• No results found

Hoe vreemd is vreemd op de Belgische arbeidsmarkt?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Hoe vreemd is vreemd op de Belgische arbeidsmarkt?"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Doelgroepen

Hoe vreemd is vreemd op de Belgische arbeidsmarkt?

Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie. (2004). Hoe vreemd is vreemd op de arbeidsmarkt? Over de allochtone arbeidskrachten in België. In: Statistische studiën, nr. 111.

Gebruik van de Enquête naar de Arbeidskrachten

De analyse van de vreemde beroepsbevolking is ge- baseerd op de Enquête naar de Arbeidskrachten van 2002 en 2003 uitgevoerd door het Nationaal Instituut voor de Statistiek. Het gebruik van de

Enquête naar de Arbeidskrachten heeft twee belangrijke voordelen.

Ten eerste wordt de enquête door- lopend georganiseerd met de mo- gelijkheid tot het bekomen van kwartaal- en jaarresultaten. Het ver- werken van de gegevens gebeurt bovendien vrij snel waardoor de cijfers recent en actueel zijn. Ten tweede registreert de Enquête naar de Arbeidskrachten de ondervraag- de personen niet enkel naar natio- naliteit maar ook naar het land van geboorte. In een land als België waar de naturalisatiegraad zeer hoog is, verdwijnen veel buitenlan- ders in statistieken die opgemaakt worden op basis van nationaliteit.

Deze enquête maakt het mogelijk om een onderscheid te maken tus- sen autochtone Belgen en allochto- ne Belgen.

Op nationaal niveau levert infor- matie op basis van de Enquête naar de Arbeids- krachten voldoende nauwkeurige schattingen voor de omvang en structuur van de verschillende ag- gregaten waarin de bevolking op arbeidsleeftijd kan worden onderverdeeld (i.e. inactieven, wer- kenden en werklozen). Dit geldt natuurlijk enkel

114 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 1/2005

Hoeveel buitenlandse arbeidskrachten zijn er? Wie zijn ze en waar komen ze vandaan? Hoe ‘vreemd’ zijn vreemde arbeids- krachten op de Belgische arbeidsmarkt? Wat zijn de belangrijk- ste verschillen tussen allochtone en autochtone arbeidskrachten?

Hebben de vreemde arbeidskrachten grotendeels dezelfde ken- merken of gaat het om een heterogene groep?

Een antwoord op deze vragen vind je terug in de recent gepubli- ceerde Statistische Studie van de federale overheidsdienst Econ- omie, KMO, Middenstand and Energie. In deze studie wordt de vreemde beroepsbevolking in België beschreven en vergeleken met de autochtone beroepsbevolking aan de hand van gegevens uit de Enquête naar de Arbeidskrachten van 2002 en 2003. Er wordt veel academisch en maatschappelijk relevant onderzoek verricht naar de effecten van migratie. Vanuit dat opzicht is een degelijke beschrijving van de huidige situatie onontbeerlijk. Het vormt de hoeksteen waarop divers onderzoek naar migratie moet kunnen bouwen.

(2)

op voorwaarde dat dergelijke analyses gebeuren op een niveau van voldoende omvang. Dit bete- kent concreet dat men voorzichtig moet zijn bij het interpreteren van zeer gedetailleerde resultaten. De EAK is immers een onderzoek op basis van een steekproef waarvan de resultaten na verwerking worden geëxtrapoleerd naar de totale bevolking.

Om vertekeningen te vermijden die zouden kun- nen ontstaan bij een te kleine steekproefbasis zijn de tabellen en figuren opgesteld op basis van het gemiddelde van de resultaten van 2002 en 2003.

Op die manier was het mogelijk de totale steek- proef op te trekken tot meer dan 183 000 personen van 15 jaar of ouder. Het totaal aantal vreemdelin- gen in de samengestelde steekproef bedroeg 15 382 waaronder 2 435 Turken en Marokkanen.

Vreemde arbeidskrachten op de Belgische arbeidsmarkt

Op de Belgische arbeidsmarkt zijn ongeveer 350 000 arbeidskrachten met een vreemde nationa- liteit actief. Zij vertegenwoordigen 8% van de totale beroepsbevolking. Wanneer ook rekening wordt gehouden met genaturaliseerde vreemdelingen stijgt de vreemde arbeidsvertegenwoordiging tot 13%. De meeste vreemde arbeidskrachten zijn EU onderdanen, niet-EU-burgers vertegenwoordigen slechts 2% van de totale beroepsbevolking. Het aandeel vreemde arbeidskrachten in de totale be- roepsbevolking is relatief hoog in België in verge- lijking met de andere EU-15 landen.

OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 1/2005 115 Tabel 1.

