• No results found

Naarden-Bussum, snelheidsverhoging

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Naarden-Bussum, snelheidsverhoging"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Naarden-Bussum, snelheidsverhoging

Archeologisch Bureauonderzoek

Van Drs. J.J. Huisman

Eigenaar Drs. S. van der A

Kenmerk BoPro-2017-02

Versie 1.3

Datum 13 september 2017

Bestand

Onderwerp Naarden-Bussum snelheidsverhoging

Status Definitief

(2)

Inhoudsopgave

Administratieve gegevens 3

1 Inleiding 4

1.1 Aanleiding 4

1.2 Archeologisch Bureauonderzoek 4

1.3 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 4

1.4 Actoren 4

2 Onderzoeksgebied en consequenties toekomstig gebruik 6

2.1 Plan- en onderzoeksgebied 6

2.2 Overheidsbeleid 6

2.3 Toekomstige situatie 7

3 Huidig gebruik 8

3.1 Beschrijving van de huidige situatie 8

4 Historische situatie en mogelijke verstoringen 9

5 Bekende archeologische, ondergrondse bouwhistorische en

aardwetenschappelijke waarden 11

5.1 Archeologische gegevens 13

6 Gespecificeerde verwachting 14

7 Samenvatting 15

8 Advies 16

9 Bijlage: Relatie met wet- en regelgeving 18

(3)

Administratieve gegevens

Datum 8-06-2017

Opdrachtgever ProRail bv

Uitvoerder ProRail bv

Bevoegde overheid Gemeente Hilversum

Beheer en plaats van documentatie Dans-Easy Landelijk registratienummer 4547432100 Locatie (gemeente, plaats, toponiem, 4 x/y

coördinaten of een centrumcoördinaat)

1: 139.640,53/475.520,48 2: 139.649,65/475.522,46 3: 139.890,03/474.448,58 4: 139.899,55/474.450,97 Kadastrale gegevens (kadastrale nummers,

beheerder/eigenaar van de grond en/of contactpersonen)

HVS 00C 7350 HVS 00C 7346 HVS 00C 7345 HVS 00Q 1473

Onderzoekskader Aanvraag omgevingsvergunning

(4)

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Om snelheidsverhoging op het spoor tussen Hilversum en Weesp mogelijk te maken dient de sporenlayout van dit traject gewijzigd te worden. Na analyse van de werkzaamheden in relatie tot het ruimtelijk kader is geconcludeerd dat voor het verleggen van Kabels en Leidingen en het verplaatsen van bovenleidingsportalen tussen km 24,7 en km 26,2 mogelijk archeologisch onderzoek dient plaats te vinden. In het kader van deze werkzaamheden is dit

bureauonderzoek opgesteld.

1.2 Archeologisch Bureauonderzoek

Het doel van een bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting, met behulp van informatie van bestaande bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied, zowel onder als boven water. Het resultaat is een standaardrapport bureauonderzoek met een gespecificeerde archeologische verwachting en een advies. Op basis hiervan kan het bevoegd gezag een beslissing nemen over het al dan niet laten uitvoeren van vervolgonderzoek.

De resultaten van het standaardrapport bureauonderzoek kunnen leiden tot de volgende uitkomsten:

a. Er zijn onvoldoende data: er wordt nader archeologisch onderzoek geadviseerd;

b. Er zijn voldoende data: er wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd.

Ad b: Indien de data uitwijzen dat er geen behoudenswaardige archeologische waarden (te verwachten) zijn, leidt dit tot een advies te stoppen met het archeologisch proces (geen archeologieverplichting meer/vrijgave van het terrein).

1.3 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

Dit bureauonderzoek is opgesteld conform de eisen in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De KNA bestaat uit een aantal protocollen die ieder een deel van het archeologisch werk beschrijven. De KNA-protocollen bevatten de minimale inhoudelijke en ambachtelijke eisen die worden gesteld aan archeologische werkzaamheden van

inventariserend onderzoek tot aan depotbeheer (het bewaren van archeologisch vondstmateriaal).

1.4 Actoren

Binnen het archeologisch proces speelt deskundigheid een zeer belangrijke rol. Kritische handelingen zijn daarom voorbehouden aan specifiek benoemde functionarissen: de actoren.

