• No results found

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek · dbnl"

Copied!
103
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gerrit Komrij

bron

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek. De Arbeiderspers, Amsterdam 1978

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/komr001here01_01/colofon.php

© 2018 dbnl / erven Gerrit Komrij

(2)

Ezels houden van wat ezelachtig is Ambtenaren en lelijkheid

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(3)

IK WEET NIET HOE HET MET U IS

,

LEZER

,

MAAR OP DE

meest zonderlinge momenten laten mijn sociale ambities mij in de steek. En altijd laten ze me in de steek, wanneer ik een pen vasthoud. Ik verzeker u, op sommige momenten, als ik níét schrijf, ben ik 'n deerniswekkend aimabel mens, verdraagzaam, behulpzaam, ja zelfs een beetje sullig. 't Afgietsel van een lamme goedzak, meer niet. Maar zodra ik 'n pen in mijn hand houd, ben ik niet meer te stuiten. Dan ben ik dus als een beest dat zijn eigen kracht niet kent, dan ga ik tekeer dat ik schrik van mezelf! Het is nu eenmaal niet anders. Eén schandalige, maar mooi gescandeerde zin zegt me meer dan honderd daden van menslievendheid. Liefdadig proza is als warme melk: ze vertellen je dat het goed is, maar je wordt er misselijk van als je er teveel van drinkt.

Nogmaals: in de dagelijkse omgang ben ik heus menslievend. Zéér menslievend zelfs. (Twee zielen wonen in mijn borst.) Ik heb wel eens eh - een heel oud vrouwtje naar de andere kant geholpen! En ik heb, als ik me goed herinner, ook eens een schrikkerige kat, die op de vlucht was geslagen, helemaal uit eh - een dwergazalea gehaald.

Ik ben menslievend uit lafheid. Ik móét wel naastenliefde aan de dag leggen, want ik ben 'n sukkel. Naastenliefde is 't omgekeerde van dapperheid.

Wie alleen zijn naasten liefheeft, heeft ze lief om er beter van te worden, om het zichzelf zo gemakkelijk mogelijk te maken of om verder geen gezeur aan z'n hoofd te hebben. Hij is niet dapper. Ach, hoe 't mogelijk is je naasten lief te hebben, terwijl je ze toch kan zien en ruiken, 't is me 'n raadsel.

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(4)

Zelf houd ik van iedereen die zich op veilige afstand van mij bevindt. 't Liefst in een heel ander werelddeel. Voor Afrikaanse negers loopt mijn hart van warmte over.

Met tedere zorg denk ik aan al de snijwonden die ze elkaar in hun stamoorlogen goedgemutst en gul toedienen. Ik snik en schiet in 'n charitatieve stuip wanneer ik aan het bloed denk dat heel ver weg zo overdadig vloeit. En dan tob ik dikwerf úren over hun problemen als: worden hun kinderen wel voldoende bedeeld met gebreide sokken en zakbijbeltjes? of: hebben negers zwarte hansaplast?

Voor veraf-liefde heb ik altijd tijd.

Maar voor naastenliefde? 't Moet niet te zot worden. Journalisten van de radio bij voorbeeld, op zaterdagmiddag, in de Rooie Haan, de alternatieve kweepeer Karel Roskam, de vleesgeworden pedanterie voorop, met de Volkskrant in z'n achterzak, die mensen lopen zó over van naastenliefde, die halen de Afrikanen bij zich thuis!

Ja, over de vloer! Die reizen er zelfs naar toe, om maar naasten te hebben... De naastenliefde komt ze de oren uit, het heeft hun denkvermogen deerlijk aangetast.

Ze zijn zéér begerig naar naasten, 't geeft ze houvast en identiteit. Want dat ze geen identiteit hebben, zulke journalisten, dat is duidelijk, anders zochten ze er niet zo naarstig naar.

U ziet, ik maak me zorgen genoeg. Over dapperheid, over Karel Roskam, over negerpleisters: over de wat forser problemen, zo te zeggen. Over de

wereldvraagstukken. Af en toe heb ik best sociale ambities. En goede voornemens!

Zéér goede voornemens!

U wilt me niet geloven? U denkt dat ik met m'n voornemens de gek steek? Dat vind ik heel minnetjes van u. Heel, heel minnetjes. Ik wil bést met een paar goede voornemens rechtstreeks voor de draad komen, open en bloot! Ik wil best bewijzen dat mijn sociale ambities mij weliswaar vaak, maar

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(5)

niet altijd in de steek laten. Dat wil ik best. Ik heb me bij voorbeeld de volgende drie dingen heilig voorgenomen:

a) om nooit op een fiets met lekke banden, met een drieentachtigjarige negerin achterop die de blues zingt en met een rieten mandje aan het stuur waarin drie loopse bloedhonden met elkaar kontjevrijen, langs de richel te fietsen van het dak van het Paleis op de Dam,

b) om op een kermis nooit bovenaan een duizelingwekkende roetsjbaan de kinderwagen, waarin ik de schattige, doddige drieling van de buurvrouw mee uit wandelen heb genomen, vast te houden,

en

c) om nooit met een pokdalige bakvis, een vrouw met een snor, een secretaresse met spataderen, een script-girl met een loopneus, een huisvrouw met schimmel, een verpleegster met baardschurft, Emmy van Overeem, Irene Vorrink en Lidy van Marissing tegelijkertijd in één en dezelfde lift te stappen.

Ziezo!

Zeg nu zelf, zijn dat geen waardevolle voornemens? Voornemens die er mogen zijn? Voornemens die tot heil van heel de mensheid strekken?

Dit is werkelijk de laatste keer dat ik me van zo'n positieve kant laat zien. Beslist de laatste keer. Sociale ambities horen niet thuis op papier. Ze horen thuis in het familieleven. Ze horen thuis in het verkeer. Ze horen thuis in de Tweede Kamer, al zou je ze daar zo gauw niet verwachten.

De lauwe melk van de naastenliefde moet woordeloos worden rondgedeeld. Wie z'n medemens schrijvend wil helpen of troosten verdient de naam van schrijver niet.

Hij doet maar beter 'n verpleegstersschort voor. De pen is 'n pen, en geen ondersteek.

Schrijven is niets anders dan 't in opperste wellust verspreiden van virussen en bacteriën. De literatuur is geen geneesmiddel, maar een ziektekiem.

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(6)

Naastenliefde? Sociale functies? Ik zou niets aan deze wereld willen veranderen, of versieren. Er vált niets meer te versieren. De lelijkheid heeft gewonnen. Alles is lelijk. Er bestaan enkel nog naargeestige open plekken, vervallen straten, grauwe kadavers waarvan de bestofte ramen je hologig aanstaren, kantoorgebouwen en hotels die door 't achterlijke neefje van de aannemer zelf zijn ontworpen, met 'n viltstift achterop 'n sigarettendoosje, plastic bloembakken, treiterobjecten en kanariegele trams en treinen.

De bastaardmens, 't obscure soort dat ambtenaar en regent heet, zwéért bij alles wat lelijk is. Uiterlijk lijken ze op mensen, ja, 't zijn perfecte kopieën van mensen, maar binnenin is 't leven zwartgeblakerd en de beschaving weggebrand. Alle overheidsinstanties hebben sedert de tweede wereldoorlog geen seconde meer 'n bevlieging van smaak gekend. Ezels houden van wat ezelachtig is.

Alle gebouwen die de laatste dertig jaar zijn neergezet, zijn esthetisch alleen te genieten wanneer je er bovenop gaat staan: omdat dát de enige plaats is van waaruit je ze niet kan zien.

De enige ambitie van de kunst is om overal bovenop te gaan staan: alleen dáár kan je ademhalen. Alleen dáár zie je iets van 'n horizon.

'n Allerminst sociale ambitie.

De architectuur was 'n dienende kunst. Architecten waren dienaars. Daar stak iets nobels in.

De architecten van nu zijn lafaards. Ze hebben hun kunst verraden. De architectuur is 'n crimineel verlengstuk geworden van de tekentafel en de bureaucratie. Alles wat met architecten in aanraking komt wordt lelijk. Wanneer 'n architect de opdracht krijgt om nieuwe woningen te bouwen in oude wijken, projecteert hij steevast dezelfde kneuterige rij van kubus na kubus, een woonerf dat alleen maar geeuw-

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(7)

honger opwekt. Als hij weilanden buiten de steden moet invullen, verrijzen er na korte tijd monumentale strafgevangenissen, met voor iedere mensenmier een cel.

Deze cellulaire architectuur is vadsig, van smaak ontbloot en prikkelt de moordlust.

De moderne architect heeft 't air van de reclameman en de psychiater: zoveel mogelijk geld verdienen met één winderig vuistregeltje en met de invalshoek van een scheet.

De blauwdruk voor een buitenwijk in Purmerend slijt hij hetzelfde jaar nog in Hoevelaken, Yerseke en Assen. 'n Architect verkoopt duizendmaal hetzelfde idee, hij is de vleesgeworden fantasieloosheid, de klerk der klerken. Intussen staan alle steden, alle provincies, alle landen vol met dezelfde doodakelige bouwwerken. 't Wordt tijd dat we de architecten de bevoegdheid ontzeggen om gebouwen te ontwerpen voor levende mensen. Ze zijn kadavers, die zerken planten. Weg ermee!

We kunnen ze nog altijd, tot hun oude dag, tewerkstellen op begraafplaatsen en in crematoria.

De moderne architecten hebben gebrek aan moed. Ze hebben gebrek aan fantasie.

