• No results found

1 Beschrijving. 3 Regelgeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "1 Beschrijving. 3 Regelgeving"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Constructiv streeft steeds naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, rekening houdend met de huidige stand van de regelgeving en de techniek. De organisatie kan echter niet

(*) Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk kortweg de welzijnswet.

Zie art 5§1 van de welzijnswet

1 Beschrijving

Een systeem van tijdelijke randbeveiliging is een tijdelijk collectief beschermingsmiddel, kortweg CBM, dat als belangrijkste functie heeft om de val van personen en voorwerpen van een hoog niveau te vermijden. Daarbij kan het gaan om een val van een dak, een dakgoot, een werkvloer of elke andere gevaarlijke plaats waar een valrisico bestaat waarvoor bescherming nodig is.

2 Risico’s

Een leuning is een collectief beschermingsmiddel dat de val van personen of voorwerpen van een hoger niveau moet verhinderen. Alle onderdelen van de leuning en de steunen moeten de krachten kunnen opvangen die ontstaan bij een val van voorwerpen of personen. Er moet dan ook bijzondere aandacht besteed worden aan de staat van de structuur waarop de leuning vastgemaakt wordt, aan de spantangen, bouten, pennen, eventuele verankeringen en aan de andere vasthechtingsmiddelen, die de krachten moeten kunnen opvangen en alle elementen gekoppeld moeten houden.

Het soort leuning wordt bepaald in functie van de toepassing en de krachten waaraan de leuning weerstand moet bieden. De keuze van een onjuiste klasse van leuning, die het zou begeven onder de impact van een val, is een van de belangrijkste risico’s bij het gebruik van leuningen. De juiste klasse wordt bepaald aan de hand van de figuur die opgenomen is onder punt 4.

Een leuning die niet voldoende weerstand biedt of waarvan de klasse niet overeenkomt met de toepassing, geeft de gebruiker een vals gevoel van veiligheid, wat nog gevaarlijker blijkt te zijn dan de totale afwezigheid van een beschermingssysteem.

3 Regelgeving

De welzijnswet(*) bepaalt er dat voorrang moet worden gegeven aan maatregelen inzake collectieve bescherming boven maatregelen inzake persoonlijke bescherming. De werkgever mag uitsluitend CBM’s ter beschikking van de werknemers stellen die inzake ontwerp en constructie beantwoorden aan de wettelijke bepalingen die op deze CBM’s van toepassing zijn. De eisen waaraan collectieve valbeveiliging moet voldoen, zijn opgenomen in titel 1

‘Collectieve beschermingsmiddelen’ van boek IX van de codex over het welzijn op het werk.

De onderdelen van een leuningsysteem, zoals opgesomd in punt 4.1 van deze fiche, zijn opgenomen in bijlage IX.1-2 van de codex. Deze bepalingen worden aangevuld met de volgende bepalingen:

Preventiefiche CBM001 - 06/2018

Gebruik van een systeem van tijdelijke

randbeveiliging

(2)

(**) codex, Art. I.1-4.–

14°: bevoegd persoon:

een persoon die aangeduid is door de werkgever en die door middel van een opleiding de vereiste kennis heeft verworven om specifieke door de

codex bepaalde

handelingen te stellen, inzonderheid in verband met de toepassing van bepaalde

preventiemaatregelen of het uitvoeren van controles

3.1 Fabrikant

Overeenkomstig NBN EN 13374 moeten de materialen die gebruikt worden voor de uitvoering van leuningen:

■ een voldoende grote structurele weerstand bieden om te kunnen verzekeren dat ze de in de Europese normen vermelde lasten kunnen opvangen. De meest gebruikte materialen zijn staal (NBN EN 12811- 2), aluminium (NBN EN 74 deel 1 t.e.m. 3) en hout (NBN EN 338);

■ stevig en duurzaam zijn, zodat ze weerstaan aan de gebruiksvoorwaarden.

De fabrikant moet onder andere de volgende elementen aan de gebruiker bezorgen:

■ De lijst met alle onderdelen

■ De instructies voor de volgorde van montage en demontage van de structuur

■ De eisen voor verankering aan de structuur

■ De inlichtingen over de toelaatbare lasten

■ De inlichtingen over de toelaatbare overbelastingen (wind, sneeuw, ...)

