• No results found

Monitor-onderzoek. Deltaplan Grote rivieren DELTAPIAN GROTE RIVIEREN. Eerste meting C11381

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Monitor-onderzoek. Deltaplan Grote rivieren DELTAPIAN GROTE RIVIEREN. Eerste meting C11381"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Monitor-onderzoek

Deltaplan

Grote rivieren

Eerste meting

DELTAPIAN GROTE RIVIEREN

(2)
(3)

MONITOR-ONDERZOEK DELTAPLAN GROTE RIVIEREN

- Eerste meting

Den Haag, november 1995

(4)

COLOFON

Dit onderzoek is uitgevoerd op verzoek van DTC Project Support in opdracht van de Werkgroep Communicatie Deltaplan Grote Rivieren

DTC-projectoummen 30.000.406 RKA-nummer: 10.060.533 B&A Groep projectnümmer: 8259

B&A Groep Beleidsonderzoek & -Advies BV Bezuidenhoutseweg 187

Postbus 829

2501 CV Den Haag Telefoon : Fax : Auteurs:

drs. Jaap Geerlof dr. Hans Hufen drs. Bram Zandstra

070 - 3834080 070 - 3814942

Voor nadere inlichüngen en/of verzoeken om exemplaren van dit rapport kunt u zich wenden tot de directie voorlichting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat

® Copyright

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/óf openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van

(5)

• 3 •

INHOUD Pag.

0. BELANGRIJKSTE UITKOMSTEN 5 1. OPZET VAN DE MONITOR 9 2. UITKOMSTEN MONITOR VOOR HET RIVIERENGEBIED 13

3. UITKOMSTEN MONITOR VOOR LIMBURG 17 4. UITKOMSTEN MONITOR VOOR DE ÜSSELDELTA 19

5. UITKOMSTEN MONITOR REST VAN NEDERLAND 21

BIJLAGE 1: BEGELEIDINGSCOMMISSIE 23

(6)

• 4 «

(7)

• 5 •

0. BELANGRIJKSTE UITKOMSTEN

Naar aanleiding van de extreem hoge waterstanden in de grote rivieren in de afgelopen winter besloot het kabinet om de bestaande plannen voor dijkverbetering en kade- aanleg versneld uit te voeren. Dit besluit is nader uitgewerkt in het Deltaplan Grote Rivieren (DPGR), dat in april 1995 door de Tweede Kamer werd aangenomen.

Dijkbewoners en belangstellenden zijn zo goed mogelijk geïnformeerd over de inhoud van het Deltaplan, over nieuwe procedures en inspraakmogelijkheden en over de stand van zaken rond de uitvoering. Met de voorlichting over het Deltaplan wordt beoogd om het draagvlak voor uitvoering van het Deltaplan Grote Rivieren in stand te houden en waar nodig te verbeteren.

Om het draagvlak voor het Deltaplan Grote Rivieren te volgen is een monitor- onderzoek uitgevoerd onder burgers, bedrijven en agrariërs woonachtig in de getroffen gebieden en onder burgers in de rest van Nederland. De belangrijkste uitkomsten van deze monitor zijn:

- Er bestaat bij burgers, bedrijven en agrariërs in de door wateroverlast getroffen gebieden langs de grote rivieren (Rivierengebied, Limburg, IJsseldelta) een redelijk groot draagvlak voor uitvoering van het DPGR. Men vindt het wenselijk dat de veiligheid van de dijken en kades op korte termijn wordt vergroot.

- Er bestaat draagvlak voor uitvoering van het DGPR, maar er zijn regionale verschillen in het draagvlak tussen het Rivierengebied, Limburg en de IJsseldelta.

Van de getroffen gebieden is het draagvlak voor uitvoering van het DPGR in Limburg kleiner dan in het Rivierengebied en in de IJsseldelta.

- Ook varieert het draagvlak tussen agrariërs, bedrijven en burgers in de door wateroverlast getroffen gebieden. Het draagvlak voor uitvoering van het DPGR in het Rivierengebied, Limburg en de IJsseldelta is bij agrariërs het grootst.

- Het draagvlak voor het DPGR bij de gemiddelde Nederlander is vergelijkbaar met het draagvlak in Limburg. Ofschoon de gemiddelde Nederlander niet woonachtig is in een door wateroverlast getroffen gebied hecht men wel aan de uitvoering van het DPGR. Tijdens de wateroverlast heeft men de ontwikkelingen op de voet gevolgd, en nog steeds vindt men dijkverbetering en kade-aanleg belangrijk.

