• No results found

Quickscan Flora- en faunawet Kloosterblokje IV Willemstad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Quickscan Flora- en faunawet Kloosterblokje IV Willemstad"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Postbus 4156 t.(0162) 456481

4900 CD Oosterhout f.(0162) 435588

Hoevestein 20b info@ageladviseurs.nl

4903 SC Oosterhout www.ageladviseurs.nl

Kloosterblokje IV Willemstad

Opdrachtgever : Van Wanrooij Projectontwikkeling B.V.

Postbus 4 5386 ZG GEFFEN Projectnummer : 20090282 Status rapport / versie nr. : definitief / D02

Datum : 02 juni 2010

Opgesteld door : ing. G. Moret Gecontroleerd door : ing. L. Christianen

Voor akkoord : drs. ing. M.G.A. van den Brink Paraaf :

Versie nr. Datum Omschrijving Opgesteld door Gecontroleerd door

D01 12-04-2010 Quickscan flora- en faunawet GM LC

D02 02-06-2010 Actualisatie watertoets n.a.v. memo Van Wanrooij Projectontwikkeling B.V.

GM LC

(2)

© AGEL adviseurs bv 2010

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorgaande toestemming van AGEL adviseurs, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.

INHOUD blz.

1 INLEIDING 2

2 SITUATIE EN PLANVORMING 2

2.1 Gebiedsbeschrijving 2

2.2 Ruimtelijke ontwikkeling 3

3 NATUURBELEID EN WETGEVING 4

3.1 Inleiding 4

3.2 Gebiedsbescherming 4

3.3 Soortenbescherming 4

3.4 Scan gebiedsbescherming 5

3.4.1 Natuurbeschermingwet 1998 5

3.4.2 (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) 5

3.5 Scan soortenbescherming 6

3.5.1 Inleiding 6

3.5.2 Flora 6

3.5.3 Zoogdieren (inclusief vleermuizen) 6

3.5.4 (Broed)vogels 7

3.5.5 Reptielen 8

3.5.6 Amfibieën 8

3.5.7 Vissen 9

3.5.8 Insecten (ongewervelde) 9

4 CONCLUSIE/AANBEVELINGEN 10

4.1 Gebiedsbescherming 10

4.2 Soortenbescherming 10

5 GERAADPLEEGDE BRONNEN 12

BIJLAGEN

1. Foto’s plangebied 2. Flora- en Faunawet

3. Toelichting schema vrijstelling, gedragscode, ontheffing 4. Gegevens natuurloket

5. Waarnemingen provincie Noord-Brabant

(3)

1 INLEIDING

In opdracht van Van Wanrooij Projectontwikkeling B.V. heeft AGEL adviseurs een quickscan Flora- en Faunawetgeving uitgevoerd ten behoeve van een ruimtelijke onderbouwing voor de realisatie van een woonwijk genaamd Kloosterblokje IV te Willemstad (gemeente Moerdijk).

Doel van deze quickscan is het inzichtelijk maken of beschermde natuurwaarden in het plangebied aanwezig zijn en welke betekenis die hebben voor de verdere uitvoering. Tevens wordt inzichtelijk gemaakt of er door de geplande ontwikkeling negatieve effecten te verwachten zijn op beschermde gebieden.

2 SITUATIE EN PLANVORMING

2.1 Gebiedsbeschrijving

Het plangebied is gelegen aan het Steenpad en de Noordlangeweg te Willemstad (gemeente Moerdijk). De locatie bevindt zich op de rand van de bebouwde kom, globaal ten zuiden van de dorpskern. Ten noorden en ten westen van het plangebied is een woonwijk gesitueerd, ten oosten en zuiden van het plangebied is het buitengebied gelegen.

In figuur 1.1 is de (globale) situering van het plangebied in haar omgeving weergegeven.

Figuur 1: Situering plangebied in haar omgeving (Bron: Bing Maps, Het plangebied is gearceerd weergegeven)

N

(4)

2.2 Ruimtelijke ontwikkeling

Ter hoogte van het plangebied wordt een nieuwe woonwijk gerealiseerd. Ten behoeve van deze woonwijk wordt een geheel nieuwe infrastructuur gerealiseerd. Ten behoeve van de

toekomstige ontwikkeling zal een groot oppervlak aan onverhard (groen) oppervlak verdwijnen.

Voor het woonprogramma is het volgende bekend:

8 ruimte voor ruimte kavels 13 nultredenwoningen 10 rijwoningen huur (5,1 m) 10 rijwoningen koop (5,1 m) 30 rijwoningen koop (5,4 m) 33 2^1-kap woningen koop

4 bijzondere 2^1-kap woningen koop

Een situatieschets van de toekomstige ontwikkeling is in figuur 2.1 weergegeven.

Figuur 2: Toekomstige planontwikkeling (Bron: van Wanrooij projectontwikkeling)

N

(5)

3 NATUURBELEID EN WETGEVING

3.1 Inleiding

Bescherming in het kader van de natuurwet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de

Natuurbeschermingswet 1998 en Ecologische Hoofdstructuur. De Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

3.2 Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) geïmplementeerd. De gebieden die hieronder vallen, vormen samen het Natura 2000-netwerk.

