• No results found

jaargang 41 nr 2 zomer 2018 (of Ekō nr 158) driemaandelijks tijdschrift afgiftekantoor 2600 Berchem Uitbreidingsstraat erkenningsnummer P303143

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "jaargang 41 nr 2 zomer 2018 (of Ekō nr 158) driemaandelijks tijdschrift afgiftekantoor 2600 Berchem Uitbreidingsstraat erkenningsnummer P303143"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zomer in Kasterlee 2016 Sven

jaargang 41 nr 2 zomer 2018 (of Ekō nr 158)

driemaandelijks tijdschrift

afgiftekantoor 2600 Berchem Uitbreidingsstraat erkenningsnummer P303143

(2)

Inhoud

Wie mag er mee op het Grote Voertuig? deel 2 2

Boeddhistische en Stoicijnse wijsheid 11

Bloeddorst & boeddhisme - slot 15

Copycat 24

Dit is een uitgave van het Centrum voor Shin-Boeddhisme. De redactie noch het Centrum voor Shin-Boeddhisme zijn gebonden door de bijdragen van derden, die overigens niet noodzakelijk de zienswijze van de redactie weergeven. Iedere auteur is verantwoordelijk voor zijn of haar bijdrage.

Wens je op de hoogte te blijven via onze maandelijkse nieuwsbrief en/of het elektronische Ekō magazine?

Schrijf je in via:

http://eepurl.com/bbbkGr

Het Centrum voor Shin-Boeddhisme vzw en de Shin-tempel Jikōji erkennen de spirituele en morele autoriteit van de Jōdo-Shinshū Hongwanji-ha (in Kyōto, Japan) in de persoon van de 25ste Hoofdabt Go-Monshu Kōjun Ōtani, maar zijn voorts organisatorisch en financieel autonoom. Hun werking is afhankelijk van uw medewerking, uw waardering en uw steun.

Onze bankrekening is: IBAN nummer BE53 5230 8022 6553 en BIC-code TRIOBEBB bij Triodos Bank nv, Hoogstraat 139/3, B-1000 Brussel, op naam van het Centrum voor Shin-Boeddhisme vzw,

Pretoriastraat 68, B-2600 Berchem-Antwerpen (België).

(3)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 1 Woord vooraf

Deze zomer-Ekō lijkt lijkt misschien een beetje op half werk...

Tussen de huurcontracten, erfgoeddocumenten, offertes van firma’s door is het resultaat een beetje dunner uitgevallen. Vier pagina’s minder dan de lente editie. Maar toch:

We hernemen onze speurtocht naar het vroege Mahayana met een wat ingekort tweede deel. Dat maken we later goed.

Benny heeft opnieuw een boekbespreking klaar. Over Boeddhisme en Stoïcijnen.

We “luisteren” voor een laatste keer naar “Bloeddorst en Boeddhis- me” op Radio Klara.

Marc laat zijn eigenzinnige blik schijnen op de boeddhistische tradities zoals hij ze beleefd heeft en beleeft.

En er is weer goede poëzie à volonté.

Veel leesplezier !

(4)

2 Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) Na het optreden van de historische Boeddha brak het tijdperk van de nikaya’s aan.

Het tijdperk van de verschillende boeddhistische scholen met de illustere namen Sarvastivada, Mahsamghika, Theravada, Sthaviravada, Dharmaguptakas, Pudgalavadas, om de belangrijkste te noemen. Gaandeweg bestempeld als Hinayana-scholen waartegen de nieuwe stroming van het Mahayana zich zou afzetten.

Tenminste, zo werd ons lang voorgehouden in tal van religieuze naslagwerken, handboeken boeddhisme, academische, en tenslotte meer leesbare werken. Ook in boeddhistische centra sijpelden die opvatting door. Maar hoe correct is deze zienswijze eigenlijk nog in het licht van hedendaags onderzoek?

Michael Drewess vatte het onderzoek naar de wortels van het Mahayana samen in een vervolgartikel uit 2012, verschenen in “Religious Compass”. Hier volgt een vrije vertaling en bewerking.

< • >

Woud-boeddhisme

Paul Harrison presenteerde zijn “woud-hypothese” voor het eerst in het begin van de jaren ’90. Tot op heden is zijn theorie nog steeds invloedrijk. Harrison definieerde ze als de stelling "dat het Mahaya- na... het werk was van asceten van de harde lijn, van leden van de boeddhistische orde die in het woud vertoeven". Harrison was ervan overtuigd dat de sutra’s die Lokaksema in de 2de eeuw na Christus in het Chinees vertaald had een sterke en positieve nadruk legden op buitengewone ascetische praktijken gekoppeld aan een verblijf in de wildernis. Zijn collega Reginald Ray ging nog een stap verder. In 1994 stelde hij dat wereldverzakers die de wouden opzochten de voornaam- ste vernieuwers waren geweest in de geschiedenis van het boeddhis- me. Hij hield ze verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het boed-

(5)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 3 dhisme, de groei van het Mahayana en het ontstaan van het Vajrayana (esoterisch boeddhisme).

Jan Nattier trad die woud-hypothese enigszins bij. In de Ugrapari- priccha Sutra, een van de oudste Mahayana sutra's, meende ze sporen van de vroegste en de meest rudimentaire vorm van Mahayana te herkennen.1 Die zou het pad van de bodhisattva voorstellen als een extreem moeilijke onderneming, bij voorkeur beoefend in het woud door veelal mannelijke, ascetische kloosterlingen. Ook anderen zagen hierin een belangrijke praktijk uit de vroege geschiedenis van het Mahayana.

Decennialang speurwerk naar de bronnen van het Mahayana leverde alleszins wat op. De volgende opvattingen blijven nu toch al een tijd goed overeind.

Leken vormden niet het fundament voor de prille Mahayana-bewe- ging. Als instelling verschilde het vroege mahayana niet van de andere boeddhistische scholen. Mahayanisten en niet-Mahayanisten leefden samen in identieke kloosters. Mahayanisten produceerden nog geen eigen kunst, altaren, inscripties of gebouwen. Specifieke bodhisattva's werden nog niet vereerd en de figuur van de arhat nam nog steeds een centrale plaats in. Vrouwen bekleedden alsnog een tweederangsrol.

Andere recente ideeën, dat het mahayana steunde op een cultus –een verering dus- van het boek en op het gebruik van geschreven teksten, dat er verscheidene mahayanas bestonden, en zelfs de bekende woud- hypothese, vertonen elk toch gebreken.

< • > Verering van sutra’s en geschreven sutra’s

In de jaren ‘70 lanceerde Gregory Schopen het idee dat Mahayana- teksten op specifieke plaatsen vereerd werden. Hij baseerde zich op passages in Mahayana sutras die handelden over specifieke plaatsen waar teksten werden gememoriseerd, gereciteerd, en gekopieerd.

Schopen dacht dat op dergelijke plaatsen zelfs meer karmische ver- dienste vergaard worden kon dan nabij traditionele stupas met hun

1. Few Good Men: The Bodhisattva Path according to The Inquiry of Ugra (Ugrapariprccha) 2003.

Honolulu: Universityof Hawai’i Press 2003.