■ De instructies met betrekking tot de opslag, het onderhoud, de herstelling en de uit te voeren controles voorafgaand aan de ingebruikname van de leuningen

■ De criteria voor het afkeuren van componenten die versleten of beschadigd zijn

Ten slotte moeten de aangebrachte markeringen op de verschillende onderdelen duidelijk leesbaar zijn en minstens de volgende vermeldingen bevatten:

■ De referentie naar de norm NBN EN 13374 (en NBN EN 1263-1 voor vangnetten)

■ Het soort leuning (klasse A, B of C)

■ De naam/identiteit van de fabrikant of leverancier

■ Het jaar en de maand van de productie – in die volgorde – of het serienummer

Het gewicht moet in kilogram aangeduid zijn op elk contragewicht.

3.2 Gebruiker

De eisen voor de aankoop, de plaatsing, het gebruik, het onderhoud en de controle van CBM’s zijn opgenomen in titel 1 van boek IX van de codex. Tijdens de volledige gebruiksduur moet het CBM voldoen aan de toepasbare bepalingen. Dat houdt in dat de gebruikte materialen in geen geval sporen van zwakheid, barsten, buitensporige corrosie, deuken, enz. mogen vertonen die hun mechanische eigenschappen zouden kunnen aantasten en zouden kunnen leiden tot de vernieling van de structuur. Daarom moeten een periodiek onderhoud en een periodieke controle door bevoegde personen (**) (intern of extern aan de onderneming of instelling) worden voorzien. Er moeten bijzondere controles worden uitgevoerd bij uitzonderlijke gebeurtenissen (zie verder).

(3)

Constructiv streeft steeds naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, rekening houdend met de huidige stand van de regelgeving en de techniek. De organisatie kan echter niet

De eisen voor collectieve beschermingsmiddelen maken deel uit van bijlage IX.1-2 van de codex:

■ De eisen voor de onderdelen zijn opgenomen in punten 1 t.e.m. 4 van bijlage IX.1-2 van de codex (zie punt 4.1).

■ Punt 5 van bijlage IX.1-2 van de codex bepaalt dat de leuningen, tussenleuningen, kantlijsten en panelen vastgehecht moeten worden aan de binnenkant van de verticale steunelementen, behalve als het gaat om gelaste, geklonken of geschroefde metalen elementen.

Wanneer een beschermingslaag wordt aangebracht (bv.: verf), moet gecontroleerd worden of deze laag de opsporing van eventuele barsten niet verhindert.

De nodige markeringen op de verschillende onderdelen moeten zichtbaar blijven gedurende de volledige gebruiksduur van het beschermingsmiddel. De contragewichten moeten gemaakt zijn uit massieve, consistente materialen.

Vloeibare of korrelige materialen, zoals zand of water, mogen in geen geval gebruikt worden.

De tegengewichten moeten goed vastgehecht worden om te vermijden dat ze onvrijwillig bewegen.

Wanneer een leuning een val van een persoon of voorwerp tegengehouden heeft, moet een bevoegde persoon een controle uitoefenen om zeker te zijn dat het middel in goede staat is en correct geïnstalleerd is (vasthechtingen, tegengewichten, klemmen, verankeringen, enz.). In deze context wordt een bevoegde persoon gedefinieerd als een persoon die aangesteld is door de werkgever en over instructies en de geschikte opleiding beschikt, waardoor hij de staat van de leuning en de correcte opbouw ervan kan evalueren.

Opmerking: bij het gebruik van een steiger die de omtrek van een gebouw omboordt om een hellend oppervlak van minder dan 10° te beschermen, zijn de eisen met betrekking tot leuningen uit de norm NBN EN 12811 (gevelsteiger) van toepassing. In alle andere gevallen en wanneer het gaat om de bescherming van een helling van meer dan 10°, is de norm NBN EN 13374 van toepassing.

3.3 Opleiding

Art. IX.1-20 bepaalt dat de werkgever adequate instructies en informatie moet verschaffen aan zijn werknemers, zodat zij de nodige kennis hebben over het juiste gebruik van de CBM’s. Deze adequate instructies en informatie moeten begrijpelijk zijn voor de werknemers. De instructies bevatten ten minste de volgende informatie:

■ De omstandigheden waaronder de CBM’s gebruikt moeten worden

■ De voorzienbare abnormale situaties die zich kunnen voordoen

■ De conclusies die, in voorkomend geval, kunnen worden getrokken uit de bij het gebruik van CBM’s opgedane ervaringen

Voor bevoegde personen moet er in het bijzonder aandacht zijn voor de installatie, de gebruikswijze, het onderhoud, het nazicht en de controle van de CBM’s. De instructies hierover moeten schriftelijk ter beschikking zijn.

