding 56) kunnen ook andere uiterlijke kenmerken een aanwijzing geven over het geslacht:

o

verschillende

soorten kennen Kleurverschillen tussen de geslachten, waarbij de mannetjes vaak bonter zijn gekleurd. In de paartijd komen deze kleurverschillen vaak duidelijk aan het licht;

mannelijke hagedissen hebben vaak een verdikte cloacastreek, omdat de hemipenis extra plaats inneemt; mannelijke

hagedissen hagedissen hebben vaak (grotere) lichaamsaanhangsels.

Een aantal voorbeelden daarvan staat in afbeelding 56 op pagina 80.

Desondanks valt het vaak niet mee om bij enkele dieren het geslacht te bepalen. Voor de gemiddelde terrariumbezitter meer wetenschappelijke manieren om het geslacht te bepalen vaak niet mogelijk. Sondering, waarbij met een knopsonde of sondeernaald de diepte van de cloaca wordt onderzocht, is af te raden, omdat men het dier zeer gemakkelijk kan beschadigen. Andere wetenschappelijke methodes liggen buiten bereik van de leek.

Zaadleider

Afbeelding 58: de hemipenis

o sonderen om de sekse te bepalen

(20)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 20

2.4.3 Slangen

Er zijn in totaal ruim 2500 soorten. De plaatsen waar ze voorkomen zijn identiek aan die van alle reptielen: het meest in de warmere streken van de aarde en niet op de polen.

Waarin slangen verschillen van hagedissen is onder andere de los scharnierende onderkaak, het ontbreken van een aantal beenderen, een trommelvlies en een middenoor, een urineblaas en oogleden en de kortere staart. Anatomisch zit een slang verder toch wat anders in elkaar dan andere reptielen.

Afbeelding 61: het skelet van een slang

Het meest opvallend aan het skelet is de lange, elastische wervelkolom, waarvan het aantal wervels varieert van 160 tot 435. Aan de wervels zitten ribben die niet aan een borstbeen

vastzitten. Verder is de grote beweeglijkheid van de schedel- en kaakbeenderen bekend. Die stellen de slang in staat grote prooien in één keer naar binnen te werken, doordat de twee gescheiden onderkaken steeds een stukje naar voren schuiven. Overigens is die beweeglijkheid bij gravende slangen een stuk minder. De schedel moet bij hen wel stevig zijn, om te kunnen graven.

De tanden van slangen vormen een belangrijk criterium voor de indeling.

In de afbeelding staan verschillende gebitten afgebeeld. Reuzenslangen hebben een gebit met gelijkvormige haakachtige tanden. Niet giftige ringslangachtigen hebben eveneens

gelijkvormige tanden, maar giftige soorten heb- ben achterin de bek giftanden. Het gif hiervan kan bij sommige soorten ook dodelijk zijn. De bekende gifslangen hebben hun giftanden voor in de bek.

Bij de koraal-slangachtigen (Elapidae) zitten die giftanden vast in de kaak en loopt het gif via een groef naar buiten. Bij de adders (Viperidae) is de giftand inderdaad hol met een gifkanaal. De tanden liggen plat als ze niet worden gebruikt.

Afbeelding tanden: verschillende tanden bij slangen: 1: reuzenslangen (Boidae), 2: niet giftige ringslangachtigen (Colu-bridae), 3: giftige

ringslangachtigen, 4: Elapidae, 5: Viperidae (adders).

(21)

lichaamsbouw. Het hart ligt vrij ver naar achter. De longen zijn niet gelijk. De linkerlong is onder ontwikkeld en wordt nauwelijks gebruikt. Naar achter toe gaan de longen over in een luchtzak. Voor slangen is die luchtzak erg belangrijk. Tijdens het inslikken van prooi wordt de luchtpijp tijdelijk afgekneld en moet een slang ergens anders zijn zuurstof halen.

Bij het sissen van slangen wordt ook van deze luchtzak gebruikt gemaakt om lucht uit te stoten.

Afbeelding anatomie: anatomie van een ringslang: a: luchtpijp, b: long, c: linkeraorta, d: hart, e:

slokdarm, f: lever, g: maag, h: vetlichaam, i: galblaas, j: darmen, k: eierstok, 1: nieren.

De spijsverteringsorganen van slangen zijn natuurlijk ook langgerekt. Maag en darmen kunnen flink worden uitgerekt, ook al omdat een borstbeen ontbreekt. De spijsvertering op zich gaat bij slangen zeer snel. Dat heeft natuurlijk ook als doel de druk van grote prooidieren op de uitgerekte maag en darmen snel te verminderen. De uitschei-dingsorganen komen uit in de cloaca, die dwars op het lichaam staat. Alle slangen zijn carnivoor. Veel soorten zijn gespecialiseerd in bepaalde prooien. Bekend zijn bijvoorbeeld eieretende slangen. Hiervan is een leuk filmpje op youtube te vinden).