Activiteitsgraad, werkgelegenheidsgraad en werkloosheidsgraad van autochtonen en allochtonen (België; 2002 en 2003)

Activiteitsgraad Werkgelegenheidsgraad Werkloosheidsgraad

Autochtonen 66% 61% 7%

Genaturaliseerden 61% 51% 16%

EU-burgers 64% 56% 12%

Turken/Marokkanen 42% 26% 38%

Andere niet-EU-burgers 54% 38% 29%

Bron: NIS, Enquête naar de Arbeidskrachten, gemiddelde van 2002 en 2003

De autochtone en allochtone werkloosheidsgraad naar opleidingsniveau (België; 2002-2003)

Bron: NIS, Enquête naar de arbeidskrachten, gemiddelde van 2002 en 2003

(3)

Allochtonen hebben een lagere activiteits- en te- werkstellingsgraad dan autochtonen enerzijds om- dat een groter aandeel onder hen inactief is, ander- zijds omdat de actieven minder gemakkelijk werk vinden (tabel 1). De werkloosheidsgraad van al- lochtonen is disproportioneel hoog. Bovendien moeten zij die werkloos zijn gemiddeld genomen ook langer zoeken naar een betrekking. De kloof met de autochtonen is het grootste voor niet-EU- burgers en vooral voor Turken en Marokkanen.

Het gemiddelde opleidingsniveau varieert tussen de verschillende categorieën vreemdelingen (fi- guur 1). Turken en Marokkanen zijn oververtegen- woordigd in het laagst geschoolde segment van de arbeidsmarkt. Andere niet-EU-burgers zijn dan weer oververtegenwoordigd in het hoogst ge- schoolde segment. Het opleidingsniveau van EU- burgers en genaturaliseerde vreemdelingen is ver- gelijkbaar met dat van autochtonen. Verschillen in opleidingsniveau volstaan niet om verschillen in werkloosheidsgraad te verklaren. Ook binnen een- zelfde opleidingsniveau zijn er aanzienlijke ver- schillen in de werkloosheidsgraad van autochto- nen en allochtonen.

Vreemdelingen zijn relatief gezien oververtegen- woordigd in de handel, horeca en bouwnijverheid en ondervertegenwoordigd in de meeste diensten- sectoren. Ze hebben vaker een arbeidersstatuut en vooral Turken en Marokkanen voeren in verhou- ding meer handenarbeid uit. Er zijn weinig ver-

schillen tussen autochtonen en allochtonen met betrekking tot voltijdse of deeltijdse arbeid. Niet- EU-loontrekkenden zijn in verhouding wel meer tewerkgesteld met een tijdelijke arbeidsovereen- komst.

Besluit

De resultaten tonen aan dat het belangrijk is een onderscheid te maken tussen autochtonen en ge- naturaliseerde vreemdelingen. Participatie van de tweede categorie is immers lager dan van de eerste.

Genaturaliseerde vreemdelingen die wel participe- ren op de arbeidsmarkt hebben nog steeds af te re- kenen met een hogere werkloosheidsgraad dan au- tochtonen ondanks het feit dat hun gemiddeld opleidingsniveau vergelijkbaar is. Toch is het op- vallend dat de genaturaliseerde vreemdelingen, onder wie toch ook veel Turken en Marokkanen, veel dichter bij de autochtonen staan dan de niet- genaturaliseerde niet-EU-burgers voor wat betreft sectoren van tewerkstelling, type van beroep en professioneel statuut.

Liesbet Okkerse Universiteit Antwerpen Anja Termote

Nationaal Instituut voor de Statistiek

116 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 1/2005

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Geef voor elk van deze eilanden aan wat het belangrijkste verschil is in de verdeling van de beroepsbevolking in economische sectoren ten opzichte van het gemiddelde van

• Irian Jaya / Papua: Het aandeel werkenden in de primaire sector is groter dan het gemiddelde van heel Indonesië, omdat veel mensen in de zelfvoorzienende landbouw of de

Volgens werkgevers in de EU wordt de groei van de export van de EU naar China belemmerd door het beleid van de Chinese overheid.. De werkgevers in de EU willen hierover een

De aansluiting tussen de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid kan worden verbeterd door een toename van de mobiliteit van arbeid. 2p 4 Leg uit hoe door een vergroting van

2p 16 Toon aan dat, met behulp van de gegevens in statistiek 1, kan worden berekend dat in 2001 de participatiegraad van jongeren (afgerond) 45,2% is.. 2p 17 Toon aan dat in 2001

Zijn neus bevond zich midden op zijn borst, de ogen stonden dicht bij elkaar, en zijn oren zaten onder de oksels en waren zo klein dat je ze amper kon zien.. De huid van zijn handen

Experts were then given a final opportunity to comment on the overall design, consumer understanding, use of colours and symbols, and/or wording of each of the remaining five logos..

Te denken valt aan een groep met een relatief lage deelname aan betaald werk, zoals deelgroepen 2, 3 en 4 (figuur 1) waar 55-64 jarigen, vrouwen en allochtonen in relatief sterke