(6)

4 Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) relikwieën. Plaatsen waar sutra's vereerd werden gingen volgens hem geleidelijk de competitie aan met cultusplaatsen waar klassieke stupa's centraal stonden.

Zijn idee werd opgepikt. Gaandeweg ontstond het beeld dat volge- lingen van het Mahayana sutras in geschreven vorm vereerden, meer nog dan de volgelingen van Hinayana-scholen. Maar tegenwoordig blijkt dat die laatsten eveneens sutras adoreerden, veel niet-

Mahayana teksten werden ondertussen gevonden in stupa's. En daarmee vervalt meteen het argument dat het een exclusieve Maha- yana-praktijk was. Meer nog: de verering van boeken en geschriften blijkt niet enkel een algemeen boeddhistische, maar zelfs al vroeg een algemeen voorkomende Indische praktijk geweest te zijn.

Steunde het ontluikende Mahayana misschien op geschreven teksten en was het een "geschreven boeddhisme" dat door de focus op

geschriften anders was van de vroeg-boeddhistische scholen? Ook dat is problematisch. Hier en daar wordt in Mahyana sutra’s inderdaad het vereren en kopiëren van teksten aanbevolen en geprezen. Maar meer nog dan dit opschrijven prezen Mahayana sutra's vooral het memoriseren, mondeling doorgeven en beluisteren van teksten. Ze verwezen ook expliciet naar individuen die dit goed onder de knie hadden en waren consequent in hun toekenning van het prestige dat deze individuen daardoor te beurt zou vallen.

Dat het Mahayana in zijn vroege wordingsgeschiedenis afhankelijk was van geschreven teksten is eveneens onwaarschijnlijk. Er is geen bewijs dat Mahayana sutra's oorspronkelijk neergeschreven werden.

Al voor de komst van het Mahayana werden boeddhistische teksten ter schrift gesteld. Het is nog wachten op verdere bevestiging in de vorm van meer vondsten, maar mogelijk werden reeds ten tijde van keizer Asoka teksten gekopieerd. En dan spreken we al van de 3de eeuw voor Christus.

Samengevat: bewijs dat het Mahayana zich in specifiek schriftelij- ke activiteiten zou onderscheiden van de andere boeddhistische scholen is er niet. Over het algemeen kunnen we de categorieën van "geschreven traditie" en "mondelinge traditie”, die wij maar al te graag gebruiken, moeilijk plakken op de Indische religies.

(7)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 5 Een categorie van "mondelinge literaire overlevering" zou al beter passen.

< • > Verschillende Mahayana’s ?

Waren groepen Mahayana-beoefenaars soms elk apart gefocused op bepaalde favoriete sutra's? Ook hierover hebben we niets concreets.

En daarmee lijkt het beeld van vele, misschien honderden verschillen- de gemeenschappen die zich gevormd hadden rond bepaalde sutra's dus moeilijk houdbaar.

Anders dan oudere sutra’s uit de pali-canon wekken Mahayana sutra’s inderdaad de indruk bezig te zijn met uiteenlopende leerstellige of filosofische standpunten, wat nog niet betekent dat er ook vele ver- schillende groepen van aanhangers waren. Het wijst er eerder op dat Mahayana-volgelingen de authenticiteit van een wijd spectrum van sutra's aanvaardden en de uiteenlopende perspectieven die in die sutra’s belicht werd. Sommige sutra’s bestaan zelfs voornamelijk uit bloemlezingen van dozijnen andere Mahayana sutra's die uiteenlo- pende zienswijzen vertolken. De vroegste dateert wellicht al uit de 2de of 3de eeuw na Christus. De vroegste vertalers van Mahayana sutra's, zoals Lokaksema, vertaalden meestal verschillende sutra's met uiteen- lopende standpunten. Vele schijnbaar vroege Mahayana sutra's (zoals bijvoorbeeld de Astasahasrika Prajanaparamita - de Perfectie van Wijsheid in 8000 Lijnen) verdedigen het raadplegen van andere sutra’s en promoten niet enkel de eigen gevestigde opvattingen en praktijken. En het geschakeerde palet aan perspectieven in de teksten wijst er op dat de vroege beweging innovatie aanmoedigde en plaats bood aan theoretische verscheidenheid.

Het blijft raadselachtig dat de komst van Mahayana-ideeën niet gepaard ging met archeologische vondsten die ondubbelzinnig wijzen op een Mahayana-attitude. De "woud-hypothese" zou effectief het bijna volledig gebrek aan Mahayana- inscripties (zoals inscripties op beelden of op sacrale voorwerpen) kunnen verklaren. Woudmonniken houden zich namelijk niet bezig met constructies, beelden en inscrip- ties, maar hadden de monniksgeloften wel in de traditionele boed- dhistische scholen afgelegd en konden in kleine afzonderingsgroepjes

(8)

6 Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) toch nieuwe ideeën hebben ontwikkeld. Hoe interessant dezetheorie ook is, ze weerspiegelt de voorkeur die Westerse denkers lang

koesterden om in de boeddhistische praktijken en beoefeningen in bossen en wouden een vorm van waarachtig boeddhisme, van oer- boeddhisme te zien. En vorsers naar de wortels van het Mahyana kunnenverleid worden om deze te zien als een herbronnings of zuive- ringsbeweging ontstaan in een isolement, temidden van de natuur.

Ook voor de fameuze woud-hypothese echter geldt dat van de vroege Mahayana sutra's die Lokaksema naar het Chinees vertaalde maar weinig echt refereren naar meditatiepraktijken in het woud. Slechts twee van de twaalf sutra's waarvan de vertalingen aan Lokaksema worden toegeschreven prijzen de praktijk aan. De andere vermelden ze niet, keuren ze expliciet af of vinden ze nutteloos. Ze bespreken alternatieve praktijken die eenvoudiger zijn, zoals het eenvoudig luisteren naar bepaalde sutra's of het indachtig zijn van bepaalde hemelse Boeddha's. Die volstaan om geboren te worden in de omgeving van een specifieke Boeddha om dan van daaruit het eigen bodhisattva pad verder te bewandelen. Andere vroege Mahayana sutra's (zoals de Ugrapariprccha Sutra) zijn niet uitgesproken in hun voor- of afkeur en prijzen afwisselend de eenzame woudmeditatie, het kloosterleven, of een leven als huishouder, als leek, temidden van wereldse bekommernissen.

Wordt vervolgd

“Early Indian Mahayana Buddhism I: Recent Scholarship”

van David Drewes is vrij te raadplegen op

https://www.academia.edu/9226456/Early_Indian_Mahayana_

Buddhism_I_Recent_scholarship (na registratie met account en wachtwoord)

(9)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 7

Aurore

Aurore, jonge meid trekt haar balletschoenen aan danst met haar vleugels in het licht van de maan waar gisteren nog de fanfare speelde op de kiosk en tussen het stof dat voor die bommen nog een huizenrij was. Vader en moeder slapen vast en weten niet.

Aurore danst met haar jongste kind op haar arm Het gebulder van de bommen is verstomd.