De huid van slangen is bedekt met schubben, die allerlei vormen hebben, van glad tot knobbelachtig. Meestal leggen ze dakpansgewijs over elkaar. Sommige slangen gebruiken bepaalde schubben om geluid te produceren door ze tegen elkaar te wrijven. De schubtekening is soortspecifiek en geeft dus een goed houvast bij de indeling van de verschillende soorten. Binnen een soort kunnen individuele slangen, vooral op de kop, een individuele tekening hebben.

Van de zintuigen zijn de ogen en de reuk (via de tong en het orgaan van Jacob-son) goed ontwikkeld. Er zijn echter ook slangen waarbij het zicht zeer beperkt is, vooral bij sommige nachtaktieve en gravende soorten. Echte oogleden ontbreken. Het bovenste en onderste ooglid zijn met elkaar vergroeid tot een deksel dat met de vervelling ook mee verdwijnt. (De melkachtige ogen kondigen de vervelling aan.) Dat geeft slangen vaak het voor ons mensen angstaanjagende uiterlijk.

(22)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 22

Het gehoor is slecht, omdat slangen alleen een binnenoor hebben. Alle slangen zijn bijna doof.

Daar staat tegenover dat de evenwichtsorganen zeer goed zijn ontwikkeld. Bij de verschillende manieren van voortbeweging bij slangen komt een goed evenwichtsorgaan van pas. Over andere gevoelszintuigen bij slangen is nog veel onbekend. Sommige soorten hebben bijvoorbeeld kleine poriën in de schubben van de nek. Waarschijnlijk zijn dit sensor-organen.

Bij reuzenslangen liggen rond de bek sensoren waarmee temperatuurverschillen tussen warmbloedige prooidieren en de koudere omgeving waargenomen kunnen worden.

De voortplanting bij slangen is vrijwel gelijk aan die van de hagedissen. Ook bij slangen is er sprake van een hemipenis, waarvan één uiteinde in de cloaca van het vrouwelijke dier wordt gebracht. In de afbeelding hierboven is te zien dat de haakjes aan de hemipenis voor houvast zorgen. Ook extra ruwe schubben in de anaalstreek van het mannetje geven houvast bij de paring. Het aantal eieren is afhankelijk van de soort en ook van de grootte. Het kan variëren van 2 tot ca. 100 stuks. De

eieren hebben altijd een perkamentachtige schaal. Bij sommige slangen komt een zekere vorm van broedzorg voor. Ook onder de slangen zijn eierlevendbarende soorten.

Geslachtsbepaling bij de slang

Buikschubben (Ventralia) Uitgestulpte hemipenis Cloaca

Staartschubben (Subcaudalia)

(23)

afbeelding geslachtsbepaling: geslachtsbepaling bij slangen. Het geslachtsonderscheid is bij slangen een stuk moeilijker te bepalen dan bij hagedissen. Verschillen in kleurtekening en lichaamsuitsteeksels komen bij slangen niet voor. Sondering is vaak de enige mogelijkheid voor de leek, maar over het grote gevaar daarvan hebben we al gesproken. Enkele

kenmerken komen vaak terug bij allerlei soorten:

vrouwelijke slangen zijn vaak forser gebouwd, maar deze manier van geslachtsbe- paling betekent dat verschillende exemplaren van dezelfde leeftijd en achtergrond met elkaar moeten worden vergeleken. In de praktijk is dit lastig.

De staart van mannelijke exemplaren is dikker; de hemipenis neemt plaats in.De subcaudalia, de staartschubben, hebben bij mannelijke exemplaren, door de dikte, de vorm van een rechthoek en bij vrouwelijke exemplaren een trapezi- umvorm.

Bij jonge slangen (tot ca 1 maand) kan men de staart ombuigen en de hemipenis uitstulpen.

2.4.4 Amfibieën

Kikkers

Populair zijn boomkikkers en pijlgifkikkers. Ze houden van een vochtige, goed beplante leefomgeving en eten alleen levend en bewegend voer. Boomkikkers kunnen snel van kleur veranderen en over glazen wanden lopen. De meeste boomkikkers zijn 's avonds en/of 's nachts actief. Er worden ook wel paddensoorten gehouden. Inheemse kikkers en padden zijn beschermd en men mag ze niet verkopen of houden.

Salamanders

Salamanders worden niet zo veel gehouden. De soorten die aquatiel (in een aquarium) gehouden kunnen worden, zijn door liefhebbers gewild. De meeste salamanders eten levende insecten, maar soms ook vlees.