Onder Natura 2000 worden de gebieden verstaan die op grond van de Vogel- en/of

Habitatrichtlijn zijn aangewezen. De gebieden zijn van grote betekenis voor de bescherming van de Europese biodiversiteit en dienen gezamenlijk met alle andere aangewezen gebieden in Europa een ecologisch netwerk te vormen.

De overheid streeft naar een samenhangend netwerk van hoogwaardige natuurgebieden en ontwikkelt om deze reden de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De begrenzing van de EHS in Brabant is vastgelegd in 11 natuurgebiedplannen en 1 beheergebiedsplan. Deze plannen zijn in 2002 vastgesteld. Ze beschrijven voor de percelen die tot de EHS behoren de gewenste natuurdoelen en de mogelijkheden voor aankoop of particulier natuurbeheer. Ook geven de plannen inzicht in de beheers- en landschapspakketten en inrichtingspakketten van de

provinciale subsidieregelingen natuurbeheer (PSN) en agrarisch natuurbeheer (PSAN) die op de betreffende percelen mogelijk zijn.

3.3 Soortenbescherming

De bescherming van dier- en plantensoorten is sinds 1 april 2002 in de Flora- en faunawet geregeld. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel

verbodsbepalingen als een zorgplicht. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het ‘nee’, tenzij principe'. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Voor verschillende categorieën soorten en

verschillende activiteiten zijn vrijstellingen of ontheffingen van deze verbodsbepalingen mogelijk. Hiervoor gelden verschillende voorwaarden. Naast de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt de zorgplicht ten aanzien van alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De zorgplicht geldt altijd, voor iedereen en in alle gevallen. Voor een nadere toelichting op de Flora- en Faunawet wordt verwezen naar bijlage 2.

(6)

3.4 Scan gebiedsbescherming 3.4.1 Natuurbeschermingwet 1998

Het plangebied is niet gelegen in een gebied dat wordt beschermt door de

natuurbeschermingwet 1998. Het plangebied ligt wel in de nabijheid van gebieden die zijn aangewezen in het kader van de natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied ligt op een afstand van minimaal 800 m ten noorden van het plangebied en betreft het Natura 2000-gebied “Hollands Diep”. Dit Natura 2000 gebied betreft een Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijngebied.

Een tweede gebied dat wordt beschermd door de natuurbeschermingwet 1998. betreft het Natura 2000-gebied “Krammer-Volkerak”. Dit gebied lig op een afstand van minimaal 2 km ten zuidwesten van het plangebied. Dit Natura 2000 gebied betreft eveneens een Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijngebied.

3.4.2 (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)

Het plangebied zelf maak geen onderdeel uit van een natuurgebied- en/of beheersgebiedplan van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Echter omliggende percelen maken wel onderdeel uit van natuurgebiedplannen van de provincie Noord-Brabant. In de onderstaande uitsnede van de kaart Ecologische Hoofdstructuur van de Provincie Noord-Brabant zijn de aangrenzende gebieden weergegeven.

Figuur 3.1: Kaart PEHS, planvorming rood omcirkelt (bron: Provincie Noord-Brabant)

N

(7)

3.5 Scan soortenbescherming 3.5.1 Inleiding

In deze paragraaf worden de beschermde soorten die op tabel 2 en 3 van de Flora- en Faunawet staan en die mogelijk in het plangebied voor kunnen komen besproken. Voor de beschermde soorten van tabel 1 van de Flora- en Faunawet geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen als deze. Indien tijdens de werkzaamheden deze soorten worden aangetroffen geldt echter wel de zorgplicht. De zorgplicht handelt vanuit het principe dat voor de wet alle dieren van onvervangbare waarde zijn en dat mensen daar zorgvuldig mee moeten omspringen (zie ook bijlage 3). Op basis van de verspreidingsgegevens uit de geraadpleegde literatuur en het oriënterend veldbezoek zijn hieronder de zogenaamde tabel 2- en 3 soorten weergegeven die in of in de nabije omgeving van het plangebied mogelijk kunnen voorkomen. In bijlage 4 zijn de gegevens van het natuurloket weergegeven. Bijlage 5 worden de verspreidingsgegevens van de Provincie Noord-Brabant weergegeven.

3.5.2 Flora

In het plangebied of in de omgeving daarvan komt volgens Natuurloket, Waarneming.nl en de verspreidingsgegevens van de Provincie Noord-Brabant beschermde (vaat)planten voor die opgenomen zijn in de FF-wet. Via Waarnemingen.nl is enig inzicht verkregen in de

vermeldingwaardige soorten in de omgeving van het plangebied. Volgens Waarneming.nl zijn er de volgende vermeldingwaardige soorten:

- Dolle kervel - Chaerophyllum temulum;

- Kruipertje - Hordeum murinum;

- Echte valeriaan - Valeriana officinalis.

Conform de verspreidingsgegevens van de Provincie Noord-Brabant zijn de volgende gegevens bekend, waarvan de waarnemingslocaties in bijlage 5 weergegeven:

- Valse voszegge - Carex otrubae;

- Heelblaadjes - Pulicaria dysenterica.