Het puin geruimd. De kleine mens geniet van het gewiebel van de vrede in de zon.

Aurore bezoekt nog steeds het plein Waar ooit de fanfare in een kiosk speelde.

Haar kinderen zijn al groot en uit het huis.

Zij drinkt ’s avonds graag een glas met

tedere anarchisten in de diffuse maneschijn

terwijl dichters met veel drank op de vuist gaan

voor een handvol alexandrijnen en kwatrijnen.

(10)

8 Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158)

Aurore oude meid met je dunner wordend zilveren haar, zingt niet meer zo graag met de pijn om haar veel te grote huis.

Maar als er wordt gefeest, danst Aurore nog steeds onversaagd op straat maar nu met een pleister op haar houten been.

Aurore is nu oud en leeft heel alleen zij vergeet soms het vuur te doven terwijl zij schalks tintelt met haar ogen

tot men haar komt halen voor haar eigen goed.

Aurore ’s herinneringen zijn verward en

haar lichaam verzwakt, maar zij wil nog steeds wat.

Op een dag ontsnapt zij eindelijk aan de deur waarvan zij de code steeds vergat.

Zij rent naar de plaats waar lang geleden

Ooit een kiosk stond. En danst en danst en danst.

Jorg Pyl

(11)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 9

Open einde

Niet de werkelijkheid is waar maar de legende, het navertelde.

Het onwaarachtige.

De lenigheid van de leugen.

Niet de engel des verderfs is het verval, het einde.

Want in elk begin van beminnen

schuilt een aarzeling, een halve waarheid, die de adem beneemt.

Als nooit tevoren.

Zoals je rakelings voorbijkwam, tegentijds en schrijlings

vol tegendraads verlangen:

een voorbijgaan zonder ogenblik.

Antoon van Den Braembussche

Antoon’s nieuwe dichtbundel is te bestellen via

contact@uitgeverijp.be:

Alles komt terug. Over de eeuwige terugkeer van het gelijke.

Leuven, Uitgeverij P., 2018.

(12)

10 Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158)

Kleine profetie

Gemompel in zee, Alle sirenen verdwijnen nu in het wijnglas van Neptunus,

En alle woorden worden week en sijpelen door in het grondwater als mond- en klauwzeer,

Alleen de dichter beleeft zijn kaarse wederdoop En spreekt.

Luister, het zomert.

Het heelal ligt overhoop met oude, heel oude bloemen.

Antoon van Den Braembussche (uit: Verzwegen Verleden - Tonko Brem J&J Gent 1995)

(13)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 11

(Meer dan Geluk Boeddhistische en Stoïcijnse wijsheid voor een sceptisch tijdperk)

Boekbespreking

In dit Engelstalige boek stelt de schrijfster en psychotherapeute Antonia Macaro de vraag of we de boeddhistische en stoïcijnse filosofie kunnen vergelijken, en vooral, of we heden lessen kunnen trekken uit hun doctrines. Ze bekijkt de filosofieën dan ook vanuit het perspectief van iemand die niet meteen een diepe interesse heeft in de culturele/historische achtergrond van beide levensfilosofiëen. Daarbij laat ze ook het metafysische aspect achterwege. Want, zo concludeert de schrijfster in de eerste hoofdstukken; op welke manier je ze ook probeert te interpreteren, beide filosofieën zijn nu eenmaal in de kern doordrongen van metafysische inzichten. Maar daarom moeten we de gehele doctrine niet afdoen als aftands of voorbijgestreefd, de kri- tische hedendaagse mens kan er best wel wat seculiere wijsheid uit puren.

Een echte academische vergelijking tussen de boeddhistische en de

Griekse filosofie moet men niet verwachten. De stoïcijnse filosofie is

te gefragmenteerd om een degelijke studie te doen, en het boek is

vooral voor het grote publiek geschreven. Wel biedt het boek een

(14)

12 Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158)

degelijke introductie in beide levensfilosofieën en krijg je een schat aan vergelijkbare citaten uit beider stromingen.

De overeenkomsten in levensvisies tussen de Grieks-Romeinse filoso- fen en de Boeddha zijn verrassend en interessant. Volgens de Boeddha is er dukkha (lijden/ontevredenheid) omdat we een begeerte hebben naar dingen die ons niet gelukkig kunnen maken, aangezien ze de drie kenmerken van bestaan bezitten; namelijk alles is leedvol, alles is vergankelijk en alles is leeg. Door onze onwetendheid verlangen we ons hele leven door naar alles dat deze kenmerken bezit en blijven we ontevreden in onze levenswandel.

De stoïcijnen leggen vooral de nadruk op het feit dat we eenvoudig- weg geen controle kunnen uitoefenen op zaken buiten onszelf, daarbij onze emoties niet te baas kunnen en hieronder gaan lijden. Beide tradities richten zich daarom naar binnen als antwoord op dat existentieel lijden.

”Niemand is vrij die niet zichzelf de baas is.” zei Epictetus, en hij legde daarbij het belang bloot van een juiste visie. Je hebt geen

invloed op externe factoren, maar wel invloed op de manier waarop ze je verstoren. Zowel het boeddhisme als het stoïcisme keuren daarom (sterke) emoties en waardeoordelen af en zien grote waarde in de oefening naar meer gelijkmoedigheid in uw dagelijks leven.

Beide tradities zijn duidelijk een soort oefenfilosofie; door redenatie alleen kom je er niet, er hoort ook een praktijk bij. Bij de Stoïcijnen is die oefening voornamelijk te vinden in het inpassen van de juiste morele waarden in het dagdagelijkse leven, in het boeddhisme gebruikt men daarbij ook nog meditatie om de geest te openen om de nieuwe inzichten eigen te maken.

In het laatste hoofdstuk van het boek geeft de schrijfster tien medita-

ties of praktijken waarmee we aan de slag kunnen. De tien oefeningen

(15)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 13

die ze aanreikt zijn losjes gebaseerd op boeddhistische en stoïcijnse inzichten van vorige hoofdstukken. Hoewel het de moeite loont om er eens bij stil te staan, vind ik haar seculiere kijk op de boeddhistische doctrine soms te afstandelijk, te berekend. Voor mij persoonlijk bete- kent boeddhisme meer dan een opsomming van enkele praktische richtlijnen om onszelf te verbeteren op bepaald aspecten; boeddhisme is in wezen een totaalpakket met een duidelijk einddoel voor ogen.

Het is dat uiteindelijke doel, de verlichting, waar de schrijfster dan ook heel veel moeite mee heeft. Vanuit haar seculier perspectief neemt ze een kritische positie in tegenover de vage concepten van de stoï- cijnse wijze en de boeddhistische verlichtte. Daarbij vind ik haar kritiek vaak terecht; er wordt in beide tradities niet verwezen naar de geleidelijke overgang, die tussenfasen die op zich al een heilzame werking hebben op het individu. Het concept verlichtte, aharant of Boeddha, is een heel star en onmogelijk voorbeeld om naar toe te streven en kan voor velen de juiste praktijk net in de weg staan.