(24)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 24

H3 Aanschaf van het dier

Als we de dieren verder gaan bekijken, moet goed worden gerealiseerd dat we niet te maken hebben met warmbloedige dieren. Levensgewoontes en uiterlijk moeten dus totaal anders worden beoordeeld. Zaken als actief zijn, kleur, dofheid van de huid, aanwezigheid van huidplooien, regelmaat van de ademhaling zeggen eigenlijk niets omtrent de gezondheid. Ook kleine beschadigingen van het dier hoeven niet doorslaggevend te zijn. Toch zijn er een aantal zaken die wel bekeken kunnen worden. In het algemeen (lettend op reptielen en amfibieën) kan worden gelet op de volgende controlepunten:

aan de buitenkant moet nergens ongedierte zichtbaar zijn;

de cloaca moet schoon zijn en goed sluiten;

eventuele wonden moeten zeker niet zijn ontstoken;

het dier moet zich goed voortbewegen;

het lijf moet bijvoorbeeld duidelijk opgetild worden;

de binnenkant van de bek moet een goede kleur hebben (meestal rose);

de neusgaten moeten schoon zijn (en droog bij reptielen), terwijl zowel in de bek als rond de neusgaten geen slijmvorming aanwezig mag zijn.

Toegespitst op de verschillende diertypen zijn dan nog speciale controlepunten te vermelden:

Slangen:

nooit uitstekende ruggewervels boven op de rug;

geen duidelijke beschadigingen, wonden of littekens;

moet actief tongelen bij verstoring;

de schubben moeten glad tegen het lichaam liggen en niet open staan;

de cloaca moet duidelijk schoon zijn;

op de buikschubben moet geen bruine aanslag zitten.

de bek moet geen slijm bevatten, rose zijn en geen kaasachtige aanslag hebben;

Hagedissen kunnen op de volgende zaken worden gecontroleerd:

de staartwortel moet dik zijn;

de heupbeenderen mogen niet uitsteken;

de dijen moeten een goede stand hebben en vleeshoudend (dik) zijn;

de bek moet geen slijm bevatten, rose zijn en geen kaasachtige aanslag hebben;

de ogen moeten helder staan en niet in de kassen zijn teruggetrokken.

Schildpadden:

het dier moet niet te licht aanvoelen;

het schild moet hard zijn;

de ogen moeten goed zijn geopend en geen ontstoken randen hebben;

er moeten geen losse schubben op het schild liggen;

als een poot wordt uitgerekt, moet deze met kracht worden teruggetrokken.

(25)

Amfibieën:

de huid moet glanzend zijn;

er mag absoluut geen verwonding aanwezig zijn, hoe klein ook;

de dijen van de achterpoten moeten stevig zijn aanvoelen (de dikte is per soort verschillend).

Geleedpotigen en insecten :

het dier moet reageren op aanraking of verstoring;

eventuele breuken van de poten moeten niet midden op de pootsegmenten zitten;

bij spinnen moet het achterlijf niet rimpelig zijn;

neem liefst een vrouwelijk dier, omdat in het algemeen vrouwelijke dieren een stuk ouder worden.

(26)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 26

H4 Transport

In het algemeen moet bij transport van dieren natuurlijk worden gezorgd voor zo weinig mogelijk stress en factoren die de gezondheid schaden. In het algemeen kunnen voor het transporteren de volgende uitgangspunten worden gehanteerd.

Geen transport in volledig gesloten, luchtdichte verpakking.

De verpakking mag geen tegenover elkaar liggende ventilatieopeningen hebben i.v.m. tocht.

Tijdens het transport mogen dieren niet afkoelen. Voor handelsdoeleinden worden

daarom in tempex-dozen zogenaamde heat-packs aangebracht. Bij wrijving of druk ontstaat tussen de korrels hierin een chemische reactie, waarbij warmte wordt opgewekt. De heat- packs blijven tot 24 uur warm. Voor particulier vervoer kunnen dieren onder de eigen kleding worden vervoerd. In een afgesloten tas kan onderin ook een fles warm water worden gedaan. Het spreekt voor zich dat bijvoorbeeld ook de temperatuur in de auto hoog moet zijn. (Maar laat de dieren niet in een afgesloten auto zitten!)

Elk dier moet liefst apart worden verpakt/vervoerd.

De verpakking zelf moet absorberend zijn, of anders moeten in de verpakking tissues of proppen krantenpapier worden gelegd om uitscheidingsproducten te absorberen en stoten op te vangen.

Voor het vervoer kunnen de volgende verpakkingen worden gebruikt:

Voor hagedissen: tot 15 cm leeg doosje van krekels; tot 20 cm een andere groter plastic doosje; groter linnen zak (kan ook bij kleinere soorten).