- Weliswaar bestaat er een draagvlak voor de uitvoering van het DPGR, maar tegelij- kertijd is de waardering voor het natuurschoon en voor de dijkhuisjes en fabrieken langs de grote rivieren groot. Bij afweging van het belang van veiligheid tegenover de waarde van natuur en cultuur bestaat op dit moment een voorkeur voor veilig- heid en dus voor dijkverbetering en kade-aanleg.

(8)

• 6 •

- De wijze van uitvoering van het DPGR wordt in het algemeen ondersteund, ofschoon er enkele kanttekeningen zijn. Een kanttekening is dat wordt betwijfeld of de dijkverbetering en de kade-aanleg op tijd klaar zijn. Voorts veronderstelt is een meerderheid in Limburg er niet van overtuigt dat de geplande werkzaamheden afdoende zullen zijn om nieuwe overstromingen te voorkomen.

Voorlichting

- In de getroffen gebieden (Rivierengebied, Limburg, IJsseldelta) zijn acht van de tien mensen bekend met het bestaan van het landelijke plan voor dijkverbetering en kade-aanleg. De naamsbekendheid van het landelijk plan (Deltaplan Grote Rivieren) kan groter, want circa twee van de tien ondervraagde mensen kennen de naam van het DPGR. Diverse elementen uit het DPGR zoals de plantennijn voor werkzaam- heden, de verantwoordelijkheid voor het DPGR en de aanpassing van de procedu- res voor inspraak en bezwaarschriften zijn nog niet in brede kring bekend.

- Niet alleen burgers van de door wateroverlast getroffen gebieden, maar ook Nederlandse burgers buiten deze gebieden zijn in het algemeen goed op de hoogte van verschillende aspecten van het DPGR. De naamsbekendheid van het DPGR is bij Nederlandse burgers buiten de door wateroverlast getroffen gebieden kleiner, maar het bestaan van het plan en de hoofdlijnen ervan zijn bekend. Het kennisni- veau van de Nederlandse burger lijkt het gevolg van de uitgebreide aandacht op radio, TV, landelijke en regionale dagbladen.

- Mensen in de door wateroverlast getroffen gebieden blijken in beperkte mate de voorhchtingsprodukten van gemeenten, waterschappen, provincies en de rijksover- heid te kennen. Van de voorhchtingsprodukten zijn de advertenties en nieuwsbrie- ven relatief het bekendst. In Limburg heeft men vaker voorlichtingsbijeenkomsten bezocht van waterschappen/gemeenten. Die bijeenkomsten worden achteraf door bezoekers positief gewaardeerd.

- Te verwachten valt dat met name de bekendheid met voorhchtingsprodukten van de rijksoverheid bij doelgroepen in de door wateroverlast getroffen gebieden inmiddels groter is. Toen de telefonische enquête voor dit onderzoek werd uitgevoerd, waren enkele landelijke voorlichtingsactiviteiten net gestart. Hierdoor kon de bekendheid met deze activiteiten niet goed gemeten worden.

- Vier van de tien mensen in het Rivierengebied en Limburg zeggen behoefte te hebben aan meer informatie over het DPGR. De interesse gaat vooral uit naar informatie over de planning van werkzaamheden voor dijkverbetering en kade- aanleg, en de stand van zaken van de uitvoering.

(9)

• 7 •

- Informatie over dijkverbetering en kade-aanleg in de eigen omgeving ontvangt men bij voorkeur via gemeente en/of waterschap, terwijl men informatie over het DPGR het liefst ontvangt van de Rijksoverheid (incl. Rijkswaterstaat).

- Agrariërs in de getroffen gebieden blijken in.; „vergelijking met particulieren en bedrijven veel te weten over het DPGR en zijn döoir voorlichting van verschillende organisaties beter bereikt. Voorts zoeken ze het meest actief naar aanvullende informatie.

- Uit het monitor onderzoek blijkt dat door mensen in de door wateroverlast getrof- fen gebieden veiligheid (lees: dijkverbetering en kade-aanleg) belangrijker gevon- den wordt dan natuur en cultuurhistorie. Voor het behoud van het draagvlak is het in de komende perioden van belang om bijvoorbeeld door voorlichting ervoor te zorgen dat het belang van veiligheid voldoende onder de aandacht wordt gebracht, aangezien natuur en cultuurhistorie van de gebieden langs de grote rivieren zeer gewaardeerd worden door burgers, bedrijven en agrariërs.