In het KNA-protocol Bureauonderzoek worden de volgende actoren onderscheiden:

(Kritische) activiteit Actor Opstellen gespecificeerde verwachting en

formuleren onderzoeksstrategie KNA-Archeoloog Ma Opstellen standaardrapport KNA-Archeoloog Ma

(5)

bureauonderzoek

CONTROLE Senior KNA (Bureauonderzoek)-Archeoloog

(6)

2 Onderzoeksgebied en consequenties toekomstig gebruik

Het onderzoeksgebied is afgebakend op basis van archeologische en bodemkundige factoren.

In dit geval is de buffer van 250 meter rondom de voorgenomen ingrepen vastgesteld op basis van de beschikbare archeologische informatie en bodemkundige informatie.

2.1 Plan- en onderzoeksgebied

Het plangebied betreft de spoorzone van kilometrering 24,7 tot kilometrering 26,2. Deze spoorzone bestaat uit het spoor, het ballastbed, het schouwpad en een spoorgerelateerd bedrijventerrein van Voestalpine bv.. Rondom deze zone is een buffer van 250 meter aangehouden als onderzoeksgebied. Het plangebied is in eigendom van Prorail bv en in gebruik als spoor. De bodem onder het spoor mag, als gevolg van grondverbetering en de aanleg van Kabels en Leidingen als verstoord worden beschouwd tot een diepte van 73 cm vanaf de bovenzijde van de spoorstaaf.

2.2 Overheidsbeleid

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Hilversum Buitengebied (2014) en deze geeft voor het plangebied aan dat er naast de bestemming Railverkeer ook sprake is van de

bestemming “Waarde archeologie-Westerheid-Bussumerheid-Zuiderheide e.o. middelhoog”.

Voor deze bestemming geldt dat voor ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 20 cm een verbod geldt tenzij uit archeologisch onderzoek vast is komen te staan dat bij de realisatie van de voorgenomen ingrepen geen archeologische waarden verloren gaan.

(7)

De archeologische beleidskaart van de Gemeente Hilversum (2011) geeft voor het grootste gedeelte van het plangebied aan dat hier sprake is van een zeer lage archeologische verwachting. Dit staat in vreemd contrast tot de bepalingen uit het later opgestelde

bestemmingsplan. Voor de zuidzijde van het plangebied (km 26,1 – km 26,2) is aangegeven dat hier sprake is van een hoge archeologische verwachting.

2.3 Toekomstige situatie

Binnen het plangebied zullen werkzaamheden plaatsvinden als gevolg van het verleggen of aanleggen van kabels en leidingen en het verplaatsen van bovenleidingsportalen. Inzake de kabels en leidingen is het vooralsnog onduidelijk in welke mate daarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande leidingsleuven. Aangezien dit niet duidelijk is kan op voorhand niet worden aangegeven of daarbij archeologische waarden beschadigd worden. Het plangebied zal na de werkzaamheden als spoorzone in gebruik blijven.

(8)

3 Huidig gebruik

Het plangebied is momenteel in gebruik als hoofdspoorweg, spoorgerelateerd bedrijventerrein en ecologische verbindingszone.

3.1 Beschrijving van de huidige situatie

Het onderhavige terrein betreft de doorgaande spoorverbinding tussen Naarden en Hilversum.

Deze spoorverbinding bestaat uit twee sporen. Aan de westzijde van deze sporenbundel ligt Voestalpine Railpro BV. Dit is een bedrijf dat spoorwegmateriaal vervaardigt en levert.

Voestalpine is middels een eigen set van spoorwegen verbonden met het hoofdspoor teneinde materiaal te kunnen vervoeren.

Aan de oostzijde van de sporenbundel bevindt zich een brede groenstrook die deel uitmaakt van een ecologische verbindingszone. Deze zone is middels een ecoduct op km 25,4 verbonden met de Bussumerheide aan de westzijde van het spoor.

Het spoor is conform geldende voorschriften gefundeerd op ballaststenen. Dit pakket is op de doorgaande baan 73 cm dik, gemeten vanaf de bovenkant van het spoor. Op emplacementen is dit 53 cm. Afhankelijk van de mate van spoorverzakking kan dit pakket, door het aanvullen met ballastmateriaal, lokaal dikker zijn. Tevens is het mogelijk dat door toegepaste

grondverbetering onder het ballastbed de ondergrond dieper verstoord is.

(9)

4 Historische situatie en mogelijke verstoringen

De historische situatie van het plangebied en zijn omgeving is terug te traceren tot ca. 1811.

De onderliggende kadastrale minuutplannen geven aan dat in het onderzoeksgebied sprake is van heide1. Dit heidegebied is doorsneden door verschillende wegen zonder duidelijke

structuur. Binnen het plangebied lijkt verder geen sprake te zijn van bebouwing.