Haar frisse en praktische visie op beide doctrines is een goede tegen- pool tegen de wat meer esoterische, zweverige boeken die in veel grotere getallen de boeddhistische bibliotheek vullen. Ook vond ik het een heel aparte en geslaagde opzet om de boeddhistische, Oosterse filosofie te vergelijken met ideeën vanuit de Klassieke Oudheid die dezelfde waarheden aanraken. Haar vlotte schrijfstijl maakte dat ik het boek in geen tijd uit had gelezen. Toch kan ik me niet van de indruk ontdoen dat ik net iets meer diepgang van het werk had verwacht en achterbleef met een heleboel vragen. Dat is niet noodzakelijk een slecht gegeven want het zette me aan om dieper te graven in onze

‘eigen’ rijke filosofische tradities...

Benny

(16)

14 Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158)

Herfst en Zomer

De zoete geur van citroenmelisse vermengd met een vleugje tijm.

Een dorstige wesp laaft zich aan het vijvertje en drinkt zoveel dat ze moeite heeft met opstijgen.

De witte muur weerkaatst de glinsterende gouden stralen van de zon op het klaterende water van het fonteintje

dat als vloeibaar kristal omhoog borrelt.

In een hoekje van haar prachtige zijden kunstwerk wacht geduldig en roerloos

een spinnetje op haar lunch die zo dadelijk zal komen aanvliegen.

Een zacht briesje doet de parasol wiegen en mij in slaap.

In de herfst van mijn leven klopt de zomer aan de deur.

John

(17)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 15 Werner Trio: Tom, zullen we het zo eens hebben over wat voor moois er in het boeddhisme zit aan de hand van een essay dat jij hebt geschreven, een spiegel-essay “De Boeddha van de Badkamer”?

Daarnet hebben we eigenlijk wel vreselijke verhalen gehoord over het boeddhisme zoals dat bestaat in Myanmar. Tom, jij bent bezig met een westerse versie van het Japanse zen-boeddhisme, zullen we maar zeggen. In “De Boeddha van de Badkamer” leg je een merkwaardig verband dat mij wel enigszins heeft overtuigd - maar misschien is je overredingskracht wel erg groot- tussen enerzijds een audiëntie bij keizer Wu (keizer Wu was een Chinees keizer uit de 6de eeuw) en Bodhidharma. Die laatste staat in een boekje van Paul trouwens afgebeeld als een knorrige asociale leermeester en is eigenlijk de grondlegger van zen.

Tom Hannes: Zo wordt ie traditioneel ook afgebeeld.

Werner Trio: En tussen anderzijds Marcel Duchamps die zijn bekende urinoir “Fountain” heeft gemaakt onder het pseudoniem “R.

Mutt”. Je moet dit eens uitleggen want je maakt er echt een spiegel- essay van.

Tom Hannes: Dus op een pagina staan er twee essays. Op de linkerkant van de pagina beschrijf ik wat de “Fountain”, het urinoir van Marchel Duchamps, met mij gedaan heeft, hoe dat historisch te plaatsen is en hoe hij daar zelf over dacht. Aan de rechterkant van dezelfde pagina bespreek ik het mythische verhaal van Bodhidharma en keizer Wu op zo’n manier dat elke regel –en daar begint de

waanzin- een spiegel is van de linker- of de rechterkant.

Werner Trio: In elk geval “well contrived”, dat kan ik al zeggen ! Tom Hannes: Dankjewel ! Het is een ook niet al te ernstig te nemen link. Het is overduidelijk dat het urinoir Marcel Duchamps geen Boeddhabeeld is hoewel dat het er in de contouren iets weg van heeft.

(18)

16 Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) Werner Trio: Nu kan ik het niet meer anders zien sinds ik dat boek van jouw heb gelezen.

Tom Hannes: Je moet eens voorstellen wat het voor mij is om in een wegrestaurant een reeks urinoirs te zien. Dat zijn Boeddhabeel- den waarin ik mijn ding dan doe, bijzonder interessant.

Werner Trio: Je hebt er een ritueel van gemaakt.

Tom Hannes: Ja, ik heb er ook werkelijk een ritueel van gemaakt om bij uitbreiding elke wc-pot te bejegenen als een Boeddha-beeld.

Dit is ook tongue-in-cheek hoor, ik ben niet helemaal gek geworden ! Maar het is wel een soort van iconisch ritueel van mij om het klassieke boeddhisme, dat bol staat van mythologieën van Aziatische

denkbeelden die niet de onze zijn, te proberen te vertalen naar een praktijk, een beeld en een “heil” dat wel het onze kan zijn.

Werner Trio: Westerse boeddhisten hadden de neiging om in de Boeddha een soort rebel te zien, want eigenlijk is het westers

boeddhisme via mensen als John Cage en de beat-poets, de beatniks, naar ons gekomen via de Verenigde Staten. Ik zag eigenlijk in jouw vergelijking tussen Bodhidharma en Marcel Duchamps ook zoiets.

Een soort rebelsheid.

Tom Hannes: In zover het er niet letterlijk staat want ik ken de tekst ook niet meer van buiten. Ik zie het ook graag als een verzetsbe- weging. Daarmee zeg ik niet, voor alle duidelijkheid, dat het boed- dhisme in essentie een verzetsbeweging is. Zeker zoals het vandaag in Azië leeft.

Werner Trio: Maar wat zei Bodhidharma tegen keizer Wu, die in feite een confucianistische keizer was?

Tom Hannes: Daar begint het al heel onduidelijk te worden. Het is echt een mythe. Het is een literair verhaaltje ontstaan binnen de zen- school, ontstaan lang na iemand als Bodhidharma. Als ie al bestaan heeft. Het verhaal gaat als volgt. Keizer Wu hoort dat een bijzonder interessante Indische leraar, Bodhidharma, in China aangekomen is en een buitengewone leer heeft die de teksten en tradities overstijgt.

Een leer die van mens op mens doorgegeven wordt. Wil je nu geloven dat ik de tekst even kwijt ben ?

(19)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 17 Paul van der Velde: Die keizer vraagt aan Bodhidharma wat de waarde is van de verdienste van de tempels die hij heeft gebouwd en zijn donaties.

Werner Trio: Net zoals de junta doet in Myanmar, vandaar de paralell natuurlijk.

Paul van der Velde: En dan zegt hij (Bodhidharma) dus:

“Helemaal niets.”

Tom Hannes: “Geen enkele waarde. Al dat goud dat je gegeven hebt, alle steun die je gegeven hebt. Geen enkele waarde.”

Werner Trio: Dus niet de goede daden leiden tot verlossing maar wel inzicht?

Tom Hannes: Dat heeft ie niet gezegd. Hij zegt gewoon: “Geen verdienste.” En dan wordt er gevraagd: “Wat is dan wel de essentie van jouw leer?” “Een grote leegte.”

Werner Trio: Maar dat is interessant want jij werkt daar op door.