(10)

• 8 »

(11)

• 9 «

1. OPZET VAN DE MONITOR

De afgelopen winters werden gekenmerkt door extreem hoge waterstanden in de grote rivieren. In 1995 leidde dit op grote schaal tot overstromingen en op enkele plaatsen tot een dreiging van dijkdoorbraak. In het stroomgebied van Maas en Waal werden als gevolg hiervan honderdduizenden mensen geëvacu- eerd.

Deltaplan Vanwege deze omstandigheden besloot het kabinet een deel van de bestaande plannen voor dijkverbetering en kade-aanleg versneld uit te voeren. Deze maatregelen zijn opgenomen in het Deltaplan Grote Rivieren (DPGR). Een belangrijk verschil met de oorspronkelijke plannen is dat deze projecten nu versneld worden uitgevoerd.

Deltawet Om de dijkverbeteringen en de kade-aanleg snel uit te kunnen voeren heeft de Tweede Kamer in april 199S de Deltawet Grote Rivieren aangenomen.

Door deze wet worden bestaande procedures voor dijkverbetering en kade- aanleg buiten werking gesteld. Daar is één nieuwe, korte procedure voor in de plaats gekomen, die overigens alleen geldt voor de dijkverbeteringen en kaden die in de bijlage van de Deltawet zijn opgenomen.

stuurgroep Werkzaamheden voortvloeiend uit het Deltaplan Grote Rivieren worden uitgevoerd door de waterschappen, hoogheemraadschappen en polderdistric- ten langs de grote rivieren. De minister van Verkeer en Waterstaat is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het Deltaplan en controleert of de plannen binnen de gestelde termijnen worden uitgevoerd. Daartoe is een stuurgroep in het leven geroepen bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeenten, waterschappen, provincies en het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De stuurgroep acht het van belang dat er rondom het Deltaplan een regel- matige en zorgvuldige communicatie plaatsvindt met alle betrokkenen. De stuurgroep wil dat dijkbewoners en andere direct betrokkenen zo goed mogelijk op de hoogte zijn van de inhoud van het Deltaplan, van de nieuwe procedures en van de vorderingen in de uitvoering van de werkzaamheden.

Het doel van de communicatie heeft de stuurgroep als volgt geformuleerd:

Het creëren dan wel in stand houden en verstevigen van het draagvlak voor de uitvoering van het Deltaplan Grote Rivieren.

(12)

• 1 0 *

werkgroep Voor het bewaken van deze doelstelling heeft de stuurgroep een werkgroep Communicatie in het leven geroepen. Deze werkgroep verzorgt de landelijke voorlichting over het Deltaplan en faciliteert voor onderlinge afstemming van de voorlichting van waterschappen, provincies en het rijk. De waterschappen verzorgen het grootste deel van de voorlichting over de dakwerkzaamheden en de kade-aanleg. Zij communiceren via nieuwsbrieven, nieuwsberichten, folders, krantenberichten en bijeenkomsten met belanghebbenden en bewo- ners van de door wateroverlast getroffen gebieden. Daarnaast verstrekken de . provincies Noord-Brabant, Limburg en Gelderland informatie over de dijkverbeteringen en kade-aanleg in hun gebied. In Gelderland wordt de voorlichting verzorgt door een platform waarin naast de provincies ook de waterschappen deelnemen. Behalve deze overheden spelen de media een belangrijke rol bij de berichtgeving over het Deltaplan Grote Rivieren.

doelstelling Dit monitor-onderzoek is geïnitieerd door de werkgroep Communicatie en heeft een tweeledige doelstelling. Het doel van de monitor is:

1) om het draagvlak voor de (versnelde) uitvoering van de (voorgenomen) werkzaamheden in het kader van het Deltaplan Grote Rivieren te bepalen en in de tijd te volgen, en om

2) de specifieke communicatie-inspanningen over het Deltaplan Grote Rivieren te evalueren.

Het monitor-onderzoek is begeleid door een commissie waarvan de leden zijn opgenomen in de bijlage.

kern- In dit monitor-onderzoek wordt het draagvlak voor het Deltaplan Grote indicatoren Rivieren en de werking van de overheidsvoorlichting gemeten aan de hand

van een aantal kernindicatoren. Voor elke kernindicator is een set vragen opgesteld, waarvan de uitkomsten gezamenlijk de waarde van de kernin- dicator bepalen. Bij een herhaling van de monitor kunnen nieuwe resultaten met deze uitkomsten worden vergeleken.