(4)

Bijlage IX.1-2 van de codex over het welzijn op het werk

4 Preventiemaatregelen

4.1 Algemeen

Een leuningsysteem voor tijdelijke randbeveiliging wordt gedefinieerd in bijlage IX.1-2 van de codex. Het moet bestaan uit de volgende elementen:

■ Een bovenleuning (handgreep) op een hoogte van 1 m à 1,20 m boven de werkvloer of het verkeersgebied

■ Een tussenleuning op een hoogte van 40 cm à 50 cm boven de werkvloer

■ Een voetplint / kantlijst die minimaal 15 cm hoog is en die dient om te verhinderen dat er materiaal naar beneden kan vallen en dat werknemers kunnen wegglijden

■ Verticale steunelementen waarop de leuningen, tussenleuningen en voetplinten vastgemaakt zijn en waarmee de leuning verankerd kan worden aan zijn steunstructuur (bijvoorbeeld door ze vast te klemmen of vast te zetten met bouten), eventueel aangevuld met contragewichten (bij vrijstaande voorzieningen)

Verder moet opgemerkt worden dat de tussenleuning en de voetplint vervangen kunnen worden door volle platen of traliewerk (vangnetten overeenkomstig de norm NBN EN 1263-1) van minstens 1 meter hoog.

De norm NBN EN 13374 voor tijdelijke randbeveiliging bevat vergelijkbare bepalingen.

Welke leuningklasse het meest geschikt is voor een bepaalde toepassing, wordt bepaald op basis van twee criteria:

■ De hellingshoek van het werkoppervlak

■ De hoogte van een mogelijke val (de verticale afstand tussen het valpunt en het beschermingsmiddel)

4.2 De verschillende soorten leuningen

In de norm NBN EN 13374 betreffende tijdelijke randbeschermingssystemen worden drie verschillende klasses van leuningen bepaald. De klasse wordt bepaald in functie van de helling van de werkvloer en de hoogte van de mogelijke val.

4.2.1 Klasse A

Een beschermingssysteem van klasse A is bedoeld om statische krachten op te vangen. Dit soort leuning is zo ontworpen dat een persoon ertegen kan leunen en zich kan verplaatsen terwijl hij de handgreep vasthoudt, maar moet ook een persoon kunnen tegenhouden die zou struikelen terwijl hij zich verplaatst langs de leuning.

Openingen in de tussenrandbeveiliging moeten zo klein zijn dat een bal van 47 cm diameter er niet door kan vallen.

Beschermingsmiddelen van klasse A worden gebruikt wanneer de hellingshoek van de werkvloer kleiner dan 10° is. Ter informatie: bij een leuningsysteem van klasse A waarvan de leuningen van hout met weerstand C24 zijn, herneemt de onderstaande tabel de maximale draagwijdte, m.a.w. de maximale afstand

(5)

Constructiv streeft steeds naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, rekening houdend met de huidige stand van de regelgeving en de techniek. De organisatie kan echter niet

Maximale draagwijdte van de leuningplanken ( C24, klasse A)

Voorbeeld: bij een plank van 125 mm breed en 25 mm dik in een leuningsysteem van klasse A moet de draagwijdte beperkt worden tot 2 m, waarbij we er altijd van uitgaan dat een soort hout met een weerstandsklasse C24 gebruikt wordt.

4.2.2 Klasse B

Een beschermingssysteem van klasse B moet statische krachten kunnen opvangen (persoon die leunt op de leuning en zich verplaatst langs de handgreep - idem klasse A), maar moet ook zwakke dynamische krachten kunnen opvangen. Net als een beschermingssysteem van klasse A moet dit type leuning een persoon kunnen tegenhouden die zou struikelen terwijl hij zich langs de bescherming verplaatst, moet het moet vooral een persoon kunnen tegenhouden die van een hellend oppervlak zou glijden.

Openingen in de tussenrandbeveiliging moeten zo klein zijn dat een bal van 25 cm diameter er niet door kan vallen.

Beschermingsmiddelen van klasse B worden gebruikt wanneer de hellingshoek van de werkvloer kleiner is dan 30°, zonder beperking in de valhoogte. Als de hoogte van de mogelijke val beperkt is tot 2 meter, kan deze beschermingsklasse ook uitgebreid worden naar hellende werkvloeren met een hellingshoek van maximaal 60°.

Bij het monteren van randbeveiligingen van klasse A en B mag de φ-hoek tussen de verticale steunelementen en de verticale as nooit groter zijn dan 15°.

