• No results found

Cahier Welzijnsgids. Omgaan met beroepsgeheim

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Cahier Welzijnsgids. Omgaan met beroepsgeheim"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De reeks Cahiers Welzijnsgids publiceerde de voorbije jaren rond actueel maatschappelijke thema’s en spreekt hiervoor telkens meerdere materiedeskundigen aan.

Waarom Beroepsgeheim als thema? Het editorial legt uit dat het beroepsgeheim steeds vaker vragen oproept bij professionals.

Enerzijds wordt het beroepsgeheim uitgehold en lijkt het respecteren van geheimen af te brokkelen om tegemoet te komen aan een meer beheersingsgerichte benadering van recht en hulpverlening. Anderzijds klinkt er ongenoegen omdat hulpverleners al te vaak en mogelijk ten onrechte het beroepsgeheim inroepen om het eigen handelen af te schermen.

2016 – Volume 25, Issue 1, pp. 109–113 http://doi.org/10.18352/jsi.480 ISSN: 1876-8830

URL: http://www.journalsi.org

Publisher: Utrecht University of Applied Sciences, Faculty of Society and Law, in cooperation with Utrecht University Library Open Access Journals Copyright: this work has been published under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-No Derivative Works 3.0 Netherlands License

Stas, Freya Vander Laenen (Eds.). Cahier Welzijnsgids.

Omgaan met beroepsgeheim. Mechelen: Kluwer, 182 p.,

31,60. ISBN 978 90 4655 475 3

B O O k S

H I L D E V L A E M I N C k

Dr. Hilde Vlaeminck is docent binnen de KU Leuven Master Sociaal Werk en Sociaal Beleid en was lector deontologie aan de Arteveldehogeschool Gent.

E-mail: Hilde.Vlaeminck@soc.kuleuven.be

(2)

Er gaan stemmen op om het begrip geheim minder rigide – soepeler – te hanteren. Een spanningsveld dat vraagt om grondig denkwerk en….publicatie.

Vanuit welke perspectieven wordt gekeken naar het thema? Het juridisch perspectief opent het Cahier en sluit aan bij de doelstelling: juridische basisinformatie brengen. Ten tweede focust dit Cahier op de specificiteit van beroepsgeheim in diverse hulpverleningssectoren. Naast een bijdrage vanuit de sector justitie wordt beroepsgeheim bekeken vanuit de onderwijscontext, gezondheidszorg en jeugdhulpverlening. Ten derde opteert het Cahier om ruimte te geven aan het ethisch perspectief van beroepsgeheim, ondergebracht in het afsluitend hoofdstuk.

In totaal bundelt het Cahier bijdragen van zeven auteurs. Om toch een zekere samenhang te bewerkstelligen, reflecteert elke auteur rond eenzelfde aangeboden casus.

De auteurs Herbots en Put presenteren een stevig hoofdstuk met juridische basisinformatie.

Ze brengen een verhelderend verhaal en een vergelijkend schema rond discretieplicht, privacybescherming en beroepsgeheim (p. 12). In een tijd waarin vrijwilligers steeds vaker (moeten) worden ingeschakeld in de zorg en al dan niet intens samenwerken met professionals, is dit schema uiterst nuttig en bruikbaar. Reeds in de eerste regels wordt benadrukt dat in hulp- en zorgverleningsrelaties vertrouwen een centrale rol speelt. De deur tussen het recht en andere domeinen wordt hiermee duidelijk opengezet. Erkend wordt dat juridische regels niet op zichzelf staan, maar in samenhang moeten worden gelezen met andere kaders zoals ethiek, deontologie binnen de voorziening, kwaliteitskaders, interne processen en hulp- en/of zorgverleningsmethodieken. Juridische regels bieden een kader, maar het is slechts een kader, want het kan, noch wil, de verscheidenheid en de subtiele nuances in situaties volledig omvatten (p. 37).

Twee vuistregels verdienen een plaats aan elke intervisietafel. Ten eerste heeft elke cliënt recht op het discreet omgaan en op geheimhouding van hetgeen hij in vertrouwen heeft meegedeeld. Ten tweede moet de hulp- en zorgverlener zich steeds de vraag durven stellen wat hem als hulp- of zorgverlener beter geplaatst maakt zodat hij, in plaats van zijn cliënt, gegevens overmaakt aan een ander (p. 39).

De auteurs erkennen volmondig dat risico’s nooit volledig zijn uit te sluiten. Hun uitgangspunt is dat een maatschappij nu eenmaal niet risicovrij is. Een absolute veiligheid en integriteit is niet haalbaar. Geen enkele persoon handelt steeds foutloos (p. 37).

(3)

Vander Laenen als criminologe bespreekt het beroepsgeheim van hulpverleners in relatie met justitie en voegt aan de titel toe dat een geïnformeerde cliënt er twee waard is.