De eerste kernindicator is het 'kennisniveau'. Met deze indicator wordt aangegeven in welke mate respondenten op de hoogte zijn van verschillende aspecten van het DPGR, zoals de bekendheid met het bestaan van een landelijk plan, naamsbekend van het DPGR, de planningstermijnen, de procedure voor goedkeuring van de snel uit te voeren werkzaamheden aan dijken en kades. De tweede kernindicator is het 'bereik voorlichting', hetgeen verwijst naar de mate waarin door respondenten gebruik gemaakt is van voorlichtingsprodukten van waterschappen, gemeenten, provincies en de

(13)

• 11 •

aangeduid in welke mate respondenten de behoefte hebben aan extra informa- tie over werkzaamheden aan dijken of kades dan wel het DPGR. De vierde kernindicator is 'belangrijkheid informatie', hetgeen aangeeft welk belang mensen hechten aan extra informatie. De vijfde kernindicator is 'informatie zoekgedrag' waarmee is aangegeven in welke mate uit eigener beweging gezocht is naar informatie over werkzaamheden aan de dijken en kades en naar informatie over het DPGR. De laatste twee kernindicatoren hebben betrekking op het draagvlak. Onder draagvlak wordt verstaan: de positieve waardering voor versnelde dijkverbetering en kade-aanleg, en de wijze waarop deze werkzaamheden worden uitgevoerd. In de zesde kernindicator is het aspect van de positieve waardering voor dijkverbetering en kade-aanleg uitgewerkt en in de zevende kernindicator de waardering voor de uitvoering van het DPGR.

uitvoering Het onderzoek is uitgevoerd door middel van telefonische enquêtes in de periode van 22 juni tot 16 juli 1995. Vanwege deze periode kan het effect van de landelijke communicatie-inspanningen niet in dit onderzoek worden gemeten, omdat deze in juli 1995 startte.

steekproef Er zijn 2010 telefonische enquêtes afgenomen onder burgers, bedrijven en agrariërs in gebieden langs de grote rivieren, en in de rest van Nederland.

De verdeling van de steekproef is als volgt: 953 respondenten in het Rivie- rengebied bestaande uit Noord-Brabant, Zuid-Holland en Gelderland; 447 respondenten in Limburg; 260 respondenten in de JJsseldelta bestaande uit de streek rond Kampen, Deventer en Hattem, en 350 respondenten in de rest van Nederland. De steekproef is getrokken uit een lijst van relevante postco- de-gebieden langs de grote rivieren.

Bij de uitkomsten van deze monitor zijn vier kanttekeningen te plaatsen.

ervaringen De uitkomsten moeten in de eerste plaats worden gezien tegen de achter- grond van de ervaringen en omstandigheden in de onderzochte gebieden.

Deze vertonen in Limburg, het Rivierengebied en de Usseldelta grote ver- schillen. Respondenten in het Rivierengebied zijn op grote schaal geëva- cueerd en hebben met een dreiging van watersnood te maken gehad, terwijl respondenten in Limburg overstromingen hebben meegemaakt, maar op min- der grote schaal zijn geëvacueerd. In de Usseldelta was zowel de omvang van de evacuaties als de dreiging van watersnood relatief gering.

(14)

• 12»

eerste meting In de tweede plaats zijn de uitkomsten het resultaat van een 'eerste meting', waardoor het lastig is déze te interpreteren. Dit geldt bijvoorbeeld voor de resultaten van de metingen naar het draagvlak. Hiervan is moeilijk aan te geven of deze een hoog, dan wel een laag draagvlak uitdrukken. De uitkom- sten zijn relatief wel van belang, omdat helder wordt hoe de meningsvorming tussen de onderscheiden groepen in één gebied verschilt, welke verschillen tussen groepen in de getroffen gebieden onderling, of tussen groepen in de getroffen gebieden en de rest van Nederland bestaan. Door de uitvoering van vervolgmeting zal duidelijker worden wat de 'absolute' betekenis van de uitkomsten is.

voorlichting In de derde plaats zijn de metingen naar het bereik van de voorlichting bemoeilijkt door de gehanteerde onderzoeksmethode. Via telefonische enquêtes is het soms moeilijk uit te leggen hoe de voorlichtingsprodukten eruit zien, en dus ook om de bekendheid van respondenten met deze produk- ten te meten. Dit gegeven relativeert de bruikbaarheid van de uitkomsten van deze eerste meting. In plaats van een precieze aanduiding van het bereik van de afzonderlijke voorlichtingsprodukten geven de uitkomsten echter wel een indicatie van het relatieve bereik van de totale voorlichting in een gebied.