Al deze soorten zijn voornamelijk waargenomen aan de randen van het plangebied (ter hoogte van de watergangen) en niet in het plangebied zelf. Binnen het plangebied zelf zijn geen potentiële natuurlijke groeiplaatsen voor planten aanwezig. Het plangebied bestaat uit een intensief beheerd landbouwgrond. Door het beheer kunnen zeldzame soorten zich hier niet handhaven. Strikt beschermde (vaat)planten worden dan ook niet binnen het plangebied verwacht. Aangeplante of gezaaide exemplaren van beschermde soorten zijn niet beschermd in de Flora- en faunawet, omdat het geen natuurlijke groeiplaatsen betreft.

3.5.3 Zoogdieren (inclusief vleermuizen)

Verwacht wordt dat enkele algemeen voorkomende beschermde zoogdiersoorten (mol, konijn, egel en diverse muissoorten) mogelijk kunnen voorkomen binnen de onderzoekslocatie. Via waarneming.nl en de provincie Noord-Brabant zijn geen waarnemingen bekend van meer strikt beschermde soorten.

Strikt beschermde soorten die mogelijk gebruik kunnen maken van de onderzoekslocatie zijn vleermuizen. Uit gegevens afkomstig van Waarneming.nl blijkt dat er geen vleermuizen zijn aangetroffen binnen het plangebied en de directe omgeving daarvan. De kans dat vleermuizen in het plangebied voorkomen wordt dan ook als klein geschat. Dit betekent echter nog niet dat er geheel geen vleermuizen kunnen voorkomen.

(8)

Uit de gegevens van de provincie Noord-Brabant (‘Beschermingsplan voor vleermuizen in Noord-Brabant’) is nagegaan of er in het verleden vleermuizen zijn waargenomen in de omgeving van het plangebied. In Noord-Brabant worden er met name op de hogere

zandgronden in het midden en zuiden van de provincie veel vleermuizen waargenomen. In de laaggelegen graslanden en uiterwaarden komen beduidend minder vleermuizen voor. Door het veelal ontbreken van oude holle bomen worden hier weinig kraamkolonies van

boombewonende soorten aangetroffen.

In Noord-Brabant komen in totaal 13 vleermuizensoorten voor. Ter hoogte van de

planontwikkeling kunnen op basis van verspreidingsgegevens de volgende soorten mogelijk voorkomen (voornamelijk waarnemingen rondom de forten in de omgeving):

- Meervleermuis – Myotis dasycneme;

- Watervleermuis - Myotis daubentonii;

- Gewone baardvleermuis – Myotis mystacinus;

- Franjestaart – Myotis nattereri;

- Gewone dwergvleermuis – Pipistrellus pipistrelles;

- Ruige dwergvleermuis - Pipistrellus nathusii;

- Gewone grootoorvleermuis – Plecotus auritus.

Vleermuizen zijn aan de hand van hun voorkeur voor verblijfplaats onder te verdelen in twee groepen, gebouw- en boombewonende soorten. Ook zijn er soorten die beiden gebruiken als verblijfplaats. Daarnaast maken verschillende vleermuizen onderscheid tussen zomer- en winterverblijven.

Binnen het plangebied zijn geen gebouwen dan wel bomen aanwezig die als verblijfplaats kunnen dienen voor vleermuizen.

Het is wel mogelijk dat het plangebied wordt gebruikt als foerageerterrein voor vleermuizen. De geplande ontwikkeling veranderd het foerageergebied niet negatief. Er is namelijk voldoende alternatief foerageergebied aanwezig in de directe omgeving van het plangebied.

Overige omgevingselementen zoals opgaande gewassen, open water, grotten,groeven, kelders en andere objecten die mogelijke aanwezigheid van vleermuizen aantonen zijn niet aanwezig in het plangebied.

3.5.4 (Broed)vogels

Volgens het Natuurloket is het plangebied en de omgeving hiervan niet onderzocht op broedvogels. Via Waarneming.nl is enig inzicht verkregen in de soorten welke mogelijk voor kunnen komen. Achterhaald is dat in de omgeving van het plangebied de volgende soorten zijn aangetroffen:

- Grote Gele Kwikstaart - Motacilla cinerea;

- Grote Zaagbek - Mergus merganser;

- Grote Zilverreiger - Ardea alba.

Conform de broedvogelinventarisaties van de Provincie Noord-Brabant zijn er diverse waarnemingen bekend. In bijlage 5 zijn waarnemingslocaties weergegeven. De broedvogelinventarisaties die door de provincie Noord-Brabant worden uitgevoerd zijn zogenaamde territorium-karteringen. Een stip geeft aan dat de betreffende soort in het aangegeven jaar op de plek van de stip een territorium heeft gehad. Dit betekent niet dat de stippen op de aangeleverde verspreidingskaartjes de exacte nestlocaties weergeven.

(9)

Aangezien een vogelsoort een territorium verdedigt met de intentie om daar te gaan broeden, geeft het aantal territoriumstippen een goede indicatie van het aantal vogels dat daadwerkelijk gebroed heeft of daar tenminste een poging toe heeft ondernomen. Een aantal

broedvogelsoorten verdienen extra aandacht bij de bescherming omdat ze bij besluit van 4 november 2004 (Staatscourant 218) op de rode lijst staan vermeld:

- Groene specht – kwetsbaar;

- Boerenzwaluw – gevoelig;

- Spotvogels – gevoelig.