De term justitie dekt een verscheidenheid van diensten, voorgesteld in het schema “Bruggen vanuit justitie naar de hulpverlening” (p. 46). De auteur stelt resoluut dat een hulpverlener die een cliënt heeft met een justitieel statuut niet per definitie moet rapporteren aan justitie. Enkel wanneer het gaat om een voorwaarde voor een alternatieve sanctie, namelijk het volgen van een begeleiding of een behandeling, kan een rapportageverplichting bestaan. Hierrond zijn in de praktijk nogal wat misvattingen. Een overzichtelijke tabel plaatst het type justitieel statuut naast het type justitie cliënt en wordt grondig toegelicht. De auteur benadrukt de vrije beslissingsruimte van een hulpverlener. Ze stelt vast dat het afwijken van het beroepsgeheim “in-het-belang-van- de-cliënt” in toenemende mate aanvaard wordt, ook vanuit de medische sector (p. 50). Tenslotte citeert ze Hutsebaut (p. 60), die stelt dat een spanningsveld tussen de belangen en doelstellingen van de cliënt, de professionals en de samenleving onvermijdelijk is. Wie informatie uitwisselt, beseft dat er een fundamenteel verschil is tussen een professionele praktijk die vooral bepaald wordt door de noden van individuen, en een professionele praktijk die bepaald wordt door de vereisten van risicobeheersing van groepen en het voorkomen van recidive.

Deridder bespreekt het beroepsgeheim in het onderwijs en vertrekt vanuit de interessante vaststelling dat de onderlinge relaties tussen burger, overheid, media en maatschappij grondig veranderden. Dit uit zich ook in de gewijzigde verhouding tussen leerling en school en tussen leerling en steeds mondigere ouders. Dit blijkt onder meer uit een toenemend aantal juridische geschillen. De school communiceert niet langer vanuit een gezagsrelatie. Dit alles heeft impact op de aard en de hoeveelheid vertrouwelijke informatie die met en over leerlingen wordt uitgewisseld. Er circuleren meer geheimen over leerlingen en hun omgeving dan vroeger. De auteur herinnert eraan dat de uitwisseling van vertrouwelijke, niet-scolaire informatie niet behoort tot de kernopdracht van een school. Ook deze bijdrage staat uitvoerig stil bij het verschil tussen beroepsgeheim en discretieplicht en ambtsgeheim. Treffende voorbeelden illustreren de complexe positie van de vertrouwensleerkracht of de leerlingbegeleider. Ook de inadequaatheid van de regelgeving staat ter discussie. Deridder neemt hier geregeld – zij het heel discreet – een eigen standpunt in.

De bijdrage over beroepsgeheim in de gezondheidszorg vangt aan met een frappante reflectie bij de casus, waarin Vande Moortel stelt dat de hulpverlener het recht heeft een geheim te weigeren, te accepteren. Hij koppelt hieraan een meta-vraag, of de maatschappij – de overheid – niet het

(4)

recht heeft om de draagwijdte van een geheim te bepalen. De rechten van de patiënt getuigen volgens de auteur van een groeiend zelfbeschikkingsrecht en een wijzigende visie van het doel van het recht. Interessant is zijn uiteenzetting over de therapeutische exceptie (p. 105) die de hulpverlener het recht geeft om tijdelijk een deel van de waarheid te verzwijgen, zonder dat dit leidt tot het meedelen van een onwaarheid.

Berghman titelt haar bijdrage met een prangende uitspraak: “Ik wil niet meer leven…” en koppelt daaraan de vraag van de hulpverlener: nemen we een minderjarige ernstig? Deze auteur focust niet zozeer op beroepsgeheim “as such”, maar bekijkt de casus vanuit het risico op schuldig verzuim. Zij bewaakt hierbij het verzetsrecht van een jongere en stelt de vraag of het zelfbeschikkingsrecht van een minderjarige verschilt dat van een meerderjarige. Ze besluit dat niet elke wens tot zelfdoding ongepast is. Tegelijk klinkt de waarschuwing dat niet elke wens overeenstemt met de werkelijke behoefte van een jongere. Tenslotte bepleit ze een doordachte afweging tussen melden en beroepsgeheim doorbreken, op basis van de op dat moment voor de hulpverlener bekende gegevens en niet op basis van achteraf-redeneringen.

De auteur Stas koppelt in bijdrage nummer zes beroepsgeheim aan het hulpverleningsprincipe

“de cliënt centraal” en voegt daar enkele regels later categoriek aan toe: de hulpverlener stelt en houdt de cliënt centraal gedurende het hele hulpverleningsproces. Ze maakt komaf met het stereotype beeld van de luisterende hulpverlener die geheimen zit te bewaren en niet in de gaten heeft dat alles in het honderd loopt. Ze verdedigt vurig de informatieplicht van hulpverleners, opdat cliënten een ondubbelzinnig beeld hebben over het feit of en in welke mate de hulpverlener beroepsgeheim heeft. Bovendien zal de hulpverlener bij onrustwekkende situaties twijfels delen met beroepsgenoten en met de organisatie. Deze auteur neemt telkens stelling. Ze begrijpt dat een hulpverlener in een spagaat zit en soms beslist om het beroepsgeheim te doorbreken. Wanneer deze echter de cliënt hierover niet informeert, klinkt bij de auteur een onverbiddelijk oordeel: dat kan absoluut niet (p. 135). Haar besluit? De hulpverlener bepaalt of hij beroepsgeheim behoudt of opheft.