In de vierde plaats dienen de uitkomsten met betrekking tot de bekendheid van afzenders van informatie bij respondenten geïnterpreteerd te worden met in het achterhoofd dat informatiemateriaal van de rijksoverheid is aangeboden via provincies, waterschappen en gemeenten.

(15)

• 13 •

2. UITKOMSTEN MONITOR VOOR HET RIVIERENGEBIED

De uitkomsten van de monitor voor het Rivierengebied (Noord-Brabant, Gelderland, Zuid-Holland) zijn in schema 2.1 in kwalitatieve termen weerge- geven. De kwalificaties zijn gebaseerd op de gemiddelde uitkomsten per kernindicator voor de gehele steekproef.

Schema 2.1

RIVIERENGEBIED Kennisniveau

Bereik voorlichting

Informatie behoefte

Belangrijkheid infor- matie

Informatie zoekgedrag

Draagvlak veiligheid dijken

Draagvlak wijze van uitvoering

Particulieren midden

midden

hoog

midden

midden

midden

midden

Bedrijven laag

midden

hoog

midden

midden

midden

midden

Agrariërs hoog

hoog

hoog

hoog

hoog

hoog

hoog

In het Rivierengebied is het draagvlak voor het veiliger maken van de dijken en kades in vergelijking met de andere gebieden het grootst. Ook het draag- vlak voor de wijze van uitvoering van het Deltaplan is groot. Deze uit- komsten moeten tegen de volgende achtergronden worden gezien.

ervaringen Een eerste achtergrond is dat veel bewoners van dit gebied in de afgelopen winter al dan niet gedwongen zijn geëvacueerd. Dit is een belangrijke reden dat er veel belang wordt gehecht aan de veiligheid van dijken en kades. Ook uit de analyse blijkt dat bij bewoners die wel zijn geëvacueerd een groter draagvlak aanwezig is dan bij bewoners die niet zijn geëvacueerd.

(16)

• 14»

kennisniveau Het relatief grote draagvlak voor het DPGR is verder begrijpelijk als men er rekening mee houdt dat respondenten in het Rivierengebied relatief veel kennis hebben van het Deltaplan, wat vooral geldt voor de agrariërs, zoals schema 2.1 laat zien. Uit dit onderzoek blijkt dat bij groepen met een relatief hoog kennisniveau het draagvlak voor zowel het veiliger maken van de dijken en kades als voor de wijze van uitvoering van het Deltaplan groter is.

voorlichting Gebleken is dat de voorlichting die de waterschappen en de provincie in het Rivierengebied verstrekken, samenhangt met het draagvlak. Hoewel in het algemeen de bekendheid van respondenten met de voorlichting van overhe- den gering is, is deze in het Rivierengebied relatief groot. Dit onderzoek maakt aannemelijk dat het draagvlak voor versnelde dijkverbeteringen en kade-aanleg toeneemt naarmate mensen meer voorlichting van gemeenten, waterschappen of de provincie ontvingen. In het Rivierengebied treedt dit effect vooral op bij de agrariërs, die van de onderzochte groepen de meeste voorlichtingsmiddelen kennen.

info-behoefte Ondanks het relatief hoge kennisniveau is de behoefte aan informatie in het Rivierengebied groter dan in de andere onderzochte gebieden en is ook het belang dat men aan die informatie hecht groot. De informatiebehoefte bleek bij bedrijven, agrariërs en burgers ongeveer even groot. Dit gegeven zet deze groepen echter niet aan tot het actief zoeken naar extra informatie. In vergelijking met de andere onderzochte gebieden zijn bewoners van het Rivierengebied hierin niettemin nog redelijk actief.

communicatie Uit het monitor-onderzoek blijkt dat de volgende groepen in onderstaand overzicht relevant zijn voor de vergroting van het draagvlak. Van deze specifieke groepen is geconstateerd dat zij een relatief laag draagvlak hebben voor de uitvoering van het DPGR én dat voorlichting er toe zou kunnen leiden dat het draagvlak voor het DPGR vergroot wordt.

burgers

bedrijven

agrariërs

- burgers van 35 jaar en jonger - vrouwen

- bewoners waarvan gezin door wateroverlast bedreigd is - bewoners die zijn geëvacueerd

- bedrijven die korter dan 12 jaar gevestigd in het gebied - bedrijven die geen schade hebben opgelopen

- bedrijven waarvan het werk niet enige tijd is stilgelegd - vrouwen

• agrariërs die het risico van herhaling van watersnooddreiginggroot vinden

(17)

• 15»

In dit onderzoek is voor elke groep bekeken welke extra informatie over dijkverbeteringen en kade-aanleg men wil ontvangen, van welke organisaties en langs welke weg men de extra informatie aan zou kunnen bieden. De onderzoeksresultaten met betrekking tot voornoemde aandachtspunten zijn opgenomen in de onderzoeksrapport.