Ze hebben meer oog voor macht en autoriteit dan voor schoonheid. Ze sjokken als blinde mollen aan een touwtje.

De moderne architectuur heeft gebrek aan variatie. Ze heeft gebrek aan humor.

Ze heeft meer oog voor functionaliteit dan voor menselijkheid. Ze is een blinde, geleide machine.

De functionaliteit is officieel erkend, op wereldwijde schaal. De functionaliteit is een uiting van macht, geen kenmerk van de mens. (Nee, nu eens ernstig.) De moderne, functionele architect is de opperklerk der opperklerken. Alles wat na de tweede wereldoorlog werd gebouwd dient te worden afgebroken. Dit is een vereiste.

Huizen, steden moeten door mensen, niet door marionetten worden ontworpen.

Er is behoefte aan ontwerpers die de

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(8)

klerken trotseren. De kantoren van de klerken dienen te worden afgebroken. Dit is 'n allereerste vereiste.

Nu mijn klaagzang over de moderne architectuur, aflevering honderdtien.

Zoals je in een versnelde film een orchidee langzaam ziet opengaan, zo zien we op elk leeg stukje bouwgrond de lelijkheid omhoogrijzen wanneer we maar even onze rug hebben gekeerd. Je knippert met je ogen, en: alwéér 'n architectonische enormiteit! Sombere, maar aandoenlijke wijken worden afgebroken, om plaats te maken voor heldere, maar treurige wijken. Rijen lelijke, te nauwe huizen worden neergehaald en vervangen door rijen nóg lelijker, nóg nauwer behuizingen. De nieuwe architectuur stráált van netheid - 't is altijd een schrale netheid. Een platte, vervelende netheid. Recente hotels en kantoren lijken op refreinen uit hetzelfde deuntje. Ze zijn monotoon. Ze zijn, zeiden we, fantasieloos. En bovenal: ze zijn lelijk. De moderne architectuur is 'n plakkaat van wansmaak.

Vormen de architecten een nieuwe kaste misdadigers? Kan de opgang die de bouwkundige lelijkheid maakt, en die ongetwijfeld een vorm van criminaliteit is, worden toegeschreven aan de architecten? Zijn de architecten verantwoordelijk voor de duizenden zelfmoorden, voor het kapotte huwelijk, voor de drankzucht?

Ik meen van niet.

Verantwoordelijk zijn de bestuurders en de ambtenaren die de vergunningen verstrekken, die de bouwtekeningen met de zelfingenomen, dikke krul die ze hun

‘signatuur’ noemen van 'n fiat voorzien. Niet wie de tekeningen tekent, maar wie ze ondertekent draagt de grootste last.

Architecten neem ik niets kwalijk. Architecten bouwen. Architecten blijven bouwen. Architecten bouwen voort. Dat

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(9)

ligt in hun aard. Waar ze de kans krijgen, vullen ze lege plekken in. Het zijn de bestuurders, het zijn de ambtenaren die de bouwers moeten tegenhouden en reguleren.

Maar dan? Alleen wat aan de smaak en het niveau van de bestuurders beantwoordt vindt doorgang. De architectuur die wij zien is de architectuur die door de regentenzeef werd uitgefilterd. De bouwwerken die wij aanschouwen vormen de binnenstebuiten gekeerde ziel van de ambtenaar. Die ziel biedt 'n armzalig schouwspel. De

steengeworden smaak van de ambtenaar geeft zere ogen. Bloeddoorlopen ogen ook.

De architect die iets verwezenlijkt wil zien zit op zijn hurken bij de ziel van de ambtenaar. Alleen lelijke blauwdrukken krijgen een krul.

Wie lust heeft in ondeugendheid zal niet zo gauw de behoefte voelen aan 'n carrière als agent van politie. Daar steekt niets vreemds in. Wie de chaos bemint gaat niet in de politiek. Ook fantasie vormt nimmer 'n aandrift om in het politieke leven te gaan.

Politici zijn steevast ordelijke, fantasieloze geesten. Dat is ze niet kwalijk te nemen.

Dat ligt in hun aard. Het gevolg is dat er nooit bouwwerken, straten, pleinen, steden verrijzen die uitgelaten, obsederend, wonderlijk zijn. Die ergens één uitstulpinkje vertonen waarvan je opkijkt. De architectuur is 'n dood ding, omdat ze het doodse, immobiele domein van de macht passeert. Niet de kunstenaars, maar de bureaucraten beslissen over het silhouet van onze horizon.

Recht, vierkant, opgeruimd staat netjes: de ziel van de bureaucraat.

Dit is des te misdadiger omdat de architectuur onherroepelijk is. Van 'n jaarlijkse schoonmaakbeurt is geen sprake. Wat staat, staat er. Wat eerst niet meer dan 'n drietal pompeuze, maar papieren krullen leek, is over enkele maanden 'n onafzienbare krater vol grimmige skeletten.

Bouwers bouwen, jazeker. 't Is heel anders, evenwel, dan

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(10)

in de literatuur. Schrijvers schrijven. Duizenden schrijvers schrijven jaarlijks duizenden boeken. Daarvan blijven er één of twee, misschien drie, overeind. Na een eeuw blijkt uit 'n miljoen boeken er één aan de vergetelheid ontrukt. Zelfs de kippedrift van ambtenaren om elke sukkel te subsidiëren kan daaraan niets veranderen.

Met de architecten is het niet zo gesteld. Hun gebouwen stáán er en blijven staan, na de signatuur van 't bestuurlijk ezelsveulen. Ik zeg 't maar zoals 't is. Al kleedt men 'n ezel in satijn, 't zal tóch altijd een ezel zijn.

Je raakt de mensonterende bouwkundige monsters nooit meer kwijt. Flatgebouwen grijnzen je dommig aan, sadistisch knarst onder je voeten de winkelpromenade.

Ongetelde sierbestratingen verspreiden smart en wee, gigantische hotels jubelen hun hymne van eentonigheid.

De hymne van lelijkheid, het is de hymne van de regenten. 't Hoeft niet mooier of gekker te zijn, immers, dan wat een bestuurder mooi of gek vindt? En 't mag vooral geen stijl hebben, of allure! Van stijl en allure houdt 'n ambtenaar niet. Waarom zouden we op de harp spelen als hij zich zelf thuis uitstekend behelpt met de trekharmonika? Wie zou in gouden dromen baden als hij met zijn voeten in 'n teiltje kan?

De verantwoordelijkheid van regenten voor architectuur is 'n bijzondere.

Schrijvers, schilders, musici, ze dienen door de overheid te worden gesteund, gestimuleerd, o zeker. Ze moeten in hevige mate worden gesteund en gestimuleerd.

Maar architecten dienen onder curatele te worden gesteld.

Schrijvers, schilders, musici, laat ze gerust hun gang gaan. Een slecht boek verschimmelt in 'n uitleenbibliotheek, een slecht schilderij verdwijnt naar de kelder van 't museum, een slechte opera trekt drie dove oude dames. Maar de architec-

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(11)

tuur is brutaal, en beroert ieders ogen. Gebouwen zijn onontkoombaar. Ze groeperen zich schaamteloos.

Alleen wat op de tekentafel ligt kan nog worden verscheurd. Ambtenaren zijn daarvoor niet geschikt. Zij verscheuren wat vijandig is aan de bureaucratie en aan de uniformiteit; kortom, de kunst.

Recht, vierkant, opgeruimd staat netjes. Woningen voor de werkman. Slaapsteden.

Winkelcentra. Kantoren die voor 't grootste deel bestaan uit... zonwerend glas, om de zon buiten te houden. Schokbeton. Rijen, schoon. Snel, goedkoop. Functioneel.

't Liefst genummerd. Symbolentaal. Wijkcodes. Straatcodes. Wat we rondom ons zien verrijzen, is het eczeem van de architect met 't slechte geweten. Van de architect die de tweelingbroer is geworden van de ordelijke bureaucraat.

't Hoerig soort architecten heeft zich voor eeuwig vermaagschapt met de magistratuur.

We komen nooit meer van de lelijkheid af. Architectonische vergissingen vallen niet ongedaan te maken. 'n Lelijk schilderij kan worden overgeschilderd. 'n Lelijke opera kan van achteren naar voren worden gespeeld. Maar 'n lelijk gebouw, het stáát er. Over architectuur moet eerst worden nagedacht, goed en grondig. Ambtenaren zijn daarvoor niet geschikt. Dagelijks staan we oog in oog met hun onwrikbare vertoon van lelijkheid, en worden we gepijnigd. Er is geen weg terug, na 'n politieke krul. De gevolgen zijn van schokbeton. En er is maar één ding sterker dan Schokbeton:

het prestige van de ambtenaar.

Als de Bijlmermeer een boek was geweest, had ze allang bij De Slegte gelegen.

't Is maar een nietig verhaaltje, na zoveel woede, het verhaaltje van mijn nieuwe stoep, maar ik moet het u vertellen.

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(12)

In het huis waar ik woon was ooit een dépendance van de hel, dat wil zeggen een kolenzaak, gevestigd. Zwartberoete mannen met akelig oogwit laadden en losten daar kolen. De hele dag was het een komen en gaan van kooltjes, grondstof voor laaiende ovens, gekluisterd vuur. Zo kwam het dat er zich voor het huis een inrit bevond.

Jaren geleden kwam ook aan déze hel al een einde, maar er was nog steeds die inrit. Ik wilde nu eindelijk wel eens 'n proper, blankgeschrobd stoepetje voor mijn deur, zo'n heuse grotemensenstoep.

