• No results found

Gerrit Achterberg, Eurydice · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gerrit Achterberg, Eurydice · dbnl"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gerrit Achterberg

bron

Gerrit Achterberg, Eurydice. [Utrecht, Het Spectrum] 1944

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/acht003eury01_01/colofon.php

© 2016 dbnl / erven Gerrit Achterberg

(2)

Voor Bertus Aafjes

Gerrit Achterberg, Eurydice

(3)

Orpheus

De strenge grenzen van den dood zijn overschreden zonder licht.

Ik heb gevoeld een vederlicht weerstaan, dat in mij zonk als lood.

Ik buig het doode uit elkaar en dieper gaat mijn wezen in de verre staar, de bleeke kim.

Achter mij sluiten zich als haar verhindering en siddering.

Het laatst, elastische gebaar der nu verlaten levensring.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(4)

Stuifmeel

Gij zijt weer toegevoegd aan vocht, nacht en slaap.

Het is nog vroeg genoeg.

Ik lig in ochtendwaak

de zoete stuifmeel van het woord te mengen met uw wezen.

Wat zoo ontstaat moet levend wezen:

licht en vleugel, kind en kern.

De dood maakte mij arm, maar gij ontmoette deze zoekende zwerm.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(5)

Branding

De bevende binnenkomst van het eerste tusschen ons;

als een bloem die zich opricht dwars door het laatste gedicht.

En het laatste tusschen ons als een donkere golf brons

bloed verstard voor mijn aangezicht;

waartegen een nieuw gedicht ademt en bonst.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(6)

Deur

Mijn hand strijkt over uw deur.

Telkens weer

wijkt op de oude manier plint en paneel.

Ik ga binnen en ben niet meer dan kloppend hart en nier.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(7)

Eigening

Ik ben vannacht doortrokken van uw leven.

Het vond mij en verbrak de vliezen van eenzaamheid en blind verliezen.

Het schoof zich in de overgebleven verlangens met hartstochtelijk believen en gloeide alle vaten open,

die dood waren geloopen.

In mijn geheugen groette gij uzelf.

Het bloed ontstak een gonzend feest van hart tot huid, in ieder celgewelf schuimde uw komst;

overal waar gij zijt geweest wisselden wensch en vondst van plaats en vleesch en geest.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(8)

Volvoering

De binnenzoomen van den dood volvoeren hun begin:

zij vormen u tot voering om.

Gij zijt nergens meer dan in de contouren van het kleed, dat u omhing.

En in de ronding van mijn hand, die uw gelaat omving.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(9)

Bloedgehalte

Vannacht werd je gestalte van het oude bloedgehalte, waartegen het mijne sloeg:

nooit genoeg; nooit genoeg.

Je sprak met een keelen stem:

bezit, omdat ik ben bijeen in deze droom van ziel tot chromosoom.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(10)

Luchtslag

De avond overmant uw dood met transparante krachten:

aartsengelen slachten den hemel rood

om dit gebied, het tweede paradijs, weer in te lijven bij het leven, sedert het is begeven

van graf en zerk.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(11)

Stad

Misschien heeft u een heer gegroet en op dien stond uw beeld

zich ingeprent, voorgoed.

Waar is die heer; ik moet hem vinden vóór hij sterft;

zien hoe gij op zijn netvlies drijft.

Gij hebt met kinderen gespeeld.

Zij zullen tot mij komen wanneer gij onverdeeld vrijkomt in hunne droomen.

Huizen, van u beseft, sluimeren in dat web.

Straten vermoeden u

in andere straten en roepen u:

avondbladen.

Aardbeien.

De stad ging over in eigendom van een met haar begonnen plan.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(12)

Medusa

Oogen, die in mij rusten, ben ik doel.

Aan het onderbewuste onttrekken zij de resten ziel en gevoel,

opdat zich gansch en al de leden zullen sluiten.

Maar ik kan nog niet buiten dit laatst voedsel

voor vers en wil.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(13)

Trompet

Uit de trompet ontstaat uw lijf staalklaar en wit, van leven baar.

Ik houd mijn oogen stijf dicht: het is waar:

het gaaf ivoor, waarvoor ik sterf, klinkt in mijn oor;

gij triompheert over bederf en ik beleef u nerf voor nerf, hand, huid, haar.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(14)

Eigendom

Er liggen parels in uw huis.

Er staan in mij gedachten stil.

Hoe wordt de handeling volbracht, te vinden wat elkander wacht?

Een verre glimlach is op til van eigendom en levenswil.

En glanzen breken door de nacht.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(15)

Droomgebruik

Gij hebt uw kussen koel gemaakt en tot een droomgebruik verheven, waarbij de slaap aandachtig waakt of het uitwisselen van leven en dood mocht wezen opgeraakt.

Wij liggen in het maanlicht samen:

een witte stilte, zonder namen;

begin, dat in het einde haakt.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(16)

Syllaben

Het fluisterbosch laat kennis over u los:

een zee van syllaben, voor ieder vers te bros, wordt door mij heen vermorst.

Vrees en schamen

vermengen zich tot vlucht.

Ik kom in droom terug en uw glimlach hangt in de blaren.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(17)

Zijde

Morgen van zijde en zonder vrees, dat het des nachts geschiede in leugen zal ontvlieden.

Er is geen donker tevergeefs.

Ik kan u niet bedieden dan in een wit ontwijken van elk beslissend teeken, waaraan gij zoudt bezwijken;

hoe ook de woorden smeeken om bloed en vleesch.

Maar langs mijn oogen strijken en in mijn keel zijn heesch onuitgesproken blijken dat gij hier zijt geweest.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(18)

Narcissus

Ik heb mijn lichaam dubbel lief.