(18)

• 16 •

(19)

• 17 •

3. UITKOMSTEN MONITOR VOOR LIMBURG

De uitkomsten van de monitor voor Limburg zijn in schema 3.1 in kwa- litatieve termen weergegeven. De kwalificaties zijn gebaseerd op de gemid- delde uitkomsten per kernindicator voor de gehele steekproef.

Schema 3.1 LIMBURG Kennisniveau

Bereik voorlichting

Informatie behoefte

Belangrijkheid Informa- tie

Informatie zoekgedrag

Draagvlak veiligheid dij- ken en kades

Draagvlak wijze van uit- voering

Particulieren laag

laag

hoog

laag

laag

laag

laag

Bedrijven laag

midden

midden

laag

midden

laag

laag

Agrariërs midden

midden

midden

midden

hoog

midden

midden

In Limburg is het draagvlak voor zowel het veiliger maken van de dijken en kades als voor de wijze van uitvoering van het Deltaplan kleiner dan in de andere getroffen gebieden. Vooral bij burgers en bedrijven is het draagvlak relatief laag. Deze uitkomsten moeten tegen de volgende achtergronden worden gezien.

ervaringen Een eerste gegeven is dat bewoners van Limburg minder waarde hechten aan de veiligheid van dijken en kades en meer waarde hechten aan het behoud van de natuur dan bewoners van de andere gebieden. Ook geldt dat maar een klein deel van de bewoners van Limburg de afgelopen winter is geëvacueerd.

De situatie in Limburg is voorts, anders dan in het Rivierengebied, niet of nauwelijks levensbedreigend geweest. Uit analyse is gebleken dat de ervarin- gen van Limburgers van afgelopen winter een zeer geringe invloed hebben

(20)

• 18 •

op hun draagvlak voor het Deltaplan. Opvallend is wel dat het gevoel van onveiligheid in Limburg groter is dan in de andere gebieden maar dat dit kennelijk wordt geaccepteerd.

kennisniveau Het relatief lage draagvlak voor uitvoering van het DPGR is verder begrijpe- lijk gezien het feit dat bewoners van Limburg relatief weinig kennis hebben van het Deltaplan - dit laatste geldt vooral voor burgers en bedrijven. Het relatief lage kennisniveau in Limburg kan voor een deel worden toegeschre- ven aan het feit dat de waterschappen in deze provincie in hun communicatie de nadruk hebben gelegd op de lokale werkzaamheden en niet op de naam en inhoud van het Deltaplan Grote Rivieren. Uit dit onderzoek blijkt dat het draagvlak in Limburg licht toeneemt als men meer voorlichting van water- schap, gemeente of provincie heeft ontvangen.

info-beboefte Gezien het relatief lage kennisniveau is het niet verwonderlijk dat er in Lim- burg behoefte bestaat aan extra informatie over het Deltaplan. Deze behoefte bestaat vooral bij burgers, die relatief het minst goed zijn geïnformeerd, en het minst bij agrariërs, die relatief goed zijn geïnformeerd. Opvallend daarbij is dat juist burgers het minst belang hechten aan informatie, en agrariërs het meest. Agrariërs in Limburg zoeken in vergelijking met bedrijven en burgers in het gebied het meest actief naar meer informatie.

communicatie Uit het monitor-onderzoek blijkt dat de volgende groepen relevant zijn voor de vergroting van het draagvlak. Van deze specifieke groepen is geconsta- teerd dat zij een relatief laag draagvlak hebben én dat voorlichting er toe zou kunnen leiden dat het draagvlak voor het DPGR vergroot wordt.

burgeis

bedrijven agrariërs

- burgers van 35 jaar en jonger

- burgers die het risico van een herhaling van watersnooddreiging hoog inschatten - bedrijven die korter dan 12 jaar in het gebied gevestigd zijn

- vrouwen

In dit onderzoek is voor elke groep bekeken welke extra informatie over dijkverbeteringen en kade-aanleg men wil ontvangen, van welke organisaties en langs welke weg men de extra informatie aan zou kunnen bieden. De onderzoeksresultaten met betrekking tot voornoemde aandachtspunten zijn opgenomen in de onderzoeksrapport.