Ik schreef de gemeente dat ik mij een trottoir wenste, en wachtte. Ik wachtte niet op antwoord, want ik wist allang dat gemeente-instanties er de onbeschofte gewoonte op nahouden om niet te antwoorden of zelfs maar een bericht van ontvangst te sturen.

Het sprak vanzelf dat ik op 'n fatsoenlijk antwoord niet hoefde te rekenen. Nee, ik wachtte tot op 'n dag de man met het pikhouweel zou verschijnen om de inrit weg te hakken. Zo'n man zou komen, ik wist het. Want zo is het met ambtenaren gesteld:

als je er iets instopt, komt er ook altijd iets uit, al weet je nooit waar, wanneer en hoe. Ik wachtte geduldig.

Vijfeneenhalve maand nadat ik mijn smeekbede in deze vijver van onfatsoen had laten plonzen, verscheen de man met het pikhouweel, vermomd als vijf mannen met een kraanwagen.

U moet weten, 't ging maar om een stoepetje van een meter of zes, ach, voor een zwaluw niet groter dan een postzegel.

De vijf mannen hakten gaten in de inrit en gooiden de klinkers losjes straatwaarts.

Ik keek achter het raam naar beneden, tevreden over de macht van de pen. Je schreef een brief, en een halfjaar later vlogen er ineens klinkers door de lucht. Daar kwam een nieuwe wagen van de gemeente aangereden. Een grijphaak tilde er trottoirtegels af die naast de

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(13)

oude klinkers kwamen te liggen. Het zag er hoopvol uit. Vanavond had ook ik een stoep.

De tegelwagen reed weg en de vijf mannen nestelden zich onmiddellijk op de neergelegde tegels. Er werden plastic bekers rondgereikt en daarna dronken ze koffie uit de arbeiderskaraf, die ze thermosfles noemen.

Na het koffieuurtje vertrokken vier van de vijf mannen. De achtergeblevene gooide de rest van de klinkers op een hoop, keek om zich heen, wreef in zijn handen en vertrok toen ook.

Het was maandagmiddag twee uur. Voor de rest van de dag bleef het stil. Er gebeurde niets meer. Ik bleef eenzaam achter met een trottoir dat bestond uit zand en ravage.

Tegen negenen 's avonds kwam alleen nog een derde wagentje aangehobbeld. Een onbekende haalde er drie lampen af die bedoeld waren om het verkeer te

waarschuwen. Hij gooide ze bij de ravage. Toen het donker werd bleken er twee niet te branden.

De andere morgen stond ik later op dan gewoonlijk. Hooggestemd rende ik naar 't raam om te zien hoe m'n stoepetje, m'n heerlijke, m'n felbegeerde stoepetje er bij zou liggen. Zand. Klinkers. Geen mens te zien.

Die dinsdag gebeurde er niets.

Ook op woensdag bleef het stil.

Donderdagmiddag om vier uur: daar kwam een vierde wagen aan. Deze bracht scherp zand. Na vijf minuten lag er iets van een grafterp voor mijn deur. Daarna werd het weer stil.

De vrijdag kwam. Eindelijk! Vrolijk getik van hamers op steen wekte mij. Drie geheel nieuwe mannen hadden al drie rijen tegels neergelegd. Ook 'n nieuwe stoeprand lag er, stralend. Toen ik uit het raam keek, stopten ze met hun werk, want daar kwam een vierde man aangelopen met flesjes bier.

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(14)

Gulzig verdween slok na slok door de werkmansstrot. Daarna pakten ze hun boeltje en vertrokken.

Het was tien uur 's ochtends.

Natuurlijk, zo hield ik mezelf voor, zouden ze terugkeren om 't karweitje ten einde te brengen. 't Was maar zó'n stoepetje. 't Zou voor het weekend best aan kant zijn.

De voetgangers hoefden niet langer midden over straat. Maar het bleef doodstil.

In 't weekend namen kinderen bezit van het hoger- en honden van het lagergelegen zand. Een bonte mengeling van drollen en kindergeluiden maakte mijn huis tot een paradijs.

Maandag: niemand.

's Dinsdags kreeg mijn buurman een woede-aanval en greep naar de telefoon. Een uur later stond er een ambtenaar voor zijn deur. Er was geen zand genoeg geweest, en ach, we moesten toch begrijpen: het was bouwvakantie en dan werden voor dit soort klusjes onvolwaardigen en debielen ingezet... Daar konden we toch wel begrip voor opbrengen?

En het werd opnieuw woensdag en donderdag.

Ook de derde lamp brandde niet meer.

Vrijdagmorgen, de tweede vrijdagmorgen was het ineens druk. Er kwam een wagen zand, er kwam een wagen tegels, en er kwam een wagen met vijf stratemakers. Ze waren allemaal nieuw. Zinloos gingen ze verder waar de anderen gebleven waren.

Ze zagen er allerminst debiel en onvolwaardig uit.

Na veertien dagen had ik m'n stoepetje, maar begreep ik ook waarom de hele stad er nu al jaren zo open bijlag, als een bloedende wond zonder bloed. Rondom bouwputten, opengegraven straten, en nergens een gemeentewerker te zien. Je kón ze niet zien, want ze werden door ambtenaren van hier naar daar gestuurd, in 'n eeuwige rondedans. Niet de vijftien arbeiders die ik vluchtig had waargenomen nam ik

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(15)

hun tempo kwalijk, want door langzaam te werken houd je juist wat voor 'n ander over - er is te veel werk voor te weinig arbeiders. Langzaam werken, dat was sociaal.

Nee, de ambtenaren nam ik hun tempo kwalijk. Ze werkten te hard, want er was te weinig werk voor te veel ambtenaren.

Dus máákten ze werk: dag in dag uit ontwierpen ze wandeltochten, reisschema's, ja hele landverhuizingsroute's voor hun gemeentewerkers, en nergens voelden deze gemeentewerkers zich thuis, en alles verzandde, en de stad werd net zo woestijnachtig als het brein van haar ambtenaren.

Vier dagen later werden de waarschuwingslampen die niet waarschuwden weggehaald. De tegels die resteerden werden daarna nog door een afzonderlijke colonne mechanisch tot puin gestampt. Het waren mooie, nieuwe tegels.

't Was maar zo'n klein stoepetje...

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(16)

Twiet-twiet-twiet Vrouwen en paters

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(17)

'

T ZIJN MEESTAL ONBEDUIDENDE MENSEN DIE BANG

zijn voor binnenkamers. Wie bang is voor groteske details is bang voor zichzelf. De onbeduidendheid van de wereld herinnert ze te zeer aan hun eigen onbeduidendheid. Daarom moet alles zijn:

groots, heilig, machtig.

Internationaal.

Zo internationaal als de Haagse romancière Margaretha Ferguson die in een

‘Hollands Dagboek’ in

NRC

/Handelsblad verklaarde ‘niets’ te moeten hebben ‘van het miezerige binnenhuisgedoe dat in Nederland opnieuw voor “de werkelijkheid”

doorgaat en wat men “realisme” noemt, zodoende blijkgevend van een sterk gereduceerd inzicht in het bestaan.’

Deze woorden van Margaretha Ferguson zijn me ('t zijn weliswaar geen woorden die ze zelf heeft verzonnen, maar 't is flauw om daaraan zwaar te tillen) uit het hart gegrepen, zoals ze dat noemen - óók ik wil zonder blikken of blozen even

onnederlands zijn als deze internationale Ferguson en voor geen goud ter wereld zou ik blijk willen geven van een sterk gereduceerd inzicht in het bestaan.

Wie wel?

Dus ik lees aandachtig 't dagboek van deze gewichtige romancière, op zoek naar recepten om mijn inzicht in het bestaan aanzienlijk te verbreden. Ik wil dat ze me van mijn miezerige aanvechtingen afhelpt.

En nu wéét ik wat de werkelijkheid is, waarachtig! De werkelijke werkelijkheid!

Nu weet ik hoe 't er buitenshuis toegaat! Hoe kon ik zo lang zo blind zijn? Hoe heb ik me zolang kunnen afgeven met dat miezerige binnenhuisgedoe?

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(18)

Je moet je, zo doceert de fameuze Ferguson, voortdurend verheugen in ‘levensblije stellen die eigenhandig de bakstenen uit de stoep lichten en in de aarde zonnebloemen zaaien of groene, hoog opklimmende ranken.’ En je moet ook wekelijks een uur Tibetaans mediteren bij je benedenbuurvrouw. En je moet ‘zo maar lekker in een huis in de Archipelbuurt’ naar Russische en Tsjechische liederen luisteren. En alsof dat nog niet onmiezerig genoeg is, moet je bij de groenteman steeds luidop zeggen dat je géén Chili-appels wilt: ‘Groenteman, een pondje appels, maar denk erom, ondeugd, niet uit Chili!’

Ik hoor haar aan bij haar dagelijkse maaltijd: ‘Bij het aanschouwen van ons doorsnee-voer zoals donkerbruin brood, zilvervliesrijst, citroenen en sinaasappels, sojabonen, sla, overvalt me vaak een welhaast religieuze verrukking, naast denken over economie, politiek, derde wereld, etc.’

Nu word ik toch een beetje argwanend. Náást denken? Krijgt ze behalve van het aanschouwen van donkerbruin brood ook van het denken een godsdienstige stuip?

En denkt ze dan over de derde wereld, etc? et cetera? Waar zou deze Haagse pausin der naaikransjes nog meer aan denken?