De genoemde soorten zijn hoofdzakelijk waargenomen in de omgeving van het plangebied en niet in het plangebied zelf, het gaat met name om waarnemingen in de graslanden en de watergangen in de omgeving van het plangebied.

Alle vogelsoorten zijn beschermd tijdens het broedseizoen en mogen niet verstoord worden.

Het broedseizoen loopt van half maart tot half juli. Dit is echter indicatief ook buiten deze periode zijn broedende vogels beschermd. Broedvogels zijn apart opgenomen in de Flora- en Faunawet en staan niet vermeld in de tabellen (zie bijlage 2).

De vaste verblijfplaatsen van een aantal broedvogels zoals roofvogels zijn jaarrond beschermd.

Dit zijn soorten die sterk afhankelijk zijn van vaste nestplaatsen. De bosuil broed in boomholtes, terwijl de kerkuil gebruik maakt van gebouwen. De steenuil broedt zowel in boomholtes als in gebouwen. Tevens zijn nesten van in bomen broedende roofvogels jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben.

Nesten van in bomen broedende jaarrond beschermde (roof)vogels en gebouwbewonende jaarrond beschermde vogelsoorten (zoals uilen) zijn, gezien het ontbreken van bebouwing en bomen binnen de planontwikkeling, ten tijden van het oriënterend veldbezoek niet

waargenomen.

De mogelijkheid bestaat dat (roof)vogels op een andere manier gebruik maken van het

plangebied, bijvoorbeeld als foerageergebied en/of de groene elementen binnen het plangebied gebruiken als vaste aanvliegroute tussen verblijfsplaats en foerageergebied. Het aantasten van het foerageergebied zal gezien de omvang van de ontwikkeling geen negatieve invloeden uitoefenen op het leefgebied van (roof)vogels en er is voldoende alternatief foerageergebied aanwezig in de omgeving van het plangebied.

3.5.5 Reptielen

De meeste reptielen houden zich met name op in geleidelijke overgangssituaties tussen natuurlijke biotopen in bos-, heide- en veengebieden (bijvoorbeeld heide en/of heischrale graslanden in combinatie met bossen en/of kleine landschapelementen. Gezien de terreingesteldheid en de bekende verspreidinggegevens (RAVON, Natuurloket en

Waarnemingen.nl) zijn geen reptielen te verwachten. Op basis van de binnen het plangebied aanwezige biotopen is het voorkomen van reptielen niet waarschijnlijk.

3.5.6 Amfibieën

In het plangebied zijn watergangen aanwezig. Tevens ligt in de nabijheid een grote waterpartij.

Zulke ecotopen vormen voor amfibieën een geschikt leefgebied. Op grond hiervan is het aannemelijk dat in het plangebied als de groene kikker, bruine kikker en gewonen pad. Deze soorten zijn licht beschermd. Strikt beschermde soorten, zijn gelet op verspreidingsgegevens niet te verwachten.

(10)

3.5.7 Vissen

In het plangebied wordt aan de noordwestzijde begrenst door een watergang. Beschermde vissoorten kunnen in het gebied voorkomen. Vanwege sterke eutrofiering is de watergang echter ongeschikt voor deze soorten. De grote hoeveelheid meststoffen in het water zorgt waarschijnlijk in de zomermaanden voor veel algengroei waardoor het water zuurstofarm wordt. Het leefmilieu wordt dan ongeschikt voor veel soorten.

3.5.8 Insecten (ongewervelde)

Uit zowel literatuurstudie en het veldbezoek blijkt dat het niet aannemelijk is dat er in het plangebied beschermde ongewervelde voorkomen. De habitateisen van beschermde soorten binnen deze groep zijn vaak zeer locatiespecifiek en gebonden aan zeer bijzondere biotopen.

(11)

4 CONCLUSIE/AANBEVELINGEN

4.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen in een gebied dat wordt beschermt door de

Natuurbeschermingwet 1998. Het plangebied ligt wel in de nabijheid van gebieden die zijn aangewezen in het kader van de natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied ligt op een afstand van minimaal 800m ten noorden van het plangebied en betreft het Natura 2000-gebied “Hollands Diep”. Dit Natura 2000 gebied betreft een Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijngebied. Een tweede gebied dat wordt beschermd betreft het Natura 2000-gebied

“Krammer-Volkerak”, dit gebied lig op een afstand van minimaal 2 km ten zuidwesten van het plangebied. Dit Natura 2000 gebied betreft eveneens een Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijngebied.

Aangezien de beoogde plannen geen directe relatie heeft met het natuurgebied en gezien de omvang zijn negatieve effecten uit te sluiten.

Het plangebied zelf maak geen onderdeel uit van een natuurgebied- en/of beheersgebiedplan van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Echter omliggende percelen maken wel

onderdeel uit van natuurgebiedplannen van de provincie Noord-Brabant. Aangezien de beoogde plannen geen directe relatie heeft met een gebied dat is aangewezen als EHS en gezien de omvang zijn negatieve effecten uit te sluiten.