1 Kadastrale minuutplan Hilversum Noord, Sectie C, blad 1, kavel 72 en 73 Kadastrale minuutplan Bussum, Sectie C, blad 2, kavel 13 en 44

(10)

Deze situatie blijft gehandhaafd tot 1874 wanneer de Oosterspoorweg door het gebied wordt aangelegd door de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM). Dit is de spoorlijn van Amsterdam naar Zutphen. Om het spoor te kunnen realiseren diende de hoger gelegen heidegronden te worden afgegraven om gelijkvloers met het spoor aan de noord- en zuidzijde aan te kunnen sluiten.

Op de vrijkomende vlakke gronden werd vanaf dat moment het plangebied en

onderzoeksgebied langzaam ingericht. Zo wordt rond 1890 een weg aangelegd langs de oostzijde van het spoor en wordt rond 1906 een ijsbaan aan de westzijde gerealiseerd.

In 1908 wordt aan de oostzijde van het spoor een houtbereidingsinrichting neergezet voor de vervaardiging van dwarsliggers.

(11)

Vanwege de hoge inkomsten uit de zandwinning heeft tot aan 1970 grootschalige afgraving plaatsgevonden. De consequentie van de zandwinning is duidelijk zichtbaar op het AHN. Het hoogteverschil tussen de spoorzone en de omliggende gronden is ca. 10 tot 15 meter.

5 Bekende archeologische, ondergrondse bouwhistorische en aardwetenschappelijke waarden

Het onderzoeksgebied en plangebied zijn gelegen in de archeoregio “Utrechts Gelders zandgebied”.

Het Utrecht Gelders zandgebied wordt gekenmerkt door naast en tegen elkaar gelegen stuwheuvels. Deze zijn in de voorlaatste ijstijd (Saalien)2 gevormd doordat zand en grind door schuivend pakijs vanuit verschillende richtingen werden opgestuwd. Zo is de stuwwal van Garderen opgestuwd door ijs dat uit het noordwesten kwam en is de stuwwal van de oostelijke Veluwe opgestuwd vanuit het westen. De stuwwallen variëren in hoogte en omvang. Het plangebied bevindt zich op de langgerekte stuwwal die van Huizen naar de Grebbeberg loopt, de Gooische stuwwal.

Na het Saalien brak een relatief warmere periode aan waarbij het landijs van het Saalien smolt.

In de laagte tussen de stuwwallen was de afvloeiing van smeltwater zeer beperkt, waardoor

2 200.000 – 120.000 jaar geleden

(12)

deze ruimte door middel van smeltwaterbeken is opgevuld met grindrijk zand. Vegetatie kon zich in deze periode ontwikkelen.

Circa 116.000 jaar geleden brak een nieuwe ijstijd aan, het Weichselien. In deze periode bereikte het landijs Nederland niet maar heerste er een poolklimaat waarbij op de stuwwallen en in de dalen dekzand3 werd afgezet. Daarbij trad tevens erosie op en vulden de lage delen zich met grofzandig erosiemateriaal.

Na het Weichselien (ca. 11.500 jaar geleden) begint het Holoceen. Een periode die zich kenmerkt door temperatuurstijging waardoor de gevormde dekzanden kunnen begroeien. In de lagere delen van het landschap, wordt veen gevormd. Dit veen is in latere perioden ontgonnen.

Op bodemkaart 1:50.000 is voor het plangebied aangegeven dat het hier bebouwd terrein betreft. Deze bebouwing wordt aan beide zijden begrensd door gooreerdgronden (pZn30).

Deze ontstaan in de lager gelegen, nattere delen van het pleistocene dekzandlandschap.

3 Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden

(13)

5.1 Archeologische gegevens

In het zuidwesten overlapt het onderzoeksgebied een onderzoekmelding uit 2008 van de VUHBS. Dit onderzoek is echter niet afgemeld waardoor geen gegevens hierover oproepbaar zijn in ARCHIS. Het betreft hier het opstellen van een bureauonderzoek.

In het zuidoosten van het onderzoeksgebied bevindt zich waarneming 3284. Het betreft hier twee vondsten. Een stuk vuursteen, gedateerd van het paleolithicum tot bronstijd en een stuk onversierd aardewerk daterend van neolithicum tot Nieuwe Tijd C. Er zijn verder geen

karakteristieken opgenomen over deze waarneming waardoor het niet mogelijk is om een meer gedetailleerde uitspraak te doen over de vondsten.