Ze ‘aanschouwt’ haar zilvervliesrijst, waar gewone stervelingen het maar met

‘bekijken’ moeten stellen, en blijkt bovendien in staat om als 'n epileptische Hadewijch na te denken over... et cetera! Dat is geen Hollands buitenhuisje, dat is 'n

bezienswaardigheid van wereldklasse!

Oh, als je meende dat je alle gemeenplaatsen schoon achter de rug had, dan duiken ze najaren toch nog 'ns weer in alle hevigheid op bij een juffrouw in den Haag.

Liever 'n gereduceerd inzicht in het bestaan dan uren Tibetaans mediteren bij de benedenbuurvrouw! En liever ook koekeloer ik de hele dag miezerig voor me uit dan dat ik in religieuze verrukking over et cetera nadenk.

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(19)

Nee, deze Ferguson lijkt me geen goede raadgeefster. Ze belooft je brood en geeft je stenen. Terug moet ze maar weer naar haar naai- en verstelwerk, ze mag weer borduren ook, want ze belazert de kluit.

Ik vrees dat mijn miezerigheid ongeneeslijk is, en dat ik gedoemd ben klein met het kleine te zijn. Nooit zal mij bij het aanschouwen van een sojaboon de extase ten deel vallen, hoogstens de slappe lach. Nooit zal ik me een mondiale kijk eigen maken, ik ben verloren. Nooit zal ik het dronkenmakende bewustzijn deelachtig worden dat achter een lekker huis in de Archipelbuurt de Derde Wereld begint, waar ze het zonder doorsnee-voer moeten stellen. Nooit raak ik van de heiligheid van een kosmisch uitgedijd inzicht in het bestaan doordrongen. Nooit ook word ik een Haagse theetante.

Mijn hartstocht zal altijd blijven uitgaan naar de miezerige werkelijkheid, mijn hartstocht geldt het ‘gedoe’. De oude kop van Ferguson brengt me méér in extase dan een sojaboon.

't Is, wat ik zei, een ongeneeslijke hartstocht. Ook als ik op reis ben word ik er door geteisterd. Zelfs op internationale schaal speur ik slechts naar 't miezerige binnenhuisje. Zelfs in verre landen (ver voorbij de Derde Wereld achter de Archipelbuurt) blijft mijn inzicht in het bestaan jammerlijk gereduceerd.

Je was bij voorbeeld in Griekenland, kort geleden. En geen moment wisten je daar in de courant artikelen te boeien over de Aegeïsche olievelden of over Cyprus. Het gebakkelei met de Turken liet je koud. Als één Griek in Istanboel zijn enkel verstuikt en een ander loopt er 'n sneetje op, dan schrijven alle Atheense couranten al:

‘Bloederig pogrom in Turkije!’

Nee, hartstochtelijk zocht je ook daar naar het nieuws dat niet opgeblazen kon worden, en toch van ellende zwanger was.

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(20)

Zo ziet de courant van 'n jammerlijk gereduceerde er in zo'n land bij voorbeeld uit:

‘Grigorios Tomasos, 40 jaar, werd gearresteerd, omdat hij donderdag jl. in Athene, rijdende op de Averof-straat, trachtte een agent te raken met zijn auto. Kort daarvoor was Tomasos door betreffende agent berispt vanwege te overvloedige toepassing van de claxon van zijn automobiel.’

‘De arbeider Athanassios Stangopoulos, 57 jaar, raakte ernstig gewond toen een dak van een textielfabriek in Lavrion, Attika, op vrijdag jl. instortte. Het dak van de fabriek stortte in, zo deelde de politie gisteren mee, ten gevolge van het ontbreken van voldoende ondersteuning.’

‘Een hevige explosie zorgde voor paniek en brak alle ruiten van een

insecticidenbedrijf in de Atheense voorstad Kaissariani op vrijdag jl. Er vielen geen slachtoffers. De explosie vond plaats, zo werd gerapporteerd, als gevolg van een chemische vereniging van gassen.’

‘De politie van Kalamata arresteerde donderdag de eigenaar van een plaatselijke frisdrankenfabriek na de ontdekking van de restanten van een hagedis in een door voornoemde fabrikant ter verkoop aangeboden fles, zo werd gisteren gerapporteerd.’

‘De bouwvakker Emmanuel Kottakis en de buscontroleur George Houzouris werden gearresteerd omdat ze in het dorp Kaloxylon op Naxos in een nachtclub dansten terwijl het orkest het volkslied speelde. Drie musici uit het orkest werden de volgende dag eveneens in hechtenis genomen.’

Zulk ‘realistisch’ en dus miezerig nieuws blijft mijn ware hartstocht, waar ook ter wereld. Hartstochtelijk probeer ik, iedere keer weer, mijn hartstochten af te zweren.

Het lukt niet.

Want in dit nieuws ligt alles verscholen, en in Fergusons religieuze verrukkingen steekt Hoegenaamd Niets.

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(21)

Vrouwen bezitten, naar bekend, een mysterieus vermogen om uren, dagen, maanden, jaren te converseren over Hoegenaamd Niets. Geen onderwerp zo gering - neven, nichten, wasmiddelen, het huwelijk, sojabonen, en breipatronen - of ze storten er zich op met een verbale rijkdom, die aan het verbazingwekkende grenst.

Ze babbelen uren in de portieken, bij een kopje thee kwekken ze met gemak een middag stuk.

Vergelijkend calorieënonderzoek, quasi-romantische roddel, religieuze

verrukkingen, kwaaltjes: ik noem nóg maar een paar artikelen, waarvan het vrouwelijk praatmagazijn overloopt.

Van kindsbeen af heb ik vrouwen dit mirakel tot stand horen brengen: het praten zonder iets te zeggen. Miljoenen woorden heb ik ze horen afvuren, zonder er wijzer van te worden. Als kleine jongen al zat ik, stom van verbazing, op mijn knieën onder de tafel en luisterde hoe daarboven de woorden over en weer vlogen, slechts af en toe begeleid door een gerinkel van theekopjes, of door het geluid van een lepeltje dat roerde. Mijn oudtantes waren op bezoek.

Over en weer vlogen de woorden, het ene woord kaatste het andere terug, sliertige woordennevels kringelden omhoog, zinnen gingen combinaties aan met andere zinnen, het was een verbale sint-vitusdans. Nooit kreeg je de indruk dat een woord ergens arriveerde of bleef hangen, het praten van vrouwen was als een eeuwigdurende roetsjbaan.

Twiet-twiet-twiet.

Eén oudtante sprak over haar kwalen, de andere over haar man. Ze spraken elk voor zich. Op een kwaal volgde een hoofdstuk echtelijke onvrede, en op een hoofdstuk mannelijk wangedrag volgde weer een kwaal. Ze luisterden geen ogenblik naar de ander. Ze waren innig tevreden. Op z'n minst twee theepotten lang duurde zo'n monoloog in duplo die ze gesprek noemden.

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(22)

Ademloos zat ik onder tafel, me lavend aan deze motregen, zo weldadig en monotoon.

En altijd wanneer ik in de buurt van vrouwen kwam, in later jaren, begon het te motregenen. Ze waren zeer kundig in 't motregenen, ze hadden daarin 'n hoge graad van perfectie bereikt, 't was een talent, dat leed geen twijfel.

In de tram, op het balkon, op bijeenkomsten, tijdens visites, bij de kruidenier:

twiet-twiet-twiet. Conversaties zonder inhoud. Pratende eksters die elkaar wel hoorden, maar niet begrepen. Altijd over hetzelfde, altijd over bijna-niets; nooit met een resultaat.

En steeds vond ik het weer prachtig. Steeds raakte ik weer gefascineerd door dit zinledig gebeuren. Ik kon er nooit genoeg van krijgen.

Het theewatergebabbel van vrouwen, hun watervalachtig geroddel vol venijn maar zonder inhoud: dit vormde voor mij het paroxisme van zinloosheid. Het diende dus gekoesterd te worden. Hun getjilp vulde de leegte met geluid, en zo was het goed.

Het was de rite van de breikous. Het pure gebabbel. Vrouwen waren daar keien in.

Als iemand mij enige tijd geleden zou hebben gezegd dat het nog eens zover zou komen dat vrouwen hun grote talent om gezamenlijk inhoudloos te ruisen en te twieten ook ten overstaan van het publiek van een landelijk dagblad tentoon zouden spreiden, dat ze van hun keukengeroddel een journalistieke deugd zouden maken, dan had ik hem voor gek verklaard.

Maar zie: het is gebeurd. Enkele maanden lang publiceerde de Volkskrant in de rubriek ‘Dag in, Dag uit’ elke zaterdag een correspondentie tussen vrouwen, brieven die de schriftelijke neerslag van eeuwen onbenul vormden.

Wat er bij de kruidenier of op een familiefeestje zo gezellig en voor z'n raap weg wordt uitgeflapt, dat past nu eenmaal

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(23)

niet zo erg in een boek. En 't gekakel en getwiet van een persoonlijke brief, zo genoeglijk als 't uit een enveloppe komt, slaat in de krant een modderfiguur. Brieven zijn voor een algemener publiek alleen belangwekkend wanneer ze van

belangwekkende mensen afkomstig zijn; en dán nog worden ze dikwijls eerst geruime tijd na de dood van zulke pilaren van belangwekkendheid gepubliceerd. Zo niet bij Marjoke, Ineke en Jacqueline, onze correspondentes uit de Volkskrant: al hun onbenul lag dezelfde week nog in uw en mijn bus.

En wat me vroeger onder de tafel waaraan mijn oudtantes zaten de adem benam, dat gezwatel om niets, vervult me nu, zwart op wit in de krant, met intense gêne. Het getwiet heeft vorm gekregen, de eksters hebben de zangberg beklommen: het onmogelijke werd mogelijk.