4.2 Soortenbescherming

Op basis van deze quickscan wordt geconstateerd dat het onderzoeksgebied een potentiële habitat biedt voor een aantal (algemene) beschermde soorten en enkele soorten zoogdieren die zijn vermeld in categorie 2, 3 en/of de rode lijst. Deze soorten zijn beschermd in het kader van de Flora- en Faunawet, een ontheffing Flora- en Faunawet is derhalve noodzakelijk.

In de Flora- en Faunawet is een zorgplicht opgenomen. Dit houdt in dat voorafgaand aan de ingreep alle maatregelen dienen te worden getroffen om nadelige gevolgen op flora en fauna voor zover mogelijk te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle soorten, ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.

Er zijn geen zoogdieren aangetroffen. Verwacht wordt dat enkele algemene voorkomende beschermde zoogdiersoorten zoals de mol, konijn, egel en diverse muissoorten voorkomen binnen de onderzoekslocatie. Omdat het hier gaat om zoogdiersoorten die in grote delen van Nederland en Brabant algemeen zijn, doet het verdwijnen van leefgebied in het plangebied geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van regionale of landelijke populaties.

Ontheffing van de Flora- en faunawet (categorie 1) en/of compensatie is daarom niet noodzakelijk.

Het plangebied maakt zeer waarschijnlijk deel uit van een foerageergebied voor vleermuizen.

Het plangebied blijft deze functie behouden tijdens en na de ingreep, maar neemt mogelijk door de ingreep in kwaliteit af. Negatieve effecten op populatieniveau zijn door het verloren gaan van de open ruimte en aanvliegroutes gelet op de omgeving niet te verwachten.

In het kader van de Flora- en faunawet zijn vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen beschermd. Indien de verblijfplaatsen van deze vleermuizen in het kader van de

planontwikkeling worden bedreigd, is ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk, aangezien deze soorten tevens voorkomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Daarmee

(12)

behoren deze soorten tot de zwaarst beschermde categorie in de Flora- en faunawet. In het plangebied zijn geen verblijfsplaatsen aangetroffen. Ontheffing van de Flora- en faunawet en compensatie is daarom niet noodzakelijk.

Alle vogels zijn beschermd in het kader van de Vogelrichtlijn en de Flora- en Faunawet. Tijdens de bouwwerkzaamheden neemt de verstoring toe. In de huidige situatie is echter ook sprake van verstoring door boerenwerkzaamheden. Voor alle bouwwerkzaamheden geldt dat geen negatief effect wordt verwacht op broedende vogels omdat deze in grote mate gewend zijn aan beweging en activiteiten tegen de bebouwde kern. Werken tijdens het broedseizoen is mogelijk mits broedende vogels niet direct in gevaar komen door de vernietiging van nesten tijdens de werkzaamheden. Broedende vogels die worden aangetroffen op of nabij een te bebouwen oppervlak mogen niet moedwillig verstoord worden. De geplande ontwikkeling moet dan worden uitgesteld. De werkzaamheden kunnen hervat worden als het broedseizoen voorbij is.

Uit de inventarisatie van de overige soortgroepen (vissen, ongewervelde, amfibieën en reptielen), binnen het plangebied is naar voren gekomen dat verder geen sprake is van

beschermde diersoorten. Het mogelijk aantasten van bijzondere overige soorten is dan ook niet aan de orde.

(13)

5 GERAADPLEEGDE BRONNEN

- Atlas van de Nederlandse Broedvogels, verspreiding aantallen verandering, SOVON 2002;

- Beschermplan voor vleermuizen in Noord-Brabant, Zoogdierenvereniging VZZ ,december 2006;

- De amfibieën en reptielen van Nederland, Nederlandse fauna 9, RAVON 2009;

- Natuurbalans 2008, Planbureau voor de Leefomgeving 2008;

- Provincie Noord-Brabant, Directie Ecologie, Bureau Natuurverkenning;

- Rode Lijst van bedreigde vogels 2004, Vogelbescherming Nederland 2004;

- www.minlnv.nl;

- www.natuurkaart.nl;

- www.natuurkennis.nl;

- www.natuurloket.nl;

- www.Ravon.nl;

- www.vleermuis.net;

- www.waarneming.nl.

(14)

BIJLAGE 1

Foto’s plangebied

(15)

(16)

BIJLAGE 2

Flora- en Faunawet

(17)

Wettelijk kader

De bescherming van dier- en plantensoorten is sinds 1 april 2002 in de Flora- en faunawet geregeld. Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel

verbodsbepalingen als een zorgplicht. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het ‘nee, tenzij principe'. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Voor verschillende categorieën soorten en

verschillende activiteiten zijn vrijstellingen of ontheffingen van deze verbodsbepalingen mogelijk. Hiervoor gelden verschillende voorwaarden (zie onder). Naast de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt de zorgplicht ten aanzien van alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving (zie kader). De zorgplicht geldt altijd, voor iedereen en in alle gevallen.

Verbodsbepalingen volgens de Flora- en faunawet

Verboden handelingen met betrekking tot beschermde planten:

Artikel 8: Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op een andere manier van de groeiplaats verwijderen van planten.

Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van planten.

Verboden handelingen met betrekking tot beschermde dieren:

Artikel 9: Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen van dieren. Het met het oog van bovenstaande doelen opsporen van dieren.

