• No results found

Belgische pensioenen en de flexibilisering van de arbeidsmarkt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Belgische pensioenen en de flexibilisering van de arbeidsmarkt"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Belgische pensioenen en de

flexibilisering van de arbeidsmarkt

Drie vormen van

arbeidsmarktflexibiliteit

De Belgische pensioenbescherming is gebaseerd op het standaard arbeidsmodel dat bij de formalise- ring van de sociale zekerheid gangbaar was: een voltijds, continu, levenslang tewerkstellingscon- tract bij één en dezelfde werkgever. Onder invloed van de flexibilisering van de arbeidsmarkt hebben echter meer en meer individuen een tewerkstel- lingsstatuut dat afwijkt van dit model.

Contracten in de huidige arbeidsmarkt kunnen op drie manieren afwijken van de norm. Ten eerste

zijn er meer en meer contracten die niet langer voltijds of continu zijn. In de Belgische context gaat het om deeltijdse arbeid, loop- baanonderbreking/tijdskrediet en tijdelijke werkloosheid. We duiden deze arbeidsvormen aan met de term temporele flexibiliteit. Ten tweede hebben steeds minder mensen een contract van levens- lange duur. Dergelijke tijdelijke ar- beidsstatuten omschrijven we met de term contractuele flexibiliteit.

Ten derde is het niet langer van- zelfsprekend om bij één en dezelf- de werkgever tewerkgesteld te blij- ven. In dat geval spreken we van transitionele flexibiliteit.

Onderzoeksresultaten

Ons onderzoek naar de pensioen- bescherming van flexibele werk- nemers maakte gebruik van een dubbele onderzoeksstrategie. Ten eerste brachten we de vigerende eerste-, tweede- en derdepijler- pensioenregelgeving over flexibele werknemers in kaart. De eerste pijler betreft het wettelijk pensi- oen. Bij de tweede pijler gaat het om de aanvullen- de pensioenen via groepsverzekering en pensioen- fondsen. De derde pijler omvat alle individuele initiatieven zoals individuele levensverzekeringen en het pensioensparen. Daartoe bestudeerden we naast de nationale wetgeving ook de relevante collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s). Ten tweede vulden we deze inhoudsanalyse aan met een kwantitatieve analyse van de pensioenopbouw

158 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 4/2006

De socialezekerheidsstelsels van continentale welvaartsstaten hebben hun wortels in een periode waarin mannelijke, voltijdse en ononderbroken standaardloopbanen dominant waren. De laatste decennia heeft de flexibilisering van de arbeidsmarkt echter geresulteerd in een toename van atypische carrièrepatro- nen (deeltijds werk, loopbaanonderbreking/tijdskrediet, con- tracten van bepaalde duur, enzovoort). De verschillende conti- nentale welvaartsstaten staan bijgevolg voor de belangrijke uitdaging om de sociale beschermingsmechanismen af te stem- men op de arbeidsmarktflexibilisering. In welke mate is de huidi- ge Belgische pensioenregelgeving al aangepast aan de groeiende flexibilisering? Hoe kan de pensioenregelgeving worden aange- past aan de groei van atypische arbeidscontracten? Een onder- zoek uitgevoerd door het Centrum voor Sociologisch Onderzoek (K.U.Leuven) werpt een licht op deze kwestie. Hierbij staat een brede benadering van de pensioenbescherming met aandacht voor de opbouw binnen verschillende pensioenpijlers centraal.

(2)

van flexibele werknemers aan de hand van de Pa- nel Studie van Belgische Huishoudens (PSBH).

Uit onze analyses bleek dat de pensioenbescher- ming het hoogst is voor werknemers die hun hele arbeidscarrière doorbrengen in een voltijdse baan.

Een afwijking van de norm van het standaard ar- beidsmodel resulteert in een mindere pensioenbe- scherming.