Nu vrouwen in de mode zijn, worden zelfs hun schillen en dozen in de juweliersvitrine geplaatst. Het vrouwelijk lallen is salonfähig, de inhoudloze monologen van thee-juffrouwen, zo aangenaam als achtergrondruis in tram en wasserette, rollen van de drukpers en pijnigen het oog.

Het is verbijsterend om te lezen, deze correspondentie, het bloed vliegt naar je hoofd: de Firma Schaamrood doet met haar blanketsels en dekkende zalfjes met mij weer goede zaken.

Marjoke, Ineke en Jacqueline corresponderen vanuit Frankrijk, Amerika en Nederland met elkaar - en hun brieven zijn de gestolde vorm van wat mijn oudtantes vroeger over het tafelkleed lieten dansen. Marjoke, Ineke en Jacqueline hebben de driehoek Brooklyn-Parijs-Soest (de plaatsen van bestemming) teruggebracht tot het formaat van een Belgisch tafellopertje. Ze twiet-twieten ook nu nog over mannen en kwalen. Er is niets veranderd. Het gaat nog altijd over Hoegenaamd Niets.

Denderend pijnlijk, een knoetslag voor het oog, een folter-

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(24)

bank voor het verstand, zijn deze feministische monologen. Ik vertel u nu iets over de inhoud ervan. Goede raad: sla eerst blanketsel in.

Net als mijn oudtantes (knotjes in 't haar, natuurlijk, en wratten op de neus) babbelen Marjoke, Ineke en Jacqueline nú over niets anders dan over mannen en kwalen, en nimmer horen ze elkaar. Elk mummelt voor zich uit, het is slaapverwekkend. Het is even slaapverwekkend als de wisseling der seizoenen: na de zomer komt de herfst, en na de winter weer de lente, je hoort er nooit eens van op. Niet één keer veer je uit je stoel van verbazing, of het moest van verbazing zijn omdat ze zo volstrekt verwisselbaar twieten, deze Marjoke, Ineke en Jacqueline. Ze schrijven weliswaar vanuit Frankrijk, Amerika en Nederland, maar het lijkt of één en dezelfde kieviet van hot naar haar vloog om in al deze landen dezelfde van getwiet zwangere luchtpostbrief op de bus te doen. Daar zulks niet mogelijk is, verklaar ik hun verwisselbaarheid als volgt: toen 't Opperwezen de wereld schiep, schiep het slechts één vrouw en gebruikte hij voor 't overige stel carbonpapier. Alle vrouwen zijn doorslagen van één vrouw. Daarom vormen de moderne stencil- en

fotokopieermachines ook zo'n grote stimulans voor de vrouwenbeweging: het lijkt ineens of ze met zeer velen zijn. In werkelijkheid is er maar één vrouw, en dat is al erg genoeg.

Ze horen elkaar niet. Marjoke schrijft vanuit Amerika - ‘het Utopia der corruptie’

- over een ‘lichtelijk feministische’ vrouwentalkshow. Ineke in Nederland antwoordt daarop met: ‘Wat leuk dat jullie een licht feministische mevrouwentalkshow hebben,’

maar neuriet dan onmiddellijk weer zachtkens voor zich uit: ‘Woord en wederwoord, daar is nog nooit iemand wijzer van geworden dus het kan geen kwaad. Wij hebben hier wel shows gehad die gepresenteerd werden

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(25)

door vrouwen maar die bezochten óf te vaak de Society Shop óf ze gingen huilen als iemand hen geheel volgens verwachting in het kruis vatte.’

U kent dit neurie-patroon. Hebben jullie daar zoiets? Wat leuk. Wij hebben ook zoiets. Moet je horen. En dan: de monoloog gaat verder.

't Is overigens niet glashelder wat Ineke's kritiek op de Nederlandse

‘mevrouwentalkshows’ inhoudt: ze bedoelt waarschijnlijk (waarschijnlijk! want het blijft gissen) dat zulke shows alleen met succes gepresenteerd worden door vrouwen in jute aardappelzakken of door vrouwen die luidkeels beginnen te juichen wanneer iemand ze geheel onverwachts in het kruis vat. Dit terzijde.

Marjoke schrijft: ‘Soap opera's overigens zijn melodramatische filmseries, gesponsord door zeepfabrikanten, die het leven van de huisvrouw terwijl de wasmachine draait met wat romantiek moeten opfleuren.’

Ineke hoort deze woorden en neuriet zich meteen in haar eigen situatie in. 'n Kreet, 'n sjabloon, en de deksel springt open. ‘Ik heb trouwens sterk het vermoeden,’ schrijft ze, ‘dat de actualiteitenrubrieken hier door zeepfabrikanten gesponsord worden, gezien de zeepbellen die iedere avond uit al die bekkies komen.’

Jullie boem? Wij boem-boem! U ziet ook: de humor is niet van de lucht. Toffe humor: vrouwen die in het kruis worden gevat en zeepbellen die uit bekkies komen.

Ontspannen humorde kwekt maar wat. ‘Het Utopia der corruptie’. Ze bedoelt waarschijnlijk (het blijft gissen!): paradijs, of luilekkerland. Heel fraai, humorgewijs gezien, is ook Ineke's: ‘Waar ik wel benieuwd naar ben is die mevrouw die sex onhygiënisch vindt. Geldt dat altijd of vooral tijdens de menstruatie vanwege bloed aan de paal?’

Natuurlijk is Ineke niet benieuwd, ze wil alleen maar blijk

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(26)

geven van haar jofele lolligheid. Om (zwart op wit!) een zekere onhygiënische situatie te omschrijven als ‘vanwege bloed aan de paal’, ik kreeg het, al sloegen ze me half dood, niet uit mijn bekkie.

Nóg een humoristisch fragment.

‘Lieve Marjoke. I had a dream... Wel niet zo'n mooie maar ik was er

woensdagochtend nog onwel van. Ik droomde dat ik in een weiland liep en plotseling was daar het Plaza de Mayonaise waar een stuk of elf vrouwen gevulde tomaten zaten te eten. In de verte zag ik een louche man naderbij wippen die obscene gebaren maakte. Hij heette Nico Hakenkruis en zong: “Zijn de mannen niet thuis? Of staan jullie allemaal droog?” De vrouwen moesten er erg om lachen maar ik kreeg het gevoel dat ik zelfs in mijn dromen weer eens geconfronteerd werd met iets wat ik nou écht ordinair vind. Een blote tiet her en der, een man met zijn broek open op televisie en een schuttingwoord op zijn tijd houdt de moed er alleen maar in. Maar

“droog staan” in verband met dames, hu, wat een platitude!’

Hu, wat een platitude! zo besluit Ineke. En gelijk heeft ze. Haar bloed aan de paal en haar Plaza de Mayonaise zijn oneindig veel subtieler.

Maar ik citeer dit fragment niet zozeer om zijn gevoelige humor (een stuk of elf vrouwen, een blote tiet her en der, in verband met dames), als om het hier geleverde bewijs dat vrouwen, wanneer ze niet worden onderdrukt, als vanzelf gaan dromen dat ze worden onderdrukt. Eerst creëren ze zelf het probleem, en vervolgens gaan ze erover tobben. Ze zuigen hun eigen onderdrukking uit de duim. Zo droomt ook een dikke Duitser af en toe over honger: als de buik niet knort, knort het geweten.

Als de Vrouw en Al haar Doorslagen niet worden onderdrukt, bijten ze zélf in het stof. I had a dream...

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(27)

Babbelen over mannen. Babbelen over voetballen. Want wat is dit anders dan mallotig gebabbel: ‘Waar ik nog wel waardering voor heb, is die supporter van het Mexicaanse voetbalelftal die zich ophing na het verlies van Mexico tegen Tunesië. Dát is nog eens consequent. Als iedereen die tóch kijkt, hoewel het natuurlijk allemaal vreselijk is, nu eens dezelfde gevolgtrekking maakte. Dan zou het pas écht lekker rustig op straat worden na een teleurstellende wedstrijd van het Nederlands elftal.’

Werkelijk ongemeen geestig.

Babbelen over kwalen. ‘Morgen moet ik naar het ziekenhuis vanwege een damesfistel,’ schrijft onze Nederlandse Kopie.

Waarop onze Franse Kopie antwoordt: ‘'k Hoop, dat je weer zo heelhuids mogelijk aan de narcose, het snijmes en het ziekenhuis ontkomen bent. Ik heb me nu toch een raar boek gelezen,’ enz. enz.

Ik hoop dat u de ouderwetsheid van dit mevrouwenge-twiet duidelijk is geworden.

Vanwege bloed aan de paal. Vanwege een damesfistel. Het genoeglijke theekransje in de krant. Hoewel het natuurlijk allemaal vreselijk is.

Er zijn mensen die zo weinig te zeggen hebben dat ze daar een beroep van hebben gemaakt. En hun werkzaamheden bestaan eruit om - koste wat het wil - aan het woord te blijven. Door hun ratel geen ogenblik te houden, hopen ze de schijn te wekken van een rijke gedachtenwereld.

‘Zulke mensen’ zijn zielzorgers, vormingswerkers, cultuurfilosofen, vrouwen, tienderangspoëten of leden van de Tweede Kamer.

Zo iemand is pater J. van Kilsdonk

SJ

.

In het weekblad De Tijd ging hij in op de vraag ‘wat homoseksualiteit nu eigenlijk betekent in ons huidig besef’.