Artikel 10: Het opzettelijk verontrusten van dieren.

Artikel 11: Het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen, verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van dieren;

Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van dieren.

Zorgplicht volgens de Flora- en faunawet

artikel 2: 1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten

voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Zoals eerder is beschreven zijn er voor verschillende categorieën soorten en verschillende activiteiten vrijstellingen, ontheffingen en gedragscodes nodig. Om een duidelijk beeld te krijgen welke toepassing in het onderhavige plangebied van kracht is, is hiervoor een schema opgesteld door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Door stapsgewijs dit schema te doorlopen wordt duidelijk welke toepassing (vrijstelling, gedragscode, ontheffing) nodig is. In Bijlage 2 is een toelichting weergegeven van de verschillende stappen die gemaakt dienen te worden. In afbeelding 2 is het bovengenoemde schema weergegeven.

(18)

Afbeelding 2: Schema vrijstelling, gedragscode ontheffing (bron: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

(19)

Algemene Maatregel van Bestuur

De Minister van LNV heeft door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur de

regelgeving rond de Flora- en faunawet aangepast, zodat de werking van de wet eenvoudiger wordt. Het belangrijkste gevolg is dat de procedures bij ruimtelijke ingrepen en bij bestendig gebruik en beheer aanzienlijk eenvoudiger worden, aangezien voor de meest algemene soorten er een vrijstelling van de verbodsbepalingen komt (voor onder meer ruimtelijke ingrepen en bestendig gebruik en beheer). De interpretatie van een aantal artikelen is, onder meer door het ontbreken van jurisprudentie, nog niet op alle punten geheel helder. Bij het toepassen van de Flora- en faunawet wordt voortaan een onderscheid gemaakt in drie categorieën van

beschermde soorten:

1. De algemene beschermde soorten waarvoor ten aanzien van activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en bestendig gebruik en beheer een vrijstelling zonder nadere voorwaarden geldt. Ontheffing ten behoeve van andere activiteiten kan worden verleend voor het verjagen, verontrusten, verstoren en onopzettelijk doden van deze groep soorten, mits de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. De zorgplicht blijft van kracht.

2. De bedreigde beschermde soorten: voor een aantal soorten planten en dieren geldt een strikter beschermingsregime. Omdat ze in Nederland als bedreigd worden beschouwd. Vrijstelling geldt als op basis van een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Ontheffing kan worden verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

3. De strikt beschermde soorten: alle vogelsoorten alsmede plant- en diersoorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn of bij Algemene Maatregel van Bestuur zijn aangewezen als bedreigde soorten (genoemd in Bijlage 1 van het betreffende besluit). Voor verstoring (met wezenlijke invloed) van deze soorten kan geen vrijstelling of ontheffing worden verkregen. Voor bestendig gebruik en beheer geldt ook voor deze soorten een vrijstelling ten aanzien van de verbodsbepalingen in artikelen 8, 9, 11 en 12, mits men werkt op basis van een door de minister goed gekeurde gedragscode. Voor het overtreden van verbodsbepalingen bij ruimtelijke ingrepen is altijd een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Ontheffing kan alleen worden verleend als er geen andere

bevredigende oplossing voorhanden is, er sprake is van een in de wet genoemde reden van openbaar belang en er geen afbreuk worden gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Een compensatieplan, waarin wordt aangegeven hoe schade aan een soort wordt voorkomen, dan wel wordt gecompenseerd, is doorgaans vereist.

Daarnaast is er een kleine categorie van zeldzame soorten die op Bijlage II van de

Habitatrichtlijn voorkomen, maar niet beschermd zijn op grond van de Flora- en faunawet.

Derhalve bestaat er geen noodzaak of mogelijkheid ontheffing aan te vragen voor ingrepen die deze soorten kunnen beïnvloeden. Deze soorten zijn echter (strikt) beschermd in de Speciale Beschermingszones, die ten behoeve van deze soorten zijn ingesteld. Voor het plegen van ingrepen in zulke gebieden geldt altijd het afwegingskader van de Habitatrichtlijn.

(20)

BIJLAGE 3

Toelichting schema vrijstelling, gedragscode, ontheffing

(21)

Toelichting schema vrijstelling, gedragscode, ontheffing

Vrijstelling

Het verschil tussen vrijstelling en ontheffing is van wetstechnische aard. Een vrijstelling is een algemeen geldende uitzondering op een wettelijk verbod voor een (bepaalde) categorie van gevallen. Een ontheffing is een besluit waarbij in een individueel concreet geval een

uitzondering op een wettelijk verbod wordt gemaakt. Om te bepalen of u in aanmerking komt voor de vrijstellingsregeling moet u een aantal vragen beantwoorden (zie ook het schema).

Eerst moet u bepalen of de Flora- en faunawet van toepassing is.

Stap 1: Is de Flora- en fauna wet van toepassing?

De regels zijn alleen van toepassing als op de plek waar u aan het werk gaat beschermde planten of dieren voorkomen. Raadpleeg hiervoor de tabellen 1, 2 en 3 bij deze module. De regels gelden tevens voor alle vogels. Vervolgens moet u bepalen of uw activiteiten een

schadelijk effect hebben op de aanwezige beschermde soorten. Zo nee, dan is deze wet niet op u van toepassing.