Eerste pensioenpijler

Een periode van temporeel flexibele arbeid leidt veelal tot een lager pensioen binnen de eerste pij- ler. Op zich hoeft dit geen probleem te zijn. Het la- gere pensioen kan immers worden gelegitimeerd door het verzekeringsbeginsel dat postuleert dat er een band dient te bestaan tussen bijdrage en uitke- ring: een werknemer die minder werkt, bouwt min- der pensioen op. Maar niet alle vormen van tempo- reel flexibele arbeid worden op een gelijke manier behandeld. Terwijl deeltijds werk resulteert in een lager pensioen, geldt dit niet voor carrièreonder- brekingen ten gevolge van loopbaanonderbreking/

tijdskrediet omdat het systeem van gelijkgestelde dagen hier veel meer wordt toegepast. De pen- sioendekking van werknemers met loopbaanon- derbreking/tijdskrediet wordt dus minder aange- tast door de arbeidsafwezigheid dan die van deeltijdse werkers. Het gelijkheidsbeginsel stelt dat mensen die zich in een gelijkaardige situatie bevin- den op een gelijkaardige manier moeten worden behandeld. Kan het worden gerechtvaardigd dat sommige afwezigheden wel en andere geen recht geven op gelijkstelling en dat bepaalde (tempo- reel) atypische arbeidspatronen wel adequaat wor- den beschermd en andere niet?

Bij de lagere pensioenbescherming van deeltijds werk kan nog een tweede kanttekening worden geplaatst. Net als in de meeste Europese landen is deeltijdse tewerkstelling in België hoofdzakelijk vrouwelijk gekleurd. Vrouwen nemen tot zes keer meer deel aan deeltijdse tewerkstelling dan man- nen. Dit impliceert dat vrouwen gemiddeld een hoger risico lopen op een onvoldoende pensioen- dekking. Het is bovendien geweten dat vrouwen vandaag een grotere kans hebben om alleenstaand te worden dan voorheen. Door de hogere echt- scheidingsratio’s en de gezinsverdunning wordt

het risico ouderdom in mindere mate gedeeld in het gezin. Vanuit het perspectief van de armoede- bestrijding bij gepensioneerden zijn deze twee vaststellingen eerder zorgwekkend te noemen.

Zonder nieuwe beleidsmaatregelen, zal de lagere pensioenbescherming van vrouwen met onregel- matige loopbanen in de huidige maatschappelijke context resulteren in een hogere armoede bij ge- pensioneerde vrouwen.

Tweede pensioenpijler

In tegenstelling tot de eerste pijler, gebeurt de aan- sluiting bij de tweede pensioenpijler niet automa- tisch. Voor temporeel flexibele werknemers stelt zich wat dit betreft geen probleem: geen enkel pensioenplan stelt dat deeltijdse werknemers wor- den uitgesloten. Dit is echter wel het geval voor transitioneel flexibele werknemers en vooral voor contractueel flexibele werknemers. Zo worden tij- delijke werknemers minder aangesloten bij de tweede pensioenpijler dan werknemers met een contract van onbepaalde duur. Nochtans is er geen enkele reden om aan te nemen dat tijdelijke werk- nemers minder behoefte zouden hebben aan een aanvullende pensioenopbouw. Als we bij de deel- nemers kijken naar de hoogte van het opgebouw- de pensioen stellen we vast dat voornamelijk tem- poreel flexibele werknemers, net als in de eerste pijler, een lager tweedepijlerpensioen opbouwen.

Bij bovenstaande bespreking van de tweede pen- sioenpijler moet een belangrijke kanttekening wor- den gemaakt. Onze analyses vielen grotendeels on- der een wetgevend kader dat door de Wet op de Aanvullende Pensioenen (WAP) is gewijzigd. Daar- bij kan men verwachten dat de WAP een betere pensioenbescherming van flexibele werknemers kan bewerkstelligen.

We verwachten dat de WAP in toenemende mate een positief effect zal hebben op de aansluiting van flexibele werknemers bij de tweede pensioenpijler.

Niet-aansluiting bij het pensioenplan kan immers enkel nog worden gerechtvaardigd voor tijdelijke werknemers met een contract korter dan één jaar.