Had de pater zich nu maar gebogen over de vraag wat wel

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(28)

‘ons huidig besef’ voorstelt, die vaagheden lijken me zijn favoriet terrein, maar wat moeten we aan met 's paters uitleg van de ‘betekenis’ van homoseksualiteit, al of niet in een huidig besef? We zijn toch ook niet geïnteresseerd in de verhandeling van een blinde over de regenboog?

Maar 't zij zo. We lezen met alle eerbied die we aan een pater

SJ

zijn verschuldigd verder, en we vernemen dat de pater pal achter de homoseksuelen staat. Hij staat niet alleen pal achter ze, hij is er ook vierkant vóór.

Hij is met z'n welwillendheid zó verguld, dat hij ze ‘de homofiele mens’ noemt.

‘Ikzelf (60) was al 28 jaar en zeer geoefend in bespiegelingen over de Heilige Drieëenheid, ja reeds dienstdoend priester te Amsterdam,’ zo schrijft de pater, ‘toen ik voor het eerst met eigen ogen een homofiele mens aantrof die zelf vanuit een pijnlijke noodsituatie een ogenblikje pastorele troost zocht.’

Je zal dat op je 28ste met eigen ogen aantreffen! Daar heeft Paulus het mooi voor het nakijken - want: ‘Paulus, en de enkele andere oudtestamentische woorden in dit genre hebben iets heel anders op het oog dan wij nu verstaan onder homofilie.’

Het oog van Paulus was dus aanzienlijk minder gezegend dan dat van de pater

SJ

:

‘De Bijbel, de joodse traditie,’ zo vervolgt de laatste, ‘raakt de homoseksuele mens niet omdat hij hem eenvoudigweg niet op het oog heeft.’

Alweer dat oog! Ditmaal is het de traditie die iets op het oog heeft, terwijl het in de regel daarvoor nog Paulus ‘en enkele andere woorden’ waren, die samen iets op het oog hadden.

't Zijn merkwaardige staaltjes van acrobatiek. De pater is sterk in 't jongleren: hij spreekt over een élan tot verbondenheid dat sommigen van ons als een spontaan gegeven voelen oprijzen in hun zeer persoonlijke zelfbeleving (ik citeer!), en

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(29)

over het thema van de menselijke tweezaamheid (ik citeer!) en over (ik citeer waarachtig!) de homofiele vriendschap als een eeuwig revolutiemodel.

‘Maar wel,’ zo deelt de acrobatische pater mee, ‘staan mijn ogen en oren stijf van de verwondering dat wij in onze maatschappij niet veel méér mensen met homofiele blikrichting aantreffen bij wie we de neurosen en de verwonderingen [bedoeld zal zijn: verwondingen,

GK

] van hun gezicht kunnen aflikken.’

Nu, dit is niet mis. Gaarne zou ik zien - met eigen ogen! - hoe de pater 't

klaarspeelde om met stijve ogen iemand de neurosen van zijn gezicht te likken. Wat hééft die man met ons kijkorgaan? Een gekleurde relatie, dunkt me.

Hij babbelt maar, en je begrijpt er niets van. Er staan zoveel kromme frasen in zijn pleidooi dat je er, als je er overheen moet lezen, een ijselijk scheve nek van krijgt, nagenoeg als iemand die te lang in het gezelschap van Medusa heeft verkeerd.

Zie dit: ‘...het overkwam mij als een keerpunt in het pastoraat [...] dat mijn ogen [ik kan 't niet helpen!

GK

] voor het eerst een homofiele mens ontdekten die gelukkig was, of eigenlijk een tweetal mensen.’

En dit: ‘Men ziet eigenlijk heel weinig trouwe vrienden, tenzij men zelf zo'n vriendenpaar is. Ze springen ook niet in het oog.’

Deze oogspringerij, ik kan het weer niet helpen! 't Gaat er me om, dat er in 't hele stuk van de pater

SJ

niet één zin deugt. Je ziet eigenlijk heel weinig deugdelijke paters, tenzij men zelf zo'n paterpaar is.

't Spreekt dus vanzelf, ja, het is 't bewijs ervoor, dat ook de ideeën van de pater niet deugen.

Ikzelf (34) ben al 34 jaar en zeer geoefend in bespiegelingen over de homofilie, ja dienstdoend homofiel te Amsterdam en

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(30)

ik voel me door de pater pijnlijk beledigd. Taalkundig, allereerst. Maar ook zedekundig.

Ik weet niets van ‘de speelsheid van jongen met jongen’ of ‘de speelsheid van de sex’. Hier is een wattenfabrikant aan het woord over stalen springveren. De roes van de oorlog, de schoonheid van het geweld, de speelsheid van de sex.

De pater is er anderwerf zó verguld mee dat hij op ‘sex’ niets tegen heeft, dat hij 't ‘speels’ noemt. Hij noemt mij, Gerrit Komrij, de ‘homofiele mens’, zonder dat ik 'm er om heb gevraagd. Ik ben zijn mens niet.

Ik heb tóch al wat tegen dat voortdurende gehomoviel. Je gaat met een kerel naar bed. Met een homoviel zit je op een flatje in Mijdrecht. Je kan best een stomme flikker zijn. Als homoviel ga je op tijd naar kantoor, met je teckel aan een touwtje.

Homofiel: 't woord alleen al is steriel, ja... paterachtig. Maar de heer Van Kilsdonk maakt 't bonter: hij schrijft over jongens die op 'n studentensociëteit met elkaar dansen (hij doet of een ‘andersdenkende’ hem 't verhaal vertelt, maar dat is 'n list uit het arsenaal van al de kanselpredikers die niets te vertellen hebben maar geen stilte mogen laten vallen): ‘Wat een ontspannen gezicht, wat een vrijheid, voor het éérst zijn ze zichzelf. Ik heb het gevoel dat ik iets goddelijks, ja God in hun ogen zie.’

Wat is dat nu weer voor oogziekte?

Kijk, alles kan ik hebben. Ik wil desnoods homoviel zijn tot in lengte der dagen.

Ik laat me met eindeloos geduld door een pater linguïstisch maltraiteren. Maar ik vertik het om te worden aangezien voor 'n oftalmologische rariteit. Ik kijk gewoon recht uit m'n doppen.

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(31)

Kortom (1)

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(32)

WE LEVEN IN EEN DECADENTE TIJD

,

MAAR ZIJN TE

dom om ervan te genieten. Of we schamen ons ervoor. Voltallige gezinnen halen gulzig de voddenmarkten omver op zoek naar een emaille mobilisatiekroes, terwijl ze zóveel verdienen dat ze met een beetje spaarzaamheid een gouden servies konden kopen, met een platina soepterrien toe.

Recessie als mode.

In recessie-café's komen ‘onze’ schrijvers, dichters, academici, filmers en programmamakers bijeen: een collectie weirdo's tussen rottende platen golfkarton die ze ‘donkerbruine kroeg’ noemen. Steevast zijn ze gehuld in blauw spijkergoed waarop nergens een spijker te bekennen valt of in ribfluweel, om er zo griezelig mogelijk uit te zien. Je ontwaart slechts een grote zak van ribfluweel, en als die zak zich bovendien onderscheidt door twee leren stukken in de mouwen, dan weet je het:

dat is een schrijver.

Ze roken recessie-shag, maken recessie-kunst, schrijven recessie-boeken en krijgen er, alsje ze zo ziet, ook langzamerhand allemaal een recessie-kop van.

De leren ellebogen vieren hoogtij. Alles zal lang meegaan! Problemen vooral!

Solide problemen! Tobben en kniezen zal hij, de Hollandse schrijver, en zijn lezers zullen het merken ook! Als hij tenminste ooit van het bestaan van lezers gehoord heeft, dan zullen ze het merken! Dat hij niet voor de kat z'n k... z'n k... z'n kanarie kniesde! Dat de taal geen dansmeid is, geen pooier, geen zweep, geen poederdons, maar een middel! Een middel om iets! Een middel om te!

We leven in een decadente tijd, maar lezen leren-stukken-stukken en recessie-proza... Ocharm!

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(33)

Zoals ze hun vijfkamerflat van twaalfhonderd gulden in de maand inrichten met een kale ficus, een lampetkan en een neteldoek, zo lezen ze ook graag over de crisisjaren, over arbeiders die een licht is opgegaan, over huwelijken die stranden en andere ellende, als dat laatste tenminste ellende genoemd mag worden.

De Cultuur van de Thermosfles...

Er verschijnt haast geen boek meer of het Terug naar de natuuuuuur! schalt je tegemoet. 't Wonen in een Saksisch boerenschuurtje met een geit en vierentwintig kippen schijnt zoiets als 't leven op Versailles. Steeds de mooie tijd dat alles nog ongecompliceerd was, je krijgt er het maagzuur van.

Iedere tijd heeft zijn gemeenplaatsen, en dit nu is de gemeenplaats van het loslaten, het passieve, het slome en het lusteloze.

Van tijd tot tijd laait er in Nederland een wedstrijd op van wie er het internationaalst is. Veel pennevoerders staan dan op om te verklaren dat het niet hún schuld is dat ze het Nederlanderschap bezitten, en dat ze heus wéten dat het in Frankrijk, Engeland, Mongolië, of zelfs in Amerika, beter is, dat ze alleen buitenlandse boeken lezen, oh dagelijks. En dat ze daarbij tegen de klippen op liegen, en 's avonds tóch stiekem gluren in een boekje van Bruna of De Harmonie, dat weten ze natuurlijk zelf 't best.