Voor slangen: linnen zak.

Voor schildpadden: een doos of kist waarin het dier net past.

Voor amfibieën: een doos met wat vochtige tissues (krekeldoos).

Voor geleedpotigen: een doos of bakje waar het dier ruim in past.

Doosjes of linnen zakken kunnen in een tempex-doos, of goed ingepakt in kranten of onder de kleding om afkoelen te voorkomen. Doe de dieren nooit los in een grote tempex-doos.

(27)

5.1 Algemeen

Een terrarium beginnen is niet iets wat impulsief moet gebeuren. De impulsieve koper weet over het algemeen niet goed waar hij aan begint en dit leidt helaas vaak toto de dood van het dier. Een terrariumhouder moet dus weten waar hij aan begint.

o Lees je van te voren goed in o Vraag advies aan een vereniging

o Vraag advies aan een kweker of liefhebber met ervaring Plaatsen van de bak

Als je besloten hebt een terrarium aan te schaffen is het van belang van te voeren te kijken of je er een geschikte plek voor hebt in huis. Een geschikte plaats moet aan de volgende eisen voldoen;

1. Niet op een plaats waar de kans op stoten tegen het glas erg groot is 2. Niet op plaatsen waar te veel lawaai is (stress)

3. Niet op een te warme of een te koude plek Inrichten van de bak

Als je een bak wil gaan inrichten, moet je natuurlijk weten voor welk dier je het wil gaan inrichten. De eisen die aan de inrichting worden gesteld verschillen per diersoort. Bij het inrichten van de bak moet je van een aantal zaken op de hoogte zijn;

1. Wat is de juiste grootte en vorm van de bak voor het dier(en) 2. Wat zijn de ideale temperatuur voor het dier

3. Wat is de kritische ondergrens en de kritische bovengrens?

4. Wat is het dag-nachtritme van het dier?

5. Wat is de optimale luchtvochtigheid voor het dier?

6. Hoe zorg ik voor voldoende ventilatie?

7. Kan ik goed aan voedsel komen voor het dier? (wat en hoe vaak eten ze?) 8. Hoe moet ik het dier op de juiste manier van water voorzien?

9. Kan ik het dier het beste solitair of met meerdere houden?

In een terrarium probeer je goed mogelijk de natuurlijke habitat van het dier na te bootsen. Dit is nodig om het dier goed gezond en tevreden te houden. Een terrarium van een steppe dier zal er dus heel anders uitzien dan een terrarium van een dier dat in het regenwoud leeft. Daar naast zijn er reptielen of amfibieën die graag op de grond leven, maar sommige leven juist in bomen of zelfs gedeeltelijk onder de grond of in het water. Als je dus het natuurlijk leefgebied van het dier weet, kom je eigenlijk alles te weten over de juiste temperatuur, luchtvochtigheid etc, voor je terrarium.

(28)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 28

5.2 Ventilatie

Het is belangrijk dat er voldoende ventilatie is. Stofdeeltje en gassen die bij de ontlasting vrij komen, kunnen schadelijk zijn voor de dieren. Het is daarom belangrijk dat er voldoende verse lucht wordt toegevoerd. Tocht is echter zeer slecht voor reptielen en amfibieën, dus het terrarium mag niet op een tochtige plaats staan.

De ventilatie gaat meestal via roosters die al door de fabrikant zijn

aangebracht. We spreken dan van natuurlijke ventilatie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het principe dat koude lucht zwaarder is dan warme lucht, waardoor er in de bak een luchtcirculatie ontstaat. Bij hele grote terraria kan ook gekozen worden voor mechanische ventilatie.

Roosters zorgen voor ventilatie mechanische ventilatie 5.3 Verwarming

Reptielen en amfibieën zijn ectotherm. Ze zijn dus afhankelijk van de omgevingstemperatuur om hun lichaamstemperatuur op peil te houden. Pas bij een goede temperatuur kunnen biologische

processen zoals spijsvertering, ontlasting, voortplanting en bij sommige zelfs de aanmak van antilichamen, op gang komen.

In principe zijn er vier verschillende temperaturen die je in gaten moet houden:

1. De kritische ondergrens: Beneden deze temperatuur zal het dier snel sterven

2. De kritische bovengrens: Wanneer de temperatuur boven deze grens komt zal het dier snel sterven.

3. Het temperatuursbereik: Tussen deze twee temperaturen blijft het dier actief. Dit hangt meestal samen met de normale temperatuur in de natuurlijke leefomgeving.

4. De optimale temperatuur: De temperatuur waarbij het dier zich het prettigst voelt.

Het spreekt voor zich dat de kritische ondergrens of bovengrens nooit mag worden overschreden.