Daarnaast stelt de WAP paal en perk aan het ge- bruik van discriminerende maatregelen zoals an- ciënniteitsvoorwaarden in de bestaande pensioen- plannen. Uit de analyses van de CAO’s is inderdaad

OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 4/2006 159

(3)

gebleken dat sectorpensioenen van vóór de WAP meer discriminerende clausules bevatten voor con- tractueel en transitioneel flexibele werknemers.

Op het niveau van de dekking verwachten we van de invoering van de WAP eveneens een positief ef- fect. Uit de analyses bleek dat vóór de WAP transiti- oneel flexibele werknemers bij de sectorpensioe- nen vaak hun rechten op een uitkering verloren.

Dit is niet meer mogelijk sinds de WAP, die de re- gelgeving over de verworven reserves verplicht stelde voor sectorpensioenen. Verder introduceert de WAP een nieuw type aanvullend pensioen, de sociale pensioentoezegging. Zo’n pensioentoezeg- ging dient minimaal twee periodes van gelijkstel- ling te bevatten. Tijdskrediet en loopbaanonder- breking kunnen daarbij gelden als gelijkgestelde periode, deeltijds werk echter niet.

Derde pensioenpijler

Wat betreft de derde pensioenpijler stelden we vast dat deze pijler niet wordt gebruikt ter compensatie van een lagere bescherming binnen de andere pen- sioenpijlers. Dit resultaat duidt op het ontbreken van een gecoördineerde regulering: met het oog op een sociaal billijke pensioendekking dienen de drie pensioenpijlers optimaal op elkaar te worden afgestemd. Momenteel worden fiscale voordelen

toegekend om deelname aan de derde pensioen- pijler te stimuleren. Uit eerder onderzoek blijkt dat deze fiscale voordelen vooral toekomen aan de hoogste inkomens. Nochtans lijkt het aangewezen om deze voordelen niet alleen te gebruiken om de hoge inkomensval bij pensionering op te vangen, maar ook om de pensioenopbouw van die werkne- mers te verbeteren die minder bescherming genie- ten binnen de eerste twee pensioenpijlers.

Gert Verschraegen Annelies Debels Hans Peeters Jos Berghman

Centrum voor Sociologisch Onderzoek (CESO) K.U.Leuven

Bibliografie

Peeters, H., Verschraegen, G., Debels, A., Brosens, G., Van Gestel, V., & Berghman, J. (2005). Pensioenen en arbeidsmarktflexibiliteit. Een onderzoek naar de soci- ale bescherming van flexibele werknemers in de Belgi- sche pensioenpijlers. Gent: Academia Press.

Debels, A., Peeters, H., Verschraegen, G., & Berghman, J.

(2006). De pensioenbescherming van flexibele werk- nemers in België. Tijdschrift voor arbeidsvraagstuk- ken, 22(2), pp. 171-185.

160 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 4/2006

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Die substantiële toename van de werkende bevolking gaat slechts gepaard met een relatief bescheiden verhoging van de werkgelegen- heidsgraad (van 61,8% in 2004 naar 63,7% in

In deze studie wordt de vreemde beroepsbevolking in België beschreven en vergeleken met de autochtone beroepsbevolking aan de hand van gegevens uit de Enquête naar de

De absolute aantrekkelijkheid van een bedrijf wordt berekend door de naambekendheid van een bedrijf te vermenigvuldigen met het aandeel van de respondenten die graag of heel graag

denken we dat we elke keer de oplossing en de ware hebben gevonden, komen er achter dat ze allemaal wel iets ‘mankeren’ en hebben niet door dat we bezig zijn ons hele leven

Bij een verwerving door één van de partijen in onderling overleg die gezamenlijk nog geen 50 % van de eff ecten met stemrecht van de houdsteronderneming houden.. Bij verwerving

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,

Hier moeten we ver vóór 2020 fors iets aan doen, anders zal het probleem van de vergrijzing in combinatie met de krappe arbeidsmarkt alleen maar groter worden,

Hoewel dit wellicht een theoretische situatie is, nu verwacht zal kunnen worden dat hetzij de pensioenuitvoerder dan wel de werkgever de bestaande