Tom Hannes: Ja, en het gaat nog verder en wordt dan pas echt interessant. “Een grote leegte” zou je nog anders kunnen vertalen met zoiets als “een grote hemel”. De keizer, die ook geen uilskuiken is, vraagt dan: “Wacht eventjes. Als alle rituelen, al het geld, alle steun niets waard is. Als jouw verhaal er een is van “een grote leegte”, wat zit jij hier dan in je gewaad als de grote Bodhidharma, zen-leraar der zen-leraren? Wie ben jij dan?” Wat je erbij kan lezen want in de tekst staat gewoon: “Wie ben jij dan?” En dan zegt Bodhidharma iets interessant: “Ik weet niet.”

Ik kan het niet genoeg benadrukken dat dit een literair verschijnsel is.

Typisch voor zen: korte verhaaltjes die eindigen met “wablief?”

Waarin dan gesuggereerd wordt dat wie het begrepen heeft de Verlichting begrijpt, en wie niet nog even verder kauwen moet.

Werner Trio: Er is geen ziel, er is geen ik?

Tom Hannes: Wel, dat staat er allemaal niet. Er staat: “Weet niet.”

Werner Trio: Dat is een hineininterpretierung van mij dus?

Tom Hannes: Niet alleen van jouw. Zo wordt het meestal ook geïn- terpreteerd. Maar Bodhdidharma zegt, in het verhaaltje wordt gezegd:

“Ik weet het niet.” En daar begint het voor mij interessant te worden.

(20)

18 Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) Als ik het boeddhisme in zijn essentie neem, en daarmee zeg ik niet dat dat de essentie van het boeddhisme is, dan is voor mij daar de liefde voor het zen-boeddhisme begonnen. Dat soort van rock and roll attitude, laten we zeggen. Dat soort openheid voor het ongewisse.

Zonder dat je daarom ten prooi valt aan een neerslachtig nihilisme, of stilvalt of depressief wordt. Je kunt in het leven staan erkennend dat je niet weet wat je niet weet. Inclusief: “wie ben ik?”, “wat ben ik?”.

Werner Trio: Dat is eigenlijk wat de antieke Griek Socrates ook zei.

Tom Hannes: Ja, en wie weet een van de redenen waarom de uitspraak van Bodhidharma bij ons zo resoneert. We kennen dat ook uit onze traditie. Paul heeft zonet heel mooi laten zien hoe in

Myanmar het boeddhisme niet te scheiden valt van het animisme dat daar van oudsher is. Van een politiek beeld van hoe een vorst zou moeten zijn. Niet alleen in Myanmar maar ook in de oudste teksten van het boeddhisme en waarom niet bij de Boeddha zelf? Dat was een kind van zijn tijd. Wij zijn ook kinderen van onze tijd, van onze cultuur, en wij dragen de Grieks-Romeinse, Joods-Christelijke, modernistische-romantische verlichtingsidealen allemaal met ons mee. En als wij iets van het boeddhisme verhopen zien we dat natuurlijk door die bril. Daar is niets mis mee. Je moet er wel op letten dat je niet naïef gelooft dat de Boeddha eveneens een verlichte romanticus was. Nee, dat was ie natuurlijk niet.

Werner Trio: In je essay waarschuw je voor een heleboel andere dingen. Bijvoorbeeld om er geen wellness van te maken of geen ”zen- at-the-top”. Wat een utilitaire manier is om naar boeddhisme te kijken, waar Bodhidharma precies voor waarschuwt.

Tom Hannes: Bodhidharma waarschuwde daar niet voor want er bestond geen wellness in zijn tijd. Ik hang nu even de exegeet van die koan, van dat verhaaltje, uit.

Werner Trio: Je bent ook germanist, je bent letterkundige.

Tom Hannes: Ik ben mijn gangen gegaan, zo overduidelijk mijn gangen gegaan dat ik hopelijk nergens de indruk wek de essentie te weten. Indien er gevaren zijn voor het boeddhisme in onze contreien in onze tijd, dan zijn dat er twee : ten eerste om het te herleiden tot een soort van wellness-industrie. Waar niets mis mee is, er is niets

(21)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 19 mis met voor je welzijn te zorgen. Maar als je denkt dat dat het alpha- en-omega van bijvoorbeeld meditatie is, is dat jammer want er zit veel meer in. En ten tweede, en misschien erger nog, kan het een soort collaboratie zijn met de zichzelf te pletter werkende maatschappij die we aan het worden zijn. “Ga maar mindfulness doen!” Opnieuw is dit geen uitval naar mindfullness, maar als “ga maar mindfulness doen”

dient om een door-en-door rotte werkstructuur beter te kunnen verdragen, is dit misbruik en mogelijk zelfs collaboratie.

Werner Trio: Waar een boeddhist niet aan hoort mee te doen?

Tom Hannes: Wel, boeddhisten doen dat heel vaak wat elke keer jammer is. Laten we dat niet opnieuw doen.

Werner Trio: Zoals het in Myanmar gebeurt op een ander vlak en op een heel grote schaal?

Tom Hannes: In Myanmar. Of in de Japanse zen-scholen in de Tweede Wereldoorlog. Het woord “collaboratie” is daar allesbehalve overdreven, echt vreselijk.

Werner Trio: Het zegenen van kamikazes.

Tom Hannes: En het aanleveren van kamikazes. Een heel beroemde uitspraak van een verlichte zen-leraar, voor of na of tijdens de Tweede Wereldoorlog was “Bij het mars-bevel stap-stap, bij het schiet-bevel schiet-schiet. Dat is de overstijgende wijsheid.” Ja, jongens!

Werner Trio: Wat is zoals de islamitische haatpredikers, natuurlijk.

Tom Hannes: Ja, dat is helemaal hetzelfde. En bijna hetzelfde wat ik letterlijk gehoord heb toen ik hier nog op het archief van de radio werkte. Ik herinner me dat Paul van Severen, een van de

collaborateurs, zei: “Wat is vrijheid? Vrijheid is een leider volgen.” Ik was toen net met zen bezig en dacht: “Hei, dat soort van retoriek ken ik.” Een paradox gebruiken om de boel om te draaien.

Werner Trio: En wat ik bij jouw lees, Paul van der Velde, is dat er een geweld-potentieel in het boeddhisme zit. Net zoals je dat hebt in de koran. Ik denk dat een centrale term daarin “upaya” is, “vaardige middelen”.

Paul van der Velde: “Upaya” is een principe dat in het boeddhisme aanwezig is. Je moet de de dharma, de leer, aanpassen aan de

(22)

20 Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) persoon, aan de groep, aan de cultuur, aan het tijdsgewricht dat voor je ligt. In het Vajrayana boeddhisme, het diamanten voertuig, wordt bijvoorbeeld gezegd dat de Boeddha in zijn tijd alle vormen van boeddhistische leer zien kon, en ook wie daar op dat moment aan toe was. Bepaalde vormen van de leer verstopte hij en verborg hij in bronnen, slangen en mensen die in de toekomst nog geboren moesten worden. Zo ver ging het. Tegen de tijd dat die mensen geboren waren zou die leer dan wel aansluiten bij hen. Dat is upaya, “skilfull means”.

De leer aanpassen aan wat een tijdsgewricht nodig heeft.

