Quickscan Flora- en Faunawet Nieuwbouw Doorninkweg 6
Verkennend onderzoek naar beschermde natuurwaarden ten behoeve van
ruimtelijke ontwikkelingen
2
Quickscan Flora- en Faunawet Nieuwbouw Doorninkweg 6
Verkennend onderzoek naar beschermde natuurwaarden ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen
Betreft: Quickscan Flora- en Fauna Doorninkweg 6 Datum onderzoek : 20 april 2010
Opdrachtgever: Harry Esselink tuinarchitectuur Dersenkamp 4
7095 BS De Heurne Uitgevoerd door: Ormel Boomverzorging
Conceptversie 1/010
3
Inhoudsopgave
1. Inleiding 4
2. Beschrijving huidige situatie, werkzaamheden en reikwijdte effecten 5 3. Beleidskader
3.1 soorten beleid 6
3.2 Soortenbescherming: bepaling aanwezigheid beschermde soorten 7
3.3 Gebiedsbescherming 8
4. Voorwaarden uitvoering 9
5. Literatuurlijst 10
Bijlagen:
Bijlage 1 Overzichtsfoto
Bijlage 2 Foto’s
Bijlage 3 tabellen soortenbescherming Flora- en Faunawet
4
1. Inleiding
Deze Quickscan is gedaan naar aanleiding van de geplande ruimtelijke wijzigingen op het perceel Doorninkweg 6 te Lichtenvoorde. Eigenaar is voornemens gebruik te maken van de bestaande “Rood voor Rood” regeling. Dit houdt in dat de bestemming van het perceel wijzigt van een agrarische naar een woonbestemming. Twee aanwezige schuren zullen worden gesloopt om plaats te maken voor twee nieuw te bouwen woningen. Ook zal het perceel aan de hand van een nader uit te werken landschapsplan opnieuw worden ingericht. Hierbij zullen werkzaamheden worden uitgevoerd op het gehele perceel.
Doel van deze Quickscan is om in kaart te brengen of actuele natuurwaarden op de lokatie worden bedreigd. In deze ecologische inspectie wordt vooraf vastgesteld welke natuurwaarden aanwezig zijn of kunnen worden verwacht. Vervolgens wordt een inschatting gemaakt van de effecten die de voorgenomen werkzaamheden op deze natuurwaarden hebben. Ten slotte wordt een advies gegeven over te volgen procedures en handelingen.
5
2. Beschrijving huidige situatie, werkzaamheden en reikwijdte effecten
Huidige situatie
Op dit moment zijn op het perceel één woning en twee schuren aanwezig. Ook is er een tijdelijke stellage aanwezig, bestaand uit steigers en zeildoek. Recent is een ligboxenstal op het terrein afgebrand en gesloopt.
Het overige terrein bestaat deels uit verharding en deels uit gemaaide vegetatie. Ook zijn er enkele groepen bosplantsoen aanwezig (zie foto’s, bijlage 2).
Rondom het perceel bevindt zich landbouwgrond, voornamelijk in de vorm van weide. Aansluitingen op grotere groeneenheden of –structuren zijn niet aanwezig (zie overzichtsfoto, bijlage 1).
Werkzaamheden
De woning op het terrein blijft in de huidige vorm bestaan. De twee schuren zullen worden gesloopt, evenals de tijdelijke stellage. Het perceel zal op basis van een landschapsplan opnieuw ingericht worden. Hierbij zal (een deel van) de aanwezige verharding, gemaaide vegetatie en bosplantsoen verwijderd worden.
Reikwijdte effecten
De herinrichting van het perceel voor de nieuwe woonbestemming heeft tot gevolg dat de twee schuren geheel verdwijnen. Voor de erfbeplanting en -verharding geldt dat deze mogelijk deels opgenomen worden in het plan van inrichting. In deze Quickscan wordt evenwel uitgegaan van de aanname dat zowel beplanting als verharding zal verdwijnen.
6
3. Beleidskader.
3.1 Soorten beleid
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een groot deel van de planten- en diersoorten.
In principe geldt dat bijna elke diersoort (vogels, zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en
insekten) en een deel van de plantensoorten, meest zeldzaam, wordt beschermd. Wel wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen zeldzame en algemeen voorkomende soorten. De wet stelt dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. De Flora- en faunawet heeft in die zin dan ook soms de nodige consequenties bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Gebiedsbescherming
Gebieden kunnen beschermd zijn via het beleidskader Natura 2000 en de Ecologische
HoofdStructuur (EHS). Wanneer het gebied onder een van deze beleidskaders valt moeten alle activiteiten die van invloed kunnen zijn op de gunstige instandhouding van deze gebieden, worden beoordeeld door Gedeputeerde Staten voordat vergunning kan worden verleend.
In deze quickscan zal worden gekeken of bij de ingreep zoals op vorige pagina besproken verwacht kan worden dat de flora- en faunawet zal worden overtreden, met andere woorden of een
beschermde soort nadelig zal worden beïnvloed door de ingreep. Ook wordt vastgesteld of het plangebied binnen de EHS- of Natura 2000-gebieden valt.
7 3.2 Soortenbescherming: bepaling aanwezigheid beschermde soorten
Methodiek
Om een gefundeerd oordeel te kunnen geven over de aanwezigheid van beschermde soorten is in eerste instantie een veldbezoek afgelegd. Tevens is literatuurstudie gepleegd. Op grond hiervan en op grond van expert judgement kan een voldoende onderbouwde verwachting van optredende schade aan zeldzame soorten gegeven worden.