Stap 2: Vallen uw werkzaamheden onder de activiteiten waarvoor de vrijstellingsregeling geldt?

De vrijstellingsregeling bevat vrijstellingen voor de volgende drie categorieën van activiteiten:

• Bestendig beheer en onderhoud, ook in landbouw en bosbouw;

• Bestendig gebruik;

• Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.

Als uw werkzaamheden hier niet onder vallen moet u vrijwel altijd een ontheffing aanvragen.

Uiteraard geldt dat niet als uw werkzaamheden geen schade toebrengen aan de beschermde soorten op de plek waar u aan het werk gaat.

Bestendig beheer en onderhoud

Dit gaat om werk aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen en bermen, werk in het kader van natuurbeheer en werk in het kader van landbouw of bosbouw. Cruciaal is dat uw activiteiten bestaan uit de voortzetting van een praktijk die is gericht op behoud van de bestaande situatie.

Deze werkzaamheden worden al langer op deze manier uitgeoefend en hebben kennelijk niet verhinderd - of er zelfs aan bijgedragen - dat zich beschermde soorten in het gebied hebben gevestigd. Vaak is er een beheers- of onderhoudsplan voor langere termijn. U kunt denken aan maaien om vegetaties in stand te houden, maaien van bermen voor verkeersveiligheid, maaien van gras voor kuilvoer, beheer van waterlopen, maar ook aan oogsten in de landbouw of het vellen van bomen in de bosbouw.

Let op: het element bestendigheid is hier cruciaal. Zodra u grote veranderingen doorvoert, zoals toepassing van nieuwe technieken of machines, of ingrijpende grootschalige maatregelen neemt (bijvoorbeeld kaalkap van bos, omvorming van een natuurtype door afgraving, afgraven van duinen, op grote schaal plaggen van een heideveld, uitbaggeren van een (dichtgegroeid ven) of omvorming van gras naar akkerland) is er geen sprake meer van bestendig beheer of onderhoud.

(22)

Onder de werkzaamheden valt niet het beheer van dieren en de bestrijding van schade door dieren. Dit volgt uit de opzet van de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet kent aparte vrijstellingen en ontheffingsmogelijkheden voor beheer en schadebestrijding, namelijk in de artikelen 65 tot en met 74 van de Flora- en faunawet, het Besluit beheer en schadebestrijding dieren en de Regeling beheer en schadebestrijding dieren. Voor meer informatie hierover kunt u zich het beste wenden tot uw provinciale overheid, die dit deel van de Flora- en faunawet uitvoert.

Bestendig gebruik

Dit zijn jarenlange activiteiten die samenhangen met de landschappelijke kwaliteit van een gebied, en die daarin zijn ingepast. Voorbeelden zijn het gebruik van militaire oefenterreinen, recreatiegebieden, het beheer en onderhoud van recreatieterreinen zoals jachthavens, maar ook evenementen op daarvoor bestemde terreinen, zoals motorcross. Hiervoor geldt hetzelfde als hierboven: de activiteiten vinden al langer op deze manier plaats en hebben kennelijk niet verhinderd dat zich beschermde soorten hebben gevestigd. zodra u veranderingen aanbrengt in frequentie, omvang of intensiteit, en u dus duidelijk afwijkt van de gebruikelijke gang van zaken, is er niet langer sprake van bestendig gebruik.

Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting

Dit is een breed scala van grootschalige of kleinschalige activiteiten: aanleg van wegen,

bedrijventerreinen, havens of woonwijken, maar ook de bouw van een schuur of de verbouwing van een huis. Het gaat hierbij doorgaans om ingrijpende veranderingen die leiden tot een functieverandering of uiterlijke verandering van het gebied.

Andere activiteiten

Als er sprake is van andere werkzaamheden dan hierboven beschreven, dan moet u een ontheffing aanvragen. U hoeft geen ontheffing aan te vragen als u in staat bent het werk zodanig uit te voeren dat er geen schadelijk effect optreedt voor beschermde soorten op de plek waar u aan het werk gaat.

Stap 3: Welke soorten leven er op de locatie en wat heeft dat voor gevolgen?

Welke voorwaarden verbonden zijn aan de vrijstellingen, hangt af van de dier- of

plantensoorten die voorkomen in het gebied waar u aan het werk wilt. Voor het gemak zijn deze soorten ingedeeld in drie tabellen. In tabel 1 vindt u de lichtst beschermde soorten, in tabel 3 de zwaarst beschermde en in tabel 2 vindt u de overige soorten.

Tabel 1 Algemene soorten: algemene vrijstelling of ontheffing/lichte toets Voor deze soorten geldt de lichtste vorm van bescherming. Als deze soorten op de locatie voorkomen, en uw werk valt onder de werkzaamheden zoals beschreven bij stap 2, dan geldt daarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Als geen sprake is van werkzaamheden zoals beschreven bij stap 2, moet u ontheffing aanvragen. Uw aanvraag wordt dan onderworpen aan de lichte toets. Uiteraard geldt ook de algemene zorgplicht.