Werner Trio: Zoals de Dalaï lama’s hebben gedaan?

Paul van der Velde: Ja, in vele vormen.

Werner Trio: De Dalaï lama is de man van de vrede, maar...

Paul van der Velde: Kijk, veel boeddhistische leraren vanuit Azië hebben op allerlei manieren aansluiting gezocht in Azië zelf. In China bijvoorbeeld was dat door hun kennis van medicijnen, door hun introductie van de overdracht van de karmische verdienste aan overleden voorouders. Toen monniken naar hier kwamen en in contact kwamen met westerlingen zagen ze waar westerlingen aan leden. Aan een gestresste geest, wat je daarnet noemde. Waar ze dan op ingingen. En dan zie je dat de boeddhistische praktijk ook veel meer gaat over het aangenaam maken van het leven voor de dood dan met kwesties van na de dood, waar het in Azië vaak om draait. Wij denken bij de Dalaï Lama altijd aan de vriendelijk glimlachende Tenzin Gyatso, de 14de Dalaï Lama. Maar Tibetanen kijken naar 14 personen en eigenlijk ook nog naar Avalokiteshvara, een bodhisattva, die terug gaat tot de oertijd van het Tibetaans boeddhisme. In de 17de eeuw heeft de 5de Dalaï lama enorme oorlogen gevoerd tegen de vorsten van Kham en Amdo, ook tegen de Shabdrung, de grote leraar die later in Bhutan beland is en daar de grote leidsman geworden is.

De 13de Dalaï Lama liet mensen op gruwelijke mensen executeren.

Werner Trio: Maar dat was ten behoeve van de universele vrede?

Geweld ten behoeve van vrede, dat kan?

Paul van der Velde: Dat kan, maar dat kan binnen ieder systeem.

Het Humanistisch Verbond had ooit een slogan, en vergeeft u mij even voor de woorden die ik nu ga uitspreken, “Fighting for peace is fucking for virginity”. Daar zit iets in. In het kader van de boodschap

(23)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 21 die je wil uitdragen voor de vrede kun je gewoon de essentie van de boodschap vergeten. In mijn jeugd las ik ooit het verhaal van een man die op een eiland belandde waar nog een primitieve stam was. En hij vraagt aan die stam:”Zijn hier nog kannibalen?” De stam antwoord:

“Neen, wij hebben de laatste vorige week opgegeten.” In diezelfde sfeer zit het. Voor je het weet ben je precies hetgeen je probeert te bestrijden.

Werner Trio: En die 14de Dalaï Lama die we nu kennen en in feite een reïncarnatie is van de vorige Dalaï Lama als persoon, spreekt over een “Kalachakra for world peace”. En wat de Tibetanen daaronder zouden kunnen verstaan. Want in zekere zin, schrijf je, spreekt hij met twee tongen.

Paul van der Velde: Kalachakra is een initiatie en betekent “Wiel van de tijd”. Het is een heel groot ritueel dat belangrijke leraren van de Gelugpa’s, de Geel-mutsen, in Tibet konden uitvoeren. Mensen die dat ritueel hadden doorlopen werden wederboren in het rijk

Shambala of Shangri-la. Een mythisch rijk gelocaliseer in centraal- Azië, waar je eeuwig zou leven. In het jaar 24, 25 na Christus zou er een leger van onsterfelijken onder leiding van de dharma-koning, de boeddhistische rechtvaardige koning dus, (een rudra-vartin), naar Tibet en India optrekken om daar de leer te herstellen.

Werner Trio: Om schoon schip te maken.

Paul van der Velde: Om schoon schip te maken. Wat voor heel veel Tibetanen uiteraard betekent: Chinezen weg ! De Dalaï Lama, wiens aanhang buiten Tibet groter is dan in Tibet, daar moet je ook reëel in zijn, zag dat dit natuurlijk een ongelooflijke martiale, militaristische symboliek was, en heeft daar nu “Kalachakra for world-peace”van gemaakt. Wat betekent dat er een soort

boeddhistisch Leger des Heils ontstaat, alhoewel die strijd een soort interne strijd is. Een symboliek die nu natuurlijk veel meer

overeenkomt met het beeld van het vreedzame boeddhisme dat we in het westen hebben.

Werner Trio: Wat overeenkomt met wat “jihad” betekent.

Paul van der Velde: Ja, eigenlijk wel. Zo vreemd is dit niet wat die symboliek betreft . Maar goed, een deel van de Tibetanen zegt nu dat de Dalaï Lama gelijk heeft wanneer hij zoiets transformeert.

(24)

22 Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) Dat toont dat hij een echte bodhisattva is. Bodhisattva’s beheersen upaya, kunnen de leer aanpassen aan een tijdsgewricht en wat een cultuur nodig heeft. Tegelijkertijd zeggen anderen: “Neen, hieraan kun je zien dat ze destijds het verkeerde jongetje hebben gekozen. Dit is het verkwanselen van de dharma.” Die discussie is er en speelt mee in meerdere kwesties, zoals bij de Dorje Shugden (een beschermgod) daar speelt het ook. Of rond de uitspraak van de Dalaï Lama dat als de Nasa via ruimte- of luchtfotografie kan aantonen dat de wereld anders in elkaar zit dan het vaste (boeddhistische) wereldbeeld met de berg Meru in het midden, Nasa gelijk heeft en de boeddhisten zich moeten aanpassen. Tegenstanders van de Dalaï Lama zeggen dan dat je hieraan ziet dat hij de leer verkwanselt want dat je enkel de kosmos met de berg Meru kan waarnemen als je het dharma-oog hebt, als je een boeddhistisch ontwikkelde oog hebt. En deze problematiek speelt.

Werner Trio: Tom Hannes, als we dit allemaal horen hebben we dan het beeld voor veel van onze luisteraars verkwanseld? Die zullen denken dat het Boeddhisme, de Boeddha, die vrouwelijk-uitziende glimlachende man, voor de vrede is? En die hier nu heel andere verhalen horen?

Tom Hannes: Maar daarnet voor de uitzending waren Paul en ik aan het praten geraakt. En het blijft me verbazen dat dit verbazing- wekkend is. Dit soort van verhalen, die kennis, is oud. We weten dat.

Voor wie nu finaal teleurgesteld is dat jammer, maar zo is het. Ik ben een zeer groot fan van het boeddhisme, leef er naar en probeer er iets van te maken. Maar als je denkt dat het boeddhisme een perfecte gemeenschap is waar nooit iets fout liep en waar het heel gemakkelijk is op je kussen te zitten met de gedachte dat alles in orde komt, dan maak je jezelf iets wijs. Zo gemakkelijk is het niet. De planeet is een heel ingewikkelde planeet, wij zijn heel ingewikkelde wezens, we zijn een heel ingewikkelde maatschappij, al onze oplossingen zullen ook ingewikkeld zijn en partieel. Is dat dan de moeite om daarvoor te streven? Ja, het zal nog niet zijn! Maar verwacht niet dat je heel snel (Tom maakt het geluid van een vingerknip) een ideale situatie hebt.