(21)

• 19 •

4. UITKOMSTEN MONITOR VOOR DE USSELDELTA

De uitkomsten van de monitor voor de Usseldelta zijn in schema 4.1 in kwa- litatieve termen weergegeven. De kwalificaties zijn gebaseerd op de gemid- delde uitkomsten per kernindicator voor de gehele steekproef.

Schema 4.1 USSELDELTA Kennisniveau

Bereik voorlichting

Informatie behoefte

Belangrijkheid informa- tie

Informatie zoekgedrag

Draagvlak veiligheid dij- ken en kades

Draagvlak vrijze van uit- voering

Particulieren laag

midden

laag

hoog

laag

laag

hoog

Bedreven hoog

hoog

laag

midden

midden

laag

hoog

Agrariërs midden

midden

midden

laag

midden

hoog

hoog

In de Usseldelta is het draagvlak voor het veiliger maken van dijken en kades ongeveer gelijk aan dat in de provincie Limburg. Het draagvlak voor de manier waarop het Deltaplan Grote Rivieren wordt uitgevoerd is groter dan in de andere onderzochte gebieden. Deze uitkomsten moeten tegen de volgende achtergronden worden gezien.

ervaringen Het relatief lage draagvlak voor het veiliger maken van de dijken en kades moet worden gezien tegen de achtergrond dat bewoners van de Usseldelta persoonlijk weinig overlast hebben ondervonden van het hoge water. Boven- dien geldt ook voor dit gebied net als voor Limburg dat ondanks de grote overlast er geen sprake was van een levensbedreigende situatie. Ook geldt voor burgers en bedrijven in de Usseldelta dat ze het natuurschoon en de dijkhuisjes langs de Ussel zeer waarderen.

(22)

• 20»

kennisniveau Voor het relatief grote draagvlak voor uitvoering van het DPGR geldt als achtergrond dat bewoners van de Usseldelta goed over dit plan zijn geïnfor- meerd. Bovendien blijkt uit dit onderzoek dat het draagvlak voor het Delta- plan in dit gebied toeneemt als bewoners meer kennis van dit plan hebben.

Dat deze bewoners relatief goed zijn geïnformeerd hangt samen met het feit dat de voorlichting over het DPGR van het waterschap bij veel bewoners is aangekomen.

info-behoefte De informatiebehoefte in de Usseldelta is lager dan in de andere gebieden.

Agrariërs hebben in dit gebied relatief de grootste informatie-behoefte, terwijl burgers aan informatie het meest belang hechten. Zowel burgers als agrariërs blijken echter maar weinig zelf naar informatie te zoeken.

communicatie Uit het monitor-onderzoek blijkt dat de volgende groepen relevant zijn voor de vergroting van het draagvlak. Van deze specifieke groepen is geconsta- teerd dat zij een relatief klein draagvlak voor de uitvoering van het DPGR hebben én dat voorlichting er toe zou kunnen leiden dat het draagvlak voor het DPGR vergroot wordt.

burgers

bedrijven agrariërs

- burgers die het risico van een herhaling van watersnooddreiging hoog inschatten - burgers die lid zijn van een natuur- of milieu-organisatie

- vrouwen

- agrariërs die het risico van herhaling groot vinden - agrariërs die schade hebben opgelopen

- agrariërs die het bedrijf enige tijd hebben stilgelegd

In dit onderzoek is voor elke groep bekeken welke extra informatie over dijkverbeteringen en kade-aanleg men wil ontvangen, van welke organisaties en langs welke weg men de extra informatie aan zou kunnen bieden. De onderzoeksresultaten met betrekking tot de voornoemde aandachtspunten zijn opgenomen in de onderzoeksrapport.

(23)

• 21 •

5. UITKOMSTEN MONITOR REST VAN NEDERLAND

De uitkomsten van de monitor voor de rest van Nederland zijn in schema 5.1 in kwalitatieve termen weergegeven. De kwalificaties zijn gebaseerd op de gemiddelde uitkomsten per kernindicator voor de gehele steekproef.

Schema 5.1

REST NEDERLAND Kennisniveau

Bereik voorlichting

Informatie behoefte

Belangrijkheid informatie

Informatie zoekgedrag

Draagvlak veiligheid dij- ken en kades

Draagvlak wijze van uit- voering

Particulieren midden

zeer laag

laag

laag

laag

laag

laag

Bij respondenten in de rest van Nederland is het draagvlak voor het veiliger maken van dijken en kades relatief laag, vergelijkbaar met dat in Limburg.