(29)

worden. Indien gloeilampen worden gebruikt kan er een dimmer met een tijdschakelaar tussen gezet worden. Deze stel je zo in dat de lamp 's nachts minder fel gaat branden. Hang een thermometer niet te dicht bij de lampen of thermostaat op, zodat je kunt zien of de temperatuur op de bodem ook goed is. Verder kan je bij het verwarmen kiezen voor het creëren van een Hotspot (opwarmplaats) of het verwarmen van het volledige terrarium.

Soorten warmtebronnen

Warmtemat:

Deze matten creëren stralingswarmte (infraroodwarmte) voor boombewonende reptielen. Deze matten verwarmen objecten in plaats van de lucht.

Warmtekabels:

Toepasbaar voor bodemverwarming van het terrarium of opkweekstelling (incubator of broedmachine)

Warmtestenen:

Warmtestenen bootsen de warmte na die vrijkomt als de zon stenen verwarmt. Veel reptielen maken gebruik van deze warmte om de spijsvertering te bevorderen.

Warmtelampen zijn bedoeld om warmte af te geven. De meeste warmtelampen geven geen licht of rood licht. Rood licht is.

Keramische warmtelamp:

Deze lampen geven een brede straling van infrarood licht. Ze hebben dus een groter bereik dan spotjes. Het infrarode licht is voor reptielen en amfibieën niet of nauwelijks waarneembaar zal daardoor het dag- en nachtritme van de dieren verstoren.

In combinatie met een reflectorkap geeft de lamp een betere straling en dus meer warmte.

(30)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 30

Waterverwarming:

Een verwarmingselement om water op temperatuur te houden. Dit kan voor amfibieën en sommige water reptielen van belang zijn.

Daarnaast kan stralingswarmte ook warden opgewekt door een lichtbron, zoals bijvoorbeeld een gloeilamp. Wanneer er zowel een lamp als een warmtebron in het terrarium aanwezig zijn kan de temperatuur soms hoog oplopen. Zeker wanneer het een warme dag is of het terrarium in de zon staat. Het is daarom belangrijk thermometer in het terrarium te hangen. Zo kunnen de kritische grenzen in de gaten worden gehouden. Er zijn verschillende thermometers op de markt verkrijgbaar.

Thermometers:

Digitale thermometer:

Dit is een luxe uitvoering. Bij deze thermometer kan je zelf de onder en boventemperatuur in programmeren. Er zal een alarm af gaan op het moment dat de temperatuur te hoog oploopt of te ver daalt. Verder is dit een thermometer en een hygrometer in een. Je kunt hierop dus ook de luchtvochtigheid aflezen. Er zijn uiteraard ook eenvoudigere en

goedkoper digitale thermometers in de handel.

Analoge thermometer:

Een ‘normale’ thermometer die in het verblijf moet worden geplaatst om de temperatuur af te kunnen lezen. Er zijn verschillende varianten. Een goedkope oplossing zijn strips die van kleur veranderen al naar gelang de temperatuur verandert. Deze zijn echter niet nauwkeurig en daarbij ook niet betrouwbaar.

Thermostaat

Er zijn verschillende thermostaten in de handel om de temperatuur automatisch te regelen.

Adviezen:

Stenen onder een warmtebron koelen slechts langzaam af. Dit kan ’s nachts helpen om de temperatuur op peil te houden.

Schuilplaatsen niet direct onder een warmtebron neerzetten. De temperatuur kan ik de schuilplaatsen snel te hoog oplopen.

5.4 Verlichting

(31)

de dieren de nodige (stralings)warmte. Boots de lichtduur in het land van herkomst zo goed mogelijk na. Schakel 's nachts alle witte of gele lampen uit om stress te voorkomen. Dieren aan de evenaar kennen een daglengte van constant 12 uur. In West-Europa varieert de daglengte van ruim 16 uur in de zomer tot 8,5 uur in de winter. Zorg dat een lamp niet met de dieren of het glas in aanraking komt. Dieren kunnen nare brandwonden oplopen als ze met een hete lamp in aanraking komen. Dit gebeurt helaas nog maar al te vaak.

Zonlicht:

Grofweg kunnen we het zonlicht indelen in de volgende onderdelen:

Ultraviolet Het blauwe vlak Het Groene vlak Het rode vlak Infrarood

Ultraviolet: Dit zijn de zogenaamde UV-stralen. Deze stralen geven geen warmte, maar hebben een stimulerende werking op de stofwisseling, zijn bacteriedodend en spelen een rol bij de opbouw van vitamine D. tegelijkertijd zijn ze ook levensgevaarlijk. Ze kunnen, bij te lang contact in te hoge concentratie, sterilisatie, huidkanker en lasogen bij mensen veroorzaken.