Werner Trio: Afsluitend, wat zouden jullie zeggen, na wat Tom hier heeft verteld, aan hen die zouden zeggen: “Als je een moslim bent, ben je sowieso belligerent (=oorlogszuchtig) en bestaat er geen gematigde islam.” Want eigenlijk kunnen we parallellen trekken.

(25)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 23 Paul van der Velde: Dat is onzin. Dat is complete onzin.

Werner Trio: Vanwege de oorlogsverzen in de Koran?

Paul van der Velde: Ja, maar goed. Het is geen enkel punt om beschrijvingen van grote veldslagen te zoeken in boeddhistische teksten. Die zijn er ook, hoor. En de boeddhistische geschiedenis van Tibet is ook een en al strijd en oorlog. Dat is er, dat doen mensen. Het zijn mensen, wat we vooral niet moeten vergeten. Het zijn geen goden of zomaar verlichte wezens. Het zijn mensen. En ik ben het heel erg met Tom eens. De oplossingen en de problemen zijn onvoorstelbaar ingewikkeld. Ik denk dat als je het boeddhistisch wil bekijken je bij ieder probleem weer zult moeten bedenken: “Wat is Wijsheid en Mededogen in deze kwestie nou weer?”

Tom Hannes: Wat creëert meer leed en wat creëert minder leed? En daarmee werken. Ook als we oorlogszuchtige passage vinden in de meest tekstgerichte tradities, en laten we het boeddhisme daar ook maar toe rekenen, en in tradities die teksten absoluut heilig vinden, betekent het niet dat gelovigen dat ook allemaal gaan doen.

Werner Trio: Ze moeten de teksten herinterpreteren en verinnerlijken, zullen we het zo zeggen?

Tom Hannes: Ik betwijfel of mensen hun teksten écht letterlijk nemen. Ze zoeken datgene erin wat ze er in willen zoeken. Wat goed is.

Werner Trio: En zo is het bij het beluisteren van deze uitzending ook. Dat merk ik aan de mails die ik krijg: goed ! Dat alles

ingewikkeld is dat neem ik mee naar de volgende uitzending.

Bedankt voor jullie komst.

Nabeschouwing: In een radiogesprek is het natuurlijk spijtig dat er maar beperkt uitgeweid worden kan. Vooral over de term "upaya",

"handige middelen" die Paul van Der Velde aanhaalt valt nog veel te vertellen. En "Weet niet", het fameuze antwoord van Bodhidharma, vader van het zen-boeddhisme, is voor verscheidene interpretaties vatbaar...

(26)

24 Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) Nogal eens zie je in boeddhistische tradities dat een kopie “ echter”

wil zijn dan het origineel. Blindelings kopieergedrag lijdt in vele gevallen tot roomser willen zijn dan de paus. In het westen is er een gezegde dat er geen fanatieker gelovige is dan een bekeerde gelovige, helaas strookt dit wel eens met de werkelijkheid. In onze ijver om aux serieux genomen te worden als boeddhisten durven wij westerlingen nogal eens rigoureus de tradities en cultuur van een bepaald

“ boeddhisme “ te importeren en om zo authentiek mogelijk te zijn.

Hierdoor verliezen we twee belangrijke aspecten uit het oog die in Azië doorgaans het succes en de verspreiding van het boeddhisme bestendigden : a) de soepelheid waarmee het boeddhisme zich aanpaste aan de locale gebruiken en culturele geplogenheden, en b) het bewaren van de kernboodschap zonder dat ze aan inhoud en zuiverheid inboette.

Als men naar boeddhistische bijeenkomsten gaat die er allerhande zijn in onze Vlaamse, lees Nederlandse, contreien, dan ziet men dikwijls veel westerse mensen Aziatischer gekleed gaan dan de Aziatische bevolking zelf. Het lijkt soms wel carnaval. En wat is een boeddhist dan eigenlijk wel ? De commercialisering van het boed- dhisme is alom aanwezig, en laat ons wel wezen, we doen er allemaal genoegzaam aan mee. Dit op zich is nog zo erg niet, zij het dat die trend zich ook doorzet in het klakkeloos, het hersenloos overnemen van stellingen en opvattingen die wel hout snijden in het oosten maar niet direct opgang vinden in het westen.

Zijn we vergeten dat naargelang het boeddhisme zijn intrede deed in het oosten, het ook veranderde van vormgeving naargelang het land waar het zich vestigde?

Konden de Aziatische mensen dan wel wat wij niet kunnen: op een

(27)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 25 relevante, soepele en pragmatische wijze omgaan met een religie die zo veel te bieden heeft zonder daarom een copycat te worden?

Misschien is het, ook voor ons in het westen tijd om eens te reflecte- ren van waar we naar toe willen in ons omgaan met en praktiseren van de Dharma, hoe we moeten omgaan met het praktisch belijden en ervaren ervan. Of met de laatste woorden van de Boeddha himself :

“Wees een licht; vertrouw op je zelf: wees niet afhankelijk van anderen. Maak mijn leer tot baken van jezelf. Vertrouw hierop:

verlaat je niet op welke andere leer dan ook…”

Of moeten we de woorden van de Mangala-Sutta indachtig eens re- flecteren over wat wel en niet heilzaam is voor het praktiseren van de Dharma waarin de Boeddha onszelf opdraagt om kritisch te blijven met betrekking tot de leer? Dat we de verschillende manieren en visies (zoals zen, Theravada, Vipassana, tantrisch boeddhisme, Reine- Land boeddhisme,…) omarmen is op zich niet verkeerd en zelfs verruimend. Men bewandelt nu eenmaal niet het pad op dezelfde manier als een ander dat doet. Dat we de boodschappers echter gaan idealiseren en verheerlijken en de leer zijn plaats ontzeggen op de respectvolle manier die hij verdient is des te erger. Hoezo? Laten we eens gaan kijken in de tempels, centra, dojo’s zoals ze hier veelal in Vlaanderen bestaan.

Laat me vooreerst zeggen dat ik zelf van oorsprong kom uit de Japanse Reine-Landtraditie. Daarnaast beoefen ik gedurende ruime tijd Zen in verschillende dojo’s en retraites, naast enkele uitstapjes in het Birmaanse theravada boeddhisme. Dit om maar te zeggen dat ik toch getracht heb vanuit mijn beperkte visie en kennismaking met het boeddhisme me een oprecht beeld te vormen over zijn diversiteit.

Wanneer we in een westerse dojo of tempel komen, zien we dikwijls een exacte kopie van dojo’s of tempels zoals in het land van oor- sprong, en dit zowel met betrekking tot de schikking als het ritueel. In een Japanse Reine-Landtempel bijvoorbeeld hangen links en rechts van het altaar de tekening van de twee belangrijkste patriarchen (Shinran Shonin en Rennyo Shonin) naast het Boeddha-beeld; opzij een “ familiefoto” van de nakomelingen van de stichter Shinran

(28)

26 Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) Shonin ( Een stichter die hij die hij niet eens wou zijn). Is dit relevant voor ons westerlingen in het beoefenen van de leer?