Het draagvlak voor de wijze van uitvoering van het Deltaplan is in de rest van Nederland iets groter dan in Limburg. Geïnterpreteerd vanuit enige achtergrondinformatie kan het draagvlak voor uitvoering van het DPGR niet laag genoemd worden.

Relevant achtergrondgegeven is dat Nederlanders aan dijkverbetenngen en kade-aanleg een derde prioriteit geven op een lijst van aan te pakken maat- schappelijke problemen. Hieruit lijkt te spreken dat Nederlanders momenteel de dijkverbetenng en kade-aanleg belangrijk vinden en de wateroverlast in de getroffen gebieden als publiek thema niet is verdwenen. De hoge prioriteit die aan de dijkverbetenng en kade-aanleg wordt gegeven hangt samen met het gegeven dat Nederlandse burgers de afgelopen winter intensief met de bewoners van de getroffen gebieden hebben meegeleefd.

(24)

• 2 2 •

kennisniveau De groep respondenten in de rest van Nederland bleek relatief goed op de hoogte te zijn van enkele inhoudelijke aspecten van het Deltaplan. Voor de andere onderzochte groepen in de door wateroverlast getroffen gebieden geldt dat hun draagvlak toeneemt naarmate hun bekendheid met voorlich- tingsprodukten stijgt. Bij de groep overige Nederlanders is dit verband veel minder sterk. Dat is logisch gelet op het gegeven dat respondenten in de rest van Nederland hun informatie met name ontvangen via kranten, radio en TV.

info-behoefte De behoefte aan informatie over het Deltaplan is in de rest van Nederland niet groot, maar wel groter dan in de Usseldelta. Tegelijk hecht men hier echter minder belang aan informatie dan in de getroffen gebieden. Het zoekgedrag van Nederlanders sluit hierbij aan: deze groep is ten opzichte van de andere het minst actief,

perspectief-

communicatie Uit het monitor-onderzoek blijkt dat de volgende groepen relevant zijn voor de vergroting van het draagvlak. Van deze specifieke groepen is geconsta- teerd dat zij een relatief klein draagvlak hebben voor de uitvoering van het DPGR én dat voorlichting er toe zou kunnen leiden dat het draagvlak voor het DPGR vergroot wordt.

burgers burgers van 35 jaar of jonger

- burgers die lid zijn van een natuur- of milieu-organisatie burgers die korter dan 12 jaar in hun woongebied zijn gevestigd

In dit onderzoek is voor elke groep bekeken welke extra informatie over dijkverbeteringen en kade-aanleg men wil ontvangen, van welke organisaties en langs welke weg men de extra informatie aan zou kunnen bieden. De onderzoeksresultaten met betrekking tot voornoemde aandachtspunten zijn opgenomen in de onderzoeksrapport.

(25)

BULAGE 1: BEGELEIDINGSCOMMISSIE

dhr. K. Groen, Unie van Waterschappen

mw. drs. A. Stolp, Ministerie van Verkeer en Waterstaat dhr. drs. J.A. Tamis, Ministerie van Verkeer en Waterstaat mw. G.M.F Peters, Waterschap Peel- en Maasvallei

dhr, J.J. André, Waterschap Dsseldelta

dhr. mr. F.J.M. Walstock, Polderdistrict Tieler en Culemborger Waarden mw. M. Nijenhuis, Provincie Gelderland

Adviseur: mw. drs. A.M. Bergers, DTC project support (RVD)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Doordat de Havikerwaard meegerekend wordt met de hotspot Gelderse Poort en door de toename in geulen en strangen, ontstaat een groot leefgebied voor lokale populaties van de

Bron 1 toont een aantal maatregelen die genomen kunnen worden om in Nederland meer ruimte voor de rivieren te maken?. 2p 32 Schrijf de letters D tot en met G uit bron 1 op

• door verstening (regen)water sneller in de rivieren terecht komt, waardoor de tijd tussen de zware regenval en de piekafvoer kleiner. wordt

The conceptualisation of identity as a repressive social and political system conveying images of cultural differences consti- tuted the “truth” used by Afrikaner (governments)

sers en daardeur bewys ge:l.ewer 11 dat de j_nboorlingen bij goede opvoeding beJnvame :r::tedearbeiders konden zijn". Hallbeck hom sterk vir die opleiding van

This study aimed to determine the current status of stunting, wasting and underweight amongst Grade 1-learners in the North West Province of South Africa and then to determine

Associations between the determinants of overweight and obesity in children aged 13–15 years in Bloemfontein, in the Free State province. Bloemfontein: Faculty of Health