Broedvogels
rondom de gebouwen bevinden zich beperkt broedmogelijkheden. Deze bevinden zich voornamelijk in het bosplantsoen. Ook in de grasvegetatie zijn zeer beperkt broedmogelijkheden. Te verwachten zijn broedgevallen van enkele algemeen voorkomende struweelvogels als merel, vink of mus.
In de noordelijkste van beide te slopen schuren zijn enkele broedgevallen aangetroffen. Het betrof hier nesten van kauw en holenduif. In de zuidelijke schuur zijn geen nesten aangetroffen. In geen van beide schuren zijn sporen van uilen aangetroffen (braakballen, veren, uitwerpselen). De
aanwezigheid van uilen of andere roofvogels wordt niet waarschijnlijk geacht.
Alle vogelsoorten vallen onder categorie 2 AMvB art. 75 Flora- en Faunawet. Broedgevallen zijn ten allen tijde beschermd en mogen niet verstoord worden (bijlage 3).
Zoogdieren en vleermuizen
Bij het veldbezoek zijn alleen sporen van zoogdieren uit categorie 1 AMvB art. 75 Flora- en Faunawet (beschermingsregimes) aangetroffen. Hierbij is vooral sprake van (sporen van) konijn en enkele knaagdiersoorten. Mogelijk zijn ook egel en bunzing aanwezig. Aanwezigheid van soorten uit de beschermingsregimes 2 en 3 zijn niet te verwachten door het ontbreken van geschikte
terreinkenmerken.
De te slopen gebouwen hebben geen waarde als verblijfplaats voor vleermuizen door het ontbreken van geschikte holtes en spleten. De muren van beide schuren hebben geen spouw. De noordelijkste van beide schuren heeft geen dakisolatie, terwijl de zuidelijke schuur een opgespoten isolatie tegen de binnenzijde van het dak heeft zonder holle ruimtes. Ook de waarde van het gebied voor
vleermuizen is minimaal door de ligging in landbouwgebied. Rondom het terrein bevinden zich geen
“stepping stones” in de vorm van lijnvormige beplantingen die kunnen dienen als trekroute.
Voor soorten uit de categorie 1 geldt een vrijstelling bij werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en ruimtelijke ontwikkeling (bijlage 3).
Flora
Binnen het projektgebied bestaat de flora hoofdzakelijk uit gemaaide vegetatie. Hier zijn geen zeldzame planten te verwachten door het intensieve gebruik. In het aanwezige struweel zijn alleen algemeen voorkomende soorten struik- en boomvormers aangetroffen zoals sleedoorn, meidoorn, hazelaar, beuk en berk. Een kruidlaag is niet of nauwelijks aanwezig. Zeldzame soorten zijn niet te verwachten wegens de kleine oppervlakte en de geïsoleerde ligging.
8 Overige soorten
De overige in de Flora- en faunawet opgenomen soorten zijn dusdanig zeldzaam en/of gebonden aan een specifieke biotoop als water, heide of veengebied, dat op basis van de terreinkenmerken deze niet verwacht kunnen worden binnen het projektgebied. Het betreft hier veelal soorten als amfibieën, vissen en schelpdieren.
3.3 Gebiedsbescherming
Gebleken is dat het plangebied niet valt onder de EHS of Natura 2000-gebieden. Derhalve hoeft geen rekening worden gehouden met gebiedsbescherming vanuit deze beleidskaders.
9
4. Voorwaarden uitvoering
Tijdens de veldinspectie zijn enkele broedgevallen van kauw en holenduif geconstateerd binnen de te slopen gebouwen. Omdat broedgevallen van vogels niet mogen worden verstoord, wordt
aangeraden de uitvoering van de werkzaamheden plaats te laten vinden buiten het broedseizoen (15 maart-15 juli) of kort voor de werkzaamheden de nesten door een ter zake kundig persoon te laten controleren op broedgevallen. Indien deze worden aangetroffen dienen de werkzaamheden te worden uitgesteld.
Voor het overige zijn er geen beperkingen bij de uitvoering van de werkzaamheden. Er zijn geen overtredingen van de Flora en Faunawet te verwachten. Er zijn buiten de broedgevallen van kauw en holenduif geen soorten of elementen aangetroffen die bescherming genieten anders dan soorten uit de vrijgestelde categorie 1 AMvB art. 75 Flora- en Faunawet.
10
5. Literatuurlijst
1. Veldgids diersporen; KNNV, Diepenbeek, A. Leiden, 1999.
2. 2. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000. SOVON Vogelonderzoek Nederland, 2002.
3. 3. www.minlnv.nl tabellen soorten flora en faunawet; kaarten EHS 4. Zoogdieren van Europa; ANWB. 2002
5. Topografische Atlas Gelderland 1:25.000 ANWB/ Topografische Dienst Kadaster. 2007
11 Bijlage 1. Overzichtsfoto
12 Bijlage 2. Foto’s
Figuur 1 zuidelijke schuur
Figuur 2 noordelijke schuur
13
Figuur 3 stellage
Figuur 4 nest kauw
14 Bijlage 3. Tabellen soortbescherming Flora- en Faunawet