Echter wordt het beeld van de historische Boeddha Shakyamuni doel- bewust geweerd uit de tempelruimte zelf omdat dit de mensen slechts in verwarring zou brengen terwijl nochtans de Jodo Shinshu, net als andere boeddhistische stromingen, toch de basisleer, de vier waarhe- den en het achtvoudige pad onderschrijft. Bij het einde van de dienst wordt er gebogen voor de patriarchen en Amida Boeddha, deze ge- lijkstellend als evenwaardig en verruimend voor de leer. Op feestda- gen chanten ze Junirai, een Reine-Land-hymne die de verwezenlij- kingen van de verschillende patriarchen verheerlijken. Het mag dan een traditioneel gegeven zijn in de thuislanden, in het westen is dit misschien, geen vanzelfsprekend gegeven.

In het Zengebeuren zien we analoge praktijken met betrekking tot de figuur van Dogen zenji: in de diensten wordt de lijn van transmissie gereciteerd, als ware het dat men zichzelf dient te rechtvaardigen voor de zuiverheid en de échtheid betreffende de her-,afkomst van hun leer.

In beide Japanse stromingen wordt er dikwijls meer gesproken in dojo’s en oefenruimtes over het leven van de patriarchen, hun teksten, hun verwezenlijkingen, (wat dan wel verrijkend kan zijn als achter- grond) dan over de inhoudelijke boodschap van de dharma. (Zouden zij er zelf wel mee opgezet zijn moesten ze weten dat ze een cultpro- dukt op zich zijn geworden, een popster waardig?) In zoverre zelf dat het neigt naar de idolaterie zoals we die kenden in het vroegchriste- lijke middeleeuws Europa : we bezoeken plaatsen waar ze woonden en werkten en hun geboortedorp. De streek waar ze leefden worden ware pelgrimsplaatsen, sommigen worden door hun aanhangers (net zoals roomse heiligen) tot Boeddha’s en bodhisattva’s verklaard: de Dalai Lama, zelf een zeer verdienstelijk boeddhist trouwens, zelfs tot reïncarnatie van Avalokethisvara !!!

Of hoe dit wel vanzelfsprekendheid kan zijn in de landen van oor- sprong, maar in ons europa -waar we daar doorgaans toch eerder nuchter en kritisch mee omgaan- niet zo maar klakkeloos kan worden

(29)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 27 overgenomen. Soms moet men zich al eens kritisch durven opstellen, om met beide voetjes weer op onze (westerse) grond te kunnen be- landen. Dit is geen pleidooi tegen maar wel voor het boeddhisme, een pleidooi voor een terugkeer naar de oorsprong van de traditie van het boeddhisme, zijn flexibiliteit en zijn grondgedachte.

Misschien moeten we het boeddhisme, en vooral de praktische kant ervan, durven benaderen met onze typische, nuchtere en logische kijk, om het op de meest nuttige manier te kunnen inpassen in ons wester- se benadering van het leven. Hoe zou dit verkeerd kunnen zijn? Net zoals de dharma zich vroeger verspreidde over het Aziatische conti- nent, is het uiteindelijk een win / win situatie .

Men moet daarom het kind niet met het badwater weg te gooien, noch tradities en culturele achtergrond verloochenen of negeren : er

bestaat zoiets als kruisbestuiving. Maar om een “ levende “ dharma te kunnen zijn moet men inventief en innoverend durven omgaan met de leer van de Boeddha opdat ook hij hier vaste grond krijgt, zoals trouwens eeuwen geleden gebeurd is in het hele verre oosten.

Marc

(30)

28 Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158)

Rooster der bijeenkomsten – zomer 2018

Je bent iedere dinsdagavond welkom om 20 uur voor het dharma- gesprek (de leer van de boeddha).

Wens je ook de ceremonie mee te maken, kom dan om 19:30 uur.

Als onderwerp van het dharma-gesprek om 20 uur volgen we het thema van de maand of laten we ons ons inspireren door de

gebeurentenissen van de week of de dag.

Hierbij trachten we ook telkens – voor zover het tijdsbestek het toelaat - de leer te hertalen naar de realiteit van hier en nu. En we voorzien ook voldoende ruimte voor inbreng van de deelnemers.

Voel je dus welkom!

OPGELET !

Vanaf 4 juli gaan we in “zomerreces”.

Jikoji is dan dicht tot 31 juli.

In augustus staan onze deuren terug wagewijd open.

Tot weldra !

(31)

Ekō jaargang 41 nr 2 (of Ekō nr 158) 29 ceremonie iedere dinsdag 19.30-20 u.

Juni Juli Aug Sep

Sambutsuge 26 21 18

Juseige 5 3 8/28 25

Amidakyo 12 7 4

Junirai 19 14 11

cursus ‘s zaterdags 10-12.30 u.

Deze zomer zijn er geen cursussen gepland.

extra activiteiten

12/08 O’Bon 12u-13u: eenvoudige maaltijd

Hou de website in de gaten… of beter nog:

blijf op de hoogte en schrijf je in via: http://eepurl.com/bbbkGr

(32)

Jikōji

慈光寺

Tempel van het Licht van Mededogen Centrum voor Shin-Boeddhisme vzw

Pretoriastraat 68 - B-2600 Antwerpen (Belgium) www.jikoji.com  info@jikoji.com

Verantwoordelijk uitgever Sven Vanderbiest

ISSN 1370–0243 - Overname toegelaten mits bronvermelding en bewijsexemplaar

Zomerlandschap Sesshu Tojo (1420-1506)

Werkten mee aan dit nummer

Antoon Van den Braembussche, Jorg Pyl, Benny Sterckx, Sven Vanderbiest, John Roosemeyers, Marc Horemans

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1) Vanuit een fysisch oceanografisch standpunt kan de Noordzee ais een eenheid worden beschouwd, m aar zijn grote heterogeniteit wordt duidelijk bij elke aanslag

Dit lied verwijst naar deze woorden van Sint-Paulus: “Wat mij betreft, ik denk er niet aan mij op iets anders te beroemen dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus, waardoor

Om ervoor te zorgen dat al onze werknemers zonder kleerscheuren in de nieuwe woonmaatschappijen terecht komen, is het nu echt nodig dat we allemaal samen, SHM’s (huur en koop),

Deze bunker werd eind vorig jaar heringericht en geoptima- liseerd voor overwinterende vleermuizen... Online aankopen en Natuurpunt Klein-Brabant

Indien de organisatie eigen aandelen inkoopt, wordt de verkrijgingsprijs van de ingekochte aandelen in mindering gebracht op de overige reserves, of op andere reserves mits de

Veel burgers hebben geen nood aan vergaande afzondering, maar dat betekent niet dat ze geen behoefte aan privacy hebben.. Dat is het probleem met de privacy: dat

Lidgelden en verzekeringen 2021 Veel van onze groepen hebben dit jaar inkomsten verloren doordat ze bijvoorbeeld verschillende activiteiten (optredens, festivals, …)

Op deze manier verschaffen zijn meditatie en studie voortdurend de basis voor het werken met patiënten, andere therapeuten, en met zichzelf, en dat binnen hetzelfde kader. Dit