Nog onlangs was er weer een golf van masochisme (want het komt met golven, dus altijd de een na de ander, de derde verschuilt zich achter de tweede, het parapluie-effect van Hollands laffe glorie), een golf van ‘ik sta boven ons

provincialisme’, van ‘ik ben zéér breed georiënteerd’, ja, je hoorde dat flink, en zelfs de vermakelijke Jan Blokker die zó Nederlands is, nietwaar, dat hij 't feit dat er dooien op het carnaval

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(34)

van Rio vallen nog op de debetzijde van Piet Steenkamps geweten (dubbele boekhouding!) plaatsen zou, verklaarde in een bespreking van een boek van zijn peetvader W.F. Hermans, dat laatstgenoemde als het ware beneden zijn stand columns schrijft in Het Parool om toch vooral maar trouw te blijven aan de negentiende-eeuwse traditie van Dickens, Tsjechow, Balzac en Zola.

Zo hoef je natuurlijk ook weer niet te draaien, vooral niet als je van jezelf al leuk genoeg bent.

Je mag blijkbaar niet schrijven voor de duiten, want wee, Dickens voor en Tsjechow na.

Maar hoe internationaal we ook zijn, we blijven geloven dat een Kropje Sla belangrijker is dan l'Amour Fou. Een loonsverhoging opwindender dan een perfecte moord! Een behoorlijk wegdek nuttiger dan hoogmoed! Liever een Osselapje dan een Echtscheiding! (De zéér internationale ‘God’ is als enige in Nederland deze dans nog steeds glansrijk ontsprongen. God staat hier op één lijn met een Osselapje, een Wegdek, een Kropje Sla, en gooit zelfs hoge ogen naast Jan Blokker).

Er zijn, waarom ook niet, vijf soorten van literatuur. De eerste bestaat uit het aanpakken van grootse onderwerpen in een grootse stijl: een jas die past. Dat is de wereldliteratuur, zoals daar zijn Dante en Nico van Suchtelen. De tweede is een literatuur waarmee ik nogal verguld ben: een eenvoudige stijl voor grootse

onderwerpen - hoe de heer Jansen op een maandag God ontmoet aan de Loosdrechtse plassen; hoe tante Sjaan in eigen woorden haar herinneringen ophaalt aan de slag bij Solferino; hoe een trein in een helse machine verandert terwijl in de wagon een klas met kinderen, niets vermoedend, aftelversjes zingt. De derde soort valt onvermijdelijk in twee delen uiteen: het eerste deel behandelt wereld-

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(35)

schokkende onderwerpen in een klein of afwezig stijltje: het alle schaamte ontblotende hoela-hoela-rokje dat nagenoeg iedere Nederlandstalige dichter om de heupen zwiert, zoals in het liefde-vers

Ik vuur mijn wapen op je af

en merk hoe welkom mijn aanval bij je is.

Weet

dat ik met los zaad schiet.

Wat niet zo dodelijk is.

Laat staan gevaarlijk voor de liefde

van de in Vlaanderen luid bejubelde en dus in Nederland onbekende dichter Willie Verhegghe, die één keer een hele nacht zijn vuurwapen heeft laten liggen om een dichtbundel te schrijven, wat dan ook prompt een bundel werd van louter losse flodders. Dan het tweede deel van de derde soort: onbelangrijke onderwerpen in een smetteloze, lichtvoetige of ook lakonieke stijl: wederom iets moois en lang niet zeldzaam in onze literatuur! Dit is, om in de woordenschat van haute couture te spreken, de geestelijke slobberbroek, zo passend bij onze volksaard. De vierde soort, u raadt het al, betreft de niet-spectaculaire stijl voor niet-spectaculaire onderwerpen.

Het kan hier vriezen of dooien.

De vijfde soort, tenslotte, behelst alle andere soorten van literatuur.

Er verschijnen in Nederland niet veel boeken met een geheel andere wereld erin dan die waaraan we gewend zijn.

Wij willen de magie en de symboliek graag bijbenen.

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(36)

Het geheim, het Verborgene ligt bij ons in de linnenkast of de portemonnaie.

Onder de lakens.

Een Vizioen! Wie heeft er nu een Vizioen!

Twee kwartjes voor een Vizioen!

Dichten kan je leren, alleen handleidingen zijn schaars. De dichter hult zich in geheimen, en zal zijn vak altijd moeilijker doen lijken dan het is, vooral wanneer hij gedichten schrijft van dertien in het dozijn. Bovendien vertolkt de dichter zijn Ziel, en Zoiets gooi je niet zomaar op straat. Ook hier geldt: hoe slechter men iets doet, hoe ondoorzichtiger de theorieën worden. Ontdoe de zielsverrukte figuren van hun kwetterjas en kwaakschil, pulk de bombast uit de o zo meelevende en opstandige poëet, zijn Ziel uit zijn verzen, en wat houd je over? - de figuur van Mae West na een uur in de ongebluste kalk.

‘Woordkunsten’ zijn er wel, en ‘Handboeken der Poëtiek’, maar die trachten ook al het Edel-Schone te vangen en het Wezenlijk-Schone en de Essentiële Kern c.q.

de Kern van het Wezen, kortom, ze gebruiken te veel woorden. Als er ‘daar ga ik van uit’ bedoeld wordt zeggen ze, mét de politici, ‘dat is de grondopzet waarmee ik vertrek’. (Zo las ik eens in een roman van een Nederlands schrijver de waarlijk dramatische slotzin van een hoofdstuk: ‘Maar eerst nog zou hij de volle beker van zijn lijdensweg bewandelen.’)

Als je erom moet lachen, dan is het geen humor. Dat is zeker. Over wat humor wél is wordt door de filosofen nog gevochten.

Het Capitool en de Eiffeltoren zijn hoogst humoristisch voor een Chinees.

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(37)

Wij vinden spleetogen hoogst komisch.

Onveranderlijk komisch vind ik zelf generaals, ministers, de prins-gemaal, J.

Bernlef en een geëmailleerde schuimspaan.

Maar komisch voor iedereen is alles wat slecht afloopt. De Katastrofe, de Zondvloed, de Windhoos, het Auto-ongeluk, de Brand, het Faillissement, de Atoombom, de Zakkenroller, de Schipbreuk en de Derdegraads Verbranding op Mallorca: een circus vol komieken.

Ook een genie misstaat de kruiwagen niet; ook een groot talent moet zich, met het oog op zijn receptie, openbaren op de juiste plaats en tussen de juiste mensen.

Invloedrijke vrienden, het likken van critici, het zichzelve middels een huwelijk laten vermaagschappen, desnoods, aan een vijandige of te veroveren schrijversbent, het in stelling zetten van blinde en dus gezaghebbende propagandisten, ze zijn ook voor baanbrekers haast onmisbare gezellen bij het vestigen van een roem, een mythe, bij het bereiken van een publiek of het kweken van epigonen en studenten die een bron zoeken voor hun geleerdheid. De wonderbaarlijkste schrijvers hebben wat dit betreft geen mestkar geschuwd. Goddank blijft voor het nageslacht de ‘menselijke

waardigheid’ gespaard, want ellebogen rotten en het woord is eeuwig.

Het was Multatuli die zei ‘schrijf zoals je spreekt’, maar hij bedoelde daar mee dat je moest schrijven zoals je sprak wanneer je zou spreken als Multatuli.

Van Zeggelen en Ten Kate spraken heel anders.

Wie ondoorgrondelijk schrijft kan ook niet denken. 't Is een ijzeren wet. In het studentenblad Folia Civitatis schreef een zekere heer Wertheim (professor schijnt de man te zijn) een ingezonden brief die uitpuilde van onsterfelijke regels

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(38)

als: ‘Wat Amsterdam betreft: het is juist dat, door de tegenwerking vanuit Den Haag, dat aan Leiden nog altijd een monopoliepositie wil blijven toekennen, de Chinastudies in Amsterdam nog steeds niet echt tot ontplooiing kunnen komen’ en ‘wat nu betreft de uitspraak van prof. Zürcher dat ook de sociologen van Amsterdam wat betreft China niet in staat zijn tot “sociologisch onderzoek zoals dat hier in het Westen verstaan wordt” - daarin heeft hij natuurlijk gelijk.’

Dat, dat, dat. Nog altijd, nog steeds. Natuurlijk. Wat betreft, wat betreft, wat betreft.

Wat een janboel is het in die man zijn hersens.

Wereldproblemen in kabbalistische onderbroekstijl, een kardinaal op klompen, een filosoof in een doorkijkbloes.

Wat is stijl? Stijl is wat je verkrijgt door weglating en omkering. Stijl is de hardnekkigheid waarmee je taal kneedt tot 'n architectonisch juweel, een visueel strelende en toch weerbarstige balans tussen rondingen, punten, liggende en staande strepen; het waagstuk van de halsbrekende sequenties der m-en en n-en, afgewisseld door de volkomenheid van klinkerwisselingen, ingeklemd tussen accenten,

punt-komma's en uitroeptekens. De muzikale kunst van de dwarsbalk en de horizontalen, en vooral de militaire, vlammende vervolmaking door de verticalen;

'n krimpende en uitdijende slagorde; het ware kenmerk van 'n tektonisch schrijver.

En altijd weer moet het een moeiteloze indruk maken; zinnen zijn geen graten, die je te pas en te onpas in de strot blijven steken. Kome wat komen mag, maar kome de punt op tijd! Stijl: architectuur en adem.

