• No results found

Kijken naar de taak of naar de schrijver? Een interventiestudie naar het effect van observerend leren en het bestuderen van voorbeeldteksten bij startende universiteitsstudenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Kijken naar de taak of naar de schrijver? Een interventiestudie naar het effect van observerend leren en het bestuderen van voorbeeldteksten bij startende universiteitsstudenten"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ronde 7

Lieve De Wachter, Jordi Heeren & Kirsten Fivez Instituut voor Levende Talen

Contact: Lieve.DeWachter@kuleuven.be Jordi.heeren@kuleuven.be

Kirsten.fivez@kuleuven.be

Kijken naar de taak of naar de schrijver? Een interventie- studie naar het effect van observerend leren en het bestu- deren van voorbeeldteksten bij startende universiteitsstu- denten

1. Inleiding

Schrijven wordt in het hoger onderwijs niet alleen beschouwd als een belangrijke, maar ook als een moeilijke vaardigheid om onder de knie te krijgen. Verschillende behoefteanalyses geven aan dat eerstejaarsstudenten moeite hebben met academisch schrijven (Berckmoes & Rombouts 2009; De Wachter & Heeren 2012; Van Houtven, Peters & Van den Branden 2012). Een probleem is dat veel studenten moeten leren schrijven door te schrijven, terwijl dat twee verwante, maar toch verschillende proces- sen zijn (Rijlaarsdam & Couzijn 2000). In deze studie vergelijken we daarom het effect van twee interventies, waarbij de schrijver enkel als leerder fungeert en niet als schrijver: de observatie van twee hardop denkende schrijvers op video en de analyse van twee voorbeeldteksten. De twee leeractiviteiten werden gegeven in een stoomcur- sus ‘academisch Nederlands’ die in de twee weken voor de start van het academiejaar plaatsvindt aan het Instituut voor Levende Talen (KU Leuven). Beide interventies focussen op ‘de alinea’ als middel voor heldere tekstopbouw.

2. De interventies

De twee interventies, het analyseren van een tekst en het observeren van een schrijver, vertonen verschillende gelijkenissen. Zo behandelen ze allebei ‘de alinea’ en ‘tekstop- bouw’, bevatten ze allebei een voorafgaande analyse van de taakinstructie en worden ze allebei gegeven in een interactieve klassetting, met klasdiscussies waarbij de studen- ten in groep en samen met de docent kennis opbouwen. De interventies vinden met andere woorden niet plaats in een laboratoriumsessie, maar in een echte lescontext.

5. Hoger onderwijs

143

5

Conferentie 31_Opmaak 1 6/11/17 19:30 Pagina 143

(2)

De tekstanalyse-interventie gaat specifiek in op twee voorbeeldteksten. Deze eerder traditionele, productgerichte interventie wordt vaak beschouwd als een praktische manier om bepaalde genres aan grotere groepen aan te leren (Rienecker & Stray Jörgensen 2003). In deze interventie vergelijken de studenten een sterke en een zwak- kere tekst. Ze analyseren hoe de teksten zijn opgebouwd en hoe de alinea al dan niet bijdraagt aan de tekststructuur. Grabe & Kaplan (1996: 320) geven aan dat een ana- lyse van het product zeer geschikt is om een efficiënt gebruik van alinea’s en structuur- en samenhangbevorderende tekstelementen aan te tonen. Ook de meta-analyse van Graham & Perin (2007) toont een positief, maar redelijk klein effect aan van deze aan- pak bij middelbare scholieren.

De observatie-interventie kan gecategoriseerd worden als een strategiegerichte inter- ventie. Ze gaat terug op de sociale leertheorie van Albert Bandura die later werd uit- gewerkt voor bredere cognitieve domeinen zoals het schrijfonderwijs (Raedts et al.

2009: 142-143; Rijlaarsdam et al. 2008: 66). Studenten leren via modeling: ze obser- veren een succesvolle activiteit bij anderen, analyseren die en bootsen die vervolgens na (Raedts et al. 2009: 142-143). Doordat in de modellen hardop nadenken een cen- trale rol heeft, worden de studenten niet enkel geconfronteerd met de handelingen, maar ook met de gedachten van degene die de taak uitvoert. Zo krijgen ze inzicht in de achterliggende gedachtepatronen van het model. Belangrijk daarbij is model-obser- ver similarity: het model moet zo dicht mogelijk bij de observerende proefpersonen staan (Braaksma 2002). Zo zal de observator sterker geloven in zijn eigen kunnen; zijn self-efficacy, of hoe een leerder zijn capaciteiten percipieert, zal toenemen (Raedts et al.

2009: 143; Schunk & Zimmerman 2007: 7). Vergelijkbaar met de andere groep zul- len de studenten in deze interventie twee schrijvers observeren en vergelijken: een ster- ke en een zwakkere schrijver. De teksten die de modellen schreven, waren dezelfde als die in de productgerichte interventie, alleen kregen de studenten hier niet enkel de tekst te zien, maar vooral hoe die tekst tot stand kwam.