Het was uwe vertrouwde

in dingen, die geen naam behouden, zóó toegedekt en diep;

en die zich nu aan mijn besef voordoen als ingebouwde

streelingen, niet meer opgehouden.

Ik heb mijn lichaam dubbel lief.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(19)

Todesraum

Ik ben allang Napoleon geweest en Alexander is een schim in mij bij deze veldtocht naar de overzij om doodruimte voor den geest.

De bataljonen van het vleesch rukken op naar de barrière, bevolkt met bittere chimaeren, die leefden en stierven tevergeefs.

En slaan een bres. Gevleugelte begeeft zich windgewijze verder op den tast der liefde, en is niet verrast

als het naar alle zijden ingang heeft.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(20)

Eigenaar

Regen, ik ben eigenaar van droge terreinen, die elders liggen;

de toegangswegen zijn dichtgeschroeid.

Wil u daar overheen leggen als eenen zegen.

Ik ben gemoeid met een eenzaam huis.

Het heeft zinken daken, om een geruisch op gaande te maken, tot een diepe nacht;

wil zijnen wacht binnen u slaken.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(21)

Uitwendigheid

Alle deurknoppen van uw huis liggen geschapen in mijn vingertoppen, uwe uitwendigheid staat in mij uitgebreid.

In het verlengde van mijn oogas ligt de gang.

Tegen mijn vlakke hand spant de deurspant.

Mijn voorhoofd snijdt uw ruit.

Ik open en niemand sluit.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(22)

Bruidslied

Bruid van den dood, gij zijt geschonken aan handen, die u overheeren

van eigen schaamteloosheid dronken.

Ik kan alleen nog samenzweren met vuur en water, lucht en sterren, die eenmaal in uw oogen blonken, door ze tot lied te transformeeren:

beeld van hun beeld, met u verzonken.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(23)

Dans

De blanke vloeren van den morgen drijven tegen uw voeten en gij staat

tusschen blauwe planetenschijven, duizelend van den dood.

De lange winden, die u verder schuiven, doen u bewegen uit het lood

en diepte krijgen en vanzelve heffen het hoofd, de armen, het gelaat.

Wij zijn teveel seconde om het te beseffen wat wakker worden gaat;

wat nooit gestorven is binnen de effen opstandingen aan den anderen kant.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(24)

Verrijzing

In den mond van den morgen ligt uw graf geopend.

Wij zijn doorloopend bijeen, als vroeger.

Het is niet mogelijk dat tusschen ons dood herbegint.

Een jonge leegte, die u niet kent, heeft ingenomen zijn hard cement.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(25)

Mond

Ik sprak alleen tegen uw mond en de werkelijkheid der tranen, waarin hij te beven stond, vol warm en zoet beamen.

Ik wil naar u toe onder den grond.

Ik wil niet langer verarmen.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(26)

Distantie

Het donker, dat u dekt,

gaat zonder dood in verzen over.

Mijn leven ligt u tegenover, zoover het strekt.

Hoe zal nu in het huis de stilte zijn, wachtende, wachtende als weleer, op mij, op u, op onze wederkeer en met dezelfde zekerzoete pijn.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(27)

Verhouding

Vannacht ging je verhouding met mij aan.

Wij spraken af de laatste trein te nemen.

Je zei: we zien elkaar bij het station.

O groot en positief beslissen op een plein, dat in mij ligt, nu ik weer wakker ben;

zoodat het geen vergissing wezen kan.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(28)

Leegte

Leegte, die liggen bleef, toen gij zijt heengegaan, is vlot geworden, heeft

als een verlaten maan gezweefd en brak tegen mij aan.

Ik heb gedacht aan iets dat leeft, pulver en haren val.

Gerrit Achterberg, Eurydice

(29)

Verschijning

Terwijl het regent tusschen u en mij is elke afstand bezig te vermind'ren.

Ieder figuur aanschouwt zijn overzij zonder zich door de stof te laten hind'ren.

En vage sluiers nemen omtrek aan.

Een omgekeerde orde is op handen.

Ik zie uw oogen in de regen branden.

Om mijn gelaat liggen uw natte handen.

Ga niet meer heen. Of laat mij medegaan.

Gerrit Achterberg, Eurydice

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niet als een God zijt Gij gekomen Maar als een kind uit pijn gebaard Een kind dat lachend in zijn dromen De hemel in zijn hart bewaart Leon van Veen

Ik buig mij voor Uw troon, U gaf Uw eigen Zoon, Hij droeg de doornenkroon ook voor mij, ook voor mij!. Hij droeg de doornenkroon ook

Bij de voorbereiding van een dergelijke editie zou zich trouwens toch de vraag voordoen of bij voorbeeld interpunctie-varianten alléén een integrale herdruk van een

varianten van Vergeetboek geen metrische correcties voor; kennelijk heeft Achterberg op een bepaald moment een zodanige vastheid in zijn metrische patronen aangebracht, dat die

Gerrit Achterberg (tweede van rechts) te midden van zijn collega's; in het midden het hoofd van de

We zien er immers, zoals we zeiden, hun werk niet aangezien we er bovenop gezeten zijn, en ze zouden al een bril moeten ontwerpen met een opening die niet groter is dan de gleuf van

De 4 is vierkant manlijk de 3 rond en vrouwelijk de 9 is een verre nicht van 6 meer in het licht de 7 staat apart tegen zijn stok verstard hij zal wel heilig wezen wij hebben niets

Verheffing naar hogere sferen betekende voor Bilderdijk niet alleen een kennismaking met het heil dat hem wachtte na de dood, maar ook het in contact komen met zijn