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(39)

Ter waarde van een daalder

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(40)

1

De flat is op de derde verdieping, niet op de twaalfde. Het ergert Nicole meer dan zij wil toegeven. Zij kijkt uit het raam waarvan de onderste helft wordt ingenomen door vetplanten. Halve bomen, halve gevels. Van de vijfde verdieping al zou je de kruinen van de bomen kunnen zien, het dak van het bejaardenhuis. Nu kijkt Nicole recht in de snufferds van de oudjes die, meestal twee aan twee, geklemd zitten in de gaten van het bejaardenhuis.

Kwart voor acht. Er is niets te doen. Zij heeft de Viva uitgelezen, en twee keer de rubriek van de ingezonden brieven met o.a. de klacht van het meisje dat al te uitpuilende schaamlippen had. Nicole heeft het bij zichzelf nagekeken met een handspiegeltje. Alsof ze tijdens de lectuur, beinvloed door de lectuur, uitgegroeid waren. Daarna heeft zij ongeoliede pinda's gegeten, en te veel gerookt. De buren die lachen. De lift die aanslaat. Vrachtwagens. De

TV

mag nog niet aan, anders slaapt Frederikje niet.

Zij heeft hem brullend naar bed gebracht, midden in een uitzending van De Wonderen der Natuur.

Dit zijn de eerste alinea's van de nieuwe roman van Hugo Claus: Jessica! Opnieuw een boek vol borsten, bloed en schaamhaar. We klimmen als een luis in het

schaamhaar van dit proza, als een luis met een loupe in dit schaamhaar.

De flat is op de derde verdieping, niet op de twaalfde. Begin, omdat je toch ergens moet beginnen. De flat is op de tweede verdieping, niet op de dertiende, had er ook kunnen staan.

Het ergert Nicole meer dan zij wil toegeven. We kennen Nicole nog niet. Toegeven aan wie? Aan zichzelf? Als ze het niet aan zichzelf wil toegeven, ergert ze zich niet.

Maar ze

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(41)

ergere zich juist méér. Ze wil het dus niet toegeven aan een ander. We kennen Nicole's kennissen nog niet. De auteur introduceert Nicole hier als opgezouten ergernis.

Zij kijkt uit het raam waarvan de onderste helft wordt ingenomen door vetplanten.

Je zou niet zo gemakkelijk verwachten dat de bovenste helft door vetplanten werd ingenomen. - De helft? Dan is het óf een klein raampje of het zijn verdraaid grote vetplanten. - Ze kijkt uit het raam? Over de vetplanten die de onderste helft in beslag nemen heen? Dan is ze minstens twee meter twintig lang.

Halve bomen, halve gevels. Van de vijfde verdieping al zou je de kruinen van de bomen kunnen zien, het dak van het bejaardenhuis. Hier staat onzin. Eenvoudige berekening leert dat ze, wanneer ze a) de kruinen en het dak op de derde verdieping niet ziet en b) als gevolg van de vetplantenrage niet naar beneden kan kijken, nooit halve bomen en halve gevels kan zien.

Nu kijkt Nicole recht in de snufferds van de oudjes die, meestal twee aan twee, geklemd zitten in de gaten van het bejaardenhuis. Ze kijkt in een halve gevel, en toch recht in de snufferds. De snufferds zitten dus naar haar toegekeerd in de gaten van het huis, twee aan twee, dus ook met vier, zes, acht enz. snufferds tegelijk per gat.

Onduidelijk beeld.

Kwart voor acht. Er is niets te doen. Dit moet, als we letten op de ennui der tweede zin, om kwart voor acht 's avonds zijn. Om kwart voor acht 's ochtends valt er bovendien te stofzuigen en te boenen. En daar komt weer bij: mensen met een half raam vol vetplanten zijn nooit om kwart voor acht 's ochtends op. Waarom zitten de snufferds op dit tijdstip in gaten geklemd, naar Nicole gekeerd? Snufferds van oudjes kijken om kwart voor acht 's avonds televisie.

Zij heeft de Viva uitgelezen... Viva, vetplanten. Dit gaat een goedkoop romannetje worden...

...en twee keer de rubriek van de ingezonden brieven met o.a. de

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(42)

klacht van het meisje dat al te uitpuilende schaamlippen had. - ...een heel goedkoop romannetje. Modieuze praat. Al te uitpuilend. 't Feminisme loert om de hoek. Vrouw die Zich Bewust van Zichzelf is. Omdat het Fijn is om Jezelf te zijn. O.a. de klacht:

haastig, lelijk gebruik van 'n afkorting, waarschijnlijk om sneller bij de schaamlippen te komen.

Nicole heeft het bij zichzelf nagekeken met een handspiegeltje. Als we het niet dachten! Feministische aanvechtingen! Alle feministen koekeloeren van 's morgens vroeg tot 's avonds laat met een handspiegeltje tussen hun benen: Emmy van Overeem heeft het zelf gezegd. Toegegeven knap, knáp voor een meid van twee meter twintig om blijk te geven van zo'n adelaarsblik... Een lat met argusogen.

Alsof ze tijdens de lectuur, beinvloed door de lectuur... Curieuze zin.

...uitgegroeid waren. Nóg curieuzer voorstellingsvermogen. Een ingezonden brief in Viva lees je in tien seconden; als je hem twee keer leest in hooguit twintig. Typisch Vlaamse folklore: het omhoogschieten van schaamlippen of het paddestoelen zijn,

‘terwijl ze hees en hortend zingen’.

Daarna heeft zij ongeoliede pinda's gegeten, en te veel gerookt. Dikke meid dus, anders at ze haar pinda's niet ongeolied, en zenuwachtige meid, anders rookte ze niet zo. Dik maar twee meter twintig.

De buren die lachen. De lift die aanslaat. Vrachtwagens. Sfeertekeningen in damesbladstijl. De schaamlippen zijn binnen, de vrachtwagens buiten. Geborgenheid, verveling. Eindeloos uit te breiden.

De

TV

mag nog niet aan, anders slaapt Frederikje niet. Ze bewoont 'n gehorige flat. Je hoort er de buren, je hoort er de lift, en Frederikje hoort de tv. Een tv, evenwel, is een toestel dat aan kan, terwijl het geluid uit is. Je kan kijken zonder lawaai. De schrijver verwart hier een tv met een radio. -

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

(43)

Frederikje! Zo heet men niet... Zo'n naam remt elke lust tot verderlezen.

Zij heeft hem brullend naar bed gebracht... Wie brulde? Brulde Nicole? Brulde Frederikje?

...midden in een uitzending van De Wonderen der Natuur. De tv stond dus toch aan, en nog niet. Voorwaar een Wonder der Natuur!

Manshoge vetplanten, schaamlippen die groeien zoals een grote keel kan drinken, 'n zowel lange als dikke meid met veel ergernis, zenuwen en ogen als verrekijkers, snufferds die in gaten geklemd zitten, een brulaap die Frederikje heet, een tv die voor een radio wordt versleten, zo begint alleen een heel boek vol Wonderen der Natuur.

2

De kus! Het slaat weer door me heen als ik naar zijn slapende gezicht kijk. De schaamte en de verwarring. Na vijfentwintig jaar nog. We waren allebei twintig. We hadden ons als vrijwilligers opgegeven om in Indië tegen de Jappen te gaan knokken.

Ik werd afgekeurd. De avond voor zijn vertrek namen we afscheid van elkaar, nadat we urenlang door regen en herfstwind hadden gelopen alsof we elkaar nooit weer zouden zien. Het was een tocht in vogelvlucht door onze jeugd. De kleinste dingen wisten we ons te herinneren. [...] De meisjes die we allemaal gehad hadden. De grashoeren. [...] Op het eind wilde hij me ook nog gaan uitleggen waarom hij het uitgemaakt had met mijn zuster een paar weken daarvoor [...] hij had me natuurlijk moeilijk, zoals hij altijd smeuig deed, alle details over mijn eigen zuster in geuren en kleuren kunnen vertellen. Hoe ver ze haar tong wel bij hem naar binnen stak en dat ze zo nat werd tussen haar benen als hij met haar stond te vrijen in ons portiek dat het aan de binnenkant van

Gerrit Komrij, Heremijntijd. Exercities en ketelmuziek

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De 4 is vierkant manlijk de 3 rond en vrouwelijk de 9 is een verre nicht van 6 meer in het licht de 7 staat apart tegen zijn stok verstard hij zal wel heilig wezen wij hebben niets

1) Debatsverenigingen zijn zeer populair in Zuid-Afrika, op de dorpen zowel als in de buitenwijken. Het zijn belangrijke faktoren in de volksontwikkeling... A DRIAAN VAN DER S TEL

Gerrit Achterberg (tweede van rechts) te midden van zijn collega's; in het midden het hoofd van de

Dat de Scientologen een klacht bij de Raad voor de Journalistiek indienden laat me koud. Ze hadden net zo goed hun beklag kunnen doen bij de Nederlandse Maatschappij voor

Gerrit Komrij, Papieren tijgers.. korene waant, een literair peillood dat allang goeie grond gevoeld heeft. Van zo'n onderschatting nu heb ik nooit iets gemerkt.) Ik moet

Léonard, die eveneens van huis uit op dit gebied gewapend werd, kon hem hierin partij geven en zo ontwikkelde zich reeds op, maar niet in de eerste plaats dòòr de lagere school

We zien er immers, zoals we zeiden, hun werk niet aangezien we er bovenop gezeten zijn, en ze zouden al een bril moeten ontwerpen met een opening die niet groter is dan de gleuf van

Gerrit Krol, De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels.. Een goede roman is autobiografisch. Niet door de gebeurtenissen die erin beschreven worden, maar als verslag van de