In het zuidoosten van het onderzoeksgebied bevindt zich tevens een klein puntje van een wettelijk beschermd terrein van zeer hoge archeologische waarde. Het grootste deel bevindt zich op de stuwwal buiten het onderzoeksgebied. Het betreft hier monumentnummer 11076 en dit bedekt het niet afgegraven deel van de stuwwal.

Het monument bevat verschillende vindplaatsen daterend van het Mesolithicum tot aan de Late Middeleeuwen. Bij de zandwinning in het onderzoeksgebied is onder andere een deel van de Wüstung Lange Heul verdwenen. De Wüstung is een ruitvormige omwalling uit de Late Middeleeuwen die waarschijnlijk verband houdt met het inscharen van vee.4

4 Met het inscharen van vee wordt bedoeld dat een veehouder op basis van een pachtovereenkomst vee op gepachte weide kan laten grazen.

(14)

6 Gespecificeerde verwachting

Op basis van dit bureauonderzoek is vast komen te staan dat de locatie van de spoorzone tussen km 24,7 en km 26,2 is afgegraven. Enerzijds is dit gebeurd ten bate van de aanleg van de spoorlijn in 1874, anderzijds is dit gebeurd in het kader van zandwinning. De diepte van de afgraving is op basis van de AHN vastgesteld op 10 tot 15 meter ten opzichte van de

omringende (intacte) stuwwal.

Archeologische resten worden verwacht op, of direct onder het maaiveld van de stuwwal. Met de afgraving zullen alle eventueel aanwezige archeologische resten verwijderd zijn.

De kans dat bij de voorgenomen werkzaamheden archeologische resten verstoord of aangetroffen worden is nihil. Ten aanzien van archeologische resten is de verwachting dus zeer laag, hetgeen overeenkomt met de beleidskaart archeologie van de gemeente uit 2011.

(15)

7 Samenvatting

In het kader van het project Naarden Bussum snelheidsverhoging vinden er, naast het wijzigen van de sporenlay-out te Naarden, eveneens spoor gerelateerde ingrepen plaats zoals het ingraven van kabel en leidingen en het verplaatsen van bovenleidingportalen. Voor het verleggen van de kabels en leidingen en het verplaatsen van de bovenleidingen is, op basis van het bestemmingsplan Hilversum Buitengebied archeologisch onderzoek verplicht voor het onderhavige plangebied.

Op basis van dit bureauonderzoek is vast komen te staan dat de spoorzone waar de werkzaamheden plaatsvinden ca. 10 tot 15 meter diep in de Gooise stuwwal is ingegraven.

Daarnaast is de direct omgeving van het spoor in het kader van zandwinning tot eenzelfde diepte afgegraven. Aangezien archeologische waarden in de top van de stuwwal worden verwacht is de conclusie dat in de afgegraven spoorzone geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.

(16)

8 Advies

Het is vast komen te staan dat in de spoorzone tussen km 24,7 en 26,2 geen archeologische resten meer aanwezig zullen/kunnen zijn. Afgraving van dit deel van de Gooise stuwwal voor de spoorlijn en zandwinning heeft ertoe bijgedragen dat de archeologische resten die in de top van de stuwwal verwacht worden zijn vergraven.

Voor de voorgenomen werkzaamheden aan het spoor tussen km 24,7 en km 26,2 wordt dan ook geadviseerd om geen verder archeologisch onderzoek te verrichten en het plangebied vrij te geven ten aanzien van archeologie.

De aanwezigheid van archeologische sporen of resten kan nooit volledig worden uitgesloten.

Bij bodemverstorende activiteiten dient men altijd alert te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal of grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden moet men hiervan onmiddellijk melding maken bij de Minister van OC&W (in de praktijk de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

(17)

Colofon

Titel Bureauonderzoek Naarden Bussum snelheidsverhoging

Documentnummer BoPro-2017-02

Versie/Datum 1.3 / 13-09-2017

Status Definitief

Van Drs. J.J. Huisman

Eigenaar Drs. S. van der A

Wijzigingsbeheer / documenthistorie versie

datum

gewijzigd naar aanleiding van wijziging

gewijzigd door paraaf

Voorwoord Inleiding Autorisatie

paraaf datum

KNA Archeoloog Ma 13-09-2017

Senior KNA (Bureauonderzoek) Archeoloog 13-09-2017

(18)

9 Bijlage: Relatie met wet- en regelgeving

Uit de wet- en regelgeving vloeien taken, bevoegdheden en verplichtingen voort voor de overheden, bedrijven en personen, die betrokken zijn bij de archeologische monumentenzorg.