Dikte in mm

16 19 22 25 32 38 62

100

1,6 m 1,8 m 2,4 m

115

1,4 m 1,9 m 2,5 m 2,9 m

125

1,5 m 1,7 m 2,0 m 2,6 m 3,0 m 4,8 m

150

1,3 m 1,6 m 1,8 m 2,1 m 2,7 m 3,2 m 5,2 m

175

1,4 m 1,7 m 2,2 m 2,8 m 3,4 m

200

1,5 m 1,8 m 2,3 m 3,0 m 3,5 m

225

1,8 m 2,4 m 3,1 m 3,7 m

Breedte in mm

(6)

4.2.3 Klasse C

Een beschermingssysteem van klasse C moet grote dynamische krachten kunnen opvangen. De afmetingen ervan zijn zo bepaald dat het systeem de val van personen of voorwerpen van een steile helling kan opvangen.

Voor dit soort beschermingssysteem moeten aanvullende vangnetten op de leuning geplaatst worden. Deze netten moeten in overeenstemming zijn met de norm NBN EN 1263-1 en de mazen ervan moeten kleiner zijn dan 10 cm. Ze worden beschouwd als verbruiksartikelen en ze moeten vervangen worden aan het einde van hun levensduur. Ten slotte merken we op dat ook een jaarlijkse weerstandsproef aangeraden wordt.

Beschermingsmiddelen van klasse C worden gebruikt, zonder beperking in de valhoogte, wanneer de hellingshoek van de werkvloeren tussen 30° en 45° ligt.

Als de hoogte van de mogelijke val beperkt is tot 5 meter, kan deze beschermingsklasse ook uitgebreid worden naar hellende werkvloeren met een hellingshoek van maximaal 60°.

4.3 Synthese

De onderstaande synthesegrafiek van de verschillende mogelijke werkconfiguraties kan u helpen om te bepalen welke klasse van leuning het best aangepast is aan de werf.

Bij het interpreteren van deze grafiek moet opgemerkt worden dat het bij een hoge mogelijke valhoogte in combinatie met een werkplatform met een hellingshoek van meer dan 30° nodig zal zijn om meerdere leuningen onder elkaar aan te brengen (bij een hellingshoek van 45° en een totale valhoogte van 7 m wordt bijvoorbeeld aangeraden om een tussenleuning van klasse B te plaatsen na de eerste twee meter en een leuning van klasse C na de volgende vijf meter).

Ten slotte noteren we dat dit soort beschermingsmiddel niet geschikt is voor de situatie en dat er andere beschermingsmaatregelen nodig zijn wanneer de hellingshoek van de werkvloer groter is dan 60° of wanneer deze hellingshoek tussen 45° en 60° ligt, maar de hoogte van een mogelijke val meer is dan 5 meter.

(7)

Constructiv streeft steeds naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, rekening houdend met de huidige stand van de regelgeving en de techniek. De organisatie kan echter niet

5 Referenties en nuttige documentatie

5.1 Regelgeving

■ Titel 1 ‘Collectieve beschermingsmiddelen’ van boek IX van de codex

■ Norm NBN EN 13374: 2013 – Tijdelijke randbeschermingssystemen - Productspecificatie, beproevingsmethoden

5.2 Publicaties van Constructiv

5.2.1 Toolboxfiches

■ 2001 - Gebruik van tijdelijke randbeveiligingen – hellende daken

■ 2032 - Gebruik van tijdelijke randbeveiligingen – algemeen

■ 2033 - Gebruik van tijdelijke randbeveiligingen – plat dak 5.2.2 Andere

■ Navb dossier 146 - Arbeidsmiddelen voor het uitvoeren van werken op hoogte - 5. Leuningsystemen

■ Navb info 34, Brussel, 2005

5.3 Diverse

■ Combisafe - Het ABC van de EN 13374

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Voor het waterbeeld zou onderscheid gemaakt kunnen worden tussen informatie die het landelijk beeld ondersteunt (LCO/LCW/LCM) en informatie die het regionale beeld (bv voor

Om het onderzoek te structureren is eerst een theoretisch kader opgesteld met modellen en theorieën uit relevante literatuur. Het onderzoek heeft min of meer een beschrijvend

 Wat kan de directie van Dizain-Sync op het gebied van bedrijfsvoering doen, om de consultants aan te zetten om klanten en collegae te werven en hoe kunnen de individuele

3p 5 Bepaal op exacte wijze een vergelijking van

[r]

In figuur 2 zijn enkele mogelijke situaties voor vierkant ABCD getekend.. Er is dus een waarde van a waarvoor b

[r]

Zeven jaar na het Concilie publi- ceerde de pauselijke commissie voor de sociale communicatiemiddelen een lange instructie, Communio et progressio, waarin het een publieke opinie in