Het spectrum met de kleuren blauw, groen en rood, is met name belangrijk voor het dag- en nachtritme.

Het infrarode licht is vooral van belang voor het leveren van warmte. Reptielen hebben dit nodig om hun lichaam op te warmen.

Er zijn verschillende lampen op de markt verkrijgbaar. Deze hebben ieder andere eigenschappen.

Gloeilampen: geven veel warmte en te weinig licht. Ook worden de kleuren van natuurlijk licht slecht nagebootst. Wel verspreiden ze de warmte erg goed, zodat de temperatuur overal gelijk is. Het ziet er echter naar uit dat gloeilampen stapsgewijs uit de handel zullen worden gehaald omdat deze niet energie zuinig zijn.

Spotlampen: richten al de warmte en het licht op één plaats. Gebruik lampen van 40 Watt in terraria van minimaal 40 cm hoog. Spots van 60 Watt veroorzaken op minden dan 50 cm afstand vaak brandwonden.

Spotlamp

(32)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 32

Persglaslampen: hebben hetzelfde effect als spots, maar zijn sterker dus geschikter voor grote terraria. Gebruik een porseleinen fitting. Gewone fittingen worden poreus, verkolen en verbranden.

Persglaslamp

Keramische warmtelampen: stralen geen licht, maar wel veel warmte. Ze zijn bij verkeerd gebruik gevaarlijk, omdat veel dieren bij oververhitting niet vluchten. Gebruik ze om (grote) terraria 's nachts bij te verwarmen. Gebruik een porseleinen fitting.

TL-buizen: (en spaarlampen) geven veel licht en weinig warmte. Ze zijn geschikt voor terraria waar veel planten in staan die weinig warmte nodig hebben.

De lampen die zojuist zijn beschreven geven geen UV-licht! Zoals je nu weet is UV-licht nodig voor opbouw van het belangrijke vitamine D³. Het is voor het menselijke oog onzichtbaar. Je hebt UV-A, UV-B en UV-C. UV-A activeert en onderhoudt de huid, waardoor deze o.a. een mooie kleur krijgt. UV- B wordt gebruikt voor de aanmaak van vitamine D³. Een teveel van elk UV-licht is schadelijk, maar met name UV-C veroorzaakt snel huidkanker en oogproblemen. Lees dus goed de gebruiksaanwijzing van elke lamp.

Halogeenlampen zonder beschermglas geven veel licht in een brede straal, inclusief UV en geven veel warmte. De kleine typen zijn geschikt in kleinere terraria. Plaats deze lampen nooit te dicht bij brandbare voorwerpen.

PLL-lampen zijn compact, energiezuining en geven veel licht.

PLL-lamp

UV-B lampen in TL-vorm, speciaal voor terraria, mogen de hele dag aanstaan.

Maanlichtlampen: Er zijn tegenwoordig zelfs lampen op de markt die de schemering van het maanlicht nabootsen.

maanlichtlampen

(33)

relatieve luchtvochtigheid bedoelen we de mate (percentage) waarin lucht van een bepaalde temperatuur verzadigd is met water. Hoe hoger de temperatuur, hor meer water de lucht kan bevatten. De juiste luchtvochtigheid is afhankelijk van de natuurlijke biotoop van het dier. Veel dieren hebben behoefte aan een hoge luchtvochtigheid, soms zelfs tot 90% voor bijvoorbeeld sommige spinnen. In te droge terraria vervellen alle terrariumdieren slecht. In te vochtige terraria ontstaan schimmelproblemen en reptielen kunnen pokken en puisten krijgen. De RV kan per klimaat verschillen. Ook verschilt de RV overdag en ’s nachts, waarbij deze altijd ’s nachts het hoogst is, ook in woestijnen. Vraag bij aanschaf van een reptiel altijd naar de benodigde RV.

Wanneer water, door warmte, verdampt. Wordt het verdampte vocht door de lucht opgenomen.

Door een voldoende grote waterbak in het terrarium te zetten kan je de lucht dus vochtig houden.

Door middel van een Hygrometer kan je de luchtvochtigheid te weten komen.

In sommige gevallen kan je werken met verschillende bodemlagen om de lucht vocht te houden.

Hierbij kan je als onderste bodemlaag grind gebruiken (aquariumgrind)dat water kan bevatten, zodat er sprake is van een voortdurende verdamping. De laag wordt dan afgedekt met een andere

bedekking.

Ten slotte is het van belang om te benadrukken dat bij vochtige terraria een goede ventilatie zeer belangrijk is. Te weinig ventilatie veroorzaakt de ontwikkeling van allerlei schimmels. Deze kunnen zeer schadelijk zijn voor de gezondheid van het dier.