Bevoegdheden gemeente

Als bevoegd gezag Wabo verlenen Burgemeester en Wethouders omgevingsvergunningen voor slopen, aanleggen, bouwen en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. Bij de aanvraag van zo’n vergunning kan een archeologisch rapport moeten worden gevoegd.

Op basis van het onderzoeksrapport neemt het bevoegd gezag een besluit over het vervolg:

verder onderzoek, of er is geen verder onderzoek nodig. In het laatste geval kan het bevoegd gezag besluiten dat er geen archeologische belemmeringen zijn en dat de omgevingsvergunning kan worden verleend.

Als er op basis van het bureauonderzoek de conclusie kan worden getrokken dat er

archeologische verwachtingen zijn, kan het bevoegd gezag aan de vergunning een voorschrift verbinden wat betreft de vereiste archeologische maatregelen.

Bevoegdheden provincie

Als Gedeputeerde Staten op grond van de Wabo bevoegd gezag zijn voor het verlenen van omgevingsvergunningen dan geldt hetgeen hiervoor is vermeld bij de bevoegdheden voor de gemeente.

Gedeputeerde Staten zijn daarnaast bevoegd gezag voor het verlenen van vergunningen op grond van de Ontgrondingenwet. Aan die vergunningen kunnen voorschriften worden verbonden om technische maatregelen te treffen, opgravingen te doen of om de ontgrondingenactiviteiten te laten begeleiden door een archeoloog.

Bevoegdheden rijk

Voor tracébesluiten is het Ministerie van I&M bevoegd gezag. Voor de vaststelling van een tracébesluit geldt als uitgangspunt de onderzoeksverplichting die voor de vaststelling van een bestemmingsplan voortvloeit uit de Monumentenwet 1988 (straks Omgevingswet). Het Rijk dient dus bij een tracébesluit rekening te houden met (eventuele) archeologische monumenten. Die bepaling impliceert de plicht om kennis omtrent het bodemarchief ter plaatse te vergaren (door middel van een bureauonderzoek).

Opdrachtgever

De opdrachtgever dient ervoor te zorgen dat de vergunningaanvraag voldoet aan de door het bevoegd gezag gestelde eisen.

Als de vergunning is verstrekt, dan is de opdrachtgever verantwoordelijk voor de naleving van de vergunningvoorschriften. Deze verantwoordelijkheden brengen met zich mee dat de

opdrachtgever bureauonderzoek laat uitvoeren en het onderzoeksrapport ter besluitvorming voorlegt aan het bevoegd gezag. Ook is de opdrachtgever ervoor verantwoordelijk dat de door hem ingeschakelde opdrachtnemer het bureauonderzoek uitvoert conform KNA-protocol 4002.

Opdrachtnemer/certificaathouder

De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het bureauonderzoek overeenkomstig KNA-protocol 4002. Hij levert de rapportage op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek op aan de opdrachtgever.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op deze manier hopen we samen met andere fietsers een positieve boodschap uit te brengen naar de samenleving en brengen we de ALS Liga België nog meer in de aandacht.. «Op de

Omdat de resultaten van de verkeerstellingen nog niet bekend zijn, kan niet gekozen worden voor een 30 of 50 km/u profiel en kunnen nog niet alle straten aan elkaar worden

Wij hebben aangedrongen op een uitbreiding van de parkeervoorzieningen voor fietsers aan de winkelzijde, zodat fietsers daar kunnen parkeren waar zij moeten zijn.. Hoewel nog niet

~ Personen die door hun fysieke, zintuiglijke of geestelijke mogelijkheden of hun onervarenheid of gebrek aan kennis niet in staat zijn om dit gaskook- vlak veilig te bedienen,

Nadat er voldoende water was afgevoerd uit de hoogveenmoerassen en er voldoende gronden waren ontgonnen, dat wil zeggen van de veen- laag ontdaan waren, gingen mensen zich

Voor volgende vraag zoek je in de inham tussen huisnummer 12 en huisnummer 23, zowel aan de gevels van de huizen als op het pleintje voor de huizen.

Voor de avondspits in een toekomstige situatie is een dataloggerbestand gecreëerd dat nagenoeg de door ProRail aangegeven waarden voor wat betreft dichtligtijd per sluiting en per

[r]