Tenslotte de laatste bijdrage van Liégeois over de ethische visie op het beroepsgeheim. Hij waarschuwt dat ethiek een soort verklarende voetnoot bij het recht dreigt te worden, die probeert het juridisch kader uit te leggen in een taal die voor gewone mensen begrijpelijk is en zoekt naar antwoorden op de problemen die niet of niet duidelijk genoeg door het recht geregeld zijn (p. 156). De auteur poneert dat ethiek meer moet zijn dan dat. Ethiek moet een zelfstandige wetenschap en praktijk zijn die vanuit een eigen perspectief en eigen methodologie een kritische

(5)

reflectie ontwikkelt. Hij erkent dat een ethische reflectie beïnvloed wordt door de wetgeving en stelt anderzijds ook vast dat bepaalde ethische principes, criteria en inzichten opgenomen worden in juridisch afdwingbare codes, zelfs wetten en decreten. Liégeois introduceert de term beschermwaardigheid: het ethisch verantwoord geheimhouden en tegelijk de nodige informatie uit te wisselen (p. 156). Verder bevat deze bijdrage een interessante uiteenzetting over de informatie van andere cliënten als derden. Een vaak genegeerd perspectief, maar relevant in de residentiële sector. De auteur stelt vijf voorwaarden aan het gedeeld beroepsgeheim, presenteert een aantal zorgvuldigheidscriteria maar erkent tegelijk dat het niet evident is om aan alle te beantwoorden.

De slotzin van het editorial hoopt dat de lezer alvast boeiende vragen en reflecties voor verdere discussie zal vinden en wenst veel lees- en leerplezier. Valt er iets te lezen? Jazeker, meer dan honderddertig bladzijden. Valt er iets te leren? Ja en nee.

Wat valt er niet te lezen? De selectie van de sectoren lijkt eerder toevallig. Waarom justitieel werk wel en algemeen maatschappelijk werk niet? Waarom geen bijdrage over beroepsgeheim in de hulpverlening met personen met een beperking? Waarom jeugdzorg wel, maar mensen in armoedesituaties niet? Waarom geen beroepsgeheim bij onlinehulp? Wie krijgt geen stem in dit Cahier? De praktijkwerker die moet handelen, die juridische basisinfo moet lezen en begrijpen, die zich niet herkent in wat zijn/haar team een verdedigbare aanpak vindt. Een andere afwezige auteur is de cliënt, de burger die verwachtingen heeft bij het beroepsgeheim van een hulpverlener.

Onduidelijk is tot wie het Cahier zich richt. Wie hoopt wat te vinden: basisinformatie? Boeiende vragen en discussies? Richten de materiedeskundigen zich tot de eigen achterban, de collega’s of….willen ze vooral novices in het vak een helpende hand/vraag aanreiken?

Zowel de zinvolle metavragen uit enkele bijdragen als pregnante casusreflecties vormen beslist stof voor een verdiepend artikel dat het publieke debat rond ethiek en deontologie aanzwengelt.

Het Cahierformaat bergt inzichten op in hokjes. Ethiek verdient de zuurstof van een veelstemmige discussietafel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nagenoeg alle bevoegde preventieadviseurs gespe- cialiseerd in de psychosociale aspecten van het werk en van geweld, pesterijen en ongewenst sek- sueel gedrag op het werk, of ze

Er moet ten derde worden gewerkt aan een directe werkgelegenheidscreatie in nieuwe, maatschappe- lijk zinvolle activiteiten voor werklozen die het meest onder druk komen..

Het is zelfs gewenst dat de verschillende soorten benodigde zorg voor een individuele cliënt wiens zorgvraag aanbesteed wordt op elkaar worden afgestemd.. Dat kan zijn doordat

Van de reis is de gemeente bovendien niet de eindbestemming, want voor veel taken geldt dat de verantwoordelijkheid weliswaar overgaat naar gemeen- ten, maar dat van daaruit voor

opgemerkt is, de Neder Rijn te veel, en de IJssel te weinig af te voeren heeft, en het dus zaak is, bij verandering in den werkelijken staat van zaken, niet deezen nog meer

Een nieuw lied van een meisje, die naar het slagveld ging, om haar minnaar te zoeken... Een nieuw lied van een meisje, die naar het slagveld ging, om haar minnaar

Leerkrachten/opvoeders zijn voor anderstalige ouders een belangrijke informatiebron bij de meertalige opvoeding van hun kinderen?. Gezinnen hebben vaak behoefte aan ondersteuning

De volgende dag gaan we aan de slag met de Kennisoogst. We halen nog even terug wat we hebben gedaan tijdens het Startpunt. De kin- deren zijn er nog steeds enthousiast over. Wat