De inrichting

Bij de inrichting van de bak moet je een aantal keuzes maken. Keuzes met betrekking tot de juiste bodembedekking, wandbekleding en eventueel de juiste beplanting van het terrarium. Dit is uiteraard afhankelijk van het dier dat je in het terrarium wil gaan houden.

Eisen aan het materiaal dat je in een terrarium gebruikt:

1. Het moet makkelijk schoon te houden zijn 2. Het mag niet snel gaan rotten of schimmelen 3. Het mag niet giftig zijn

4. Het mag niet scherp zijn

5. Het materiaal moet geen spijsverteringsstoornissen geven als het wordt ingeslikt 6. Het materiaal mag zo min mogelijk vuil en stof af geven

7. Het materiaal mag geen onplezirge lucht afgeven

Houd een terrarium goed schoon. Verwijder uitwerpselen zeer regelmatig. Gebruik uitsluitend desinfecteermiddelen op basis van peroxide of alcohol. Spoel na gebruik van een schoonmaakmiddel erg goed na met warm water. Slechte hygiëne lijdt onherroepelijk tot ziekte.

(34)

Huisvesting en verzorging Gezonde dieren - Reptielen 34

H6 Voeding

BELANGRIJKE VOEDINGSSTOFFEN EN HUN WERKING

Begrip van de effecten van bepaalde voedingsstoffen is belangrijk om te weten wat we onze dieren aanbieden om zo bepaalde ziektes en aandoeningen bij de dieren te voorkomen. We zullen eerst de voedingsstoffen en hun werking op een rij zetten. Daarbij hanteren we de driedeling: energieleverende stoffen, bouwstoffen en regulerende stoffen.

6.1 Energieleverende stoffen

Koolhydraten en vetten zijn de energieleverende stoffen bij uitstek. Suikers en zetmeel uit vooral fruit en groenten vormen brandstoffen die de energiebehoefte van terrariumdieren vervult.

Daarnaast hebben vezelstoffen een belangrijke rol in een goede spijsvertering. Bepaalde eiwitten dienen ook als brandstof. Sommige oliën en vetten uit voedsel hebben naast hun energiewaarde ook waarde als dragers van andere stoffen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de lipiden (vetten), die als transporteur van vitamines dienen. Bij koudbloedige dieren is de behoefte aan brandstoffen een stuk minder, omdat de lichaamstemperatuur niet op peil moet worden gehouden. Energieleverende stoffen komen normaal gesproken voor in een gemiddeld dieet en hoeven niet speciaal te worden toegevoegd.

6.2 Bouwstoffen

Eiwitten vormen de voornaamste bouwstoffen van elk dierlijk lichaam. Celwanden, spierweefsel, schubben, nagels; aan de basis staan eiwitten. In een goed dieet zijn plantaardige en dierlijke eiwitten voorhanden. Juist als we onze dieren te eenzijdig voeren, kunnen bepaalde eiwitten ontbreken (planteneters krijgen dan bijvoorbeeld te weinig dierlijke eiwitten binnen).

Mineralen vormen een tweede groep bouwstoffen. Daarnaast hebben veel soorten mineralen ook een beschermende functie. De belangrijkste mineralen zijn:

Calcium (Ca): In een lichaam is dit het meest voorkomende mineraal. Het is bouwstof van botten en tanden, maar heeft daarnaast ook een rol in verschillende lichaamsprocessen. Het samentrekken van spieren, de bloedstofwisseling worden beïnvloed door het calciumgehalte in het lichaam. De opname van calcium is sterk gebonden aan de aanwezigheid van vitamine D.

Op dat uiterst belangrijke verband komen we verderop terug. De benodigde hoeveelheid calcium is afhankelijk van de leeftijd en het geslacht. Jonge dieren en vrouwelijke dieren hebben over het algemeen meer calcium nodig.

Fosfor (P): Dit mineraal is vaak in even grote mate aanwezig als calcium. Het vormt ook een belangrijke bouwstof. Daarnaast is een voldoende gehalte van fosfor nodig om de B-vitamines hun werk te laten doen. In het meeste voedsel zit een behoorlijk gehalte aan fosfor.

Kalium (K): Dit mineraal is een bestanddeel van het skelet en bijna alle lichaamscellen. Het heeft ook een functie als energieleverende bron. In veel groen-bladerige planten zit kalium. In een normaal dieet hoeft het dan ook nooit te worden bijgevoerd.

Sodium (Na) en Chloride (Cl): Sodium en chloride spelen een rol bij het in stand houden van een goede waterhuishouding in het lichaam. In tafelzout zit het volop, maar ook in de meeste groenten en vruchten is het aanwezig.