Tabel 2 Overige soorten: vrijstelling met gedragscode of ontheffing/lichte toets Deze soorten krijgen een zwaardere bescherming. Er geldt alleen een vrijstelling als sprake is van werkzaamheden zoals beschreven bij stap 2 én indien u handelt volgens een gedragscode die is goedgekeurd door de Minister van LNV. Er kan gecontroleerd worden of u handelt volgens de gedragscode. U dient dat dan aan te kunnen tonen; de bewijslast dat u correct handelt

(23)

berust dus bij u. Valt uw werk niet onder de werkzaamheden zoals beschreven bij stap 2, dan moet u een ontheffing aanvragen. De aanvraag wordt beoordeeld volgens de lichte toets. Ook hier geldt de algemene zorgplicht.

Tabel 3 Soorten, genoemd in bijlage IV van de [Iabitatrichtlijn en in bijlage 1 van de AMvB: vrijstelling met gedragscode of ontheffing/uitgebreide toets

Deze soorten genieten de zwaarste bescherming. Ook al is sprake van werkzaamheden zoals beschreven bij stap 2, dan hangt het nog van de precieze aard van de werkzaamheden af of een vrijstelling met gedragscode geldt, of dat een ontheffing nodig is waarvoor de uitgebreide toets geldt. Voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geldt altijd dat u voor deze soorten ontheffing moet aanvragen; er geldt geen vrijstelling met gedragscode.

Vogels

Vogelsoorten zijn niet in de tabellen opgenomen. Alle vogels in Nederland zijn gelijk beschermd.

Werkzaamheden of gebruik van ruimte waarbij vogels worden gedood of verontrust, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijf- plaatsen worden verstoord, zijn verboden. Voor activiteiten die genoemd zijn bij stap 2 geldt een vrijstelling als u handelt volgens een

goedgekeurde gedragscode. Voor alle andere activiteiten moet u een ontheffing aanvragen. Uw aanvraag wordt dan onderworpen aan de uitgebreide toets.

Voor vogels geldt overigens dat vooral in het broedseizoen sprake zal zijn van verontrusting, doden of verstoren van nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen. Als uw werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden zal in het algemeen niet snel een ontheffing nodig zijn.

De gedragscode

Als u tot de conclusie komt dat u gebruik kunt en wilt maken van de vrijstellingen en een gedragscode nodig heeft, kunt u of uw sector, Organisatie of bedrijfsschap deze zelf opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de minister. Wellicht kunt u ook gebruik maken van een reeds bestaande, goedgekeurde gedragscode die betrekking heeft op hetzelfde soort werkzaamheden. LNV zal de eenmaal goedgekeurde gedragscodes via internet publiceren (www. minlnv.nl).

In de gedragscode beschrijft u hoe u in uw werk schade aan de beschermde dieren en planten zult voorkomen of tot een minimum zult beperken. De gedragscode moet aangeven hoe u in de praktijk “zorgvuldig handelt”. Er gelden geen vormeisen voor een gedragscode.

Let op: de vrijstelling geldt pas als u daadwerkelijk handelt conform de goedgekeurde gedragscode en dit ook kunt aantonen.

Het aanvragen van een ontheffing

Als u niet in aanmerking komt voor de vrijstellingsregeling, kunt u een ontheffing van de flora- en faunawet aanvragen bij LNV. Uw verzoek om ontheffing wordt onderworpen aan een lichte toets of een uitgebreide toets, afhankelijk van de soorten die op de planlocatie voorkomen.

Voor soorten van tabel 1 en/of 2 is de lichte toets van toepassing. Voor soorten van tabel 3 en/of vogelsoorten is de uitgebreide toets van toepassing.

(24)

BIJLAGE 4

Gegevens natuurloket

(25)

(26)

(27)

(28)

BIJLAGE 5

Waarnemingen provincie Noord-Brabant

(29)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tevens heeft dit protocol betrekking op die handelingen die direct voorafgaand (vanaf circa 4 weken voor aanvang van de ingreep) en tijdens de ingreep uitgevoerd en in acht

14 Vleermuis- en steenmarteronderzoek Vinkwijkseweg 23, Zeddam | RAPR14235-01 Gedurende het onderzoek werden binnen het plangebied drie soorten vleermuizen aangetroffen:.. 

De bomen kunnen alleen gekapt worden als is uitgesloten dat er verblijfplaatsen van vleermuizen in de boom aanwezig zijn!. Naast het onderzoek aan de bomen is gevraagd het gebouw

Hoge dichtheden worden volgens de Soortenstandaard Huismus gevonden in wijken waarvan een derde tot de helft ingenomen wordt door groen, maar wanneer er veel hoge bomen in een

Dit onderscheid werkt vervolgens door in de verbodsbepalingen ten aanzien van handel en bezit (artikel 12 (Bew.:thans artikel 13)), omdat voor bedreigde soorten alle in artikel

Het is verboden planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse

Permanente vaste rust ermanente vaste rust ermanente vaste rust ermanente vaste rust---- en verblijfplaatsen en verblijfplaatsen en verblijfplaatsen (PVRV) en

• Tabel 1-soorten: Voor soorten uit tabel 1 geldt sinds 23 februari 2005 een algemene vrijstelling die in het kader van de Flora- en faunawet wordt verleend bij, onder andere,