3. De presentatie

In onze presentatie lichten we de twee interventies verder toe en tonen we hoe we ons quasi-experiment hebben opgebouwd. Daarbij gaan we dieper in op de beoordeling van de teksten en de resultaten. De beoordeling gebeurde door vijf getrainde beoorde- laars (alle vijf docenten aan het Instituut voor Levende Talen) aan de hand van een voor deze studie ontwikkelde beoordelingsschaal naar het voorbeeld van Pollmann, Prenger & de Glopper (2012). We delen vervolgens de resultaten mee, schetsen de beperkingen van onze studie en eindigen met de implicaties van onze resultaten voor het schrijfonderwijs in het hoger onderwijs.

31steHSN-Conferentie

144

Conferentie 31_Opmaak 1 6/11/17 19:30 Pagina 144

(3)

Referenties

Braaksma, M. (2002). Observational learning in argumentative writing. [Doctoral the- sis]. Amsterdam: University of Amsterdam.

Braaksma, M., G. Rijlaarsdam & H. van den Bergh (2002). “Observational Learning and the Effects of Model-Observer Similarity”. In: Journal of Educational Psychology, 94 (2), p. 405-415.

Braaksma, M., G. Rijlaarsdam, H. van den Bergh & B. van Hout-Wolters (2004).

“Observational learning and its effects on the orchestration of writing processes”.

In: Cognition and Instruction, 22 (1), p. 1-36.

Grabe, W. & R.B. Kaplan (1996). Theory & practice of writing. An applied linguistic perspective. London and New York: Longman.

Graham, S. & D. Perin (2007). Writing Next: Effective Strategies to Improve Writing of Adolescents in Middle and High Schools – A report to Carnegie Corporation of New York. Washington, DC: Alliance for Excellent Education.

Pollmann, E., J. Prenger & K. de Glopper (2012). “Het beoordelen van leerlingtek- sten met behulp van een schaalmodel”. In: Levende Talen Tijdschrift, 13 (3), p. 15- 24.

Raedts, M., F. Daems, L. Van Waes & G. Rijlaarsdam (2009). “Observerend leren van peer models bij een complexe schrijftaak”. In: Tijdschrift voor Taalbeheersing, 31 (2), p. 142-165.

Rienecker, L. & P. Stray Jörgensen (2003). ‘The genre in focus, not the writer: using model examples in large-class workshops’. In: L. Björk, G. Bräuer, L. Rienecker &

P. Stray Jörgensen. Teaching Academic Writing in European Higher Education.

Dordrecht: Springer.

Rijlaarsdam, G. & M. Couzijn (2000). ‘Writing and learning-to-write. A double chal- lenge’. In: R.J. Simons, J. Van der Linden & T. Duffy. New Learning. Dordrecht:

Kluwer.

Rijlaarsdam, G., M. Braaksma, M. Couzijn, T. Janssen, M. Raedts, E. van Steendam, A. Toorenaar & H. van den Bergh (2008). “Observation of peers in learning to write. Practise and research”. In: Journal of Writing Research, 1 (1), p. 53-83.

Schunk, D.H. & B.J. Zimmerman (2007). “Influencing children’s self-efficacy and self-regulation of reading and writing through modelling”. In: Reading & Writing Quarterly, 23, p. 7-25.

5. Hoger onderwijs

145

5

Conferentie 31_Opmaak 1 6/11/17 19:30 Pagina 145

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2p 2 † Citeer van de drie betreffende meningen de eerste twee en de laatste twee woorden?. 1p 3 „ Deri tüccarlar ı Avrupa’ya açılmak ve tanınmak için nasıl bir

Hen wordt elitarisme ver- weten, maar ik ervoer hen als minzaam, soms wat koud, maar bewust niet mik- kend op het overtuigen.. Ze controleerden niet wat ik met hun

„Voor wie zich niet laat overbluf- fen en eens rustig kijkt wat er nu helemaal klopt aan dit soort ar- gumenten, blijft er weinig over dat tegen het bestaan van God

Ongeveer driekwart geeft aan de GBA in alle relevante werkprocessen te gebruiken.De gemeenten die nog niet in alle relevante werkprocessen de GBA gebruiken (28%), geven daarvoor de

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

“Ik word oma genoemd, mama, mevrouw, maar mijn eigen naam hoor ik nooit meer.” En al houden we ook rekening met mensen die wel met u willen worden aangesproken, sinds we

menige hut in het duister terugtrekt, als schaamde zij zich haar lompenkleed; maar de volle dag brengt ook de armoede van het dop in het volle licht en vertoont de woningen zoals

Wat er gebeurt kunnen we in twee stappen uitleggen: ten eerste speelt in de situatie die de taaluiting rapporteert een of ander per~onage een rol (hier die van 'altijd bij de