(35)

zit in de meeste voedingswaren.

Spoorelementen zijn mineralen sie in zeer kleine hoeveelheden nodig zijn.

Deze zijn in bijna alle planten en dieren voldoende aanwezig. Ze spelen een rol in bijna alle lichaamsprocessen. Daarbij gaat het om stoffen als jodium,bromium, zink, koper, mangaan, selenium, kobalt en fluoride.

6.3 Regulerende stoffen

Naast de mineralen die voor een deel ook als regulerende stof optreden, zijn vitamines de belangrijkste regelende stoffen voor een dierlijk lichaam. Ze hebben een functie bij alle chemische omzettingen die in een lichaam plaatsvinden en bij het weerstandsvermogen van een dierlijk organisme. Sommige vitamines zijn oplosbaar in vetten (A, D, E en K); andere in water (B en C). De meeste vitaminen kunnen niet door dieren worden aangemaakt en moeten dus met de voeding worden opgenomen.

Indirect kunnen sommige vitamines wel worden aangemaakt. We zetten de voornaamste vitamines even op een rij.

Vitamine A (retinol of axeroftol): speelt een rol bij het op peil houden van alle membraanweefsels in het lichaam. Het heeft ook een niet onbelangrijke rol bij de omzetting van lichtprikkels in zenuwimpulsen. Een dierlijk lichaam kan vitamine A aanmaken uit β-caroteen. Dit zit in de meeste bladgroenten, knollen, wortels en fruit. Met name alfalfahooi wordt genoemd als rijke bron. Vitamine A is oplosbaar in vet en wordt opgeslagen in de lever. Een teveel heeft schadelijke gevolgen.

B-vitamines: Deze spelen een rol in de omzetting van vetten, koolhydraten, en eiwitten. Er zijn op dit moment 12 vormen bekend die allemaal oplosbaar zijn in ) water. De voornaamste zijn:

B1 (thiamine of aneurine): komt in allerlei planten en dierlijke weefsels voor. Het speelt een rol bij de omzetting van koolhydraten.

B2 (riboflavine): komt in allerlei planten en dierlijke weefsels voor. Het speelt een rol bij de omzetting van eiwitten en koolhydraten. Zonlicht heeft een negatief effect op de aanwezigheid ervan in voedingsstoffen.

B2-complex : bestaat uit een aantal aparte vitamines die over het algemeen wijd verspreid voorkomen in zowel plantaardige als dierlijke voedingsstoffen.

Daarbij gaat het bijvoorbeeld om biotine (voor vertering van vetten), chiotine (voor transport van vetten, samenstellen van membranen), B11 (foliumzuur voor

celstofwisseling), vitamine B3 (nicotinezuur voor weefselsamenstelling en omzetting van vetten), vitamine B5 (panthoteenzuur voor stofwisseling in het algemeen) en B12. De

dagelijkse behoefte is over het algemeen gering. B6 (pyridoxme) is nodig voor de omzetting van zuren, in de productie van antistoffen en de opbouw van zenuwweefsel. Het komt bijna uitsluitend voor in planten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het grote verschil is echter dat de giftanden van de Elapidae en de Viperidae tijdens de ontwikkeling naar voren werden geduwd door ontogenetische allometrie, doordat de kaak

verzoekt de regering met marktpartijen te bespreken om met een voorstel te komen hoe de marktkansen voor dierenwelzijn verbeterd kunnen worden als onderdeel van de transitie

Die bevatten onder andere ook kalium en natrium waardoor ze niet alleen goed zijn voor je cholesterol, maar ook voor de bloeddruk.. De kans is groot dat je edamameboontjes en tofu

1 oktober 2016 IS MECHANISCHE VENTILATIE NODIG BIJ KINDEREN MET GEZONDE LONGEN?.. Wanneer we a l le s tudies samenvatten kan men concluderen dat een inschatting maken

De geestelijke verzorging zou zich wat dit betreft staande moeten houden tussen an- dere disciplines, zoals artsen en verpleeg- kundigen, die dit al veel langer doen en veel

a) maak een ‘eerste-orde’ schatting van de hoeveelheid bio-ethanol die voor de Nederlandse benzinemarkt moet worden geproduceerd in 2005 respectievelijk 2010 volgens de Brusselse

Kies kruiden en specerijen om meer smaak toe te voegen aan voeding en/of gebruik van nature producten die veel smaak bevatten, bijvoorbeeld ui, paprika, prei of radijs. Ieder

De longen geven het zuurstof uit de ingeademde lucht af en nemen koolstof- dioxide in de adem op. Het zuurstofrijke bloed stroomt naar